ID.nl logo
Workshop wifi-netwerken
© PXimport
Zekerheid & gemak

Workshop wifi-netwerken

Een draadloos netwerk is bijna onmisbaar, maar het kan ook een hoop frustraties met zich meebrengen. Pieken en dalen in snelheid, bereik en verbindingen, worden vaak veroorzaakt door andere netwerken of door storende apparatuur. In deze workshop leggen we uit hoe u uw draadloze netwerk in de gaten kunt houden, en hoe u uw verbinding optimaliseert.

1. Slechte verbindingen

Storingen op het draadloos netwerk manifesteren zich op veel manieren. Een van de belangrijkste signalen dat er iets mis is, is een trage internetverbinding. Uw provider kan natuurlijk de boosdoener zijn. Dit is eenvoudig te controleren door uw computer met een kabeltje aan te sluiten op het modem in plaats van draadloos. Is de verbinding dan wel in orde, dan is uw draadloze netwerk waarschijnlijk de oorzaak. Een ander symptoom is het wegvallen van het netwerk op gezette tijden: vrijwel altijd een teken dat u aan de slag moet met de stappen in deze workshop.

©PXimport

2. Voorbereidingen

In deze workshop behandelen we methoden om uw draadloze netwerk onder de loep te nemen. Om dat te kunnen doen, hebt u een goed werkende netwerkadapter nodig. Soms kan het de moeite lonen om voor een paar tientjes een extra exemplaar aan te schaffen. Zo kunt u met een externe adapter vaak een sterker signaal opvangen, of om te kunnen meeluisteren op de 5GHz-band (indien uw router de 5Ghz-band ook ondersteunt).

©PXimport

3. Rust op het netwerk

Uw draadloze netwerk is waarschijnlijk niet het enige in uw huis dat gebruikmaakt van radiogolven. Bijvoorbeeld DECT-telefoons of magnetrons kunnen zorgen voor storing. Zie ook het kader 'Interferentie van andere apparaten'. Ook andere wifi-netwerken in de omgeving kunnen uw signaal in de weg zitten. Hierdoor achterhaalt u moeilijk de oorzaak van uw gebrekkige netwerkconnectiviteit. Voorkom bij het doorlopen van de volgende workshopstappen ruis, door de draadloze telefoon even uit te schakelen en de magnetron niet te gebruiken.

©PXimport

Interferentie van andere apparaten

Alle wifi-routers zenden en ontvangen minimaal op één vastgestelde frequentie, de 2,4GHz-band. Deze frequentie is vrijgegeven voor draadloze netwerken, overal ter wereld mag deze frequentie gebruikt worden zonder voorafgaande toestemming. Naast draadloze netwerken, gebruiken ook babyfoons, draadloze telefoons, bluetooth en beveiligingscamera's deze frequentie. Door dit gezamenlijke gebruik kan al snel interferentie ontstaan. Dat leidt tot twee problemen: door andere apparaten kan het signaal verstoord worden, maar het is óók mogelijk dat het draadloze netwerk per ongeluk terugschakelt naar een lagere snelheid omdat het terugkaatsen van de signalen de router in de war brengt over de gekozen doorvoersnelheid.

©PXimport

Zoeken naar interferentie

Interferentie is thuis nauwelijks op te sporen, omdat de antenne van de netwerkkaart het niet kan detecteren. De enige remedie is het handmatig instellen van de gebruikte kanalen, maar het juiste kanaal kunt u alleen vinden door ze allemaal uit te proberen. Dat is overigens geen garantie voor succes, want er zijn protocollen - zoals bluetooth - die gebruikmaken van het zogenoemde frequency-hopping. Het is dan vooraf niet bekend welk kanaal deze apparaten kiezen en welke dus nog geschikt zijn voor gebruik voor het draadloze netwerk.

4. Router-firmware

Een goed netwerk begint bij uw router. Een router is onder de motorkap eigenlijk een computer. Het besturingssysteem en de applicaties die de werking mogelijk maken, worden samen de firmware van de router genoemd. De firmware wordt geleverd door de routerproducent en aangepast voor een specifiek merk. Routerfabrikanten publiceren met enige regelmaat nieuwe versies van hun firmware, waarin de laatste updates zijn verwerkt. Niet zelden bevatten deze upgrades aangepaste drivers voor de hardware, waardoor de werking van het draadloze netwerk wordt verbeterd.

