ID.nl logo
9 veelgemaakte fouten bij het drogen van je was
Huis

9 veelgemaakte fouten bij het drogen van je was

In ons regenachtige landje zijn we gelukkig niet afhankelijk van de weergoden als het om het drogen van ons wasgoed gaat. Want daar hebben we de wasdroger voor! Haal jij eigenlijk wel het maximale uit de droger? Dit zijn de negen meest gemaakte fouten bij het drogen van de was én uitleg hoe je ze voortaan voorkomt.

In dit artikel lees je welke fouten er veel gemaakt worden bij het drogen van de was, met tips om te voorkomen dat je deze fouten ook maakt.

Uithangen of drogen?

Je kunt de net gewassen was lekker aan de lijn hangen om te drogen, met als bijkomend voordeel een heerlijk frisse geur. Hiermee bespaar je veel energie, want er komt geen energie-slurpend apparaat aan te pas. Bij het drogen aan de waslijn of een wasrek is het vooral belangrijk dat je de was niet dubbel hangt: hoe meer oppervlak er aan de lucht blootgesteld wordt, hoe beter de was droogt. Hang je het wasgoed buiten, vergeet het dan niet binnen te halen 's avonds of als het gaat regenen.

Helaas is het lang niet altijd haalbaar om de was buiten te laten drogen. Gelukkig bieden wasdrogers uitkomst. Goed gebruik hiervan zorgt voor meer efficiëntie en dus lagere energiekosten. Bovendien gaat je machine langer mee. We geven 9 veelgemaakte fouten bij het gebruik van de droger mét tips hoe je het anders kunt doen. !

Extra kosten Veelgemaakte fouten bij het gebruik van wasdrogers zorgen voor extra kosten. De machine gaat namelijk eerder stuk én je verbruikt misschien meer energie dan nodig is. Dat energieverbruik is makkelijk terug te brengen, bijvoorbeeld door de droger regelmatig goed schoon te maken en niet te vol te stoppen. Het kiezen van het juiste programma helpt ook. En wist je dat je beter kunt centrifugeren in de wasmachine voordat je was de droger in gaat?

Meteen het hele wasproces goed aanpakken? Lees dan ook 8 veelgemaakte fouten tijdens het wassen.

1 - Wasdroger te vol

Als je te veel was in de trommel doet, kan dit de luchtstroom in de weg zitten, terwijl die juist nodig is om kleding goed te drogen. De droger kan dan zelfs oververhitten. Bovendien kan overbelading de droogtrommel uit balans brengen, waardoor de kleding niet gelijkmatig droogt en soms zelfs beschadigt. Het is daarom belangrijk om een goede mix van grotere en kleinere kledingstukken in de trommel te doen en ervoor te zorgen dat je deze gelijkmatig verdeelt.

©Viktoria

Stop de droger niet te vol.

2 - Droger juist te leeg

Als je te weinig was in de trommel stopt, kan de kleding gaan klonteren en blijft het langer nat. Dit verspilt energie en tijd. Om dat te voorkomen kun je grote ladingen verdelen in twee kleinere ladingen en bijvoorbeeld een paar pluisvrije handdoeken toevoegen aan kleinere ladingen. Hiermee voorkom je dat je wasgoed een grote bal vormt in de droogtrommel. Veel fabrikanten raden aan om de trommel tot net iets over de helft te vullen.

Capaciteit droger De meest voorkomende wasdrogers zijn die met een capaciteit van 7 kg, 8 kg, of 9 kg. Eén of twee volwassenen in een huishouden hebben meestal genoeg aan een droger voor 7 kg wasgoed, een gezin met één of twee kinderen kan met 8 kg wasdroger uit en grotere gezinnen kunnen beter een droger met een capaciteit van 9 kg kopen.

