Het beste thuisnetwerk - Deel 2: Router instellen
De router is het centrale punt in je netwerk, zowel voor het bedrade als het draadloze gedeelte en verdient daarom zeker je aandacht bij het opzetten van het beste thuisnetwerk.
Voordat je de (draadloze) mogelijkheden van de router instelt, is het handig om het eerste deel te lezen. Daarin gaan we aan de slag met kabels, werken we die af met netwerkaansluitingen en plaatsen we apparatuur.
Om bij de router te komen moet je inloggen op de webinterface. Meestal is je router bereikbaar via het IP-adres 192.168.1.1. Weet je het adres van je router niet, dan kun je dit in Windows achterhalen via de opdrachtprompt. In Windows 7: klik op de startknop, tik opdrachtprompt in het zoekveld en klik op Opdrachtprompt. Onder Windows 8: tik in het startscherm opdrachtprompt in en klik in de zoekresultaten op Opdrachtprompt. Tik in de opdrachtprompt vervolgens ipconfig en druk op Enter. Het IP-adres achter Standaardgateway is het IP-adres van je router. Tik dit IP-adres in je browser in en de inlogpagina van je router opent. Waarschijnlijk dien je in te loggen op deze webinterface.
Heb je het wachtwoord nooit veranderd, dan vind je de inloggegevens in de handleiding van je router. Het is verstandig om de standaard inloggegevens van de router na het inloggen te veranderen in een zelfgekozen gebruikersnaam en wachtwoord. Zo voorkom je dat een andere (kwaadwillende) netwerkgebruiker de instellingen van je router wijzigt. Het is voor iedere router verschillend hoe je het wachtwoord precies verandert.
IP-adres
Alle apparaten in je netwerk communiceren met elkaar via IP-adressen. De IP-adressen zijn gebaseerd op het IP-adres van je router. In je router vind je deze doorgaans terug onder de instellingen voor LAN. Het is per router verschillend waar deze optie precies zit. Als IP-adres voor de router is vaak 192.168.1.1 gekozen. Bij subnetmasker is 255.255.255.0 ingevuld. Hiermee staan de eerste drie cijfercombinaties in je netwerk vast en is de vierde cijfercombinatie uniek voor ieder apparaat in je netwerk. Je kunt op deze wijze maximaal 253 IP-adressen uitdelen in je netwerk en dat is doorgaans meer dan genoeg voor thuisgebruik.
©PXimport
Het IP-adres van je router bepaalt de adressen voor de rest van je netwerk.
IPv6
We gaan in dit artikel bij het instellen van het thuisnetwerk uit van IPv4. Hoewel er al een aantal jaar verkondigd wordt dat internetproviders overstappen naar IPv6, is dit tot op heden nog niet gebeurd op grote schaal. Voor de bekabeling en switches maakt de overstap naar IPv6 niet uit. Je internetprovider moet de wifi-modem/router bijwerken via firmware of het apparaat vervangen. Verder dient een eventuele eigen wifi-router ook geschikt te zijn voor IPv6. De meeste apparaten die je aan je netwerk koppelt zijn al geschikt voor IPv6.
DHCP
Een apparaat dat je aansluit op je netwerk via een kabel of wifi krijgt automatisch een verbinding met het netwerk en internet. Je router bevat hiervoor een DHCP-server (Dynamic Host Configuration Protocol). Deze zorgt ervoor dat netwerkapparatuur die je aansluit op het netwerk automatisch een IP-adres en andere netwerkinstellingen krijgt toegewezen. Je kunt in de webinterface van je router instellen hoeveel IP-adressen de DHCP-server kan gebruiken. Beperk dit tot bijvoorbeeld honderd IP-adressen, dat is meer dan genoeg voor het gemiddelde thuisnetwerk. Wijs in ieder geval niet alle mogelijke IP-adressen toe aan de DHCP-server, omdat het handig is om een aantal IP-adressen te reserveren voor apparaten die je een vast IP-adres wilt geven.
©PXimport
Je kunt zelf bepalen hoeveel IP-adressen de DHCP-server kan gebruiken, wij hebben het beperkt tot 99 adressen.