©PXimport

5. Router updaten

Alle routers beschikken over de mogelijkheid om via de webinterface te controleren welke versie geïnstalleerd is, zodat u een upgrade uit kunt voeren. Via de website van de producent kunt u terugvinden wat de meest recente firmware is, meestal kunt u deze gelijk gratis downloaden. Lees de instructies goed door en schakel eventuele downloadmanagers uit. Vaak wordt de firmware in een zip-bestand geleverd en moet u dit zip-bestand in zijn geheel inladen op de router, zonder het eerst uit te pakken op uw computer.

©PXimport

6. Semiautomatisch

In de meeste gevallen is het upgraden van de firmware niet zo heel ingewikkeld. Het is aan te raden om de upgrade uit te voeren terwijl u met via een netwerkkabel verbonden bent, en om vooraf de configuratie op te slaan via de back-upfunctie van uw router (indien uw router hierover beschikt). Sommige routers, bijvoorbeeld die van Netgear, hebben een semiautomatische updatefunctie. Wanneer u inlogt op de webinterface - wat u dus regelmatig even moet doen - installeren deze routers zelf nieuwe firmware wanneer deze beschikbaar is.

©PXimport

Andere frequentie

Routers met de 802.11n-standaard werken meestal niet alleen met de 2,4GHz-band, maar kunnen ook op de 5GHz-band zenden en ontvangen. Deze frequentie is veel ruimer dan de 2,4GHz-band en er zijn veel minder apparaten die op deze frequentie werken. Hierdoor is de kans op interferentie veel kleiner. De keerzijde is een veel lager bereik, dus uw router moet vlakbij uw computer staan. Dualband-routers opereren tegelijkertijd op de 2,4GHz- en de 5GHz-band, deze kunt u dus gebruiken voor computers vlakbij en wat verder weg.

©PXimport

7. Routerinstellingen

Na het updaten gaan duiken we in de instellingen van uw router. U kunt natuurlijk de standaardinstellingen laten staan, maar iedere router beschikt ook over de mogelijkheid om een aantal aanpassingen te maken. Zeker bij problemen met het netwerk kan het verstandig zijn om de instellingen voor het draadloze netwerk door te lopen. We kijken dan vooral naar de gebruikte kanalen en het encryptiemechanisme. We beschrijven de werkwijze wat algemeen, omdat elke interface verschilt.

©PXimport

8. Kanalen verdelen

Op een bepaalde frequentie (2,4 GHz of 5 GHz) kunnen makkelijk meerdere routers tegelijkertijd actief zijn, maar ze moeten dan wel de beschikbare bandbreedte onderling delen. De gebruikte kanalen zijn eenvoudig in kaart brengen met bijvoorbeeld Xirrus Wi-Fi Inspector. Bekijk de verschillende gegevens die WiFi Inspector over de netwerken in uw omgeving te weten is gekomen. We zijn nu even vooral geïnteresseerd in de kolom Channel (Kanaal).

©PXimport

9. Inloggen

Om het draadloze kanaal te wijzigen loggen we in op de router. Dit doet u door het IP-adres van de router (meestal 192.168.1.1) in uw browser in te typen. Meestal zijn de instellingen voor het draadloze netwerk snel gevonden door een beetje rond te klikken in de interface. U kunt bij Kanaal, Channel of een dergelijke benaming een standaardkanaal voor uw router kiezen. Kies een kanaal dat zo ver mogelijk van gebruikte kanalen af ligt, maar altijd minimaal 5 kanalen. Ziet u in Wi-Fi Inspector bijvoorbeeld veel routers op kanaal 1, dan kunt u uw router het beste instellen op kanaal 6.

