ID.nl logo
Wifi optimaliseren
© Reshift Digital
Zekerheid & gemak

Wifi optimaliseren

Iedereen wil draadloos werken. Dat is logisch, want het scheelt wellicht gaten in de muren. Wifi kan dan een oplossing bieden. Wij leggen u uit hoe wifi werkt en hoe u een goede dekking krijgt en daarbij ook een stabiel en betrouwbaar signaal overal in en om het huis.

De naam wifi is eigenlijk een grapje geweest. De officiële naam is Wireless Network of Wireless LAN, maar dat is door marketeers al snel tot wifi omgedoopt – een knipoog naar hifi. Binnen de wereld van wifi zijn diverse standaarden. Tegenwoordig werkt bijna iedereen op wifi-n. Deze standaard werkt met een snelheid van 150 Mbit/s per antenne en met – binnen het reguliere consumentensegment – maximaal vier antennes. Dus maximaal 600 Megabit per seconde (Mbit/s). Al bieden de meeste routers een snelheid van 300 Mbit/s of 450 Mbit/s. 
De opvolger van wifi-n is wifi-ac. Deze standaard biedt 433 Mbit/s per antenne. De meeste wifi-routers of accesspoints bieden drie antennes, dus dat komt neer op ongeveer 1300 Mbit/s aan bandbreedte. 

U vraag zich wellicht af hoe fabrikanten dan komen bij getallen als 1750 Mbit. Dat is vrij eenvoudig: ze tellen de 2,4 GHz- en 5 GHz-frequentieband op: 450 + 1300 = 1750 Mbit/s. En in zekere zin kan dat ook. Want er zijn twee fysieke radio’s en twee fysieke netwerksegmenten die tegelijk kunnen werken. 

©CIDimport












Wifi-ac is de nieuwste en snelste standaard met 433 Mbit/s per antenne.

Beetje marketing
Hoe zit het nu met de snelheden op de doos van de wifi-routers en accesspoints? Als we die cijfers moeten geloven, zijn wifi-ac routers al sneller dan gigabit-kabel. We kunnen alvast verklappen: dat is gewoonweg niet zo. Maar hoe komt dat nu? 
Allereerst is wifi geen tweerichtingsverkeer. Het is single duplex. En kabel is full-duplex, wat wil zeggen dat een kabel tegelijk in beide richtingen kan communiceren. Wifi kan dat niet. Om te beginnen mag u de snelheid op de doos dus door twee delen. 
Daarbij is er altijd ‘package overhead’, zoals dat heet. Er zijn bij netwerken onder meer controle-pakketten nodig om te kijken of data aan is gekomen. Ook niet onbelangrijk: foutcorrectiepakketten. Dan speelt er nog mee dat een datapakket niet altijd een geheel dataframe (een soort ‘slot’) vult. Dat is met name bij kleine bestanden het geval. Bij wifi is dat vervelender dan bij kabel. Daarbij speelt bij een draadloos netwerk de afstand tot het accesspoint een rol, net als de muren en absorptie van de omgeving. En niet te vergeten: interferentie. 

Alles bij elkaar opgeteld, komt wifi dan bij lange na niet aan de snelheid van kabel. Bij wifi-n op 2,4 GHz mag u blij zijn met ongeveer 100 Mbit/s. Op 5 GHz is dat iets hoger. Bij ac zijn snelheden van 300 Mbit mogelijk in gunstige gevallen. Dat is dus geen bij lange na geen 1300 Mbit. 

©CIDimport






























Kan deze router écht 1750 Mbit/s halen over wifi? Nou… nee. Neem dat maar met een flinke korrel zout. 

2,4 GHz en 5 GHz
Van origine werkt wifi op een frequentieband van 2,4 GHz. Zowel de g- als de eerste n-standaard werken op deze frequentie. De latere versie van wifi-n kan ook op de 5 GHz-band werken. Daarover later meer. 

Nu is het probleem bij de 2,4 GHz-frequentieband dat het een ‘vrij’ te gebruiken gebied is. Tenminste: zolang apparaten niet te veel zendvermogen gebruiken. En dat heeft als consequentie dat allerhande systemen deze frequentie gebruiken. Denk aan babyfoons, draadloze telefoons, bluetooth, alarmsystemen en niet te vergeten: de magnetron. 
Al deze apparaten zorgen – naast natuurlijk de andere wifi-netwerken van de buren en openbare netwerken – voor enorme storing op uw wifi-systeem. 