DHCP-reserveringen
Helaas geeft DHCP geen zekerheid dat een apparaat altijd hetzelfde IP-adres krijgt toegewezen. Voor netwerkapparaten die een dienst aanbieden, zoals NAS-apparaten, netwerkprinters en beveiligingscamera's is het wel handig als er altijd hetzelfde IP-adres wordt gebruikt. Op veel routers kun je vaste IP-adressen via DHCP toekennen. Hiervoor wordt het MAC-adres van het netwerkapparaat opgegeven in de router in combinatie met het IP-adres dat je wilt toewijzen. Het MAC-adres (Media Access Control) is een unieke tekenreeks waarmee een netwerkapparaat geïdentificeerd kan worden. De optie om DHCP-reserveringen te doen, wordt door iedere routerfabrikant anders genoemd. De ASUS-router die we thuis gebruiken, spreekt over 'Manually Assigned IP around the DHCP list', terwijl andere fabrikanten het over bijvoorbeeld DHCP Reservations, DHCP-reserveringen of Static Lease hebben.
Zie je een tabel waarin je MAC-adressen kunt koppelen aan een IP-adres, dan zit je in het goede onderdeel. Je tikt het MAC-adres van het netwerkapparaat in de ene kolom en het IP-adres dat je wilt toekennen in de andere kolom. Je moet kiezen voor IP-adressen die buiten de pool van de normale DHCP-server liggen. Uiteraard moeten het adres wel in hetzelfde subnet als de DHCP-server liggen, bijvoorbeeld 192.168.1.200. Het MAC-adres van een netwerkapparaat als een NAS of netwerkprinter is te achterhalen in de webinterface van het desbetreffende apparaat. Het staat doorgaans ook op een sticker achterop het apparaat. Mocht het apparaat momenteel via DHCP een IP-adres toegewezen krijgen, dan kun je de gegevens ook terugvinden in het DHCP-overzicht van je router. Tot slot kun je een netwerkscanner gebruiken om het MAC-adres te achterhalen. Wireless Network Watcher is hier handig voor, zie kader Wie zit er op mijn netwerk?
©PXimport
Wij hebben DHCP-reserveringen gemaakt voor onze NAS en netwerkprinter.
Handmatig vaste IP-adressen
Heeft je router geen mogelijkheid tot DHCP-reserveringen of werkt dit niet goed, dan kun je ook handmatig vaste IP-adressen toekennen. Het apparaat geeft zichzelf dan een IP-adres waarop het bereikbaar is. Om een apparaat een vast IP-adres toe te kennen moet je inloggen op de webinterface van het desbetreffende apparaat en de netwerkconfiguratie veranderen van DHCP of automatisch naar handmatig.
Kies vervolgens een IP-adres dat in dezelfde reeks ligt als de DHCP-server, maar niet gebruikt kan worden door de DHCP-server. Heb je aan de DHCP-server bijvoorbeeld de adressen 192.168.1.50 tot 192.168.1.150 toegekend, kies dan voor bijvoorbeeld 192.168.1.200 als een vast IP-adres. In het veld netwerkmasker vul je 255.255.255.0 in. Als er een veld is voor gateway of router vul je het IP-adres van je router in, meestal is dit 192.168.1.1.
©PXimport
In de webinterface van een netwerkapparaat zoals in dit geval een NAS kun je een vast IP-adres instellen.
Eigen wifi-router achter wifi-(modem)-router
Je kunt een andere router aansluiten op de wifi-(modem)-router die je van je internetprovider hebt gekregen. Vaak gaat dit qua verbinding goed, maar krijg je soms problemen met het doorzetten van poorten. Je kunt je eigen router dan proberen op te nemen in de DMZ van de wifi-(modem)-router. Hiermee werk je wel met twee routers achter elkaar. Bij een glasvezelverbinding van KPN of XS4ALL kun je de wifi-(modem)-router vervangen als je eigen wifi-router VLAN ondersteunt. Je hebt de wifi-router van KPN of XS4ALL wel altijd nodig om te bellen. Een uitleg hierover vind je hier. Heb je internet via de kabel, dan kun je de door de provider geleverde modem/router niet vervangen, er worden in Nederland geen kabelmodems verkocht die je zelf kunt aansluiten op de kabel.
Wel kun je een eigen wifi-router achter de modem/router van de provider hangen en proberen of het goed werkt als je je eigen wifi-router in de DMZ van de wifi-(modem)-router toevoegt. Beter is om de wifi-(modem)-router te configureren als bridge waardoor hij alleen als modem werkt. Op de website van UPC vind je voor enkele modem/routers die UPC levert een uitleg om de modem/router van UPC in bridge mode te zetten. Je kunt de wifi-(modem)-router van Ziggo niet zelf in de bridge mode zetten, je kunt dit vragen aan de helpdesk van Ziggo. Je verliest bij zowel UPC als Ziggo door het instellen van de wifi-(modem)-router als bridge wel de mogelijkheid om gebruik te maken van hun openbare hotspots. Mocht het niet werken of heb je meer hulp nodig, dan kun je proberen of je een antwoord kunt vinden op één van de gespecialiseerde gebruikersfora over internetproviders.