©PXimport

10. De juiste standaard

Er zijn verschillende standaarden voor het gebruik van een draadloos netwerk. Van oud naar nieuw: 802.11b, 802.11g en 802.11n. Veel draadloze routers ondersteunen meerdere protocollen en kunnen apparatuur van verschillende standaarden met elkaar verbinden. Dat gaat wél ten koste van het draadloze signaal en kan verstoring veroorzaken. Werkt de meeste apparatuur (en in elk geval uw laptop) met 802.11n, schakel dan de compatibiliteitsmodus uit. Dit heeft wel tot gevolg dat alleen n-apparaten nog verbinding kunnen maken.

©PXimport

11. Encryptie

Het is belangrijk om een draadloos netwerk te beveiligen, al beïnvloedt dat de snelheid. De routerprocessor past immers versleuteling toe en vergroot hiermee het dataverkeer. Er zijn meerdere encryptievarianten en elke router heeft zijn eigen statistieken als het gaat om dataverlies. Een goede methode om het snelheidsverlies zelf te testen, is door een groot bestand via ftp te downloaden. Pas de encryptiemethode aan, bijvoorbeeld WPA op basis van AES en haal hetzelfde bestand op. Snel merkt u verschillen in doorvoersnelheid, waarbij AES de hoogste kans op een snelle verbinding biedt.

©PXimport

12. Ongewenst protocol

Routerfabrikanten voorzien hun producten vaak van toeters en bellen, die onder de noemer 'wifi-accelerators' vallen. Hiermee geven ze aan het netwerk te versnellen. Let op termen als SuperG, Speedbooster of Rangebooster. Omdat deze protocollen niet gestandaardiseerd zijn, werken ze alleen samen met de netwerkadapters die uit dezelfde fabriek komen. Beschikt u hier niet over, schakel deze extra opties dan uit in het configuratiescherm van uw router, want ze kunnen zorgen voor extra storing op het draadloze netwerk.

©PXimport

13. Signaal

In tegenstelling tot wat veel mensen denken, worden de wifi-signalen niet in één rechte lijn uitgezonden, maar bereiken de radiogolven de router via allerlei verschillende wegen. Het is te vergelijken met het weggooien van een hand vol stuiterballen: de signalen botsen op elk object en worden telkens teruggekaatst. De ideale plek van de router wordt dus bepaald door verschillende omgevingsfactoren. Een paar centimeter te laag of een half metertje te ver weg, kunnen een wereld van verschil maken.

©PXimport

14. De juiste plek

De ideale plek van de router is pal naast uw computer. Maar aangezien een router vaak in een meterkast of ergens anders uit het zicht staat, is dat niet echt realistisch. Als vuistregel geldt: hoe hoger hoe beter, en liever geen metaal of water in de buurt. Om te weten hoe 'goed' uw router het doet op uw werkplek, hebben we statistieken nodig over de signaalsterkte. Deze gegevens kunnen we met software achterhalen. De draadloze adapter in uw computer fungeert hierbij als meetinstrument, zorg dus dat deze representatief is opgesteld: uitlezen op de werkplek dus.

©PXimport

15. InSSIDer

Voor het genereren van statistieken is een groot aantal hulpmiddelen beschikbaar. Soms wordt bij de draadloze adapter software meegeleverd die de signaalsterkte kan meten, maar er is ook veel alternatieve freeware beschikbaar. We kiezen hier voor inSSIDer, een speciaal programma dat allerlei verschillende metingen kan uitvoeren op het draadloze netwerk. Software als InSSIDer biedt een aantal aantrekkelijke extra's boven de standaard driversoftware.

©PXimport

16. Meten

Om de juiste signaalsterkte te meten, is het belangrijk dat de meting gedurende een langere tijd wordt uitgevoerd. Daardoor kunt u eventuele tijdelijke invloeden, zoals een magnetron of draadloze telefoon, eenvoudig herkennen in de grafieken. Na het starten van inSSIDer wordt automatisch een continu-meting gestart en kunt u de resultaten direct uitlezen. U zult meteen zien dat de meting steeds andere resultaten laat zien, maar dat er wel duidelijk trends te ontdekken zijn. Dat is normaal: draadloze netwerken zenden continu signalen uit en de signaalsterkte kan behoorlijk fluctueren.

