ID.nl logo
Internet in je hele huis: plannen, plaatsen en streamen
© elenabsl - stock.adobe.com
Huis

Internet in je hele huis: plannen, plaatsen en streamen

We verwachten steeds meer van onze internetverbinding en vooral van wifi verlangen we steeds meer. Waar het in het verleden misschien niet zo erg was om op de bovenste verdiepingen wat langzamer internet te hebben, wordt nu overal in huis gewerkt en gestreamd. Hoe zorg je in je hele huis voor een vlotte draadloze internetervaring?

Internetverbindingen kun je afnemen op indrukwekkende snelheden, zeker als je glasvezel hebt. Een hoge snelheid zorgt echter niet automatisch dat je overal in huis een bliksemsnelle verbinding hebt. Het verhogen van je internetsnelheid is in ieder geval geen oplossing om je draadloze netwerk te verbeteren. Daarvoor zul je op de juiste plekken in je huis wifi-accesspoints moeten plaatsen. Hoe pak je dat het best aan?

Oorzaak van problemen

Veel wifi-problemen worden veroorzaakt door de eigenschappen van de gebruikte frequentiebanden voor wifi. De 2,4GHz-band heeft wel een groot bereik, maar is druk bezet en gevoelig voor storing door bijvoorbeeld overlapping met andere wifi-netwerken. Ook het netwerk van je buren heeft immers een groot bereik. Ook de geringe beschikbare kanaalbreedte van wifi over de 2,4GHz-band is een factor, waardoor die band doorgaans geen heel goede snelheden biedt.

Een oplossing is de 5GHz-band die meer ruimte en hogere snelheden biedt. Tegelijkertijd heeft de 5GHz-band een minder groot bereik, waardoor je een verdieping hoger soms al geen goed signaal meer hebt. Dat geldt nog sterker voor de 6GHz-band die onderdeel is van de wifi 6E en 7-standaarden. Deze frequentieband biedt nog meer ruimte en snelheid, maar alleen over korte afstanden.

Voor een goede snelheid zijn de 5GHz- en 6GHz-banden dus noodzakelijk, maar door het beperkte bereik heb je vaak niet genoeg aan één draadloze router of accesspoint. Voor een goed dekkend netwerk zul je meestal meerdere accesspoints moeten hebben. Uiteraard zijn er wat vuistregels. Zo dempt een betonnen tussenvloer het signaal sterker dan de tussenmuren in je huis. Met een accesspoint per verdieping kom je waarschijnlijk dus al een heel eind.

Een goed uitgangspunt is om op iedere verdieping van je huis een accesspoint te plaatsen.

Dekking in kaart brengen

Bij het plaatsen van extra accesspoints is het handig om inzichtelijk te maken hoe de wifi-signalen zich in jouw huis verspreiden. Hiervoor kun je gebruikmaken van een wifi-scanner op je laptop of smartphone. Een toegankelijke scanner voor een Windows-laptop is NetSpot (www.netspotapp.com).

Als je het programma voor de eerste keer start, wordt gevraagd of je de licentie wilt upgraden, dat kun je negeren door op Continue te klikken. In de gratis versie mis je de onderdelen Survey en Planning, waarmee je plattegronden van je huis kunt maken. Die functionaliteit heb je niet per se nodig als je thuis wilt controleren hoe goed de dekking van je netwerk is. Gebruik het programma op de plek waar je de ontvangst van je netwerk wilt controleren.

Waarschijnlijk zie je een hele lijst van alle draadloze netwerken bij jou in de buurt. Dat kan onoverzichtelijk zijn, daarom is het handig om een filter te maken zodat je alleen jouw eigen accespoints ziet. Klik op het zoekveld rechtsboven en tik (een gedeelte van) de SSID van je draadloze netwerk in. Om te bepalen of het signaal dat je ontvangt sterk genoeg is, wordt de RSSI (Received Signal Strength Indicator) gebruikt. In NetSpot is dat de kolom Signal. Hoe dichter de getoonde waarde bij nul ligt, hoe sterker het signaal is.

Een RSSI-waarde van zo’n -45 dBm is uitstekend. Een waarde tussen -50 en -60 dBm wordt gezien als goed, terwijl alles slechter dan -70 dBm kan leiden tot verbindingsproblemen. Voor een goed dekkend netwerk zou je overal in huis minimaal een waarde tussen de -50 en -60 dBm moeten ontvangen.

