ID.nl logo
Huis

Virtuele netwerkschijven in Windows

Af en toe stuit je op services of tools die – vaak in de goedkopere versies – niet overweg kunnen of willen met opslagruimtes op het netwerk. In de meeste gevallen valt daar wel iets aan te doen: je laat Windows geloven dat zo’n opslagruimte een lokale harde schijf is! In deze workshop leggen we uit hoe je dat doet.

Een bekend voorbeeld van een tool die bewust de toegang tot netwerklocaties voor de gebruiker heeft afgesneden, is de ingebouwde Backup van Windows 7 Home Premium. Alleen de duurdere Windows-versies staan het je toe een backup van je databestanden of een systeemkopie op te slaan op een netwerkschijf. Ervaren gebruikers proberen het dan meteen door een lokale stationsletter aan zo’n netwerkmap te koppelen – dat kan via de Verkenner door vanuit het contextmenu van die map de optie Netwerkverbinding te kiezen. Jammer, maar helaas: de stationsletter duikt niet op in de lijst met backuplocaties. Een vergelijkbaar verhaal vinden we bij Windows Media Center en bij de gratis versie van desktopzoekmachine Copernic Desktop Search. Ook deze laatste weigert halsstarrig bestanden op netwerklocaties te indexeren.

Er zijn een paar slimme omwegen waarmee je zulke tools alsnog ‘dwingt’ een netwerklocatie te aanvaarden. Het achterliggende idee is even eenvoudig als doeltreffend: je creëert een virtuele schijf op die netwerklocatie en doet het besturingssysteem – en dus ook de programma’s – geloven dat het om een reguliere, lokale harde schijf gaat. In deze workshop bewandelen we daarvoor twee wegen: via iscsi en via een vhd-schijf binnen Windows.


Gratis versie van Copernic Desktop Search: geen netwerkmappen!

Iscsi staat voor Internet Small Computer System Interface en is een netwerkprotocol ontwikkeld door de IETF (Internet Engineering Task Force). Dit protocol, dat vaak in san-omgevingen (Storage Area Network) te vinden is, maakt het mogelijk scsi-commando’s over een willekeurig tcp/ip-netwerk te verzenden, ongeacht of dat een lan, wan of het internet is. Naar het besturingssysteem toe doet iscsi het voorkomen alsof je een lokaal opslagmedium benadert.

Beschik je niet over een nas die met iscsi overweg kan, dan kan je altijd nog van een gewone Windows-pc een iscsi-doel maken. Dat kan onder meer met StarWind Iscsi San. Ook met de gratis versie kan je een onbeperkt aantal iscsi-doelen, stations en verbindingen opzetten (mocht dat al nodig zijn). De beheerconsole krijg je weliswaar aan de praat onder Windows XP, maar voor de eigenlijke services is minstens Windows Vista vereist. Wij draaien de tool probleemloos op Windows 7. Vervelend is wel dat je je ook voor de gratis versie moet registreren, waarna je een licentiecode krijgt doorgemaild (licensekey.swk). Je kiest bij voorkeur een ‘full installation, zodat zowel de service, driver als console worden geïnstalleerd. Op het einde van de installatie geef je dan aan dat je over een licentiecode beschikt en verwijs je naar het swk-bestand.

Na de installatie start je de StarWind Management Console op. Je StarWind Server verschijnt in het linkerpaneel. Blijkt die niet automatisch te zijn verbonden, selecteer die dan en klik op Connect. Lukt dat niet, ga dan via services.msc na of de StarWind Iscsi San-service wel geactiveerd is. Nu moet je hier nog een apparaat aan koppelen. Klik daartoe op Add Device en kies achtereenvolgens Virtual Hard Disk, Image File device, Create new virtual disk. Verwijs naar een geschikte (lege map op je) netwerklocatie en geef de gewenste grootte voor de virtuele schijf aan. StarWind gaat aan de slag om de schijf te creëren en dat kan best wel enige tijd duren. Vervolgens selecteer je de virtuele schijf die je via iscsi wilt benaderen. Je kunt daarbij de standaardopties ongemoeid laten (Asynchronous mode enWrite-back caching). In het volgende venster kies je Create a new target bij Choose a target attachment method en vul je een naam in voor de Target Alias. Je krijgt nog een overzichtje met je instellingen te zien en even later is de procedure afgerond.

Het iscsi-apparaat is nu klaar om effectief gekoppeld te worden. Daarvoor heb je een zogenoemde iscsi-initiator nodig, die de scsi-interface van tcp/ip-ondersteuning voorziet. Zo’n initiator zit ingebouwd in Windows Vista of hoger; voor Windows XP kan je een initiator downloaden.