©PXimport

17. Gegevens uitlezen

In de software is een rapportage terug te vinden van het draadloze netwerksignaal. We zijn nu vooral op zoek naar de signaalsterkte, die wordt beïnvloed door de afstand tussen router en pc, en door materialen die het draadloze signaal belemmeren. De signaalsterkte wordt weergegeven in dB, waarbij -50dB erg goed is en sterktes vanaf -75dB een zwakke verbinding opleveren. We zien in de rapportage ook de draadloze kanalen die in gebruik zijn. In een drukke omgeving ziet u op elk kanaal een draadloos netwerk en soms treft u netwerken aan die op meerdere kanalen tegelijk werken.

©PXimport

18. Signaal van de router

Ieder huis en ieder netwerk is anders, daarom is het lastig om een precies recept te geven voor de plaatsing van de router. Het devies luidt om verschillende posities uit te proberen. Met de meetresultaten is het eenvoudig te zien wanneer uw router een sterk signaal uitzendt. Bedenk dat een antenne van een draadloze router uitzendt in de vorm van een suikerspin: het signaal vormt een denkbeeldige cirkel langs de as van de antenne. Bij het uitrichten van de antennes moet de bovenzijde dus niet naar de computer wijzen, maar juist haaks staan op het gebied dat dekking nodig heeft.

©PXimport

19. Het beste signaal

Zoals we hiervoor al beschreven is de signaalsterkte, gemeten in dB, belangrijk voor een netwerk zonder storingen. Een tweede belangrijk getal dat u kunt uitlezen, is de Signal-to-Noise-ratio, soms afgekort als SNR. Dit geeft aan hoe goed het signaal is in combinatie met de - altijd aanwezige - ruis in de omgeving. Wederom geldt hier: hoe hoger de SNR, des te beter is de kwaliteit van het signaal. Een waarde van rond de 35 zou een goede verbinding moeten opleveren.

©PXimport

20. Snelheid

Met het commando ping testen we of de computer een goede verbinding heeft met de router. Ping werkt als een sonar: er wordt berekend hoe snel een pakketje dat u verstuurt, weer bij u terug is. U kunt het commandvenster van Windows gebruiken (Start / typ cmd en open cmd.exe) om de ping te achterhalen. We kunnen ook gebruikmaken van de grafische schil GPING (Graphical Ping), die de resultaten net wat mooier laat zien.

©PXimport

21. Ping om te testen

Om een goede meting uit te voeren hebben we wederom het IP-adres nodig van de draadloze router (meestal 192.168.1.1). In cmd.exe gebruikt u het commando ping [ip-adres router] (vul het ip-adres in). Bij Graphical Ping voert u het ip-adres in. We zijn vooral geïnteresseerd in de RTT-waarde, de Round Trip Time. Deze geeft aan hoe lang het pakketje erover doet om de weg heen en terug af te leggen. Op het lokale netwerk mag deze niet veel meer dan 10 milliseconde bedragen.

©PXimport

▼ Volgende artikel
Slimmer wassen: deze functies maken je nieuwe wasmachine nét even handiger
© Family Veldman
Huis

Slimmer wassen: deze functies maken je nieuwe wasmachine nét even handiger

Natuurlijk kijk je naar de capaciteit en het energielabel als je een nieuwe wasmachine zoekt. Past je dekbed erin? En hoeveel verbruikt 'ie per wasbeurt? Toch zijn dat allang niet meer de enige zaken om op te letten. Moderne wasmachines zitten vol extra's die wassen makkelijker maken, en soms zelfs een beetje leuker. Wifi, stoom, automatische dosering of juist een fluisterstille motor: dit voegen die functies toe aan jouw huishouden.

Partnerbijdrage - in samenwerking met Bemmel & Kroon

Bij het kopen van een nieuwe wasmachine zijn er een paar dingen waar vrijwel iedereen als eerste naar kijkt. Bovenaan staat de trommelcapaciteit. Die bepaalt hoeveel kilo wasgoed je per beurt kunt wassen. Een klein huishouden heeft meestal genoeg aan 7 kilo, terwijl grotere gezinnen vaak kiezen voor een model met 9 kilo of meer. Het tweede punt is het energielabel. Een zuinige wasmachine met label A verbruikt minder stroom en water, wat niet alleen beter is voor het milieu, maar ook voor je energierekening op de lange termijn.

