ID.nl logo
8 veelgemaakte fouten bij het wassen van kleding
Huis

8 veelgemaakte fouten bij het wassen van kleding

Gemiddeld wassen mensen hun kleren zo'n elf keer per maand. Gevalletje 'kind kan de was doen' zou je zeggen. Toch zijn er een paar veelgemaakte fouten bij het wassen die niet zo bekend zijn. Ken jij ze?

⏱ Geen tijd om heel het artikel te lezen? Dit zijn de 8 fouten die je moet vermijden: ❌ Fout 1: De wasmachine te vol doen … ❌ Fout 2: … of juist te leeg laten ❌ Fout 3: Te veel wasmiddel gebruiken ❌ Fout 4: De wasmachine niet goed rechtgezet hebben ❌ Fout 5: Het waslabel niet (goed) lezen ❌ Fout 6: Kledingstukken niet dichtritsen (of knopen juist open laten) ❌ Fout 7: Niet het juiste wasprogramma kiezen ❌ Fout 8: De wasmachine niet vaak genoeg schoonmaken

Lees ook: De meest voorkomende wasmachinestoringen én oplossingen

De meeste mensen wassen al jaren op dezelfde manier. Misschien moet je heel af en toe een nieuwe wasmachine aanschaffen, waardoor het net even anders gaat. Nieuwe wasprogramma's kunnen tenslotte wat veranderingen met zich meebrengen, maar over het algemeen gaat dat zonder problemen. Toch gaat er weleens iets mis. Van deze veelgemaakte wasfouten was je misschien niet eens op de hoogte. Nu wel – en dat betekent dat je ze voortaan kunt vermijden!

Fout 1: De wasmachine is te vol

Als je te veel wasgoed in de wasmachine propt, worden je kledingstukken te strak tegen elkaar gedrukt. Het wasgoed draait in één grote massa rond, waardoor het wasmiddel niet voldoende kan circuleren en oplossen, met als gevolg dat de was niet goed schoon wordt. Je was wordt dus niet gelijkmatig schoon: vlekken en vuil blijven achter, wat betekent dat je de boel opnieuw moet wassen.

De Consumentenbond heeft onderzocht dat de meeste wasmachines niet maximaal worden geladen als het gaat om gewicht. Maar ook met minder gewicht kan het volume groot zijn. Er is dan te weinig ruimte in de trommel. Een handbreedte bovenin overhouden is een goede maatstaf.

Fout 2 - Of is de wastrommel juist te leeg...?

Een andere veelgemaakte fout is om halve wasjes te draaien, zelfs als je wasmachine een waterbesparende instelling heeft. Het lijkt misschien efficiënter, maar dat is het niet. Een gedeeltelijke lading met minder water zal namelijk bijna net zo veel elektriciteit verbruiken als een volle lading. Daarom is het beter om alleen te wassen als je een volle lading hebt. Houd de handbreedte of vuisthoogte (zie bij Fout 1) daarom zo veel mogelijk aan, zowel bij minimale als maximale belasting.


💡 Sommige wasmachines hebben een sensor voor beladingsherkenning. Hierdoor weet je precies hoeveel speelruimte je nog hebt aan kilo's. Handig!


Fout 3: Te veel wasmiddel gebruiken

Meer wasmiddel maakt je kleding niet schoner. Sterker nog, te veel wasmiddel zorgt alleen maar voor narigheid, zoals verstopte leidingen omdat de zeep niet goed oplost. Ook blijven er restjes achter in de machine, en die kunnen gaan stinken en zorgen voor vetluis. Bovendien gebruikt een wasmachine waar te veel wasmiddel in zit meer energie. Dat komt omdat de machine meer water moet gebruiken om al het zeep en schuim te verwerken. Vaak is er ook een extra spoelronde nodig – waarmee je dus letterlijk geld en water wegspoelt!

Hoeveel wasmiddel je nodig hebt, hangt af van de hoeveelheid wasgoed en de vuilgraaf. Ook de waterhardheid speelt een rol. Op het etiket van wasmiddel staat meestal een doseringsadvies, maar dat is voor een standaard hoeveelheid was. Vaak ligt de aanbeveling al behoorlijk hoog. Kijk dus kritisch naar wat je bij de was doet: zit de trommel wel vol en is de was ook echt vuil?

Je kunt ook (deels) natuurlijke huismiddeltjes zoals azijn, soda of citroensap aan je was toevoegen. Die zijn niet alleen milieuvriendelijk, maar werken vaak net zo goed als sommige commerciële wasmiddelen.

Lees ook: Vetluis in je wasmachine? Zo kom je er vanaf!