Precies om die reden is er een tweede frequentieband gekomen op 5 GHz. De nieuwere versie van wifi-n en de nieuwste wifi-ac werken op deze frequentie. De 5 GHz-band is nagenoeg vrij van interferentie. En dat zorgt natuurlijk voor een hogere snelheid en veel meer stabiliteit. 

Toch is er ook een nadeel bij het gebruik van de 5 GHz-frequentie: het bereik is (een stuk) kleiner. Dat heeft alles met de natuurkunde te maken; hoe hoger de frequentie, hoe kleiner het bereik én hoe meer signaalverlies als er een muur of een raam – met name hr-dubbelglas – tussen u en het accesspoint staat. 

©CIDimport


























Bijna alle fabrikanten bieden nu dualchannel-accesspoints. De EAP900H van Engenius is zeer krachtig. En prijzig. 

Kanalen en kanaalbreedte
Wellicht hebt u het weleens gezien in de opties van uw router: 20 of 40 MHz-kanalen. Of in geval van een wifi-ac-netwerk: 80 MHz. Dit is de kanaalbreedte die uw router gebruikt voor het draadloze netwerk. Hoe groter de kanaalbreedte, hoe hoger de snelheid. Wilt u dus het maximale uit uw wifi halen, dan zult u het breedte kanaal moeten gebruiken. Weet echter dat het minder sociaal is naar uw omgeving: u pikt immers meer van het spectrum (een extra kanaal). En daarbij: niet alle apparaten kunnen overweg met brede kanalen. Vallen apparaten dus ineens weg of ‘klappert’ de verbinding, dan weet u dat u beter terug kunt naar een 20 MHz kanaal. 

Bij een standaard bandbreedte van 20 MHz, biedt de 2,4 GHz-frequentieband drie niet-overlappende kanalen: één, zes en elf. Vandaar dat een draadloze router of bijvoorbeeld een smart-tv, vrijwel altijd één van deze kanalen gebruikt. U zult begrijpen dat de kans op een stabiele en snelle verbinding vrij klein is als u dat zo laat staan. We gaan u zo uitleggen hoe u zelf een goed kanaal kunt kiezen. 
Op de 5GHz-frequentieband ligt het net wat anders. Allereerst zijn er nog bijna geen netwerken die kunnen storen. Dat geeft u meer zekerheid en rust dat het netwerk stabiel zijn werk doet. 

Maar er zitten wel heel veel verschillen in routers en versies van hardware. Wereldwijd zitten er namelijk zeer grote verschillen in welke frequenties en kanalen gebruikt mogen worden. Dit heeft met name te maken met weerstations en militaire frequenties die storen ondervinden van wifi. Vandaar dat de ene router binnen het 5 GHz-spectrum bepaalde kanalen wél kan gebruiken en andere kanalen weer niet. 

Dat kan ook voor clients gelden: denk aan uw iPhone of Android-telefoon. We hebben meegemaakt dat een smartphone pas werkte nadat het kanaal binnen de 5GHz-band van bijvoorbeeld kanaal 100 naar kanaal 44 werd gezet. Het is maar dat u het weet. 

©CIDimport
























Een app als Wifi Analyzer kan heel snel laten zien welke netwerken er in de buurt zijn en hoe sterk deze zijn. 

Routers
U weet nu welke soorten wifi er zijn, op welke frequenties deze werken en hoe kanaalbreedte en kanalen in elkaar steken. Deze kennis is handig bij het opstellen van een wifi-netwerk. 
Wie in een groot huis woont, zal hoogstwaarschijnlijk geen complete wifi-dekking hebben met een standaardrouter van de provider. Zeker niet als de router in de meterkast bij de voordeur staat. In dat soort gevallen is het veelal nodig om het wifi-netwerk uit te breiden. 
Maar voordat u dat gaat doen, kunt u nog één ding proberen: stel de router zo centraal en vrij mogelijk in huis op. De kans is groot dat u dan wel heel aardig bereik hebt. Rondom de router straalt de wifi-router namelijk in een bolvorm af. Hebt u de router bij de voordeur staan, dan straalt u de helft van het wifi-netwerk de straat op. Zonde! Stel overigens de antennes altijd symmetrisch op en niet in een waaier. De antennes werken samen. Door ze in een waaier te zetten, werkt u het samenwerken eigenlijk alleen maar tegen. U krijgt u ook geen beter bereik. 