Via www.gebruikers.eu vind je fora over vrijwel alle internetproviders. Informatie over UPC vind je daarnaast via www.chelloo.nl en voor Ziggo kun je ook terecht op www.ziggo-gebruikers.nl. KPN heeft een eigen forum.
Draadloos netwerk instellen
Het draadloze netwerk is een erg belangrijk onderdeel van je wifi-router. Meestal vind je de instelmogelijkheden in een menu-onderdeel als Wireless of Draadloos. Kijk als eerste naar de modus waarop je wifi-netwerk draait. Een moderne router maakt gebruik van 802.11n. Deze wifi-standaard is terugwaarts compatibel is met 802.11b/g. Deze compatibiliteit zorgt wel voor wat minder goede prestaties, ook als je alleen 802.11n-apparatuur gebruikt. Standaard staat je router waarschijnlijk in een mixed modus die alle standaarden ondersteunt. Heb je geen apparatuur meer die 802.11b/g nodig heeft, stel je router dan in op alleen 802.11n. Meestal heet deze optie N of N only. Heb je nog wel 802.11g-apparatuur, kijk dan of je in ieder geval de ondersteuning voor 802.11b kunt uitschakelen door iets als G/N te kiezen.
Kanaal kiezen
Op de 2,4GHz-band zijn dertien kanalen. In de praktijk zijn vrijwel alle kanalen door meerdere routers bezet en zul je moeten testen wat het beste werkt. Je kunt ook zelf achterhalen of er vrije kanalen zijn met behulp van Xirris Wi-Fi Inspector. Mac-gebruikers kunnen een beroep kunnen doen op iStumbler. Naast het kanaal kun je ook de kanaalbreedte instellen op 40 MHz. Dit zorgt uiteraard voor een hogere snelheid, maar neemt ook meer frequentieruimte in beslag. Je kunt in sommige routers afdwingen dat er altijd 40MHz-kanalen gebruikt moeten worden.
Dit werkt echter niet goed met alle apparatuur en is bovendien niet netjes ten opzichte van andere netwerken. Kies daarom bij kanaalbandbreedte voor automatisch, 20/40 MHz of 20 MHz. Ook de 5GHz-frequentie is verdeeld in kanalen, maar is veel minder druk waardoor een vrij kanaal een minder groot probleem is. Je kunt op 5 GHz wel gerust proberen of het afdwingen van 40 MHz kanalen zin heeft. De opvolger van 802.11n is 802.11ac. Deze standaard maakt gebruik van de 5GHz-band en is door onder andere het nog verder bundelen van kanalen veel sneller. Er zijn momenteel echter nog weinig apparaten die 802.11ac ondersteunen.
©PXimport
Stel op de 2,4GHz-band je kanaalbreedte niet op enkel 40 MHz in.
Wireless Network Watcher
Wil je gegevens hebben over de apparatuur die is aangesloten op je netwerk dat is Wireless Network Watcher een handig programma. Hiermee zie je van ieder apparaat het IP-adres, MAC-adres, de fabrikant en de apparaatnaam. Handig als je iets moet instellen én om te weten te komen of er onbedoelde gebruikers toegang hebben tot je netwerk.
©PXimport
Wireless Network Watcher doet anders dan de naam doet vermoeden ook uitstekend dienst op een bedraad netwerk.
WPA2-beveiliging
In de beveiligingsinstellingen van je router heb je de keuze tussen WEP, WPA/WPA2 en WPA2. Kies in beginsel altijd voor WPA2, want deze beveiligingsmethode heeft de beste encryptie. Alleen als je apparaten hebt die niet kunnen omgaan met WPA2 kies je voor WPA/WPA2. Gebruikt in geen geval WEP, deze beveiligingsmethode is verouderd en echt onveilig. Heb je toch apparaten die alleen met WEP kunnen omgaan, overweeg dan om deze apparaten te vervangen. Kies voor WPA2-Personal of WPA2-PSK. Dit is de variant voor thuisgebruik en maakt gebruik van een zelfgekozen beveiligingssleutel. De encryptie is alleen veilig als deze beveiligingssleutel ook sterk genoeg is.