Ook het toerental speelt een belangrijke rol. Hoe hoger dit aantal omwentelingen per minuut – bijvoorbeeld 1400 of 1600 – hoe droger je was uit de machine komt. Dat is handig als je geen droger hebt, of gewoon minder tijd wilt kwijt zijn aan het drogen. Daarnaast letten veel mensen op het geluidsniveau. Zeker als de wasmachine dicht bij de woonkamer of slaapkamer staat, is een stille werking prettig.

Tot slot zijn de beschikbare programma's en extra functies vaak doorslaggevend. Denk aan programma's voor sportkleding, wol of allergieën, of slimme toevoegingen zoals automatische dosering van wasmiddel of een stoomfunctie. Hoe beter de functies aansluiten op je dagelijkse wasroutine, hoe fijner de machine in de praktijk werkt. Hieronder lees je meer over slimme functies die je kunt tegenkomen op je nieuwe wasmachine en waarom ze zo handig zijn.

Wasmachines met wifi: altijd verbonden, altijd controle

Een wasmachine met wifi biedt vooral gemak. Je hoeft niet meer op te staan om te checken of de was al klaar is, want dat zie je gewoon op je smartphone of tablet. Programma's starten, pauzeren of aanpassen doe je waar je ook bent: vanaf de bank, op je werk of onderweg naar huis. Dat scheelt tijd en zorgt ervoor dat je de was kunt plannen rond jouw dag, niet andersom. Bijvoorbeeld door 's ochtends vroeg het programma alvast klaar te zetten en het pas te starten wanneer je op kantoor bent.

Slimme modellen met wifi laten je ook kiezen voor het voordeligste moment om te wassen, bijvoorbeeld tijdens daluren als stroom goedkoper is. Zo bespaar je ongemerkt energie. Daarnaast houdt de app vaak bij hoeveel stroom en water je verbruikt, en krijg je suggesties om zuiniger te wassen. Sommige modellen gaan nog verder en kiezen automatisch het programma dat het beste past bij je kleding. Zo wordt alles fris en schoon zonder dat tere stoffen beschadigen. Extra functies zoals stoom of vlekkenbehandeling zijn eenvoudig aan of uit te zetten via de app. Dat maakt wassen nauwkeuriger en persoonlijker dan ooit.

©ryanking999

Stoomfunctie: minder strijkwerk, meer hygiëne

Wie het strijkijzer liever in de kast laat liggen, heeft baat bij een wasmachine met stoomfunctie. Dankzij stoomtechnologie komt kleding minder gekreukt uit de trommel. Overhemden, blouses of katoenen jurken kun je vaak meteen ophangen, zonder dat je met een strijkplank aan de slag hoeft. Maar de voordelen gaan verder dan alleen gemak.

Stoom maakt wassen namelijk ook hygiënischer. Het dringt diep door in de vezels en doodt bacteriën, pollen en huisstofmijt – handig als je een gevoelige huid hebt of last van allergieën. Ook muffe kleding die niet echt vies is, krijgt een opfrisbeurt. Denk aan een jasje dat je aan hebt gehad in de kroeg, of een trui die lang in de kast heeft gehangen en die wat muf ruikt. Door kort te stomen is je kleding snel weer draagbaar.

Automatische wasmiddeldosering: nooit meer gokken

Hoeveel wasmiddel is genoeg? Veel mensen schenken op de gok een flinke scheut in het bakje, met als resultaat overdosering, zeepresten op kleding of juist te weinig schoonmaakkracht. Wasmachines met automatische wasmiddeldosering lossen dat probleem op. Je vult een reservoir met vloeibaar wasmiddel en eventueel wasverzachter, en de machine meet zelf wat er nodig is voor elke lading was.

Dit is niet alleen beter voor je kleding – die slijt minder snel en blijft langer mooi – maar ook voor je portemonnee. Je verbruikt namelijk nooit meer dan nodig. Ook fijn: je hoeft niet bij elke wasbeurt iets toe te voegen. Vaak gaat een volle tank twintig tot veertig wasbeurten mee. Dat scheelt gedoe, voorkomt verspilling en zorgt voor een constante waskwaliteit zonder dat je ergens over hoeft na te denken.