3 - Verschillende soorten wasgoed bij elkaar

Bij het drogen in de wasdroger, verplaatsen zwaardere kledingstukken zich verder naar achteren in de trommel, terwijl lichtere items naar voren worden geduwd. Dit zorgt voor ongelijkmatige droging van het wasgoed, waarbij sommige kledingstukken nog vochtig zijn terwijl andere al droog zijn. Daarom is het beter om vergelijkbare kledingstukken bij elkaar te drogen. Handdoeken hebben bijvoorbeeld meer tijd nodig om te drogen dan beddengoed, dus het is aan te bevelen om deze apart van elkaar te drogen. Zo zorg je dat de droger niet onnodig lang hoeft te draaien.

Welk type droger? Een warmtepompdroger is over het algemeen zuiniger dan een condensdroger. Het werkt een beetje als een airco; met een compressor en koelmiddel. Een condensdroger gebruikt warme lucht om het vocht uit de kleding te verdampen en op te vangen in een bak of afvoer. Warmtepompdrogers zijn meestal duurder, maar besparen op de energiekosten.

Een luchtafvoerdroger blaast hete lucht door de trommel en voert vochtige lucht af via een slang naar buiten. Een luchtafvoerdroger heeft afvoerbuis nodig, die heet water in de grond of naar buiten afvoert. Dit type is vaak wel voordelig in aanschaf.

4 - Pluizenvanger en condensor niet schoonmaken

Pluizenvangers en condensors vullen zich in de loop der tijd vaak met stof en pluisjes. Omdat een wasdroger warmte produceert, kan dit gevaarlijk zijn. Daarom is het zaak om je wasdroger regelmatig schoon te maken: niet alleen omdat dit goed is voor je machine, maar dus ook voor de veiligheid. De droogtrommel kun je af en toe met een stofzuiger schoonmaken (bijvoorbeeld één keer per maand). Een vochtige doek verwijdert de laatste restjes vuil, waardoor de sensor ook goed schoon blijft.

De filters (pluizenvangers) van de droger maak je het best na elk gebruik schoon. Dat is een kleine moeite, dus zorg dat je dit in je 'systeem' inbouwt. Sommige stoffen kunnen een laag op het filter vormen die niet direct zichtbaar is. Daarvan kunnen droogtrommeldoekjes de oorzaak zijn, maar ook bijvoorbeeld wasverzachter die op de stof zit. Houd het filter even onder de kraan en kijk of het water doorlaat of afketst. Gebeurt het laatste, dan was je het filter even met warm water en een beetje allesreiniger of afwasmiddel. Goed afspoelen en drogen voordat je het terugzet.

De condensor van je wasdroger haalt het vocht uit de warme vochtige lucht. Wanneer de condensor vies is, kan die zijn werk niet goed doen en moet de wasdroger langer aan staan en harder werken om de was droog te krijgen. Bij een condensdroger zit de condensor meestal linksonder. Leeg deze en spoel goed na, eventueel kun je met een spons en sopje tekeer gaan. Bij een warmtepompdroger kun je de condensor meestal niet uitnemen, deze kun je met een stofzuiger uitzuigen.

©JYPIX - stock.adobe.com

Zorg dat je het pluizenfilter regelmatig reinigt!

5 - Niet het juiste droogprogramma gekozen

De meeste drogers hebben verschillende programma's, bijvoorbeeld voor katoen, synthetische stoffen en fijne was. Bij het kiezen van het juiste programma moet je rekening houden met het soort wasgoed dat je wilt drogen, of je last hebt van allergieën of een gevoelige huid. Ook is er vaak een stand om bijvoorbeeld alleen je muffe kleding op te frissen.