©StockPhotoPro

Fout 4: De wasmachine staat niet recht

Een wasmachine die enorme herrie maakt tijdens het centrifugeren of zelfs gaat ‘dansen’ is natuurlijk niet leuk. Dat gebeurt als je wasmachine niet recht staat. Dat rondstuiteren is niet alleen behoorlijk vervelend, maar kan ook schade aan de vloer veroorzaken. Bovendien kan het ervoor zorgen dat de dragers en schokdempers van de machine kapotgaan. Dat kan leiden tot dure reparaties.

Ook lezen: Maakt je wasmachine lawaai? Dit kun je eraan doen!

Gelukkig kun je dat eenvoudig voorkomen. De meeste wasmachines hebben verstelbare pootjes waarmee je de hoogte van elk hoekje kunt aanpassen, zodat je de machine mooi waterpas kunt krijgen. Als je twijfelt of de wasmachine recht staat, neem dan rustig de tijd om hem opnieuw te stellen. Het kost je misschien even wat tijd en moeite, maar het kan je uiteindelijk een hoop ellende besparen.

Nieuwe wasmachine nodig?

Kijk, vergelijk en vind de laagste prijs

Fout 5: Niet (goed) lezen van het waslabel

Het lezen van de waslabels op kleding en ander linnengoed is belangrijk om te weten te komen of een kledingstuk in de wasmachine mag en op welke temperatuur je kunt wassen. Begin met het sorteren van de was op kleur: lichte kleuren, donkere kleuren en sterk vervuilde kledingstukken. Sorteer vervolgens elke stapel nog een keer op basis van het soort stof om verschillende watertemperaturen te kunnen gebruiken.


💡 Was geen stoffen die pluizen produceren samen met stoffen die pluisjes aantrekken.


Als er niet genoeg kleding is voor een volle lading van elk type stof, kunnen in principe alle stukken van dezelfde kleur samen worden gewassen. Kies dan wel het wasprogramma dat het meest geschikt is voor de kwetsbaarste kledingstukken in de lading.

Lees ook: Wasgoed sorteren: zo maak je het niet te bont

Op het waslabel staan verschillende tekentjes die allemaal een eigen betekenis hebben. De wastobbe betekent dat je kleding op een gewoon programma kunt wassen. Een wastobbe met één streepje eronder betekent dat je het best een anti-kreukprogramma kunt kiezen. Een wastobbe met een onderbroken streepje is het symbool voor het wolwasprogramma (maximaal 30 of 40 graden). De wastobbe met een handje staat voor de snelle handwas, zonder het kledingstuk te laten weken. Een driehoeksymbool zonder vulling betekent dat kleding bleken mogelijk is met elk bleekmiddel. Meer weten over wassymbolen? Lees dan dit artikel!

©Monkey Business Images

Fout 6: Kledingstukken niet dichtgeritst (of knopen juist open)

Ga je kleding met ritsen wassen, doe de ritsen dan dicht. Zo voorkom je dat de metalen tanden van de rits vast komen te zitten aan andere kledingstukken en stoffen beschadigen. Het dichtdoen van de ritsen voorkomt ook dat de tanden vast komen te zitten aan de trommel van de wasmachine.

Knoopjes, bijvoorbeeld van overhemden, doe je juist níet dicht. Doe je dat wel, dan kan dat leiden tot schade aan de knopen en knoopsgaten tijdens het wassen en drogen. Tijdens het ronddraaien in de wasmachine en droger kan er druk op de knoopjes komen te staan, waardoor de draad losser komt te zitten en de knopen eraf kunnen vallen. Lekker openlaten dus.

Fout 7: Niet het juiste wasprogramma

Als je net een nieuwe wasmachine hebt gekocht, is het verleidelijk om meteen aan de slag te gaan en je wasgoed er in te gooien zonder eerst de handleiding te lezen. Maar in die gebruiksaanwijzing staat soms best handige info. Daarin staan bijvoorbeeld tips over het onderhoud van je wasmachine. En misschien leer je functies kennen die je nog niet eerder hebt gebruikt. Ook staat er meestal informatie over de specifieke wasprogramma’s van jouw machine.


💡 Koud water werkt in de meeste gevallen prima en is beter voor de stof. Het is bovendien goedkoper, omdat het verwarmen van water tot wel 90 procent van het energieverbruik van een wasmachine bepaalt. Over het algemeen kun je dus vaak best minder warm water gebruiken voor je wasbeurten, tenzij je kledingstukken wast die meestal meer bacteriën bevatten, zoals handdoeken, ondergoed en bezwete kleding.


Fout 8: De wasmachine wordt niet vaak genoeg schoongemaakt

Het is belangrijk om je wasmachine regelmatig goed schoon te maken. Tijdens het wassen van je kleding en beddengoed kan er namelijk schimmelopbouw ontstaan, ook wel wasluis of vetluis genoemd. Dat kan leiden tot een vieze geur in je machine. Het kan vooral een probleem zijn als je een oudere wasmachine hebt of veel met koud water wast, omdat bacteriën dan gemakkelijker kunnen groeien.

