ID.nl logo
25 jaar tech: een reis door de tijd
© PXimport
Zekerheid & gemak

25 jaar tech: een reis door de tijd

Computer!Totaal bestaat 25 jaar. In die tijd is er veel veranderd. Waar we in 1992 nog voornamelijk bezig waren met de pc in de vorm van een grote grijze doos, zijn we tegenwoordig voornamelijk in de weer met smartphones die in de broekzak passen. Die zijn wel veel krachtiger dan de pc’s van toen en staan altijd in verbinding met internet.

Het eerste nummer van Computer!Totaal verscheen in februari 1992. Op de redactie hebben we alle nummers naast elkaar in de kast staan. Bladeren door 25 jaargangen Computer!Totaal lijkt bijna wel reizen door de tijd. En net als in de normale geschiedenis, kun je ook in vijfentwintig jaar ‘computergeschiedenis’ (achteraf) duidelijke tijdperken aanwijzen.

Van het pc-tijdperk gingen we via het internettijdperk naar het mobiele tijdperk. En het tijdperk van kunstmatige intelligentie staat op de stoep. We hebben enkele opvallende dingen uit de afgelopen 25 jaar op een rij gezet. Natuurlijk is er veel meer gebeurd, wellicht komen de herinneringen daaraan terug tijdens het lezen!

In 1992 zaten we midden in het tijdperk van de pc. Dat tijdperk begon min of meer met de introductie van de Apple II in 1977. Tot de introductie van de IBM-pc in 1981 was de ‘pc-markt’ nog volop in ontwikkeling. In 1992, toen Computer!Totaal begon, was de pc-markt uitgekristalliseerd en zat zeker in een volgende fase: de groeifase. De IBM-compatibele pc had overtuigend gewonnen van andere soorten thuiscomputers. Een IBM-compatibele pc was inmiddels niet alleen iets voor op kantoor, ook thuis werd overwegend een pc gebruikt. Die populariteit van de pc zie je in het eerste nummer van Computer!Totaal uit februari 1992 dan ook duidelijk terug. In een vergelijkende test vergeleken we maar liefst 34 IBM-compatibele pc’s. In een ander artikel vergeleken we slechts vier andere computers: van Apple, Atari, Acorn en Commodore. Kortom: ook thuis hadden we een pc. Een jaar later volgde de grootste megatest ooit: maar liefst 72 pc’s werden met elkaar vergeleken. Iets dat alle pc’s gemeenschappelijk hadden was het uiterlijk: allemaal grijze dozen met grote grijze crt-schermen. Ondanks de snel ontwikkelende techniek zou dat nog lang zo blijven.

©PXimport

Van vissenkom naar plat

In het eerste nummer van Computer!Totaal zien we in onze vergelijkende test van pc’s enkel crt-schermen; lcd-schermen waren in die tijd voorbehouden aan laptops. Het ging toen voornamelijk om 13 inch grote Super VGA-schermen met een resolutie van 800 x 600 pixels. Thuis stond zo’n lomp scherm vaak in de hoek van het bureau, zo had je tenminste nog wat ruimte op het bureau.

Dat zou nog jarenlang zo blijven, want het crt-scherm zou nog zo’n twaalf jaar de meest gebruikte monitortechnologie blijven. Hoewel de basistechnologie hetzelfde bleef, werden de schermen natuurlijk wel steeds beter. Van 13inch-schermen gingen we thuis naar 15-, 17- en zelfs 19inch-schermen. Rond 2002 begon ook thuis de overstap van crt naar tft en namen we langzamerhand afscheid van de lompe grote bak die op het bureau altijd in de weg stond. Het vierkante tft-scherm is inmiddels ook alweer bijna tien jaar passé, inmiddels gebruiken we breedbeeldschermen. Aanvankelijk in een beeldverhouding van 16:10, maar tegenwoordig net als een breedbeeldtelevisie in een beeldverhouding van 16:9. Full HD (1920 x 1080 pixels) is nog altijd de meest gebruikte resolutie, maar de overgang naar schermen met een veel hogere resolutie is volop bezig. Naast UHD 4K-schermen (3840 x 2160 pixels) zijn er zelfs al 5K-schermen met een nog hogere resolutie.

Het beste van: Joris Peterse

Medion pc uit 2000 Tegenwoordig staat Medion voor nieuwe dieptepunten op het gebied van design en bloatware. Maar rond de eeuwwisseling waren pc’s en laptops van dit merk ongeëvenaard qua prijs-kwaliteitverhouding. De Medion-pc die m’n vader destijds voor me kocht hielp me niet alleen door mijn middelbareschooltijd heen, maar was tevens de pc waar ik het eerst aan sleutelde. Dvd-brander, videokaart, koeling … Het was óók de pc waar m’n schone Windows XP-installatie keer op keer om zeep werd geholpen door de Sasser-malware, en dat bleef doorgaan tot ik deze computer in 2005 verving.

©PXimport

De cpu: meer cores en een gpu

In 1992 zaten in dezelfde test zowel 80286- als 80386-processors en zelfs een enkele 80486-processor. Deze drie generaties in één nummer waren slechts het begin, want processors volgden elkaar in hoog tempo op. Een belangrijke introductie was Intels Pentium in 1993. Voor het eerst had een processor een naam in plaats van slechts een typenummer. Die Pentium bleef ons ook bij omdat de eerste uitvoeringen (60 en 66 MHz) een fout hadden in de floating point unit (fpu) waardoor de uitkomst van sommige delingen niet correct was. Hoewel het om een best theoretisch probleem ging, zorgde de vele media-aandacht ervoor dat Intel een grootscheepse omruilactie op touw zette. Pas in 2007 stapte Intel af van het Pentium-merk voor de topmodellen desktop-processors, en werd overgestapt op Core.