We tonen even hoe je dat aanpakt in Windows 7. Ga naar het Windows Configuratiescherm en selecteer achtereenvolgens Systeem en beveiliging, Systeembeheer, iscsi-initiator. Start die de eerste keer op, dan vraagt Windows of je de Microsoft iscsi-service wilt opstarten en wel zodanig dat die voortaan automatisch met Windows wordt opgestart. Klik op Ja en vul op het tabblad Doelen, bij Doel het ip-adres of de dns-naam in van het doel. Als we ervan uitgaan dat de iscsi-service op dezelfde computer draait, is daar 127.0.0.1 al voldoende. Bevestig met Snel verbinding maken. Er duikt een venster op met de beschikbare doelen, maar aangezien het (in ons geval) slechts om één doel gaat, is dat automatisch al geselecteerd en volstaat een druk op de knop Gereed. Als je vervolgens het tabblad Favoriete doelen opent, zal je merken dat Windows het doel ook daarin al heeft opgenomen. Dat heeft als voordeel dat de verbinding automatisch wordt hersteld elke keer als de pc herstart.

Als alles goed is, is de schijf nu gebruiksklaar. Je moet die natuurlijk wel nog initialiseren, partitioneren en formatteren, maar dat kan op de gebruikelijke manier, bijvoorbeeld via het Windows Schijfbeheer. Rechtsklik hier op de nieuwe schijf in de grafische weergave en kies Schijf initialiseren, waarna je de gewenste partitiestijl aanduidt (mbr, bijvoorbeeld). Vanuit het contextmenu van de schijf kan je die vervolgens partitioneren en formatteren en van een geschikte stationsletter voorzien. Die duikt even later in de Verkenner op en de iscsi-initiator en -service zorgen ervoor dat die automatisch beschikbaar komt bij elke herstart van Windows. Applicaties weten niet beter dan dat het om een lokale schijf gaat.


Zet de gewenste iscsi-doelen en -apparaten op.


Wijs de iscsi-initiator de weg naar het juiste doel.


Ook deze schijf moet je wel eerst nog initialiseren.

Om je netwerklocatie als een lokaal station te laten benaderen heb je niet noodzakelijk services van derden (zoals StarWind) nodig. Met enige moeite lukt dat ook met Windows’ eigen tools. Sinds Windows 7 kan je namelijk probleemloos een virtuele harde schijf creëren – ook op een netwerklocatie! – en die vervolgens automatisch beschikbaar laten maken bij het opstarten van Windows. We laten je zien hoe je dat aanpakt in Windows 7 en 8.

Start het Windows schijfbeheer op door Win+R in te drukken en het commando diskmgmt.msc uit te voeren. Hier open je het menu Actie en kies je Virtuele harde schijf maken. Bij Locatie tik je het juiste unc-pad naar je netwerklocatie in (bijvoorbeeld \\nas\backup\schijf.vhd). Vul tevens de gewenste schijfgrootte in. In Windows 8 kan je kiezen tussen twee indelingen: vhd en vhdx. Deze laatste geniet de voorkeur, omdat die beter bestand is tegen stroomstoringen en, mocht dat nodig zijn, met een schijfcapaciteit van meer dan 2 TB overweg kan. Hou er wel rekening mee dat zo’n vhdx-schijf alleen benaderbaar is vanuit Windows 8 (en Server 2012). Verder dien je nog aan te geven of je een vaste dan wel een dynamisch uitbreidbare grootte voor je schijf wenst. Microsoft zelf raadt, met het oog op stabiliteit en snelheid, een vaste grootte aan, althans voor vhd-schijven.

Even later wordt de nieuwe schijf helemaal onderaan het overzicht toegevoegd. Voor je de schijf kunt benaderen moet je die eerst nog initialiseren, partitioneren en formatteren (net als bij iscsi het geval is). Zodra je dat allemaal voor elkaar hebt, duikt ook deze schijf in de Verkenner op, als ware het een lokale schijf.

Je moet er natuurlijk voor zorgen dat deze schijf ook beschikbaar komt bij elke volgende Windows-sessie. Dat kan uiteraard manueel – open het Schijfbeheer, ga naar het menu Actie, kies Virtuele schijf koppelen en verwijs naar het juiste vhd(x)-bestand op je netwerklocatie – maar erg handig is dat niet. Met behulp van de Taakplanner kan je er namelijk ook voor zorgen dat deze koppeling automatisch wordt uitgevoerd bij het opstarten van Windows, uiteraard wanneer de netwerklocatie op dat moment beschikbaar is. Dat gaat als volgt.