Verschillende programma's voor verschillende producten:

🧺 Voor handdoeken, jeans en beddengoed kies je bijvoorbeeld het katoenprogramma en gebruik je de stand 'extra droog'. Die is geschikt voor dikkere stoffen.
🧺 Voor katoenen shirts en broeken kies je het standaard katoenprogramma.
🧺 Kreukherstel is handig voor kledingstukken die snel kreuken, zoals overhemden, blouses of broeken. Het programma gebruikt vaak een lage temperatuur en zorgt ervoor dat de kledingstukken minder gekreukt uit de wasmachine komen, waardoor je tijd bespaart bij het strijken.
🧺 De Eco-stand is geschikt voor alle soorten wasgoed, maar het is vooral handig als je energie wilt besparen. Dit programma verbruikt minder energie dan andere programma's en is goed voor je energierekening.
🧺 Luchten of Opfrissen kun je inzetten voor kledingstukken die een nare geur hebben, maar nog niet vuil genoeg zijn om in de wasmachine te stoppen. Door ze te luchten wordt de geur verminderd en voelt het kledingstuk weer fris aan.

©Sersoll - stock.adobe.com

Kies voor de juiste stand op je wasdroger.

6 - Te weinig gebruikmaken van de restwarmte van de droger

Draai je het liefs één wasje per dag? Als je de droger veel gebruikt, is dat eigenlijk zonde. Gebruik je de droger namelijk een tweede of derde keer achter elkaar, dan is de droogtrommel meestal nog warm. De droger heeft dus minder energie nodig om helemaal op te warmen. Dit werkt alleen wanneer je de tweede lading direct na de vorige aanzet en de deur zoveel mogelijk dicht laat.

7 - Te lang drogen

Net zoals de hitte van een föhn je haar kan beschadigen, kan overmatige hitte van de droger ook kleding beschadigen. Kun je zelf de tijdsduur van het droogprogramma instellen, zorg dan dat je die niet te lang instelt, om schade zoals vergeling, krimpen, verlies van elasticiteit en veranderingen in textuur te voorkomen.

Ook interessant om te lezen: 6 tips om je was sneller te drogen

8 - Beddengoed direct in de droger stoppen

Beddengoed gaat vaak in de droger omdat het niet goed op een wasrekje past. Omdat de wasmachine en droger meestal naast of op elkaar staan, gaat het beddengoed vaak direct van het ene in het andere apparaat. Op zich is daar niets mis mee, maar voeg bij voorkeur één stap toe: schud je beddengoed eerst even goed uit. Hiermee kun je flink wat kreukels voorkomen. Zoals eerder al gezegd: een te volle droogtrommel veroorzaakt ook kreukels, dus let daar ook op.

©Matthew Ashmore - stock.adobe.com

Niet iedereen heeft de ruimte om het beddengoed uit te hangen.

9 - Niet (genoeg) centrifugeren in de wasmachine

Door de was te centrifugeren op een hoog toerental wordt er al een flinke hoeveelheid vocht uit het wasgoed gehaald, voordat het in de droger gaat. Hierdoor kan de droger sneller en efficiënter werken. Die heeft dan minder tijd nodig om het resterende vocht te verwijderen. Er is dan minder stroom nodig, wat leidt tot lagere energiekosten en minder belasting voor het milieu. Centrifugeren van kleding verbruikt wel meer stroom, maar dit weegt niet op tegen de extra stroom die de droger zou gebruiken als het wasgoed niet goed gecentrifugeerd is. Daarom is het aan te raden om de was op een hoog toerental te centrifugeren voordat je het in de droger stopt.

Meer weten over centrifugeren? Lees dan: Zo werkt centrifugeren (en zo kies je altijd het juiste toerental)

Welke kleding kan in de droger?

In principe kunnen alle kledingstukken die op een hoge temperatuur (60 graden of hoger) gewassen mogen worden, ook in de droger. Soms is het heel fijn om textiel in de droger te kunnen stoppen. Denk bijvoorbeeld aan katoenen beddengoed, theedoeken en handdoeken, die in de droger zacht worden en dat ruwe gevoel van een aan de waslijn gedroogde handdoek niet krijgen. Voor katoenen sokken en ondergoed geldt hetzelfde, maar let op bij kwetsbare kledingstukken zoals ondergoed van zijde of kant. Het is beter om deze kledingstukken liggend te laten drogen. Synthetische stoffen zoals sportkleding of leggings zijn meestal ook geschikt voor de droger, maar controleer altijd eerst het waslabel om dat zeker te weten. In de afbeelding zie je welke symbolen voor de wasdroger je op het waslabel kunt tegenkomen.