NetSpot is ook beschikbaar als gratis app voor Android waarbij je wel de mogelijkheid krijgt om een kaart te maken zonder te betalen. Voor de iOS-versie vraagt NetSpot 10 euro, zie het kader 'Wifi-sterkte meten met iOS' voor een gratis alternatief.

NetSpot laat je de signaalsterkte van je accesspoints zien.

Wifi-sterkte meten met iOS

Voor Android zijn allerlei apps te vinden waarmee je de signaalsterkte van wifi-netwerken inzichtelijk kunt maken, waaronder NetSpot. Voor het meer gesloten iOS is dat helaas niet het geval. Apple biedt gelukkig wel het AirPort-configuratieprogramma (AirPort Utility) dat je in de appstore vindt. Je zult als je de app start nog geen wifi-netwerken zien. Hiervoor open je de instellingen van iOS en klik je op Apps. Klik vervolgens op AirPort en activeer de optie WiFi-scanner. Schakel deze optie uit als je het niet nodig hebt, want de ingeschakelde wifi-scanner zorgt voor een hoger energieverbruik. Sluit eventueel eerst de AirPort-app en open hem waarna je het onderdeel WiFi-scan ziet. Klik op Scan en je krijgt een overzicht van alle netwerken in de buurt voorzien van een RSSI-waarde. Tik in het zoekveld eventueel je eigen SSID om alleen je eigen accesspoint(s) te zien.

Met een omweg kun je ook in iOS draadloze netwerken inzichtelijk maken.

Snelheid meten

De dekking van het netwerk is belangrijk, maar waarschijnlijk ben je vooral geïnteresseerd in de daadwerkelijke prestaties. Een interessante tool om de snelheid binnen je netwerk te meten is OpenSpeedTest. Deze snelheidstest kun je zelf hosten op een server of NAS, maar is ook beschikbaar als een programma voor Windows, macOS of Linux. Je voert dit programma uit op je pc, waarna je via ieder apparaat in je netwerk naar deze persoonlijke speedtestserver kunt browsen. Omdat deze server lokaal op je netwerk draait, ben je niet afhankelijk van de snelheid van je internetverbinding. Uiteraard wordt de snelheid wel beperkt door de snelheid van de netwerkaansluiting van het systeem waarop je de OpenSpeedTest-Server draait.

Ga naar de website www.openspeedtest.com en klik op Downloads. Klik vervolgens op OpenSpeedTest-Server for Desktop & Mobile (Apps) en download de Windows-versie, doorgaans heb je de X86-64-variant nodig. Je hoeft het programma niet te installeren. Mogelijk krijg je wel een pop-up van Microsoft Defender SmartScreen omdat Windows de ontwikkelaar niet herkent. Voor zover wij kunnen achterhalen, is OpenSpeedTest-server veilig om te gebruiken. Klik in de pop-up op Meer informatie en vervolgens op Toch uitvoeren om het programma te starten. Geef ook toestemming om binnenkomende verbindingen te openen voor deze applicatie.

OpenSpeedTest Server werkt heel eenvoudig. In het venster zie op welk ip-adres de server bereikbaar is. Verder zie je ook op welke poort de server wordt aangeboden. Je opent OpenSpeedTest door op het apparaat waarmee je de snelheid wilt meten, in de browser de getoonde combinatie van ip-adres en poort in te tikken: bijvoorbeeld http://192.168.1.213:3000. Klik op Start om zowel de download- als uploadsnelheid te testen. Om de test nogmaals uit te voeren, kun je de pagina verversen.

OpenSpeedTest Server draai je lokaal op een computer in je netwerk.

Op je laptop of smartphone open je het vermelde adres om de snelheidstest te starten.

Routeruitbreidingen

Waarschijnlijk ontdek je tijdens het meten plekken in huis waar de signaalsterkte en snelheid tegenvallen. Je kunt proberen om je draadloze router zo centraal mogelijk in huis te positioneren, maar vaak ontkom je niet aan extra accesspoints. Het is niet voor niets dat steeds meer internetproviders zelf ook extra wifi-apparatuur leveren. Zo biedt Ziggo SmartWifi pods die samenwerken met Ziggo's SmartWifi-modems, terwijl KPN SuperWifi-punten levert die werken met de KPN modem/routers. Odido biedt Wifi Plus, een mesh-set die samenwerkt met zijn routers.