Een paar jaar eerder, in 2003, bracht AMD met de Athlon 64 de eerste 64bit-processor voor de consumentenmarkt uit. AMD was in 2007 met de Phenom ook de eerste met een echte quadcore, Intels Core 2 Quad bevatte namelijk twee dualcore-processors aan elkaar geplakt. Een belangrijke ontwikkeling is de combinatie van cpu en gpu in één verpakking. Intel was met de Core i3 en Core i5 in 2010 de eerste, AMD volgde in 2011 met Fusion en noemt de combinatie van cpu en gpu in één verpakking een apu (accelerated processing unit). Inmiddels is die snelle introductie van nieuwe generatie processors van zowel Intel als AMD een beetje voorbij. Zo is Intel inmiddels afgestapt van zijn tweejaarlijkse vernieuwing (de tick-tock-strategie) naar een strategie waarbij er ongeveer iedere drie jaar een echt nieuwe processorarchitectuur verschijnt. Een teken dat het tijdperk van de pc echt op zijn einde loopt.

©PXimport

Opslaghonger

Het is moeilijk voor te stellen wat voor specificaties onze computers 25 jaar geleden hadden. In de vergelijkende test in het eerste nummer in 1992 had de doorsnee pc een harde schijf van 43 MB. Dat is slechts 0,0045 procent van de opslagcapaciteit van een moderne schijf van 1 TB!

Hoewel er in de jaren 90 al harde schijven met een rotatiesnelheid van 10.000 rotaties per minuut geproduceerd werden, zitten de meeste harde schijven die we nu gebruiken tussen de 5.400 en 7.200 rpm. Hoe sneller de schijf draait, des te groter de kans op storingen en des te meer warmte deze produceert. Toch zijn huidige schijven veel sneller dan die uit de jaren 90. Dat komt door de dichtheid van de schijf: hoe meer data er op de plaat passen, hoe kleiner de afstand die de kop moet afleggen en hoe sneller je data kunt lezen en schrijven. Daar is waar de meeste ontwikkeling heeft plaatsgevonden, die we ook wel de Wet van Moore noemen (zie kader). Van 1990 tot 2005 is de capaciteit van harde schijven met een factor duizend toegenomen. En in 1991 betaalde je nog 6 duizend euro per gigabyte, in 2014 nog maar 0,03 euro per gigabyte.

Nóg sneller opslaan kan met een SSD waarvan de eerste exemplaren rond 2009 bereikbaar weren voor de consument. Toen kostte een SSD met een capaciteit van 120 gigabyte je minstens 319 euro, tegenwoordig heb je al een terabyte voor hetzelfde geld.

We want Moore!

De Wet van Moore is eigenlijk meer een observatie, en stelt dat het aantal transistoren in een circuit van dezelfde oppervlakte ongeveer elke twee jaar verdubbelt, vanwege technologische ontwikkelingen. Dat zegt niets over de prestaties van die transistoren. Nu komen we echter bij een probleem: de transistors worden te klein. Op dit moment zitten we op 14 nanometer, met in 2017 of 2018 een verkleining naar 10 nanometer. Bij 7 nm ontstaat het probleem dat de elektronen zo dicht bij elkaar zitten, dat ze continu blijven stromen waardoor de transistor niet meer uit kan. Intel is daarom van plan andere materialen voor de 7nm-chips te gebruiken. Chips zijn over een paar jaar zijn dan niet meer gemaakt van silicium. Onderzoekers van Berkely zijn al veel verder, zij hebben een transistor van 1 nm gemaakt, de kleinste transistor ooit volgens de onderzoekers.

Grafische kaarten

De graphics processing unit, oftewel de gpu of videokaart, is verantwoordelijk voor het weergeven van het beeld op de pc. De eerste 3D-videokaart verscheen in 1995 op de markt met de Nvidia NV1. Die chip had een grootte van 500 nm. De kaart had maar een kort leven, want deze was duur en incompatibel met veel games. De manier waarop de NV1 beeld renderde was gelijk aan de manier waarop de spelcomputer Sega Saturn dat deed, die een jaar eerder was uitgekomen. Daardoor kon je bijna alleen games van de Sega spelen. Toen Microsoft een jaar later de DirectX-specificaties aankondigde, waarmee de NV1 niet overweg kon, was het einde voor de NV1 alweer in zicht.

In 1996, toen 3D steeds belangrijker werd, kwam er een grote speler bij die in één klap eigenlijk de hele markt voor zich won, namelijk 3dfx Voodoo. De kwaliteit van de graphics van Voodoo waren voor die tijd revolutionair. Op de E3 in 1996 werden vijftien games getoond met ondersteuning voor Voodoo, met zeer goede graphics. Helaas is er een reden dat we geen Vodoo-videokaarten meer gebruiken: het bood niet de complete oplossing. Je moest nog apart een VGA-kaart hebben om het beeld weer te geven. Toen het bedrijf een jaar later wel met een alles-in-een-oplossing kwam, viel die tegen en werd die snel stopgezet.