Eerst creëer je een eenvoudig tekstbestand met Kladblok (script.txt):
select vdisk file="\\nas\backup\schijf.vhd"
attach vdisk

Uiteraard vul je hier zelf het correcte unc-pad in. Vervolgens creëer je met Kladblok een batch-bestand (koppeling.bat):
diskpart /s "c:\scripts\script.txt"

Ook hier neem je het juiste pad op, deze keer naar je txt-bestand. Je zult merken: wanneer je het batch-bestand (met een dubbelklik) uitvoert, wordt de virtuele schijf meteen gekoppeld.

Over nu naar de ingebouwde Taakplanner. Die kan je opstarten via het Windows Configuratiescherm, Systeem en Beveiliging, Systeembeheer, Taken plannen. Klik in het rechterpaneel op Taak maken. Op het tabblad Algemeen vul je een geschikte naam in en stip je twee opties aan: de eerste is Uitvoeren ongeacht of gebruiker wel of niet is aangemeld, de tweede heet Met meeste bevoegdheden uitvoeren. Open het tabblad Triggers en druk op de knop Nieuw. Bij Start deze taak kies je Bij opstarten en bevestig je met OK. Op het tabblad Acties druk je nogmaals op Nieuw, laat je Actie ingesteld op Programma starten en verwijs je via de knop Bladeren naar je batchbestand. Bevestig ook hier met OK. Druk nogmaals op OK en vul het ID van een account met beheerrechten in. Herstart de pc: het script wordt uitgevoerd en de virtuele schijf is gebruiksklaar.


Vanuit het Windows schijfbeheer creëer je makkelijk een virtuele schijf.


Twee scriptjes zorgen voor een automatische koppeling (met dank aan de Taakplanner). 

▼ Volgende artikel
Help, mijn airfryer stinkt! Wat moet ik doen?
© Saskia van Weert
Huis

Help, mijn airfryer stinkt! Wat moet ik doen?

Wie zijn airfryer vaak gebruikt, komt het vroeg of laat tegen: hij verspreidt een vreemd geurtje. Zelfs als je de mand en bak na elke sessie schoonmaakt, kan hij gaan stinken. Maar geen nood, met onze tips maak je een einde aan de onprettige luchtjes.

In dit artikel over je airfryer lees je:

• Waar die etenslucht vandaan komt • Hoe je je airfryer nog beter schoonmaakt • Hoe je voorkomt dat er nieuwe vervelende geurtjes ontstaan

Lees ook: Review Ninja Foodi Dual Zone-airfryer – Toegankelijke alleskunner

Hoe ontstaat een nare geur in de airfryer?

Een veelvoorkomende oorzaak van luchtjes is opgehoopt vet of achtergebleven voedselresten. Tijdens het bakken vallen er regelmatig kruimels, vet uit vlees of snacks of stukjes voedsel op de bodem van het apparaat, waar ze bij volgende sessies kunnen verbranden. Die deeltjes worden heet, waardoor je ze ruikt. Ze kunnen ook rookontwikkeling veroorzaken.

Ook als je sterk ruikende etenswaren bereidt, zoals vis of broccoli, ruik je dit tijdens het bakken en vaak ook de keer erna, als je je airfryer opwarmt.

Ook is het verwarmingselement gevoelig voor vervuiling. Als vet tijdens het bakken opspat en zich hecht aan het element, zal dit bij volgende keren verbranden, wat opnieuw geur- en rookoverlast veroorzaakt. Het element zit doorgaans boven in je apparaat, of achter de mand, waardoor je er eigenlijk niet goed bij kunt om even met een natte doek af te nemen.

Schoonmaken: de eerste stap naar een frisse airfryer

Reiniging van losse onderdelen

Begin bij de lade en het mandje van de airfryer. Laat deze componenten 15 tot 30 minuten weken in warm water met afwasmiddel. Gebruik daarna een zachte borstel of spons om achtergebleven vet en vuil te verwijderen. Als je een schuurspons gebruikt, kies dan de zachte kant.

Voor hardnekkige vervuiling is baking soda een probate oplossing. Strooi het poeder op aangekoekte delen en schenk er een zure vloeistof over, zoals azijn. Het gaat dan bruisen. Laat even inwerken en neem af met een zachte doek.