Soms krijg je wifi-uitbreidingen gratis bij je abonnement, maar meestal betaal je extra door de apparatuur bij je provider te huren of kopen. Handig, maar er zitten natuurlijk ook nadelen aan apparatuur die je via je provider krijgt. Zo zul je doorgaans niet de nieuwste of beste technologie krijgen. Ook zijn vaak niet alle mogelijke instellingen beschikbaar, bijvoorbeeld op het gebied van kanaalkeuze. Een ander nadeel kan zijn dat je de apparatuur weer moet terugsturen als je overstapt naar een andere provider. Ook zijn er providers die geen extra wifi-apparatuur leveren.

Behalve providers bieden ook sommige routerfabrikanten draadloze uitbreidingen voor hun router. Zo kunnen gebruikers van een FRITZ!Box het draadloze netwerk uitbreiden met FRITZ!Repeaters, terwijl ook ASUS-routers dankzij AiMesh te koppelen zijn met extra accesspoints. Het geheel gedraagt zich vervolgens als één systeem en laat zich bijvoorbeeld vanuit één webinterface configureren.

©AVM GmbH

Sommige routerfabrikanten waaronder AVM FRITZ!Box leveren wifi-uitbreidingen voor hun routers.

Wifi-mesh-systeem

Een simpele oplossing om in één keer meerdere accesspoints in huis te halen, is een wifi-mesh-systeem. De accesspoints, vaak onderverdeeld in een router plus satelliet(ten), vormen samen één dekkend netwerk. In tegenstelling tot traditionele repeaters, die het signaal simpelweg doorgeven, communiceren mesh-nodes actief met elkaar en beheren ze samen de clientverbindingen.

Mesh-systemen gebruiken meestal band steering en client steering om apparaten automatisch te verbinden met het optimale accesspoint en de juiste frequentieband. Bij dualband-systemen delen de backhaul-verbindingen (tussen de nodes onderling) dezelfde radio’s als de clientverbindingen, wat de prestaties kan beperken. Triband- of zelfs quadband-systemen lossen dit op met een extra 5GHz-radio voor de backhaul, waardoor de clientbandbreedte volledig beschikbaar blijft. Veel mesh-systemen ondersteunen ook een bekabelde backhaul, wat de stabiliteit en snelheid flink verhoogt.

©TP-Link

Een wifi-mesh-systeem is een eenvoudige manier om extra accesspoints toe te voegen.

Mesh-systeem optimaliseren

Bij bedraad aangesloten accesspoints zal er een sterke relatie zijn tussen de sterkte van het aangeboden wifi-signaal en de snelheid die je kunt behalen. Bij wifi-mesh-systemen of repeaters kun je ondanks een uitstekend wifi-signaal toch last hebben van een lage doorvoersnelheid. Dat komt doordat ook de draadloze verbinding van de wifi-mesh-node of repeater met de rest van het systeem van invloed is. Wellicht dat wanneer je de satelliet op een andere plek neerzet het aangeboden wifi-signaal minder sterk is, maar dat er door een betere verbinding met de rest van het systeem toch een hogere snelheid gehaald wordt. Veel mesh-systemen en repeaters helpen je hierbij met een lampje of aanwijzingen in de app.

Let bij het verplaatsen niet alleen op de link tussen de wifi-apparatuur, maar ook op de signaalsterkte naar je laptop of smartphone. Een perfecte verbinding tussen je mesh-punten heeft weinig zin als je laptops of smartphones nauwelijks bereik hebben. Het draait dus om de balans. Gebruik je een wifi-mesh-systeem in een huis met meerdere verdiepingen? Een handige praktijktip: zet je wifi-mesh-punten zoveel mogelijk bij trapgaten. Zo profiteren ze van het open verloop tussen verdiepingen, terwijl je apparaten optimaal verbinding maken met het dichtstbijzijnde accesspoint.

Veel wifi-mesh-systemen waaronder Netgear laten je in de webinterface of app zien wat de status van de verbinding tussen de nodes is.

Roamingproblemen

In een netwerk met meerdere accesspoints zoals een wifi-mesh-systeem verwacht je dat je apparaat automatisch overschakelt naar het sterkste signaal. In de praktijk gebeurt dat niet altijd. Apparaten bepalen namelijk zélf wanneer ze overschakelen en soms gebeurt dat pas als de verbinding al te slecht is. Dit kan ervoor zorgen dat je smartphone verbonden blijft met een accesspoint op een andere verdieping, ondanks een beter signaal dichterbij. Sommige wifi-systemen ondersteunen fast roaming via technieken als 802.11k, -v en -r. Daarmee geven accesspoints extra informatie aan je apparaat over de opbouw van je netwerk, zodat er soepeler wordt geschakeld naar een ander accesspoint. Dit werkt echter alleen als je apparaat dit ook ondersteunt en dat is bij oudere apparaten lang niet altijd zo. Merk je dat apparaten verbinding verliezen of slecht presteren, probeer dan fast roaming uit te schakelen in de instellingen van je wifi-systeem en kijk of je ervaring beter wordt. Een dergelijke instelling is niet op alle systemen beschikbaar.