Je kunt de wasmachine eenvoudig schoonmaken door een maandelijkse schoonmaakronde uit te voeren. Dat doe je door de machine zonder kleding te draaien met heet water en bleekmiddel (of een alternatief dat bacteriën doodt). Hierdoor worden alle bacteriën en ophopingen van vuil en wasmiddelresten verwijderd.

©Aleksej

Ook kun je je wasmachine zo schoonhouden:

  • Ontstop het filter door het te verwijderen en grondig te reinigen met water en allesreiniger. Lees de handleiding van je wasmachine om te zien hoe je het filter kunt verwijderen. Schoonhouden voorkomt dat vuil, stof en kledingvezels zich opstapelen en de afvoer blokkeren, wat kan leiden tot een stinkende wasmachine.

  • Maak de rubbers rondom de deur van de wastrommel regelmatig schoon met heet water en schoonmaakmiddel. Laat bijvoorbeeld allesreiniger 10 minuten intrekken en veeg het vervolgens schoon met een droge doek. Draai vervolgens een lege was om ervoor te zorgen dat de allesreiniger goed wordt weggespoeld.

  • Reinig het zeepbakje door de wasmiddellade uit de wasmachine te halen en zeepresten met heet water en een vochtige doek te verwijderen. Vergeet niet om ook de ruimte waar het zeepbakje in gaat te poetsen. Gebruik eventueel een tandenborstel voor de moeilijk bereikbare hoekjes.

Daarnaast is het geen slecht idee om na elke wasbeurt de deur en het zeepbakje van de machine even open te laten staan, zodat de binnenkant goed kan drogen. Zo voorkom je dat er opnieuw voedingsbodems voor bacteriën en schimmels ontstaan. Ook kun je proberen om eens per maand een kookwas te draaien. Dat verwijdert wasmiddelresten uit de machine, vooral wanneer je voornamelijk vloeibaar wasmiddel gebruikt. Waspoeder laat normaal gesproken minder resten achter. Je kunt ook een speciale wasmachinereiniger gebruiken.

▼ Volgende artikel
10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen
© Mustafa_Art
Huis

10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen

Een robotstofzuiger scheelt flink wat werk, maar alleen als je hem goed gebruikt. Wie er net een in huis heeft, merkt al snel dat hij niet alles vanzelf doet. En ook als je al langer een robotstofzuiger gebruikt, valt er vaak nog winst te halen. Met deze tien praktische tips werkt je robotstofzuiger beter – en hoef jij minder te doen!

In het kort

Een robotstofzuiger kan je flink wat werk uit handen nemen, maar alleen als je hem goed gebruikt. Met deze 10 slimme tips werkt hij beter, blijft hij langer mee gaan en past hij zich aan jouw huishouden aan. Van zones instellen tot onderhoud: zo maak je er écht een huishoudhulp van.

Lees ook: Hier moet je op letten wanneer je een robotstofzuiger wilt kopen

1. Laat hem eerst je huis leren kennen

Veel robotstofzuigers kunnen een plattegrond van je woning maken. Dat kost eenmalig wat tijd, maar levert daarna veel gemak op. Tijdens zo'n verkenningsronde reinigt hij meestal nog niet, maar scant hij alleen. Geef hem de ruimte en zorg dat er geen spullen over de vloer slingeren. Als de kaart eenmaal is aangemaakt, kun je zones instellen, schoonmaakschema's maken en no-go-gebieden markeren.

2. Zorg voor voldoende licht

Robotstofzuigers met optische sensoren hebben licht nodig om goed te navigeren. Als je hem 's avonds laat rijden terwijl de lampen uit zijn, herkent hij obstakels minder goed. Plan het schoonmaken liever overdag of laat een lamp aan in de ruimte waar hij aan het werk is. Als het apparaat regelmatig moeite heeft om meubels of muren goed te herkennen, komt dat mogelijk door te weinig licht.

Licht, laser & optische sensoren

De lichtbehoefte van robotstofzuigers verschilt sterk per navigatiesysteem. Modellen met LiDAR-technologie (lasernavigatie) werken uitstekend in het donker omdat ze zelf licht uitstralen om obstakels te detecteren. Camera-gebaseerde robots daarentegen zijn afhankelijk van omgevingslicht om hun omgeving te kunnen 'zien' en hebben problemen in donkere ruimtes. Goedkopere modellen met alleen infrarood- of aanrakingssensoren navigeren weliswaar zonder licht, maar werken veel minder nauwkeurig en rijden vaker tegen obstakels aan.