©ID.nl

Reiniging van het verwarmingselement

Het verwarmingselement wordt vaak vergeten, terwijl dit juist de plek is waar hardnekkig aangekoekt vet gaat stinken. Zet de airfryer uit, haal de stekker uit het stopcontact en kantel het apparaat voorzichtig zodat het element goed bereikbaar is. Gebruik een zachte doek of borstel, eventueel met een milde ontvetter, om vetresten voorzichtig te verwijderen. Let erop dat je geen agressieve schoonmaakmiddelen of harde schuurmaterialen gebruikt – die kunnen het element beschadigen. Klaar? Gebruik dan een vochtige doek om eventuele resten van het schoonmaakmiddel weg te vegen.

Neutraliseren van geuren

Is je airfryer nog redelijk schoon of nieuw, dan kun je hem opfrissen met een simpele truc. Leg enkele plakjes citroen in een ovenschaaltje met water, zet dit in de airfryer en laat het apparaat circa tien minuten draaien op 180 graden. De stoom neutraliseert geurtjes en maakt het vet alvast wat los, zonder dat je hoeft te schrobben.

Een alternatief is het gebruik van azijn. Vul een hittebestendig schaaltje met een scheut witte azijn, plaats dit in de airfryer en laat het apparaat vijf minuten verwarmen op circa 160 graden. De dampen nemen geurtjes op – helemaal natuurlijk.

Voorkomen is beter dan genezen

Het structureel schoonhouden van de airfryer voorkomt dat geuren zich überhaupt kunnen ontwikkelen. Een van de handige manieren om geurtjes te voorkomen is om speciaal voor de airfryer ontwikkeld bakpapier te gebruiken, of herbruikbare siliconen vormen.

Maak er dus een gewoonte van om je airfryer na elk gebruik even schoon te maken. Ook als alles er schoon uitziet, blijven er vaak toch vetresten achter. Laat de bak en mand afkoelen en was ze daarna af – of zet ze in de vaatwasser, als dat kan. Neem tot slot het binnenwerk af met een vochtige doek.

Gebruik jij al airfryer-bakpapier?

Dat houdt je machine schoon (dus: minder afwas 😃)

©Hazal

Ideale aanpak

Een schone airfryer ruikt niet alleen frisser, maar werkt ook beter. Door regelmatig schoon te maken, af en toe citroen of azijn te gebruiken en ook het verwarmingselement niet over te slaan, voorkom je dat het apparaat gaat stinken.


 

▼ Volgende artikel
Ecostand op wasmachines: hoe werkt dat en wat bespaar je ermee?
© Washing in a washing machine
Huis

Ecostand op wasmachines: hoe werkt dat en wat bespaar je ermee?

We draaien thuis heel wat wasjes en dat maakt de wasmachine tot een van de grootste verbruikers van stroom en water. Energiezuinige functies zoals de ecostand moeten dat verbruik terugdringen. Maar hoe werkt zo'n stand precies? En belangrijker nog: wat levert het op?

In dit artikel lees je: • Waarom de ecostand écht zuiniger en goedkoper is • Wanneer je kunt kiezen voor wassen op lagere temperaturen • Waarom korte wasprogramma's juist níet zuinig zijn • Waar je op moet letten als je een energiezuinige wasmachine wilt kopen

Lees ook: Zo kies je de zuinigste huishoudelijke apparatuur in huis

In een gemiddeld huishouden is de wasmachine verantwoordelijk voor zo'n 5 procent van de energierekening. Per wasbeurt verbruikt een machine gemiddeld 60 liter water – vergelijkbaar met een lange douche. Vooral op het stroomverbruik valt winst te behalen. Wassen op lagere temperaturen is niet alleen gunstig voor je elektriciteitsverbruik, ook je kleding blijft langer mooi bij niet te hoge temperaturen. En het milieu vaart er ook wel bij.

Alle reden dus om bewuster te wassen. Vrijwel elke moderne wasmachine biedt meerdere zuinige programma's. Je kunt kleding wassen op 20 of 30 graden, maar dat is niet altijd de beste keuze. De ecostand is vaak slimmer.. En de knop voor de snelle was? Sla die maar zo veel mogelijk over.

©Monkey Business Images

De ecostand is écht zuiniger en goedkoper

De ecostand op de wasmachine is ontwikkeld om – inderdaad – stroom te besparen. Op nieuwere modellen herken je dit programma aan de naam 'Eco 40-60', bij oudere machines zie je vaak een 'e' of een icoontje met een blaadje. Wie dit programma weleens gebruikt, weet dat het aanzienlijk langer duurt dan een normaal wasprogramma. De vraag is dan ook: ben je met de ecostand echt voordeliger uit?