Accesspoints
Mocht het centraal opstellen niet genoeg dekking bieden, dan kunt u het netwerk uitbreiden. Dit kan op verschillende manieren. U kunt bijvoorbeeld een oudere router als accesspoint inzetten. Mocht de router een speciale accesspoint-setting hebben, gebruik die dan. Het verschilt per model of dat mogelijk is. Heeft de router dat niet, dan kunt u de router een vast ip-adres geven en een kabel aansluiten op één van de lanpoorten (dus niet de internet-poort / wan-poort). Zet vervolgens op die router de dhcp-server uit om problemen te voorkomen. Stel nu onder het wifi-menu het ssid en de beveiliging gelijk in als bij uw bestaande wifi-netwerk. Als het goed is, zullen alle bestaande, draadloze clients automatisch schakelen. 

Mooier is het om een écht draadloos toegangspunt aan te schaffen van een goed merk. Beter nog: koop allemaal gelijke modellen en plaatst die op strategisch goede plekken. Als u een systeem aanschaft van bijvoorbeeld Ubiquity, dan kunt u een écht homogeen draadloos netwerk opbouwen. 

Engenius heeft dit niet ingebouwd, maar kan dit wel. Onder meer door een wireless controller te gebruiken. Die zijn echter prijzig. 
Nieuwere modellen accesspoints hebben in sommige gevallen ook een ‘fast handover’ systeem, waarbij u kunt aangeven bij hoeveel dB een toegangspunt een client moet laten vallen. Zo hebt u zelf in de hand hoe sterk een signaal minimaal moet zijn om verbinding te maken en te houden. Tevens kunnen deze accesspoints een apparaat automatisch op een bepaalde frequentieband zetten. Is een apparaat 5 GHz-compatible? Dan gaat hij lekker naar die frequentie. Het zijn allemaal hulpmiddelen die u vindt in betere wifi toegangspunten. 

Een andere, gemakkelijke, mogelijkheid is om met homeplugs te werken. Er zijn talloze modellen die een ingebouwd wifi-accesspoint hebben. U kunt met homeplug deze accesspoints vrij plaatsen in het huis. Let er wel op dat de verbinding tussen de homeplugs goed genoeg is. Test dat even met een kabel aan een laptop of pc. Als er geen goede verbinding tussen de homeplugs is, is er ook geen bandbreedte via wifi natuurlijk. 
Repeaters raden we ten zeerste af, omdat u slechts de helft van de bandbreedte overhoudt en omdat ze zeer foutgevoelig zijn. Denk aan kanaalwisselingen en onnodige interferentie.

©CIDimport


































Een handige en gemakkelijke manier om wifi uit te breiden is een homeplug met wifi-accesspoint. 

Interferentie
Nu we het toch over interferentie hebben: dat is de grootste vijand van een goed wifi-netwerk. Met name op de 2,4 GHz-frequentieband – en dat is veelal de krachtigste – speelt interferentie een hele grote rol. Andere wifi-netwerken zijn de grootste boosdoeners. Maar zoals eerder vermeld, spelen ook andere apparaten een rol. Denk aan bluetooth en babyfoons. 
Wat u kunt doen als u een instabiele verbinding hebt, is scannen in uw omgeving naar andere netwerken. Er zijn verschillende apps die dat kunnen doen. Denk aan Wifi Analyzer op Android of Inssider op de laptop. 
Deze applicaties geven een helder overzicht van de netwerken in uw omgeving. Schrik niet: het kunnen er heel veel zijn. Zeker als u in de stad woont waar Ziggo en UPC wifi-spots hebben uitgerold. 