Dat leidde, in combinatie met trage ondersteuning voor Microsofts DirectX, uiteindelijk tot het faillissement en de overname van 3dfx door NVIDIA. NVIDIA en andere fabrikanten als ATI en S3 waren inmiddels in het gat gesprongen en hadden kaarten die ook 3D ondersteunden. Sinds 2000 zijn er nog maar twee spelers over: NVIDIA en ATI, waarvan die laatste in 2006 werd overgenomen door chipfabrikant AMD. Nu is het stuivertje wisselen tussen deze twee fabrikanten wie de snelste grafische kaart van het moment kan leveren. Grafische kaarten of meer specifiek gpu’s worden sinds 2007 behalve voor grafische berekeningen ook voor andere doeleinden gebruikt. Gpu’s zijn goed in problemen waarbij veel kleine brokjes data parallel verwerkt moeten worden. Dat komt doordat gpu’s anders dan cpu’s bestaan uit heel veel simpele cores die tegelijkertijd werken. De architectuur van gpu’s blijkt bijvoorbeeld heel nuttig voor zelflerende systemen als zelfrijdende auto’s en slimme clouddiensten die automatisch foto’s analyseren.

Het beste van: Mark Gamble

Toshiba Libretto uit 1999 Het meest innovatieve apparaat dat mij in mijn 20-jarige carrière als hardware-redacteur is bijgebleven, is de Toshiba Libretto. Dit was voor zijn tijd – dan heb ik het over 1999 – al best een bijzonder apparaat. Het was namelijk de eerste mini-laptop aller tijden. De Libretto had al best een aardige processor (75 MHz Intel Pentium) en 16 MB geheugen. Ook de opslag was met een 810MB-schijf behoorlijk ruim. Ik heb er jaren plezier van gehad, tot Windows XP met Service Pack 2 er niet meer op wilde draaien. Bijzonder was ook dat de Libretto geen trackpad had, maar dat je de muiscursor kon bedienen met een pookje naast het scherm, en dat er een externe 3,5inch-diskdrive werd meegeleverd.

©PXimport

Nederland was in 1988 het tweede land dat werd aangesloten op NSFnet, de voorloper van internet voor academische instellingen. In 1992 hadden we, met uitzondering van de ‘happy few’, thuis nog geen internet. Voor consumenten begon het internettijdperk pas echt in 1993. Dat was ook het jaar dat XS4ALL startte, de eerste internetprovider waar iedereen abonnee van kon worden. Het internet in de jaren negentig was natuurlijk niet het internet zoals we dat nu kennen. Tegenwoordig is een pc, laptop of smartphone vooral een venster tot internet. In de begintijd was dat zeker niet het geval. Een internetverbinding liep over dezelfde telefoonlijn als een telefoongesprek. Om verbinding te maken moest je inbellen. Dit betekende dit dat je per minuut moest afrekenen, bovenop de kosten voor een abonnement. Modems waren bovendien niet echt snel, uiteindelijk was 56K6 de snelste analoge modemtechniek waarmee je een snelheid van 56,6 Kbit/s haalde … oftewel nog niet eens 0,06 Mbit/s. Een paar jaar later werd breedband in de vorm van ADSL en kabel voor iedereen bereikbaar. Hiermee was je voor een vast bedrag per maand altijd online. In 2003 had een derde van de internetgebruikers een snelle breedbandaansluiting.

Alles gaat draadloos

Was in 1993 inbellen al heel wat, tegenwoordig doen we het niet voor minder dan draadloos. Wifi staat bijna synoniem voor internettoegang. Voor zover wij konden achterhalen, stond er pas in 2004 voor het eerste een vergelijkende test van draadloze routers in Computer!Totaal. Volgens ons artikel van toen, zijn met de komst van 802.11g de belangrijkste kinderziektes van wifi verdwenen en vormt een draadloos netwerk een echt alternatief voor een gewoon netwerk. Het is duidelijk: het draadloze tijdperk is ook thuis begonnen. Die routers in 2004 waren 802.11g-routers, oftewel exemplaren die gebruikmaakten van de 2,4GHz-band met een theoretische doorvoersnelheid van 54 Mbit/s. De 802.11g-standaard zal nog lang de heersende standaard blijven, officieel verschijnt opvolger 802.11n pas in 2009. We zien de eerste vergelijkende testen van de 802.11n-draftrouters overigens al in 2007. Deze draft-routers werkten enkel via de 2,4GHz-band. In Computer!Totaal 10/2013 hebben we voor het eerst een vergelijkende test van simultane-dualband-routers, oftewel routers die tegelijkertijd gebruikmaken van de 2,4- en de 5GHz-frequentieband. In 2012 volgde de standaard 802.11ac, waarvan in 2016 de huidige wave 2-varianten verschenen.