Het korte antwoord: ja. Een ecowasbeurt verbruikt gemiddeld zo'n 30 procent minder energie dan een standaardprogramma. Dat verschil zit vooral in de temperatuur. '40-60' verwijst niet naar de temperatuur van het ecoprogramma zelf, maar naar de temperatuur waarop je je kleding normaal zou wassen. De ecostand warmt het water minder op – meestal blijft de temperatuur onder de 40 graden – maar laat de trommel wel langer draaien. Daardoor wordt de was alsnog goed schoon. Qua stroomverbruik maakt die langere wastijd nauwelijks verschil; het verwarmen van water kost namelijk veel meer energie dan het ronddraaien van de trommel.

Per ecowasbeurt bespaar je ongeveer 0,4 kWh. Doe je honderd wasjes per jaar, dan komt dat neer op 40 kWh. Afhankelijk van je stroomtarief scheelt dat al snel enkele tientjes op jaarbasis. Ook het waterverbruik daalt: gemiddeld gebruik je 30 liter minder per wasbeurt.

Nog een voordeel aan dit wasprogramma is dat je dankzij de lage temperatuur al je kleding bij elkaar kunt gooien, of je deze nu normaal gesproken op 40 of 60 graden wast. Zo krijg je de trommel sneller vol, hoef je minder vaak te wassen en bespaar je nog meer.

Was niet al te vies? Op lagere temperaturen wassen kan ook

Een andere mogelijkheid is om een standaardprogramma te kiezen op een lagere temperatuur, bijvoorbeeld 20 of 30 graden. Dat is vaak een zuinige keuze, zolang je was niet al te vuil is. Deze programma's duren namelijk minder lang dan de ecostand, waardoor hardnekkig vuil soms blijft zitten. Is de was echt vies? Dan kies je beter voor het ecoprogramma.

Zelfs een verschil van 10 graden kan al behoorlijk schelen in je stroomverbruik. Volgens de Consumentenbond kost een was op 30 graden de helft minder dan eentje op 40 graden. En meestal wordt je was net zo schoon. Wanneer is 40 graden dan wel aan te raden? Bijvoorbeeld als je ziek bent geweest, een allergie hebt, of als je was echt vuil is – met geurtjes of vlekken. Ook ondergoed en sokken kunnen beter op 40 graden.

©Mr Doomits

Wist je dat handdoeken en beddengoed lang niet altijd op 60 graden gewassen hoeven te worden? Alleen als je zeker wilt zijn dat bacteriën worden gedood – bijvoorbeeld bij een huisstofmijtallergie, besmettelijke ziektes of wondjes – is die temperatuur echt nodig. In de meeste gevallen is dat niet aan de orde en volstaat een lagere stand prima. Vaak is zelfs 40 graden al meer dan genoeg. Houd er wel rekening mee: hoe warmer je wast, hoe sneller stoffen slijten.

Korte was: klinkt voordelig, is het niet

Op de meeste wasmachines vind je ook de mogelijkheid om extra snel te wassen. Deze optie staat meestal aangegeven als 'snelle was'. Je was is dan binnen een halfuur klaar, wat misschien zuinig lijkt. Maar dat ís het niet.

Omdat het programma in korte tijd net zo grondig moet wassen als een normaal programma, gebruikt het juist veel water en vooral veel energie. Per saldo ben je dus duurder uit dan met een standaard wasbeurt. Snelle programma's zijn vooral handig in noodgevallen – bijvoorbeeld als je iets hebt gemorst of een paar kwetsbare kledingstukken apart wilt wassen. Maar gebruik deze optie liever niet te vaak.

©Krakenimages.com

Overstappen op een energiezuinige wasmachine

Als je nog een oude wasmachine hebt staan, kan het lonen om over te stappen op een energiezuinig model. Dat kan je per wasbeurt zo een paar dubbeltjes schelen. Een moderner exemplaar mag dan misschien wat kosten, maar die investering betaalt zich uiteindelijk vanzelf terug.

De besparing zit vooral in het verwarmen van water – moderne machines doen dat een stuk slimmer. Daarnaast zijn veel zuinige modellen uitgerust met automatische beladingsdetectie. Daarmee meet de wasmachine precies hoeveel was er in de trommel zit, en soms zelfs hoe vuil die is. Op basis daarvan past het apparaat het water- en energieverbruik aan per wasbeurt. Ben je op zoek naar een nieuwe wasmachine? Bij goede witgoed(web)winkels kun je filteren op energielabel en op de aanwezigheid van automatische beladingsdetectie. Zo weet je zeker dat je niet te veel verbruikt!