Kies geen korte woorden die in het woordenboek voorkomen, die zijn eenvoudig te kraken. Hoe langer het wachtwoord is, hoe beter het is. Kies daarom een beveiligingssleutel met een lengte van minimaal zestien tekens met daarin kleine letters, hoofdletters en getallen. Je zou een zin kunnen maken waarin hoofdletters, kleine letters en getallen in voorkomen om de beveiligingssleutel eenvoudig te onthouden.
SSID instellen
Ieder draadloos netwerk heeft een naam, de SSID (Service Set Identifier) genoemd. Als je een router in gebruik neemt, is deze naam doorgaans de naam van de fabrikant gevolgd door een willekeurige tekenreeks en in het geval van een router van een internetprovider de naam van de provider gevolgd door een willekeurige tekenreeks. Het is handig om de SSID te veranderen in iets persoonlijks zodat je je netwerk snel kunt herkennen tussen de wirwar van netwerken die je in de doorsnee woning ontvangt. Mogelijk kom je de optie tegen om het SSID te verbergen, doe dit niet.
Het is een hardnekkige fabel dat het verbergen van een SSID je netwerk beter beveiligd. Iemand die je netwerk echt wilt kraken heeft ook zonder dat de SSID wordt uitgezonden zo door dat er een netwerk in de lucht is. Als gebruiker heb je er alleen maar last van dat de SSID niet wordt uitgezonden omdat het verbinden maken lastiger is.
Veiliger zonder WPS
WPS (Wi-Fi Protected Setup) is een methode waarmee netwerkapparaten eenvoudig aan het draadloze netwerk zijn te koppelen middels een pincode of het indrukken van een knopje. Het voordeel hiervan is dat je het wpa2-wachtwoord niet hoeft in te geven. WPS is helaas onveilig en we raden aan WPS indien mogelijk uit te schakelen op je router. Helaas is WPS op sommige routers niet uit te schakelen of blijft het ondanks de optie het uit te schakelen stiekem toch actief.
Wifi uitbreiden
De wifi-router staat vaak in de meterkast en heeft daarom niet altijd bereik door heel het huis. Je kunt je draadloze netwerk uitbreiden met accesspoints. Deze sluit je aan op je bekabelde netwerk waarna je een extra draadloos toegangspunt hebt. Je kunt ook een wifi-router inzetten als accesspoint door op deze extra router de DHCP-server uit te schakelen en het LAN-adres in te stellen op een vast adres in de range van je primaire router. Sluit de extra router vervolgens aan op je bedrade netwerk via één van de LAN-poorten op het apparaat. Gebruik de WAN-poort dus niet.
De meest eenvoudige optie is het plaatsen van een repeater (ook wel extender genoemd). Dit is een apparaatje dat het netwerksignaal oppikt en het vervolgens weer uitzendt. Hierdoor kun je het bereik van je netwerk vergroten. Het nadeel is wel dat de bandbreedte bij het gebruik van een repeater lager wordt, al is de snelheid doorgaans wel snel genoeg om mee te kunnen internetten. Een andere eenvoudig te plaatsen oplossing zijn powerline-adapters met ingebouwd wifi-accesspoint. Deze werken doorgaans goed, maar zijn minder snel dan een echt accesspoint of router geconfigureerd als accesspoint.
30/30/30-reset
Normaal gesproken zul je een router nooit te hoeven resetten, maar als je het wachtwoord voor de webinterface vergeten bent of er een probleem is na een firmware-upgrade kan het toch noodzakelijk zijn. Een echt grondige reset die op alle routers werkt is de 30/30/30-reset. Deze bestaat uit drie stappen van dertig seconden bestaat waarbij de resetknop de hele tijd ingedrukt blijft. De resetknop van je router vind je doorgaans op de achterkant verzonken in een gaatje dat je met bijvoorbeeld een balpen of paperclip kunt indrukken.
Stap 1: Zorg dat de router ingeschakeld is en houdt de resetknop dertig seconden ingedrukt.
Stap 2: Terwijl je de resetknop ingedrukt houdt, trek je de spanningsadapter uit de router en houd je de resetknop nog eens dertig seconden ingedrukt.
Stap 3: Houd de resetknop ingedrukt en sluit de spanningsadapter weer aan. Na dertig seconden kun je de resetknop loslaten en zou de router weer moeten werken. Bij sommige routers moet je na deze stap de spanning nogmaals heel even onderbreken alvorens de router echt opstart.
©PXimport
Door de resetknop ingedrukt te houden volgens de 30/30/30-methode weet je zeker dat de router gereset wordt.