Hier is 802.11r (fast roaming) uitgeschakeld op een Omada-systeem.

Bedrade accesspoints

Een wifi-mesh-systeem kan een prima oplossing zijn om heel je huis van een dekkend netwerk te voorzien, maar omdat er gebruik wordt gemaakt van een draadloze verbinding tussen de nodes kunnen de prestaties tegenvallen of onvoorspelbaar zijn.

Heb je de mogelijkheid om netwerkkabels aan te leggen, dan is dat altijd aan te raden. Zo heb je een betrouwbare backbone voor je netwerk die je kunt gebruiken om je met behulp van accesspoints je huis op de juiste plek van wifi te voorzien. Veel wifi-mesh-systemen kun je trouwens ook bedraad gebruiken, dus je hebt ook wat aan netwerkkabels als je al zo’n systeem gebruikt.

Je kunt losstaande accesspoints kopen die je individueel moet configureren, maar als je toch kabels naar een centraal punt gaat trekken, is investeren in een geïntegreerd systeem al snel handiger. Populair voor systemen voor thuis zijn TP-Link Omada en Ubiquiti UniFi waarbij je in beide gevallen de keuze hebt uit een groot aantal verschillende accesspoints, switches en zelfs routers. Een router die onderdeel is van het systeem is niet noodzakelijk, maar kan handig zijn als je wilt werken met VLAN's. Als je een router van een andere fabrikant gebruikt, zul je de VLAN's ook op die router moeten configureren.

Controller

Omada en UniFi werken het best als je een controller gebruikt die constant actief is, beide fabrikanten bieden diverse mogelijkheden voor zo’n controller. Zo biedt Ubiquiti routers met ingebouwde controller of de losse Cloud Key Gen2 en TP-Link verkoopt controllers zoals de OC200.

De controllersoftware kun je met wat moeite ook op een server of NAS installeren in een Docker-omgeving, waarmee je dezelfde mogelijkheden krijgt. Als alternatief kun je ook een softwarematige controller op je pc installeren die je gebruikt voor de configuratie. Omdat de controller dan niet constant draait, mis je wel geavanceerdere mogelijkheden zoals fast roaming. TP-Link biedt daarnaast sinds enige tijd met Omada Cloud Essentials een gratis cloudgebaseerde controller.

Zowel Ubiquiti als TP-Link bieden een losse controller in de vorm van bijvoorbeeld de Cloud Key Gen2 of OC200.

Accesspoints

Netwerkfabrikanten waaronder TP-Link en Ubiquiti bieden een hele reeks aan accesspoints met verschillende mogelijkheden en vooral prijzen. Omdat je thuis in vergelijking met een bedrijf waarschijnlijk een beperkt aantal apparaten hebt, zijn in de praktijk de goedkoopste wifi6-accesspoints met dualband en een 2x2-radio al erg interessant. De kracht van een goed thuisnetwerk zit hem immers meer in de aanwezigheid van meerdere accesspoints, bovendien zijn de wifi-chips in veel laptops of smartphones ook een beperkende factor.

Wil je toch meer kracht, dan vind je in het assortiment van beide fabrikanten ook snellere en vooral duurdere accesspoints. Houd er rekening mee dat de snelste accesspoints meer energie verbruiken en gebruikmaken van een multi-gigabit-aansluiting, waardoor er een duurdere switch noodzakelijk is om zo’n accesspoint te gebruiken.

Voor thuisgebruik zijn accesspoints voor in wandcontactdozen erg interessant, zoals de TP-Link EAP-615-Wall of Ubiquiti U6 In-Wall. Dergelijke accesspoints zijn ontworpen om relatief laag in de kamer aan een muur te hangen en daardoor uitermate geschikt om op de locatie van een oude telefoon- of televisieaansluiting te monteren. De meeste varianten hebben ook nog eens een ingebouwde switch met drie poorten zodat je op die plek ook direct wandaansluitingen hebt. Daarvoor moet je de aanwezige telefoon- of coaxkabel vervangen door een netwerkkabel. In de volgende paragrafen gaan we in op wat je op het gebied van kabels nodig hebt.