©PXimport

Online veiligheid

In de jaren 90 en begin 2000 werden virussen vooral gemaakt door hobbyisten die wilden laten zien wat ze konden. Sommige virussen hadden humor, een voorbeeld daarvan is het Casino-virus. Dat virus kopieerde bestanden van de computer naar het RAM en overschreef daarna bepaalde gedeeltes ervan op de schijf, zodat deze niet meer toegankelijk waren. De enige manier om weer toegang te krijgen, was door te winnen in blackjack. Een stuk serieuzer werd het met de Blaster-worm in 2003, die een bekend probleem in Windows XP en Windows 2000 uitbuitte om zich via computernetwerken te verspreiden. Die worm droeg bij aan een stroomstoring in delen van Canada en de VS. Microsoft verbeterde hierna de veiligheid van XP significant, hoewel het hier wel aardig wat tijd voor nodig had. Inmiddels komt dit soort virussen weinig meer voor. We maken ons nu meer zorgen om phishing en ransomware.

©PXimport

Downloaden

Tegenwoordig is downloaden verboden, maar tot nog niet zo heel lang geleden werd het downloaden van in ieder geval films en muziek in Nederland gedoogd. In 1992 kon je al downloaden via een bbs (bulletin board system). Dit waren computersystemen waarop je kon inbellen. Na de opkomst van internet werd het bbs snel minder populair. Internet had in de vorm van usenet een prima alternatief. Deze dienst is oorspronkelijk bedacht voor tekstberichten (vandaar de naam nieuwsgroepen), maar bleek ook prima geschikt om bestanden uit te wisselen. Usenet is wel relatief ingewikkeld en eind jaren negentig kwamen – misschien wel daarom – de peer-to-peer-netwerken (P2P) in opkomst. Napster was in 1999 de eerste, maar moest na een aantal rechtszaken in 2001 stoppen. Napster was weg, maar P2P was zeker niet te stoppen. Downloaders waren inmiddels overgestapt op een P2P-netwerk met een Nederlands tintje: Kazaa. Een andere grote naam uit die tweede generatie P2P-netwerken was Gnutella.

Bittorrent en usenet

Uiteindelijk hadden alle P2P-netwerken een groot nadeel: het downloaden van grote bestanden was lastig. Bittorrent lost dit op door bestanden in heel kleine brokjes te verdelen. Extra handig zijn daarbij de websites waarop je startbestandjes voor een download vindt (torrentlinks). De bekendste site is The Pirate Bay, die startte in 2003 en in Nederland enige tijd geblokkeerd is geweest. Hoewel bittorrent volop in de aandacht stond, was usenet zeker niet vergeten. Er verschenen steeds gebruiksvriendelijkere usenetclients die berichten automatisch combineerden en uitpakten tot een werkend bestand. Bovendien waren er diensten die hielpen om bestanden te vinden. Een van de bekendste was FTD (Fill Threads Database) dat ergens in 2001 begon. FTD was een computerprogramma waarbinnen gebruikers elkaar informeerden wat je op usenet kon downloaden (spotten). FTD stopte in 2011 na een rechtszaak met Brein, waarna de centrale database offline werd gehaald. De rol van FTD werd vlot overgenomen door Spotnet, dat een database gebruikt die zelf ook op usenet staat en daardoor niet offline te halen is.

Van downloaden naar streamen

Downloaden is sinds april 2014 na een nieuwe interpretatie van Europese regelgeving illegaal. Dat feit en de opkomst van legale en goed werkende diensten als Spotify (sinds 2010) en Netflix (sinds 2013) zorgen ervoor dat steeds meer van onze tijd wordt ingenomen door legaal streamen. In 2015 was de illegale-download-angst misschien alweer een beetje weggeëbd, want opeens was daar Popcorn Time: een streamingdienst die een breed aanbod combineerde met het gemak van Netflix. Uiteraard illegaal en eigenlijk niet veel meer dan een nieuwe verpakking voor bittorrent.

Het beste van: Jeroen de Jager

Intel Celeron 300A uit 1998 Natuurlijk heb ik altijd mijn eigen pc gebouwd. Zeker in de dagen dat ik hardware-redacteur was, kon ik de beste componenten eerst testen voordat ik ze in mijn systeem schroefde. Het systeem dat het meeste indruk op me heeft gemaakt (en dat ik vrij lang heb gebruikt), had als basis een Abit BH6-moederbord met Intel 440BX-chipset en: de Intel Celeron 300A. De Celeron 300A was een budgetprocessor met een twist. Hij draaide standaard op 300 MHz maar kon op een goed moederbord zoals de Abit BH6 moeiteloos draaien op 450 MHz of meer. Zonder vloeibare stikstof of waterkoeling, gewoon op de standaardkoeler! Overklokken is nooit meer zo betaalbaar geweest.

©PXimport

Hoewel we tegenwoordig natuurlijk nog volop pc’s en laptops gebruiken, is dat allang niet meer de primaire manier om een computer te gebruiken. Daarvoor moeten we toch echt naar de broekzak grijpen. Want hoewel je er misschien niet direct bij stilstaat, is je smartphone een volwaardige computer. Niet zozeer de mobiele telefoon, maar juist die combinatie van computer, mobiele telefoon en internettoegang, typeert het huidige tijdperk. Als we dan toch één moment moeten aangrijpen waarop het mobiele tijdperk echt begon, dan leent de introductie van de eerste iPhone in 2007 zich hier uitstekend voor. Dat toestel is uiteindelijk nooit in Nederland te koop geweest, de opvolger iPhone 3G wel, in 2008. Het is dan ook niet zo gek dat onze review van die smartphone als kop ‘Bellen nieuwe stijl’ had. 2008 was overigens ook het jaar dat de eerste Android smartphone, de T-Mobile G1, op de markt kwam. Android groeide, zoals we nu weten, uit tot het populairste besturingssysteem voor smartphones. Vijf jaar geleden, toen Computer!Totaal twintig jaar bestond, zaten we midden in het mobiele tijdperk. Op de cover van dat jubileumnummer staan maar liefst zeven smartphones.