3. Stel schoonmaakzones en kamers in

In de app van de meeste modellen kun je na de kaartopbouw aangeven welke kamers of delen van het huis wanneer moeten worden schoongemaakt. Dat is handig als je bijvoorbeeld elke ochtend de gang en keuken wilt laten doen, maar de slaapkamers alleen op zaterdag. Door het schoonmaken slim te verdelen, werkt de robotstofzuiger efficiënter en hoeft hij tussendoor minder vaak op te laden.

©Wesley Akkerman | ID.nl

4. Gebruik virtuele afbakeningen waar nodig

Veel modellen bieden de mogelijkheid om virtuele grenzen aan te maken: gebieden waar de robotstofzuiger niet mag komen. Denk aan een speelkleed met speelgoed, een losse kabel achter de bank of een plek waar de vloer nat kan zijn. In plaats van zo'n verboden plek elke keer handmatig af te schermen, door er bijvoorbeeld iets voor te zetten, stel je die zones gewoon één keer digitaal in. Het apparaat houdt daar vanaf dan automatisch rekening mee en weet dat hij daar niet meer mag komen.

5. Dweilen? Wees voorzichtig met schoonmaakmiddelen

Kan jouw robotstofzuiger ook dweilen? Gebruik dan alleen het aanbevolen reinigingsmiddel of gewoon water. Veel gewone schoonmaakmiddelen zijn te sterk of laten resten achter, waardoor leidingen of sproeiers kunnen verstoppen. Sommige robotstofzuigers hebben een speciaal reservoir voor schoonmaakmiddel, maar dat geldt niet voor elk model. Iets om naar te kijken voordat je een robotstofzuiger gaat kopen.

6. Maak borstels, wieltjes en sensoren regelmatig schoon

Haren, stof en vuil hopen zich snel op rond de draaiende onderdelen van de robotzuiger. Vooral huisdierharen kunnen oor problemen zorgen. Maak elke week de hoofdborstel los, controleer de zijborstels en veeg vuil weg met een droge doek of meegeleverd hulpstuk. Vergeet ook de val- en navigatiesensoren niet: die kunnen door stof minder goed functioneren, wat de navigatie beïnvloedt.

©Vershinin Evgenii

7. Leeg het stofreservoir af en toe ook zelf

Veel robotstofzuigers hebben een zelflegende functie. Handig, maar ook dan is het slim om af en toe zelf te controleren of alles goed blijft werken. Het stofreservoir is meestal klein en raakt sneller verstopt dan je denkt. Leeg het na een paar schoonmaakbeurten, zeker als je merkt dat hij minder vuil opzuigt of als hij zelf aangeeft dat het reservoir leeg is, maar je toch nog stof en kruimels op de vloer ziet liggen.

8. Zet het laadstation op een vaste plek

Een robotstofzuiger onthoudt zijn omgeving en zoekt na elke beurt zijn laadstation op. Verplaats je dat station naar een andere plek, dan moet hij opnieuw leren waar hij zich bevindt. Zet het station dus op een centrale, bereikbare plek waar voldoende ruimte is en laat het daar staan. Zo voorkom je dat hij de weg kwijt raakt of fouten maakt bij het navigeren.

9. Pas op bij huisdieren

Een ongelukje van een huisdier kan vervelende gevolgen hebben als de stofzuiger erdoorheen rijdt. Laat hem daarom liever schoonmaken op momenten dat je huisdieren buiten zijn of je zeker weet dat de vloer schoon is. Zo voorkom je niet alleen vieze sporen, maar ook schade aan het apparaat en extra schoonmaakwerk achteraf.

©Надія Коваль - stock.adobe.com

10. Automatiseer waar het kan, maar houd controle

Robotstofzuigers zijn bedoeld om werk uit handen te nemen. Toch blijft het verstandig om regelmatig de app te openen, meldingen te controleren en updates uit te voeren. Soms kun je met een kleine aanpassing – zoals het verplaatsen van een kabel, het instellen van een extra schoonmaakbeurt op vrijdag – het resultaat flink verbeteren.

Robotstofzuiger klaar? Zuigen maar!

Het is simpel: hoe beter je robotstofzuiger weet wat hij moet doen, hoe beter hij zijn werk doet. Met deze tips zorg je ervoor dat dat het geval is. En ja, je moet zelf ook af en toe nog wat doen, zoals het stofreservoir controleren of dierenhaar uit de wieltjes te peuteren, maar dat kost hooguit een paar minuutjes van je tijd. Want je weet nu hoe je ervoor zorgt dat de omstandigheden zo goed mogelijk zijn én hoe je hem 'traint'. En daarmee komt hij dicht in de buurt van je ideale huishoudhulp!


🤖 🧹 Accessoires voor je robotstofzuiger?

Je vindt ze

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.