©AEG

Superstille wasmachines: wassen zonder lawaai

Wasmachines met een laag geluidsniveau zijn ideaal voor wie zijn wasmachine in de buurt van de woon- of slaapkamer heeft staan. Een model dat tijdens het centrifugeren 73 decibel of minder produceert, valt in de categorie 'stil'. Maar wie écht stil wil wassen, kiest voor een model dat maximaal 70 decibel haalt. Dat verschil lijkt klein, maar is duidelijk hoorbaar. Elke 3 decibel extra verdubbelt namelijk de geluidsintensiteit.

Deze extra stille wasmachines zijn meestal uitgerust met een koolborstelloze motor, die nauwelijks geluid maakt. In plaats van borstels gebruikt de motor een magneetsysteem om de trommel te laten draaien. Dat scheelt wrijving én lawaai. Je kunt dus gerust een was draaien terwijl je slaapt of in een videocall zit. Ook als je gebruik wilt maken van het nachttarief, zonder dat je wakker ligt van het centrifugeren, is zo'n stille wasmachine een slimme keuze.

Tot slot

Wassen is allang niet meer gewoon een kwestie van aanzetten en wachten. De functies die je tegenwoordig kunt kiezen, maken het verschil tussen 'was erin en maar zien' en gericht, zuinig en stil wassen op jouw voorwaarden. Of je nu op zoek bent naar minder strijkwerk, een stiller huishouden, energiebesparing of vooral gemak via je smartphone: deze functies maken je leven echt makkelijker.

▼ Volgende artikel
(Extra) vriezer in je schuur of garage? Dit moet je weten
© ID.nl
Huis

(Extra) vriezer in je schuur of garage? Dit moet je weten

Een extra vriezer in de garage of schuur is voor veel mensen een uitkomst. Toch is het niet altijd een kwestie van stekker erin en klaar. Niet elke vriezer werkt goed bij lage temperaturen, en ook de plek waar je hem neerzet maakt uit. Waar moet je op letten als je een vriezer in een onverwarmde ruimte wilt zetten, lees je hier.

Vrieskast of vrieskist?

Als je op zoek bent naar een vriezer, heb je grofweg twee opties: een vrieskast met een deur aan de voorkant of een vrieskist die je van bovenaf opent. Vrieskisten zijn doorgaans iets energiezuiniger dan vrieskasten. Dat komt doordat koude lucht zwaarder is dan warme lucht en bij het openen van een vrieskist grotendeels in de kist blijft hangen, terwijl bij een vrieskast de koude lucht makkelijker naar buiten stroomt zodra je de deur opent. Het voordeel van een vrieskist is dus dat je er minder energie mee verbruikt. Een vrieskast is dan weer praktischer in het dagelijks gebruik: je ziet in één oogopslag wat erin ligt en je kunt er makkelijker snel even iets uit pakken.

Kies de juiste maat en het juiste type

Vriezers voor in de schuur zijn er in allerlei formaten, van kleine modellen van 100 liter tot enorme kasten van 500 liter of meer. Kies een vriezer die past bij wat je van plan bent ermee te doen – deze zomer én daarna. Ga je 'm vooral gebruiken als extra opslag tijdens barbecues en vakanties, dan hoeft hij niet al te groot te zijn. Een te ruime vriezer verbruikt namelijk onnodig veel energie, zeker als hij grotendeels leeg blijft. Let bij de aanschaf ook goed op het type (hierboven las je daar al meer over). Een vrieskast neemt minder ruimte in beslag op de vloer en is overzichtelijker, terwijl je in een vrieskist juist makkelijk grotere hoeveelheden kwijt kunt en etenswaren goed kunt stapelen. Kies bij voorkeur een model met meerdere laden of vakken, zodat je snel terugvindt wat je zoekt. Kijk tot slot naar het energielabel. Modellen met energielabel A zijn het zuinigst. Ze zijn vaak iets duurder in aanschaf, maar die extra kosten verdien je op termijn terug via een lagere energierekening. Vraag ernaar in de winkel of vergelijk online.

Kan elke vriezer zomaar in elke schuur of garage?