Mobiel internet

Mobiel internetten kon al in 2002. Toen nog over het GPRS-netwerk, dan haalde je maar een snelheid van slechts 86 kbit/s. In 2004 kwam UMTS, oftewel 3G, waarmee snelheden van 384 kbit/s mogelijk werden. Maar: snel mobiel internet is alleen leuk als het ook handig werkt. En dat moment kwam pas met de iPhone; met een groot aanraakscherm van 3,5 inch, met – nog veel belangrijker – een volledige browser zoals we die ook op de desktop gebruiken.

Spectaculair gefaald

Nokia, dat lange tijd een van de grootste telefoonbedrijven was, heeft het ook een aantal opmerkelijke producten uitgebracht. Een daarvan was de Nokia 7600 uit 2003. De foto zegt genoeg, lijkt ons. Een andere grote miskleun kwam van Microsoft. Nee, niet Windows Phone dat momenteel implodeert, maar wel de Microsoft Kin. De Kin kwam zes jaar geleden op de markt en werd binnen twee (!) maanden door de Amerikaanse telco Verizon alweer van de markt gehaald. Microsoft schrapte een EU-lancering en vergat de telefoon definitief in 2011.

©PXimport

De opkomst en neergang van de tablet

De opvallendste ontwikkeling van de afgelopen jaren is de tablet. De tablet-pc was natuurlijk niet nieuw, al in de jaren negentig waren er tablet-pc’s. Die draaiden op Windows en moest je bedienen met een stylus. Het was wederom Apple die de moderne tablet tot een succes maakte met de introductie van de iPad in 2010. Ook andere fabrikanten als Samsung volgenden spoedig met tablets die veelal draaiden op Android. Eigenlijk had iedere fabrikant die maar iets deed met computers eind 2010 wel een eigen tablet op de markt. Er werd dan ook veel verwacht van de tablet, dit zou het apparaat zijn dat de pc en laptop definitief overbodig zou maken. Na een initiële triomftocht bleek dat toch wat optimistisch. Tablets verkochten aanvankelijk goed, maar de vervangingsmarkt bleek klein. De drang om je tablet ieder jaar te vervangen ontbreekt en veel fabrikanten zijn inmiddels alweer uit de tabletmarkt gestapt. In de vorm van convertibles groeien laptop en tablet overigens wel langzaam naar elkaar toe. Misschien is het geringe succes van de tablet niet zo vreemd: het gaat er in het mobiele tijdperk om dat je een apparaat hebt waarmee je internet altijd bij je hebt. Daar is je broekzak veel geschikter voor.

Het beste van: Theske Slijkerman

Siemens M35i uit 2001 Mijn tweede mobiele telefoon (na de Swing 200, waarmee je alleen in hoofdletters kon sms’en), was de Siemens M35i, die ik in gebruik nam in 2001. Ik schrijf bewust in gebruik nam, want je die telefoon – ter waarde van 250 gulden – kreeg je gratis als je 1000 gulden op een spaarrekening bij de Postbank stortte. Ik heb er jaren mee gedaan tot de opdruk op de toetsen allang vervaagd was. Pas toen de opneemknop niet meer werkte verving ik hem.

Het beste van: Jeroen Boer

Sony Reader PRS-500 uit 2007 Toen ik begin 2009 bij Computer!Totaal kwam werken, werd ik door de rest van de redactie uitgelachen om mijn Sony PRS-500 e-reader. Een speciaal apparaat om boeken te lezen? Dat begrepen ze niet. Toch vreemd dat inmiddels iedere redacteur een e-reader heeft. Ik had die PRS-500 een paar jaar eerder gekocht via eBay uit de Verenigde Staten. Achteraf bleek de eerste generatie E Ink ondanks de grote voordelen nog niet helemaal volwassen: het scherm verloor langzaam maar zeker contrast. In 2010 was het daarom tijd voor een nieuwe e-reader. Die derde generatie Kindle moest wederom uit de VS komen.

©PXimport

We staan aan de vooravond – en waarschijnlijk al in de beginjaren – van het vierde grote tijdperk in de computerindustrie: het tijdperk van kunstmatige intelligentie. Alles komt in dit tijdperk bij elkaar. Inmiddels wordt eindelijk de kracht van de ‘cloud’ duidelijk. Het gaat bij de cloud niet om de opslagcapaciteit of het feit dat software die je ook prima lokaal kunt draaien online draait. Dat is natuurlijk wel handig, want zo kun je overal en op ieder apparaat bij je data. Maar juist de bijna ongelimiteerde rekenkracht die een thuis-pc of smartphone niet kan bieden, maken clouddiensten zo nuttig en gewild. Een gecentraliseerde clouddienst zorgt ervoor dat iedereen dezelfde dienst gebruikt, waardoor die dienst van zichzelf leert en steeds beter wordt. De rekenkracht die supercomputers bieden, maken hierdoor zaken mogelijk als het automatisch herkennen wat er op een foto staat zonder dat daar tags aan te pas komen. Ook worden vertaaldiensten hierdoor steeds beter, en ontstaan en verbeteren virtuele assistenten als Siri. Uiteraard brengt dat natuurlijk wel privacyvraagstukken met zich mee; al je informatie en wat je doet staat uiteindelijk ergens online.