Bekijk het wasvoorschrift als je zeker wilt weten of iets in de droger mag.

▼ Volgende artikel
10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen
© Mustafa_Art
Huis

10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen

Een robotstofzuiger scheelt flink wat werk, maar alleen als je hem goed gebruikt. Wie er net een in huis heeft, merkt al snel dat hij niet alles vanzelf doet. En ook als je al langer een robotstofzuiger gebruikt, valt er vaak nog winst te halen. Met deze tien praktische tips werkt je robotstofzuiger beter – en hoef jij minder te doen!

In het kort

Een robotstofzuiger kan je flink wat werk uit handen nemen, maar alleen als je hem goed gebruikt. Met deze 10 slimme tips werkt hij beter, blijft hij langer mee gaan en past hij zich aan jouw huishouden aan. Van zones instellen tot onderhoud: zo maak je er écht een huishoudhulp van.

Lees ook: Hier moet je op letten wanneer je een robotstofzuiger wilt kopen

1. Laat hem eerst je huis leren kennen

Veel robotstofzuigers kunnen een plattegrond van je woning maken. Dat kost eenmalig wat tijd, maar levert daarna veel gemak op. Tijdens zo'n verkenningsronde reinigt hij meestal nog niet, maar scant hij alleen. Geef hem de ruimte en zorg dat er geen spullen over de vloer slingeren. Als de kaart eenmaal is aangemaakt, kun je zones instellen, schoonmaakschema's maken en no-go-gebieden markeren.

2. Zorg voor voldoende licht

Robotstofzuigers met optische sensoren hebben licht nodig om goed te navigeren. Als je hem 's avonds laat rijden terwijl de lampen uit zijn, herkent hij obstakels minder goed. Plan het schoonmaken liever overdag of laat een lamp aan in de ruimte waar hij aan het werk is. Als het apparaat regelmatig moeite heeft om meubels of muren goed te herkennen, komt dat mogelijk door te weinig licht.

Licht, laser & optische sensoren

De lichtbehoefte van robotstofzuigers verschilt sterk per navigatiesysteem. Modellen met LiDAR-technologie (lasernavigatie) werken uitstekend in het donker omdat ze zelf licht uitstralen om obstakels te detecteren. Camera-gebaseerde robots daarentegen zijn afhankelijk van omgevingslicht om hun omgeving te kunnen 'zien' en hebben problemen in donkere ruimtes. Goedkopere modellen met alleen infrarood- of aanrakingssensoren navigeren weliswaar zonder licht, maar werken veel minder nauwkeurig en rijden vaker tegen obstakels aan.

3. Stel schoonmaakzones en kamers in

In de app van de meeste modellen kun je na de kaartopbouw aangeven welke kamers of delen van het huis wanneer moeten worden schoongemaakt. Dat is handig als je bijvoorbeeld elke ochtend de gang en keuken wilt laten doen, maar de slaapkamers alleen op zaterdag. Door het schoonmaken slim te verdelen, werkt de robotstofzuiger efficiënter en hoeft hij tussendoor minder vaak op te laden.

©Wesley Akkerman | ID.nl

4. Gebruik virtuele afbakeningen waar nodig

Veel modellen bieden de mogelijkheid om virtuele grenzen aan te maken: gebieden waar de robotstofzuiger niet mag komen. Denk aan een speelkleed met speelgoed, een losse kabel achter de bank of een plek waar de vloer nat kan zijn. In plaats van zo'n verboden plek elke keer handmatig af te schermen, door er bijvoorbeeld iets voor te zetten, stel je die zones gewoon één keer digitaal in. Het apparaat houdt daar vanaf dan automatisch rekening mee en weet dat hij daar niet meer mag komen.