Als u de lijst hebt, kunt u ook zien op welke kanalen het druk is. Nu moet u ook goed kijken naar welke netwerken sterk zijn. Blijf daar indien mogelijk uit de buurt. U hebt ongeveer 40 dB nodig om een goede verbinding te krijgen. Dus tussen de piek van een ander netwerk en die van u moet 40 dB verschil zitten. 
Zo kan het zijn dat er meer dan tien netwerken op kanaal 1 aanwezig zijn waar u geen last van hebt, omdat ze allemaal zwak zijn. Er hoeven echter maar één of twee netwerken heel sterk te zijn op uw kanaal om u het wifi-leven zuur te maken. 
Mocht het nu zo zijn dat u toch een slechte verbinding hebt, ondanks dat het hele kanaal vrij lijkt te zijn, dan hebt u waarschijnlijk te maken met een ander apparaat op 2,4 GHz dat stoort. Dat kan van alles zijn. De enige manier om er achter te komen, is te scannen met speciaal gereedschap. De meest bekende is de WiSpy van Metageek. Deze scant niet alleen wifi-netwerken, maar álles binnen de 2,4 GHz-band. U ziet dus ook alarmsystemen, magnetrons, bluetooth, et cetera. Dat kan enorm helpen bij het vinden van een wifi-probleem. 
Weet wel dat deze apparaatjes en software behoorlijk prijzig zijn (ongeveer 800 euro). Het is dus meer gereedschap voor professionals. 

©CIDimport





















Sommige ruis is niet zichtbaar, omdat het geen wifi is. De WiSpy kan dat meten en weergeven. 

Het stappenplan
Hoe krijgt u nu in een paar stappen een degelijk wifi-netwerk? Het belangrijkste is en blijft goede hardware. Degelijke merken gebruiken degelijke hardware en programmeren ook goede software die de hardware aanstuurt. Het resultaat is eenvoudigweg een groter bereik en een stabielere verbinding. 

Maar goede hardware moet wel zijn werk kunnen doen. Centraal plaatsen in huis, helpt enorm. Probeer een router of accesspoint dus zo centraal mogelijk te plaatsen. En dan het liefst vrij in de ruimte. Een bank absorbeert straling. Als u de router dus achter of onder de bank verstopt, bent u direct signaal kwijt. Ook deuren en ramen houden signaal tegen. 
Mocht uw accesspoint een mogelijkheid hebben om het zendvermogen aan te passen, zet deze dan op auto en niet op volle kracht. Dat kan namelijk tegenwerken. Te veel vermogen vervormt het signaal als u dichtbij bent. 

Tenslotte is het cruciaal om een vrij kanaal te vinden. Scan uw omgeving met apps als wifi analyzer of Inssider. Daarmee krijgt u al heel degelijk inzicht in de situatie. En met die data kunt u weer uw router op een goed kanaal zetten. Gebruik in geen geval de automatische kanaalkeuze die sommige routers bieden; het spectrum op de plek waar u de wifi gebruikt ziet er waarschijnlijk totaal anders uit dan het spectrum in de buurt van de router.

Een puntje op de ‘i’ zou kunnen zijn dat u uw 2,4- en 5 GHz-netwerk dezelfde naam en wachtwoord geeft, zodat u dualband-apparaten zelf kan laten kiezen welk netwerk optimaal is. Zo benut u beide netwerken optimaal. Dit werkt overigens niet bij alle apparaten. Probeer het dus eerst even. 

Decibellen
De kracht van draadloze signalen worden – net als geluidsdruk – uitgedrukt in Decibel: dB. Nu zult u in de software en apps zien dat het een schaal is die loopt van ongeveer  -90 tot ongeveer -30. Een sterk netwerk komt tot ongeveer -40 tot hooguit -30. Meer signaal is niet nodig. Een zeer zwak netwerk ligt rond de -80 tot -90 dB. 

wifi werkt goed vanaf ongeveer 30 dB. U hebt dan drie tot vier streepjes bereik. Een signaal/ruisverhouding van rond de 40 dB is prima. Alles hoger dan 40 dB verschil is uitstekend (vijf streepjes). 
Nu kunnen de streepjes wel een beetje misleidend zijn, want in bepaalde gevallen hebt u vol bereik, maar een heel trage verbinding. In dat geval hebt u last van zware interferentie. De remedie dan is een andere kanaal kiezen op uw router. 