De toekomst

Momenteel zitten we in dit tijdperk nog in een aanloopfase en kun je beter van zelflerende machines spreken dan van echte kunstmatige intelligentie. Alle systemen zijn momenteel goed in één kunstje. Het zijn vermoedelijk allemaal kleine takjes die langzamerhand wel allemaal naar elkaar toe groeien. Dat zal steeds sneller gaan en diensten worden uiteraard aan elkaar gekoppeld. Het is moeilijk te voorspellen in hoeverre kunstmatige intelligentie ons leven gaat veranderen.

Voorlopig zullen we nog niet zo heel veel merken van die steeds betere intelligentie. We ontsluiten die steeds slimmere diensten nog steeds via onze smartphone. Die smartphone blijft voorlopig dan ook relevant, maar is vermoedelijk qua verschijningsvorm wel grotendeels uitontwikkeld. Het blijft uiteindelijk een relatief klein aanraakscherm met een camera. De echte ontwikkelingen zullen in de nabije toekomst in de ‘cloud’ plaatsvinden. De smartphone ontsluit de cloudgebaseerde intelligentie en zorgt ervoor dat we die overal kunnen gebruiken.

2017 moet wat de fabrikanten betreft overigens het jaar worden waarin cloudgebaseerde intelligentie – in de vorm van virtuele assistenten zoals Google Home en Amazon Echo – ook thuis altijd een luisterend oor krijgt. Het privacy-aspect zal dan ook steeds belangrijker worden. Om met het pc-tijdperk dat eigenlijk al voor bij is te eindigen: de pc zal voorlopig nog wel blijven bestaan, maar zal net als in de begintijd een apparaat worden voor op kantoor. We zijn stiekem wel benieuwd wanneer we dat over de smartphone kunnen zeggen.

©PXimport

Het beste van: Tijs Hofmans

Virtual reality uit 2016 Het klinkt misschien als een cliché, maar (goede) virtual reality is voor mij dé techniek die me de afgelopen tweeëneenhalve decennia heeft verrast. Het lijkt soms wel alsof VR een beetje een hype is, maar elke keer als ik een Oculus Rift of een HTC Vive op m’n hoofd heb, ben ik compleet achterovergeslagen over hoe gaaf het is om compleet in een andere wereld te kunnen verdwijnen.

©PXimport

▼ Volgende artikel
Luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger: wat helpt het best bij hooikoorts?
© wayhome.studio
Energie

Luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger: wat helpt het best bij hooikoorts?

Onophoudelijke niesbuien, branderige ogen en een niet te tackelen vermoeidheid: voor hooikoortspatiënten is de lente lang niet altijd een pretje. Gelukkig zijn er apparaten die je klachten kunnen verlichten. Wij vertellen je wat het beste werkt: een luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger.

In het kort: Een luchtbevochtiger voegt vocht toe aan een ruimte. Dat is nuttig bij hooikoorts, zou je denken, want door vocht komen pollen naar beneden. Maar een luchtontvochtiger voorkomt schimmel en huisstofmijt in huis, wat ook nuttig kan zijn bij allergische klachten. En dan is er nog de luchtreiniger, die onzuiverheden uit de lucht haalt. Dus: welk van de drie apparaten moet je nu in huis halen? In dit artikel leggen we dat allemaal uit.

Lees ook: Hatsjoe! 💦 Last van hooikoorts? Deze apparaten kunnen je klachten verminderen

Hooikoorts is een allergische reactie op pollen, oftewel stuifmeel van grassen, planten of bomen. Wanneer de temperaturen beginnen te stijgen en de natuur na een koude winter tot bloei komt, verspreiden deze pollen zich via wind in een rap tempo door de lucht. Wie dan op een zonnige dag de deuren en ramen open zet, kan rekenen op een ontelbare hoeveelheid ronddwarrelende pollen in huis. Dat zorgt niet alleen overdag voor vervelende hooikoortsklachten binnenshuis, maar ook je nachtrust kan er flink onder lijden.

Om allergische klachten in huis te verlichten, kun je een aantal dingen doen. Horren plaatsen voor deuren en ramen bijvoorbeeld: die houden een deel van de pollen tegen, maar helaas niet alle. Ook met regelmatig stofzuigen haal je een deel van de pollen weg, al geldt dat alleen voor de pollen die al op de grond liggen. Om pollen uit de lucht te verwijderen, kun je een luchtreiniger overwegen. Dit apparaat trekt stof en pollen uit de lucht en blaast vervolgens schone lucht de ruimte in. Ook een luchtbevochtiger of luchtontvochtiger kan helpen bij hooikoortsklachten, afhankelijk van de luchtvochtigheid in je woning en jouw specifieke allergieën.

Luchtbevochtiger

Te droge lucht in huis is absoluut niet fijn bij hooikoorts. Droge lucht veroorzaakt irritatie aan de slijmvliezen, waardoor deze minder goed in staat zijn om stofdeeltjes en allergenen te weren. Bestaande hooikoortsklachten, zoals droge ogen, een kriebelkeel en benauwdheid, kunnen daardoor erger aanvoelen. Bovendien kunnen pollen in een droge ruimte makkelijker blijven rondzweven dan in een goed bevochtigde ruimte. Ga maar na: hoe minder regen er valt, hoe heviger je hooikoortsklachten (waarschijnlijk) zijn. Dat komt omdat pollen er zonder regen langer over doen om naar beneden te komen en je ze dus makkelijker blijft inademen.