©Jeroen Boer | ID.nl

Een TP-Link Omada EAP615-Wall op de plek van waar ooit een telefoonaansluiting zat.

De juiste kabel

Om een bedraad accesspoint te kunnen gebruiken, heb je netwerkkabels nodig. Die zijn er in twee soorten: met soepele (stranded) of vaste (solid) aders. Voor netwerkkabels die je in leidingen of op een andere manier permanent in je huis verwerkt, gebruik je kabels met een vaste kern. Let er daarbij op dat je kabels koopt met aders die van koper gemaakt zijn, soms wordt dat aangeduid als CU.

Verder moet je nog een keuze maken voor de snelheidscategorie. Daar kunnen we kort over zijn: kies voor een Cat6-kabel. Deze kabel werkt tot een lengte van 55 meter prima met een netwerksnelheid van 10 Gbit/s. In een doorsnee huis zul je een dergelijke lengte waarschijnlijk niet halen.

Kabels uit hogere categorieën als Cat 6a bieden voor thuis daarom geen praktische voordelen, terwijl ze door het gebruik van extra afscherming veel stugger en dikker zijn. Het gaat je bijvoorbeeld nooit lukken om twee Cat6a-kabels door een 16mm-leiding te krijgen, terwijl dat bij het gebruik van Cat5e- of Cat6-kabels vaak wel mogelijk is. Voor een dubbele wandaansluiting heb je immers ook twee kabels nodig. Ben je van plan om een wanddoos af te werken met een accesspoint, dan heb je slechts één kabel nodig.

©Jeroen Boer | ID.nl

Als je Cat6-kabels gebruikt, is het mogelijk om twee kabels door één leiding te trekken.

Kabels trekken en afwerken

Het trekken van netwerkkabels door leidingen vraagt een zorgvuldige aanpak. Je gebruikt hiervoor een trekveer: een stevige metalen of kunststof veer waarmee je kabels door buizen en loze leidingen kunt voeren. Je steekt eerst de trekveer volledig door de leiding. Aan het uiteinde maak je de netwerkkabel stevig vast, bijvoorbeeld door enkele aders om het oogje van de trekveer te draaien en het geheel glad af te tapen om haken te voorkomen.

Bij het trekken is het belangrijk om met twee personen te werken: één iemand die de kabel invoert en een ander die rustig trekt. Als het trekken moeizaam gaat, kan wat talkpoeder of speciaal kabelglijmiddel helpen. Gebruik geen zeep, want dat gaat plakken, waardoor je zo’n kabel er nooit meer uitkrijgt. Werk de kabels in je meterkast netjes af met een opbouw-wandcontactdoosje of een patchpanel, afhankelijk van hoeveel kabels je hebt. Voor veel huizen is een desktop-patchpanel met acht of tien aansluitingen een handig product.

Accesspoint aansluiten

Hoewel we je normaal gesproken afraden om een stekker op een stugge kabel te knijpen, maken we voor een accesspoint een uitzondering. Een kabel die op een accesspoint is aangesloten zul je immers waarschijnlijk nauwelijks aanraken. Thuis is het soms zelfs je enige optie, want het is natuurlijk niet fraai als je een inbouwdoos moet gebruiken voor een netwerkaansluiting waar je een accesspoint met een kabeltje op aansluit. Zeker als je een wandcontactdoos-accesspoint op een inbouwdoos monteert heb je weinig ruimte voor een stekker. Een netwerkstekkertje dat je direct zonder knikbeschermer op de kabel krimpt, is dan de enige praktische oplossing. Zorg er wel voor dat je daadwerkelijk stekkertjes gebruikt die bedoeld zijn voor netwerkkabels met een vaste ader.

De aansluiting voor een accesspoint voor in een wandcontactdoos zit achterop en steekt vaak een beetje uit, dus er is niet veel ruimte in een inbouwdoos voor de aansluiting.

De juiste switch

Bedraad aangesloten accesspoints krijgen meestal ook hun voeding via de netwerkkabel, Power over Ethernet genoemd (of PoE). Soms wordt hiervoor een PoE-injector meegeleverd, een speciale voeding die je vlak voor de netwerkkabel kunt aansluiten en dan kunt doorlussen naar een switch zonder PoE. Als je meerdere accesspoints hebt, is een switch voorzien van PoE al snel handiger.