▼ Volgende artikel
Smartphone-abonnement kiezen: dit is het verschil tussen providers en virtuele providers
© Scanrail - stock.adobe.com
Huis

Smartphone-abonnement kiezen: dit is het verschil tussen providers en virtuele providers

Wie op zoek gaat naar een nieuw mobiel abonnement, komt al snel bekende namen tegen als KPN, Vodafone en Odido. Maar daarnaast kun je ook kiezen voor andere aanbieders op, zoals Simyo, Ben of Youfone. Die lijken misschien op gewone providers, maar dat zijn zogeheten virtuele providers. Wat is precies het verschil, en waar kies je als consument het best voor?

In dit artikel

We leggen uit wat het verschil is tussen providers en virtuele providers, en hoe dat invloed heeft op je smartphone-abonnement. Je leest welke netwerken er in Nederland actief zijn, hoe virtuele aanbieders zoals Simyo, Ben en Youfone werken en waarom ze vaak goedkoper zijn. Ook bespreken we de belangrijkste voor- en nadelen van virtuele providers, en wat dat betekent voor zaken als internetsnelheid, service en de aanschaf van een nieuwe smartphone. Tot slot komt kijken we ook nog naar eSIM, de digitale simkaart.

Waar voor je geld: 5 smartphones met eSim voor minder dan 400 euro

De drie netwerken in Nederland

In Nederland zijn er drie bedrijven met een eigen mobiel netwerk: KPN, Vodafone en Odido. Zij bezitten de zendmasten, frequenties en infrastructuur waarmee mobiele communicatie mogelijk is. Deze partijen worden de netwerkproviders genoemd. Hun netwerken dekken vrijwel het hele land en worden continu uitgebreid met nieuwe technologie, zoals 5G.

Wat virtuele providers doen

Virtuele providers, ook wel MVNO's genoemd (Mobile Virtual Network Operators), maken gebruik van het netwerk van een van deze drie aanbieders. Ze hebben dus geen eigen zendmasten, maar kopen netwerkcapaciteit in en bieden die onder hun eigen naam aan. Bekende voorbeelden zijn Simyo (op het netwerk van KPN), Ben (Odido) en hollandsnieuwe (Vodafone).

Ze regelen zelf de klantenservice, abonnementen, facturering en vaak ook extra diensten, maar het dataverkeer en bellen lopen volledig via het netwerk van de hoofdprovider.

Virtuele providerNetwerk van
Budget MobielKPN
LebaraKPN
SimyoKPN
YoufoneKPN
BenOdido
SimpelOdido
hollandsnieuweVodafone
50+ MobielVodafone

Voordelen van virtuele providers

Virtuele providers staan bekend om hun lagere prijzen. Doordat ze geen eigen netwerk hoeven te onderhouden, kunnen ze de kosten laag houden. Ook zijn ze vaak flexibel: je kunt maandelijks opzeggen, zelf je databundel aanpassen of extra opties in- en uitschakelen. Dat spreekt vooral consumenten aan die niet vast willen zitten aan een duur abonnement.

Een ander voordeel is eenvoud. Virtuele providers richten zich vaak op één duidelijk aanbod zonder allerlei combinatiedeals of ingewikkelde voorwaarden. Bovendien profiteer je als klant indirect van de netwerkverbeteringen van de hoofdprovider: als KPN zijn 5G-dekking uitbreidt, geldt dat ook voor Simyo-gebruikers.

Nadelen ten opzichte van netwerkproviders

Er zitten ook verschillen in wat je krijgt. Virtuele providers hebben meestal minder aanvullende diensten, zoals tv-pakketten, internationale bundels of toegang tot exclusieve hotspots. Ze bieden zelden nieuwe smartphones aan in combinatie met een abonnement; vaak gaat het om sim-only.

Daarnaast kan de snelheid of prioriteit op het netwerk iets lager liggen. Hoewel je technisch op hetzelfde netwerk zit, krijgen klanten van de hoofdprovider soms voorrang bij piekdrukte. Dat merk je vooral op drukke plekken of tijdens evenementen.

Tot slot zijn er verschillen in klantenservice. Virtuele aanbieders werken vaak met goedkopere, grotendeels online dienstverlening. Dat houdt de prijs laag, maar betekent ook dat persoonlijke hulp via telefoon of winkel beperkt kan zijn.