©HN Works

Het voordeel van een luchtbevochtiger lijkt dus tweeledig: het vermindert klachten door geïrriteerde slijmvliezen én het voorkomt dat pollen in huis blijven circuleren. Toch zijn luchtbevochtigers meestal niet de eerste keuze als het om hooikoorts gaat. Hun vermogen om pollen daadwerkelijk uit de lucht te halen lijkt beperkt, en bovendien zijn huizen in de lente en zomer – wanneer hooikoortsklachten het ergst zijn – vaak eerder te vochtig dan te droog. Plaats je een luchtbevochtiger in een al vochtig huis, dan kunnen allergische klachten door een toename van schimmels juist verergeren. Een luchtbevochtiger heeft alleen zin bij hooikoortsklachten als de luchtvochtigheid in je woning lager is dan 40 procent. Met een hygrometer kun je dit eenvoudig meten. 

Luchtontvochtiger

Omdat warme lucht vocht vasthoudt, hebben veel huizen in de lente en zomer last van een te hoge luchtvochtigheid. Huisstofmijt en schimmels zijn dol op vochtige omgevingen, wat bijvoorbeeld verklaart waarom je in de zomer doorgaans meer schimmelplekken in huis opmerkt. Voor hooikoortspatiënten is dat helaas (extra) slecht nieuws. Vaak reageert hun overgevoelige immuunsysteem niet alleen op pollen, maar ook op schimmelsporen, mijten en dierenharen. Die combinatie van allergenen zorgt dan voor een extra belasting van het immuunsysteem, waardoor hooikoortsklachten kunnen verergeren. 

Een luchtontvochtiger onttrekt vocht uit de lucht en lijkt dus een goede keuze als je met hooikoorts én een te vochtige woning kampt. Toch kent ook dit apparaat zijn beperkingen als het om hooikoorts gaat. Zo filtert een luchtontvochtiger geen pollen uit de lucht zoals een luchtreiniger dat doet. Daarnaast werkt een luchtontvochtiger alleen als de luchtvochtigheid in huis daadwerkelijk te hoog is, oftewel meer dan 60 procent. Is dat niet het geval, dan loop je het risico dat de lucht in huis juist te droog wordt, waardoor klachten als benauwdheid en een droge keel alleen maar verergeren.

©Sue Tansirimas

Luchtreiniger

Er is één apparaat waar vrijwel iedere hooikoortspatiënt baat bij heeft: de luchtreiniger. Luchtreinigers zijn speciaal ontwikkeld om stof, pollen en andere allergenen uit de lucht te halen. Dat doen ze door verontreinigde lucht aan te zuigen, deze te filteren en vervolgens weer schone lucht uit te blazen. Er zijn verschillende soorten luchtreinigers met elk hun eigen werking, dus als hooikoortspatiënt is het goed om extra aandacht te besteden aan wat voor type luchtreiniger je in huis haalt.

Kies in elk geval een luchtreiniger met HEPA-filter. Dit type filter haalt zelfs de kleinste stofdeeltjes en pollen uit de lucht én voorkomt dat deze opnieuw de lucht in worden geblazen. Ook nuttig bij hooikoortsklachten is een luchtreiniger met ionisator: die voegt negatief geladen deeltjes toe aan de lucht, waardoor pollen onschadelijk worden gemaakt en naar beneden vallen. Met een ionisator is de kans heel klein dat er toch nog pollen in de lucht blijven zweven.

Of kies beide

Soms is een combinatie van apparaten het beste om je hooikoortsklachten aan te pakken. Is de lucht in jouw woning te droog? Zet dan een luchtreiniger én luchtbevochtiger neer. Bij een te hoge vochtigheid kies je voor een luchtreiniger en luchtontvochtiger. Zo pak je het probleem aan twee kanten aan en zul je waarschijnlijk de meeste verlichting merken.

▼ Volgende artikel
Sapcentrifuge versus slowjuicer: welke moet je kiezen?
© africaimages.com (Olga Yastremska, Africa Images)
Huis

Sapcentrifuge versus slowjuicer: welke moet je kiezen?

Als je gezonde verse sapjes wilt maken, heb je een sapcentrifuge of slowjuicer nodig. Hoewel deze apparaten op het eerste gezicht erg op elkaar lijken, zijn ze zeker niet hetzelfde. Weet je niet welk van de twee je moet kiezen? Wij helpen je op weg! 

In het kort: twijfel je tussen een sapcentrifuge en een slowjuicer? Beide apparaten maken gezonde sapjes, maar werken heel anders. Daardoor is het sap uit het ene apparaat gezonder dan het sap uit het andere. Ook het soort ingrediënten dat je in sapcentrifuges en slowjuicers kunt verwerken, verschilt. In dit artikel leggen we het allemaal uit.