Uiteraard zorgt de toevoeging van PoE wel voor een hogere prijs, al hangt dat ook af van het gewenste vermogen. De belangrijkste standaarden zijn PoE of 802.3af, die zo'n 15 watt per poort kan leveren, en PoE+ of 802.3at die tot 30 watt per poort kan leveren. Nog hoger kan ook, zo kan PoE++ of 802.3bt minimaal 60 watt per poort leveren. Dat laatste is voor thuis echter zelden nodig en zulke switches zijn behalve prijzig doorgaans ook actief gekoeld.

Behalve het maximale vermogen per poort hebben de meeste PoE-switches ook een totaal maximaal vermogen voor alle poorten samen en dat kan (flink) lager liggen dan bijvoorbeeld vier keer 30 watt. Dat is niet heel erg, want veel PoE gevoede apparaten vragen veel minder dan 30 watt. Let er wel goed op dat het geleverde vermogen per poort en van de switch past bij de accesspoints die je wilt gebruiken.

Maak je gebruik van een netwerksysteem zoals TP-Link Omada of Ubiquiti UniFi, dan is het handig om een switch binnen dat productportfolio aan te schaffen. Die is dan zichtbaar in de interface van het systeem.

Bedrade accesspoints kun je centraal van een netwerksignaal en voeding voorzien met een PoE-switch.

Kabelproblemen mesh-systeem

Je kunt veel wifi-mesh-systemen ook (deels) bedraad gebruiken, maar soms loop je daarbij tegen eigenaardigheden aan. Zo werkt het bedraad aansluiten van satellieten doorgaans het best als je ze aansluit achter de hoofdnode, ook als deze niet als router is geconfigureerd. Dat kan lastig zijn als je een bedraad netwerk met als middelpunt een switch in de meterkast hebt, maar alle nodes van je wifi-systeem ergens anders in huis wilt plaatsen.

Vaak moet je bedrade satellieten achter de routernode van een wifi-mesh-systeem aansluiten.

▼ Volgende artikel
Chaos in Chrome? Met tabgroepen krijg je weer overzicht (en zo werkt het)
© Copyright © 2017 Michael Burrell
Huis

Chaos in Chrome? Met tabgroepen krijg je weer overzicht (en zo werkt het)

Tabbladen zijn handig, maar kunnen al snel uitmonden in een onoverzichtelijke wirwar. Om dat probleem aan te pakken, introduceerde Google Chrome tabgroepen: een slimme manier om je openstaande tabs te ordenen en labelen.

Wat gaan we doen

In dit artikel zie je hoe je tabgroepen aanmaakt, benoemt en indeelt, zodat je browser niet langer uitpuilt. Je leert hoe je snel een nieuwe groep maakt, kleuren gebruikt om orde te scheppen en hoe je groepen verplaatst, sluit of opheft. Zo blijft je werkruimte overzichtelijk, zelfs als je tientallen tabbladen open hebt staan.

Lees ook: Trage Chrome? Zet de efficiëntiemodus uit!

Stap 1: Nieuwe groepen

Zorg eerst dat je de nieuwste versie van Chrome op je laptop hebt staan. Klik op de drie puntjes rechtsboven, kies Help / Over Google Chrome en installeer eventueel de update. Om tabbladgroepen in de vingers te krijgen, open je snel een paar tabbladen. Denk aan pagina's over hetzelfde onderwerp of project. Klik met de rechtermuisknop op een tabblad en kies Toevoegen aan een nieuwe groep.

Met de rechtermuisknop maak je een nieuwe tabbladgroep.

Stap 2: Naam en kleur

Er verschijnt een venstertje waarin je de groep een naam en kleur kunt geven. Kies een korte, herkenbare naam die het onderwerp van de groep weergeeft, zoals 'Werk', 'Recepten' of 'Vakantieplanning'. Een kleur toewijzen helpt je om snel onderscheid te maken tussen verschillende groepen. De groep verschijnt vervolgens als een gekleurde knop tussen je tabbladen. Een groot voordeel: als je op de groepsnaam klikt, worden de bijbehorende tabbladen ingeklapt, dat bespaart ruimte.

Tabbladen kun je later eenvoudig toevoegen: klik met de rechtermuisknop op het gewenste tabblad en kies de gewenste groep.

Ieder tabblad kun je snel aan een bestaande of nieuwe groep toevoegen.