Wat past bij jou?

Wie veel reist, de nieuwste telefoon wil combineren met een abonnement of extra diensten zoals tv en internet belangrijk vindt, zit goed bij een van de drie netwerkproviders. Wie vooral een betrouwbare en betaalbare mobiele verbinding zoekt en weinig behoefte heeft aan toeters en bellen, vindt bij een virtuele provider vaak een gunstiger aanbod.

Kort samengevat: de netwerkprovider bouwt en beheert het mobiele netwerk, de virtuele provider gebruikt dat netwerk om voordeligere en flexibelere abonnementen aan te bieden. Beide werken dus samen, maar richten zich op een ander type gebruiker.

©Denys Prykhodov

Virtuele providers en eSIM

Steeds meer virtuele providers bieden tegenwoordig ook eSIM aan. Dat is de digitale variant van de traditionele simkaart, die je niet meer fysiek hoeft te plaatsen. Je activeert de eSIM via een QR-code of app en kunt zo binnen enkele minuten overstappen van provider of een tweede abonnement toevoegen, bijvoorbeeld voor werk of reizen.

Bij de grote netwerkproviders is eSIM inmiddels standaard, maar ook steeds meer virtuele aanbieders doen mee. Simyo, Youfone en Ben ondersteunen eSIM bijvoorbeeld al. 50+ Mobiel en Lebara bieden het nog niet aan, al wordt dat in de toekomst wel verwacht. Goed om te weten: de eSIM-ondersteuning bij virtuele providers wordt regelmatig uitgebreid, dus wat vandaag nog niet beschikbaar is, kan morgen al mogelijk zijn.

Nieuw abonnement, nieuwe smartphone?

Nieuw hoesje!
▼ Volgende artikel
Na storm Benjamin: zo controleer je je huis en meld je stormschade
© ronstik | Adobe Stock
Huis

Na storm Benjamin: zo controleer je je huis en meld je stormschade

Het is verstandig om na een zware storm zoals storm Benjamin je woning, tuin of bijgebouwen goed te inspecteren. Zodra de wind is gaan liggen, kun je dan tijdig ontdekken of er schade is ontstaan die hersteld moet worden. Zo voorkom je dat wat een kleine schade lijkt, alsnog uitgroeit tot een groot probleem, en kun je je verzekeraar tijdig inlichten.

In dit artikel lees je over

● Controleren op stormschade: De buitenkant van je huis | Eventuele zonnepanelen | De binnenkant van je huis |Je tuin, terras of balkon
● Stormschade voorkomen
● Stormschade melden bij de verzekering

Lees ook: Het stormt! Hoe zit het ook alweer met code rood, code oranje en code geel?


Buitenkant van het huis

Begin met een ronde om het huis en inspecteer het dak. Controleer of alle dakpannen nog heel zijn en stevig vastzitten. Kijk ook naar de dakgoten en regenpijpen. Zitten deze nog goed vast en zijn ze niet verstopt door takken, bladeren of andere rommel, zodat het regenwater goed kan weglopen? Controleer daarna alle ramen en deuren. Is er geen schade aan het glas of de kozijnen? Sluiten de deuren en ramen nog goed? Bekijk ook de muren en gevels. Zijn er scheuren of andere beschadigingen ontstaan, bijvoorbeeld door een boom die tegen de gevel is gewaaid? Zorg dat je loszittend voegwerk zo snel mogelijk herstelt of laat herstellen om verdere schade te voorkomen.

©stylefoto24

Zonnepanelen en storm

Zonnepanelen zitten gelukkig goed bevestigd, maar bij echt zware storm kunnen ze toch losgetrokken worden of anderszins beschadigd raken, bijvoorbeeld door een boom of rondvliegende dakpannen die op het dak (en de zonnepanelen) vallen. Het is altijd verstandig om nog eens nauwkeurig de voorwaarden van je woonverzekering/opstalverzekering door te lezen en om te kijken wat er qua stormschade wel en wat er niet vergoed wordt door je woonverzekering. Je zou zelfs kunnen overwegen een [speciale zonnepanelen-verzekering](https://id.nl/energie-en-klimaat/elektriciteit/zonnepanelen/zonnepanelen-verzekeren-is-het-nodig-om-een-verzekering-af-te-sluiten) af te sluiten.