Lees ook: 7 fruitsoorten die je het beste kunt eten als je wilt afvallen

Voor de duidelijkheid: er is een verschil tussen sapjes en smoothies. Smoothies maak je met een blender en bestaan meestal uit gepureerd fruit met een vloeistof, zoals water, melk of yoghurt. Omdat in een blender hele stukken fruit of groenten worden verwerkt, is de structuur van een smoothie wat dikker. Een sapje is daarentegen vloeibaar en vaak helder. Je maakt het met een sapcentrifuge of slowjuicer. Het verschil tussen die twee? Een sapcentrifuge creëert helder sap met weinig vezels, een slowjuicer maakt geconcentreerd sap waarin de vezels behouden blijven. Daardoor is het sap uit een slowjuicer iets gezonder, maar een slowjuicer is ook duurder. Daarnaast vindt niet iedereen het sap uit een slowjuicer vanwege de vezelige structuur even lekker. 

Benieuwd naar de grootste verschillen tussen sapcentrifuges en slowjuicers? Dit zijn ze! 

Werking

Sapcentrifuges en slowjuicers persen beide op een andere manier. In een sapcentrifuge zit een rasp die snel ronddraait. Gooi je een stuk fruit in de vulopening, dan begint de rasp te draaien en wordt het sap uit het fruit geperst. De natte pulp die daarbij overblijft, wordt van het sap gescheiden. Het resultaat is een helder gekleurd sapje waar je bijna doorheen kunt kijken. Een sapcentrifuge werkt heel snel; binnen enkele seconden tot een minuut staat er een heerlijk vitaminebommetje voor je klaar. En dankzij de brede vulopening hoef je je fruit en groenten niet eerst te snijden – ook wel zo makkelijk. 

©279photo

Een slowjuicer is, zoals de naam al zegt, een stuk minder snel. In dit apparaat worden ingrediënten heel langzaam gekneusd met een vijzel. Op die manier komt er tijdens het persen minder warmte en oxidatie vrij, waardoor vitaminen, vezels en antioxidanten zo goed mogelijk behouden blijven. Daardoor blijft er ook iets meer pulp in het sap van een slowjuicer achter dan in het sap van een sapcentrifuge. Een slowjuicer vergt door zijn kleine vulopening daarnaast iets meer voorbereidend werk; je moet je groenten en fruit eerst in grove stukken snijden voordat je ze in het apparaat stopt. Maar daar krijg je dus wel wat voor terug: een sapje bomvol vitaminen en vezels. 

Soorten groenten en fruit 

Een ander voordeel aan slowjuicers is dat je er heel veel kanten mee op kunt. De vijzel in een slowjuicer werkt namelijk zo krachtig en zorgvuldig dat hij zelfs uit de meest vochtarme groenten en fruit sap weet te persen. Je kunt met een (goede) slowjuicer dus ook sap maken uit bladgroenten en bananen. Als je wilt, kun je er zelfs notenpasta mee maken. Een sapcentrifuge krijgt door zijn snelle en lichtere werking alleen sap uit groenten en fruit met een hoog vochtgehalte, zoals appels, sinaasappelen en bleekselderij. 

Gezondheid

Zoals gezegd is het sap uit een slowjuicer iets gezonder dan het sap uit een sapcentrifuge. Dat komt omdat in het sap uit een slowjuicer naast de vitaminen ook de vezels beter behouden blijven. Vezels zijn goed voor de spijsvertering en zorgen voor een langzamere opname van de natuurlijke suikers in fruit, waardoor de bloedsuikerspiegel stabiel blijft. Maar dat betekent niet dat het sap uit een sapcentrifuge helemaal niet gezond is. Je profiteert immers nog steeds van de vele vitaminen en antioxidanten. En zolang je niet te veel fruit ten opzichte van groente in je sapje verwerkt, zal het met die schommelende bloedsuikerspiegel wel meevallen. Een goede verhouding is 70 procent groenten, 30 procent fruit. 

©Maridav

Prijs 

Aan de krachtige pers van een slowjuicer en de supergezonde sapjes die daaruit komen, hangt wel een flink prijskaartje. Voor een goede slowjuicer leg je namelijk al snel zo'n 200 tot 400 euro neer. Er zijn ook slowjuicers van slechts een paar tientjes, maar het risico van deze goedkopere modellen is dat ze vaak minder efficiënt persen en sneller stukgaan. Een goede sapcentrifuge heb je daarentegen al voor nog geen 100 euro of iets meer dan dat. Maar laat het prijskaartje nooit leidend zijn: uiteindelijk gaat het erom wat je wilt met het apparaat. Het zou zonde zijn als een sapcentrifuge voor jou uiteindelijk toch te beperkt blijkt en je alsnóg een dure slowjuicer moet aanschaffen. 

Dus: wat kies je? 

Een sapcentrifuge is fijn als je van helder sap houdt, je alleen fruit en groenten met een hoog vochtgehalte gaat persen en je niet te veel geld wilt uitgeven. Een slowjuicer kies je als je extra gezonde, vezelrijke sapjes wilt en je ook van plan bent bladgroenten, vochtarm fruit en eventueel noten te gaan persen. Kies je voor een sapcentrifuge, maar wil je toch af en toe vochtarme ingrediënten in je sapjes verwerken? Maak dan eerst sap met je sapcentrifuge en doe dit vervolgens samen met de vochtarme ingrediënten in een blender. Heeft een slowjuicer jouw voorkeur, maar houd je niet zo van vezelige sapjes? Zeef je sapje na het juicen nog eens door een fijne zeef of theedoek. Zo heb je alsnog een helder sapje zonder pulp.