Stap 3: Groep sluiten

Klik je met de rechtermuisknop op de naam van de tabbladgroep, dan krijg je andere mogelijkheden. Met de optie Nieuw tabblad in groep open je een leeg tabblad in de bestaande groep. Het is ook mogelijk om een bestaand tabblad gewoon in de groep te slepen. Kies je Groep verplaatsen naar een nieuw venster, dan opent Chrome een nieuw browservenster met daarin alle opgenomen tabbladen. Met de opdracht Groep sluiten verdwijnt de groep van je scherm. Dit doe je als je de hele groep niet meer nodig hebt en je de tabbladen niet langer wilt openhouden. Met Groep verwijderen (in sommige versies: Groep opheffen) blijven de tabbladen open, maar worden ze losgekoppeld van de groep. De kleur en de groepsnaam verdwijnen. Dit doe je als je de inhoud nog nodig hebt, maar je geen groepsindeling meer wilt.

Je kunt de groep verwijderen dan blijven de ingesloten tabbladen wel bestaan.


5x Chromebooks

Zeg je Chrome, dan denk je ook al snel aan Chromebooks. Hieronder een selectie 5 fijne modellen.

Acer Chromebook Plus 514

Compacte 14-inch Chromebook met vlotte prestaties, lichte aluminium behuizing en degelijke accuduur.

HP Chromebook x360 14b‑cd0625nd

14″ touchscreen Chromebook met 8 GB RAM en 128 GB opslag; geschikt voor alle dagelijkse taken.

Acer Chromebook Plus 515 CB515-2H-32UH

Stevige 15,6″ Chromebook met Full HD-scherm, Intel Core-i3, 8 GB RAM en 128 GB SSD, geschikt voor werk, school, surfen en media.

Lenovo IdeaPad / Slim 3 Chrome / 83BN0038MH

Compacte 14″ Chromebook met Full HD-scherm en Intel Core i3, prima voor school, mail, web en licht werk.

HP Chromebook 14a-nf0050nd

Lichte 14″ Chromebook met Full HD-scherm, Intel N-processor, 4 GB RAM en 128 GB opslag; geschikt voor internet, mail, documenten en basisgebruik op school of werk.

Ook je papieren overzichtelijk?

Berg ze op in sorteermappen
▼ Volgende artikel
Parfum, eau de parfum of eau de toilette: wat is het verschil en wat moet je kiezen?
© Leonid Iastremskyi
Gezond leven

Parfum, eau de parfum of eau de toilette: wat is het verschil en wat moet je kiezen?

Je staat in de parfumerie en ziet drie flacons die er bijna identiek uitzien. De naam is hetzelfde en het merk is hetzelfde, maar het prijsverschil tussen die drie is groot. Dat komt doordat er eigenlijk drie verschillende varianten zijn: parfum, eau de parfum en eau de toilette. Hoewel het verleidelijk is om simpelweg op het prijskaartje af te gaan, is het slim om te weten wat je precies koopt. De verschillen tussen die drie zijn namelijk groter dan je denkt. Hoe dat precies zit, lees je hier.

Dit artikel in het kort

Twijfel je in de winkel vaak tussen parfum, eau de parfum of eau de toilette? In dit artikel leggen we precies uit wat de verschillen zijn in prijs, geursterkte en houdbaarheid. Je ontdekt welke variant het beste past bij jou en we geven praktische tips om te voorkomen dat je dure luchtje te snel vervliegt.

Lees ook: Zo kies je een parfum dat écht bij je past

Om de juiste keuze te maken, moet je eerst begrijpen hoe een geur eigenlijk in elkaar zit. In de basis bestaat elk luchtje uit een mengsel van alcohol, water en geurstoffen (ook wel parfumolie genoemd). De alcohol fungeert als de drager: zodra je sprayt, verdampt de alcohol en blijven de geurstoffen achter op je huid. Het grote onderscheid tussen de verschillende varianten zit hem puur in de concentratie van die parfumolie. De vuistregel is simpel: hoe hoger het percentage geurstoffen, hoe intenser de geur is en hoe langer je er plezier van hebt.

Parfum (extrait de parfum)

Als we het in de volksmond hebben over 'parfum', bedoelen we vaak gewoon een lekker luchtje. Maar in de officiële termen is parfum (of extrait de parfum) de meest pure en kostbare variant die je kunt kopen. Met een concentratie aan geurstoffen die meestal tussen de 20 en 40 procent ligt, is dit de absolute topklasse.

Omdat de concentratie zo hoog is, bevat deze variant relatief weinig alcohol. Dit maakt puur parfum vaak een uitstekende keuze voor mensen met een gevoelige huid, omdat alcohol de huid kan uitdrogen. De geur is vol, diep en blijft met gemak de hele dag - en vaak zelfs de volgende ochtend nog - hangen. Je hebt er extreem weinig van nodig; vaak wordt parfum daarom niet in een sprayfles verkocht, maar in een klein flesje waarmee je een paar druppels op de huid dept.