Nee, niet elke vriezer kun je zomaar in een onverwarmde schuur of garage neerzetten. Het is belangrijk dat de omgevingstemperatuur niet lager wordt dan waar de vriezer voor ontworpen is. Dit staat aangegeven via de klimaatklasse. De meeste standaardvriezers (met klasse SN, SN-T of SN-ST) werken pas goed vanaf 10 °C. Die zijn dus alleen geschikt voor een goed geïsoleerde schuur. Wordt het bij jou niet kouder dan 0 °C? Dan kun je kiezen voor een vriezer die een minimale omgevingstemperatuur van 0 °C aankan. Voor onverwarmde ruimtes waar de temperatuur in de winter tot -15 °C kan zakken, zijn er speciale modellen beschikbaar. Die blijven ook bij die temperaturen betrouwbaar doordraaien, zonder dat je hoeft te isoleren. Staat er géén geschikte klimaatklasse vermeld of is de ondergrens hoger dan de temperatuur in je schuur? Zet de vriezer dan liever binnen – anders loop je het risico dat hij niet goed meer vriest of zelfs stukgaat. Goed om te weten: op een goede witgoedsite kun je doorgaans filteren op de geschiktheid voor plaatsing in schuur of garage.

Waar en hoe zet je hem neer?

De plek waar je de vriezer in de schuur of garage neerzet, maakt veel uit voor een goede werking. Zet hem op een stabiele, waterpas ondergrond zodat hij niet gaat trillen of lawaai maakt tijdens het vriezen. Vermijd plekken direct naast een warmtebron zoals een cv-ketel, maar zet de vriezer ook niet vlak bij een koude buitendeur. De ideale omgevingstemperatuur ligt tussen de 10 en 15 graden. Zorg dat er rondom voldoende ruimte is voor ventilatie. Laat aan de achterkant minstens 10 centimeter vrij, zodat de warme lucht goed weg kan. Controleer of er een stopcontact in de buurt zit. In garages is dat meestal geen probleem, maar in een schuur kan het ontbreken. In dat geval kun je het beste een stopcontact laten aanleggen op een veilige plek. Gebruik liever geen verlengsnoer.

Aansluiten en installeren

Sluit de vriezer eerst aan op het stopcontact voordat je begint met inruimen of afstellen. Controleer in de handleiding of hij ingesteld staat op minimaal -18 graden Celsius – dat is de aanbevolen temperatuur voor veilig invriezen. Stel daarna de pootjes bij zodat de vriezer waterpas staat. Dat is niet alleen beter voor de werking, maar helpt ook om energieverbruik te beperken. Wil je extra zekerheid? Dan kun je de vriezer met een muurbeugel verankeren. Zeker bij modellen met zware, volle laden voorkomt dat dat het apparaat kantelt. Let op: plaats de vriezer niet in een onverwarmde schuur waar het 's winters kan vriezen. Bij temperaturen onder nul werkt de compressor minder goed of juist te hard, wat leidt tot slijtage en een hoger energieverbruik. Kies in dat geval liever voor een vriezer die speciaal geschikt is voor lage omgevingstemperaturen.

©qwartm - stock.adobe.com

Ontdooien en schoonmaken

Veel vriezers zijn tegenwoordig uitgerust met een no-frostsysteem dat ijsvorming automatisch tegengaat. Toch is het slim om de vriezer een paar keer per jaar handmatig te ontdooien. Zo blijft hij efficiënt werken en verbruik je niet onnodig stroom. Trek hiervoor de stekker uit het stopcontact en haal alle producten eruit. Zet die tijdelijk in een andere vriezer of bewaar ze in een koelbox met koelelementen. Laat de vriezer daarna rustig ontdooien. Je kunt het proces versnellen door een bakje heet water in de vriezer te zetten en de deur dicht te doen, maar giet nooit heet water direct op de wanden – dat kan schade veroorzaken. Vang het smeltwater op met doeken of een opvangbakje. Droog de binnenkant goed af en sluit de vriezer weer aan. Maak meteen ook de binnen- en buitenkant schoon met een zachte doek en een mild schoonmaakmiddel. Vermijd agressieve middelen en schuursponsjes, die kunnen het oppervlak beschadigen.