5. Dweilen? Wees voorzichtig met schoonmaakmiddelen

Kan jouw robotstofzuiger ook dweilen? Gebruik dan alleen het aanbevolen reinigingsmiddel of gewoon water. Veel gewone schoonmaakmiddelen zijn te sterk of laten resten achter, waardoor leidingen of sproeiers kunnen verstoppen. Sommige robotstofzuigers hebben een speciaal reservoir voor schoonmaakmiddel, maar dat geldt niet voor elk model. Iets om naar te kijken voordat je een robotstofzuiger gaat kopen.

6. Maak borstels, wieltjes en sensoren regelmatig schoon

Haren, stof en vuil hopen zich snel op rond de draaiende onderdelen van de robotzuiger. Vooral huisdierharen kunnen oor problemen zorgen. Maak elke week de hoofdborstel los, controleer de zijborstels en veeg vuil weg met een droge doek of meegeleverd hulpstuk. Vergeet ook de val- en navigatiesensoren niet: die kunnen door stof minder goed functioneren, wat de navigatie beïnvloedt.

©Vershinin Evgenii

7. Leeg het stofreservoir af en toe ook zelf

Veel robotstofzuigers hebben een zelflegende functie. Handig, maar ook dan is het slim om af en toe zelf te controleren of alles goed blijft werken. Het stofreservoir is meestal klein en raakt sneller verstopt dan je denkt. Leeg het na een paar schoonmaakbeurten, zeker als je merkt dat hij minder vuil opzuigt of als hij zelf aangeeft dat het reservoir leeg is, maar je toch nog stof en kruimels op de vloer ziet liggen.

8. Zet het laadstation op een vaste plek

Een robotstofzuiger onthoudt zijn omgeving en zoekt na elke beurt zijn laadstation op. Verplaats je dat station naar een andere plek, dan moet hij opnieuw leren waar hij zich bevindt. Zet het station dus op een centrale, bereikbare plek waar voldoende ruimte is en laat het daar staan. Zo voorkom je dat hij de weg kwijt raakt of fouten maakt bij het navigeren.

9. Pas op bij huisdieren

Een ongelukje van een huisdier kan vervelende gevolgen hebben als de stofzuiger erdoorheen rijdt. Laat hem daarom liever schoonmaken op momenten dat je huisdieren buiten zijn of je zeker weet dat de vloer schoon is. Zo voorkom je niet alleen vieze sporen, maar ook schade aan het apparaat en extra schoonmaakwerk achteraf.

©Надія Коваль - stock.adobe.com

10. Automatiseer waar het kan, maar houd controle

Robotstofzuigers zijn bedoeld om werk uit handen te nemen. Toch blijft het verstandig om regelmatig de app te openen, meldingen te controleren en updates uit te voeren. Soms kun je met een kleine aanpassing – zoals het verplaatsen van een kabel, het instellen van een extra schoonmaakbeurt op vrijdag – het resultaat flink verbeteren.

Robotstofzuiger klaar? Zuigen maar!

Het is simpel: hoe beter je robotstofzuiger weet wat hij moet doen, hoe beter hij zijn werk doet. Met deze tips zorg je ervoor dat dat het geval is. En ja, je moet zelf ook af en toe nog wat doen, zoals het stofreservoir controleren of dierenhaar uit de wieltjes te peuteren, maar dat kost hooguit een paar minuutjes van je tijd. Want je weet nu hoe je ervoor zorgt dat de omstandigheden zo goed mogelijk zijn én hoe je hem 'traint'. En daarmee komt hij dicht in de buurt van je ideale huishoudhulp!


🤖 🧹 Accessoires voor je robotstofzuiger?

Je vindt ze

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.