Eau de parfum (EDP)

Kijk je in het badkamerkastje van de gemiddelde Nederlander, dan is de kans groot dat je daar een eau de parfum aantreft. Met een geurconcentratie van 15 tot 20 procent biedt deze variant de gulden middenweg. Het is minder zwaar en olieachtig dan puur parfum, maar krachtig genoeg om een hele werkdag of een avond uit mee te gaan. Meestal blijft een eau de parfum zo'n zes tot acht uur goed waarneembaar.

Eau de parfum richt zich vaak op de zogenoemde 'hartnoten' van een geur. Dit zijn de geuren die tevoorschijn komen nadat de eerste alcohol is verdampt. Hierdoor is de geur vaak wat dieper en warmer, wat hem geschikt maakt voor zowel dagelijks gebruik als speciale gelegenheden.

Eau de toilette (EDT)

De term 'eau de toilette' klinkt chique, maar betekent letterlijk 'toiletwater'. Dit stamt uit de tijd dat men deze geur gebruikte om zich in de ochtend mee op te frissen ('toilet maken'). Deze variant is met een percentage van 5 tot 15 procent geurstoffen een stuk lichter en vluchtiger dan (eau de) parfum.

Waar een eau de parfum de diepte in gaat, focust een eau de toilette zich meestal op de toptonen. Dit zijn vaak frisse citrus- of fruitgeuren die je direct ruikt bij het sprayen, maar die ook sneller vervliegen. Een eau de toilette blijft gemiddeld drie tot vijf uur hangen. Het is dan ook een goede keuze voor mensen die niet van zware, bedwelmende geuren houden, of voor gebruik op kantoor waar je je collega's niet wilt overweldigen. Houd er wel rekening mee dat je deze geur halverwege de dag waarschijnlijk even opnieuw moet aanbrengen.

Prijs versus kwaliteit: wat is nu echt goedkoper?

Het lijkt een simpele rekensom: een grote fles eau de toilette is aan de kassa vaak goedkoper dan een klein flesje eau de parfum. Toch kan die goedkopere fles op de lange termijn duurkoop zijn. Omdat eau de toilette sneller vervliegt, heb je de neiging om royaal te sprayen en dit gedurende de dag te herhalen. Hierdoor gaat de fles veel sneller leeg.

Bij een eau de parfum of puur parfum is de aanschafprijs hoger, maar heb je aan één keer een beetje aanbrengen in de ochtend vaak genoeg voor de hele dag. Je doet dus aanzienlijk langer met de flacon.

Wanneer draag je wat?

Als je twijfelt over welke variant je moet kopen, laat dit dan afhangen van het seizoen en de gelegenheid. Warmte versterkt namelijk geur. In de zomer, wanneer je huid warm is, kan een zwaar parfum al snel te overheersend en plakkerig aanvoelen. Een lichte, frisse eau de toilette is dan perfect. In de winter is het juist andersom: kou zorgt ervoor dat geuren minder goed vrijkomen en snel wegvallen. In die maanden, en zeker 's avonds tijdens een diner of feestje, komt een rijkere eau de parfum of parfum veel beter tot zijn recht.

Haal alles uit je geur

Heb je eenmaal je keuze gemaakt, dan wil je natuurlijk dat je zo lang mogelijk lekker ruikt. Een veelgemaakte fout is het wrijven van de polsen na het sprayen. Doe dit niet; door de wrijving creëer je warmte die de geurmoleculen kapotmaakt, waardoor vooral de frisse toptonen direct verdwijnen en de geur vlakker wordt.

Daarnaast hecht parfum slecht op een droge huid. Wil je dat je geur echt lang blijft hangen? Smeer je huid dan eerst in met een geurloze bodylotion of een crème uit dezelfde geurlijn voordat je gaat sprayen. De vetten in de crème houden de geurstoffen vast, zodat jij - of je nu kiest voor eau de toilette of parfum - de hele dag heerlijk ruikt.

Geur testen? Begin met een eau de toilette

(want die is het voordeligst)
TypeGeurconcentratieHoudbaarheidGeschikt voor
Parfum20% - 40%8 - 24 uurAvond, speciale gelegenheden
Eau de parfum15% - 20%6 - 8 uurDag en avond
Eau de toilette5% - 15%3 - 5 uurOverdag, warmer weer