Lees ook: Het regent, het regent … zo voorkom je wateroverlast

Binnenkant van het huis

Binnen werk je van boven naar beneden. Begin op de zolder. Zoek naar lekkages of vochtplekken die kunnen wijzen op dakschade. Inspecteer muren en plafonds in alle kamers, op zoek naar scheuren en andere beschadigingen. Heeft het tijdens de storm ook geonweerd en gebliksemd? Test of elektrische schakelaars en stopcontacten nog correct werken. Is er blikseminslag in de buurt geweest? Dat kan zorgen voor piekspanning, waardoor elektrische apparaten beschadigd kunnen zijn geraakt. Controleer die dus ook.

Om het huis: tuin, terras, en schutting

Loop ook een rondje om je huis en kijk of schuttingen en tuinhekken nog intact en stevig zijn. Controleer het terras en de tuinmeubels op stormschade. Kijk of losse spullen, zoals vuilcontainers en bloempotten, nog op hun plek staan en zet ze eventueel terug. Verzamel losse afgewaaide takken. Heb je bomen in of om je tuin staan? Controleer goed of ze nog stevig geworteld zijn. In januari dragen ze nauwelijks blad meer, maar zeker in de herfst of tegen het eind van de lente staan ze goed in het blad. Bij een storm kunnen ze dan instabiel worden: ze staan dan nu misschien wel overeind, maar zouden bij een volgende storm om kunnen gaan. Dreigt een boom om te vallen op de openbare weg? Bel dan de brandweer. Doe dat niet via 112 (dat nummer is echt alleen voor levensbedreigende situaties), maar via 0900-0904.

Lees ook: Schutting omvergeblazen? Zo herstel je hem

©Robertvt

Stormschade voorkomen

Er zijn gelukkig allerlei manieren om je huis beter stormbestendig te maken. Controleer dakpannen en goten regelmatig. Houd muren en schilderwerk in goede staat. Snoei bomen preventief voor het stormseizoen. Zet losse objecten in de tuin vast of berg ze tijdelijk op in de schuur of garage. Daarmee verklein je bij een volgende storm de kans op schade.

Lees ook:Zo maak je je dakgoot schoon

©Budimir Jevtic

Stappenplan stormschade melden

Heb je schade, neem dan zo snel mogelijk contact op met je verzekeraar. Dat kan meestal via de app en online, maar vaak kun je vanaf de website van je verzekeraar ook een papieren schadeformulier downloaden. Als je stormschade hebt aan je woning of bezittingen, is het voor de verzekering belangrijk om een duidelijk en gedetailleerd overzicht te hebben van de schade. Hier zijn de stappen die je moet volgen:

1. Fotografeer of film de schade

Zorg dat je foto's of video's maakt van alle schade voordat je iets opruimt of repareert. Dit geeft de verzekering een goed beeld van de impact van de storm.

2. Maak een lijst

Noteer alle beschadigde items en beschrijf de schade per item.

3. Bewaar beschadigde items

Gooi niets weg voordat de verzekering het heeft kunnen zien, tenzij het een gevaar oplevert voor de veiligheid.

4. Documenteer aankoopbewijzen

Als je deze hebt, voeg dan aankoopbewijzen of facturen toe van de beschadigde items om de waarde ervan aan te tonen.

5. Houd reparatiekosten bij

Als je noodreparaties moet uitvoeren, bewaar dan de bonnen en facturen van deze reparaties. Bel wel eerst met de verzekeraar: vaak kunnen zij zorgen dat er voor noodreparaties zo snel mogelijk iemand komt.

6. Contactinformatie van getuigen

Als buren of voorbijgangers schade hebben gezien, noteer dan hun contactgegevens. Zij kunnen eventueel je claim ondersteunen.

7. Datum, tijd en weer

Noteer de datum en de tijd (zo precies mogelijk) waarop de schade is ontstaan. Je kunt dan makkelijker aantonen dat het inderdaad tijdens een zware storm was, waardoor je claim meer kans maakt.

8. Correspondentie:

Bewaar een kopie van alle correspondentie met je verzekeraar, inclusief e-mails en brieven.

Vraag een offerte aan voor aannemers: