ID.nl logo
Linux-software installeren kan zoal op deze manieren
© Reshift Digital
Huis

Linux-software installeren kan zoal op deze manieren

De afgelopen jaren zijn er voor Linux-gebruikers heel wat nieuwe methodes ontwikkeld om software te installeren. Wil je Linux-software installeren, dan zie je door de bomen wellicht het bos niet meer. Welke opties heb je?

Vroeger bevatte elke Linux-distributie gewoon één package manager. Dat programma stond in voor alle softwaregerelateerde taken. Vergelijken we dat met de laatste versie van Linux Mint, dan zien we dat die taken verdeeld zijn over maar liefst zes (!) programma’s. En dan spreken we nog niet over extra tools, zoals Snap of Flatpak. De bedoeling van al die programma’s is natuurlijk om het installeren van software gebruiksvriendelijker te maken. Maar door de wildgroei aan extra tools dreigen de ontwikkelaars hun doel voorbij te schieten.

Veel beginners raken snel de weg kwijt tussen al die tools met soms overlappende functionaliteit. In dit artikel zetten we daarom alles even op een rijtje voor jou. We beginnen met een stukje geschiedenis, want zo begrijp je beter hoe Linux Mint in de huidige situatie is beland. Je vindt alle programma’s terug in het Beheer-menu, behalve het eerste (daarvoor is geen menu entry aanwezig).

Pakketen en pakketbronnen

Software voor Debian, Ubuntu en Linux Mint wordt gebundeld in pakketbestanden met de extensie .deb. Vóór de introductie van package managers – inmiddels alweer zo’n 20 jaar geleden – installeerde je software door handmatig een aantal pakketbestanden te downloaden en in de juiste volgorde te installeren. Vandaag de dag kom je .deb-bestanden vooral tegen bij closedsource-software of bij minder bekende software die (nog) niet in een repository is opgenomen.

Dubbelklik je op zo’n bestand, dan opent Mint het in de GDebi-pakketinstalleerder. GDebi controleert of er nog extra pakketten nodig zijn om het programma te gebruiken: dat zijn in het Engels de zogenoemde dependencies (afhankelijkheden). Wil je het pakket installeren, dan downloadt en installeert GDebi meteen ook alle afhankelijkheden voor jou.

Afhankelijke pakketten (‘dependencies’) haalt GDebi van de servers van Linux Mint en Ubuntu. Daar staan verschillende verzamelingen van pakketten die uitvoerig getest zijn voor één specifieke distributie. Zo’n verzameling pakketten noemt men een repository. In het programma Pakketbronnen zie je welke repositories jouw systeem gebruikt en schakel je specifieke repositories in of uit. De repositories zijn onderverdeeld in drie categorieën:

Officiële pakketbronnen: bevat de repositories van Linux Mint (voor Mint-specifieke pakketten) en Ubuntu (voor alle andere pakketten). Voor beide repositories kan je een server dichter bij huis selecteren om pakketten sneller te downloaden. PPA’s: dit zijn persoonlijke repositories van allerlei vrijwilligers. Vaak vind je op webpagina’s instructies om een PPA toe te voegen als je een splinternieuw programma wilt installeren. Besef wel dat pakketten uit PPA’s niet getest zijn door de ontwikkelaars van Linux Mint. Inschakelen op eigen risico dus! Extra pakketbronnen: grotere projecten bieden vaak een eigen repository aan met up-to-date software. Zulke repositories activeer je door hier de repository-url toe te voegen. Pakketten uit dergelijke repositories zijn over het algemeen betrouwbaarder en uitvoeriger getest dan die uit PPA’s. Ook closedsource-pakketten worden soms via extra repositories verspreid.

Officiële pakketbronnen: bevat de repositories van Linux Mint (voor Mint-specifieke pakketten) en Ubuntu (voor alle andere pakketten). Voor beide repositories kan je een server dichter bij huis selecteren om pakketten sneller te downloaden.

PPA’s: dit zijn persoonlijke repositories van allerlei vrijwilligers. Vaak vind je op webpagina’s instructies om een PPA toe te voegen als je een splinternieuw programma wilt installeren. Besef wel dat pakketten uit PPA’s niet getest zijn door de ontwikkelaars van Linux Mint. Inschakelen op eigen risico dus!

Extra pakketbronnen: grotere projecten bieden vaak een eigen repository aan met up-to-date software. Zulke repositories activeer je door hier de repository-url toe te voegen. Pakketten uit dergelijke repositories zijn over het algemeen betrouwbaarder en uitvoeriger getest dan die uit PPA’s. Ook closedsource-pakketten worden soms via extra repositories verspreid.

Synaptic pakketbeheerder

Met een package manager doorzoek je de geconfigureerde repositories om nieuwe software te installeren. Synpatic was de eerste package manager voor Ubuntu en Linux Mint en is nog altijd aanwezig op elk systeem. Voor beginners is Synaptic niet zo interessant. Het toont veel technische details van het package managementsysteem en blinkt niet uit in gebruiksvriendelijkheid.

©PXimport

Synaptic is immers opgebouwd rond individuele pakketten en niet rond applicaties. Zoek je bijvoorbeeld op ‘Gimp’, dan vind je 35 pakketten terug. Daarvan heb je er minstens 7 nodig voor een bruikbare Gimp-installatie in het Nederlands. Maar in normale omstandigheden heb je Synaptic gelukkig zelden nodig. Het is vooral geschikt om specifieke, individuele pakketten te installeren of om problemen met het package management op je systeem op te lossen.

Programmabeheer

Zoek je extra software, open dan eerst het nieuwere Programmabeheer. Dat programma probeert de gigantische hoeveelheid pakketten op een overzichtelijke manier te ordenen. In het startscherm kies je een categorie, waarna je een lijst van populaire programma’s te zien krijgt. Bij elk programma vind je een score (op basis van beoordelingen door gebruikers), een korte beschrijving, enkele screenshots en een link naar de website ervan. Helaas zijn niet alle categorieën verder onderverdeeld.

Zo vind je onder Grafisch wel de categorieën 3D, tekenen, fotografie enzovoort, maar onder Hulpmiddelen staan back-upprogramma’s, rekenmachines en programma’s voor systeembeheer kriskras door elkaar. Gelukkig vind je met de zoekfunctie altijd wel iets van je gading. Let wel op dat de zoekfunctie slechts binnen de gekozen categorie zoekt, tenzij je ze op het startscherm gebruikt.

Stuurprogrammabeheer

Tot slot willen we nog twee kleinere tools vermelden. Stuurprogrammabeheer is specifiek ontwikkeld om de juiste drivers voor jouw hardware te installeren. Voor bijvoorbeeld videokaarten heb je de keuze uit opensource- of closedsource-drivers. Die laatste zijn vooral interessant voor gaming. Stuurprogrammabeheer helpt je om gemakkelijk te wisselen tussen de opensource- en closedsource-drivers.

Via Bijwerkbeheer configureer en installeer je dan weer beveiligingsupdates op je systeem. Meestal start je dat programma niet manueel: een notificatie in de taakbalk toont je wanneer updates beschikbaar zijn.

▼ Volgende artikel
Wat is local dimming en waarom is het belangrijk?
© ER | ID.nl
Huis

Wat is local dimming en waarom is het belangrijk?

Het gebrek aan een rijk contrast is een van de grootste ergernissen bij lcd- en ledtelevisies. Fabrikanten hebben daarom een slimme techniek bedacht die het contrast aanzienlijk verbetert: local dimming. In dit artikel leggen we uit hoe deze techniek van jouw grijze nachtlucht weer een inktzwarte sterrenhemel maakt.

Het contrast van je televisie is misschien wel de belangrijkste eigenschap voor mooi beeld. We willen dat wit verblindend wit is en zwart echt inktzwart. Bij oledtelevisies is dat makkelijk, want daar geeft elke pixel zelf licht. Maar de meeste televisies in de Nederlandse huiskamers zijn nog steeds lcd- of ledschermen (inclusief QLED). Die werken met een lamp achter het scherm, de zogeheten backlight. Local dimming is de techniek die probeert de nadelen van die achtergrondverlichting op te lossen.

Om te begrijpen waarom local dimming nodig is, moet je eerst weten hoe een standaard led-tv werkt. Simpel gezegd is het een groot paneel met pixels die zelf geen licht geven, maar alleen van kleur veranderen. Achter die pixels brandt een grote lichtbak. Als het beeld zwart moet zijn, sluiten de pixels zich om het licht tegen te houden. Helaas lukt dat nooit voor de volle honderd procent; er lekt altijd wat licht langs de randjes. Hierdoor zien donkere scènes er vaak wat flets en grijzig uit. De achtergrondverlichting staat immers vol aan, ook als het beeld donker moet zijn.

Nooit meer te veel betalen? Check Kieskeurig.nl/prijsdalers!

De lampen dimmen waar het donker is

Local dimming pakt dit probleem bij de bron aan. In plaats van één grote lichtbak die altijd aan staat, verdeelt deze techniek de achtergrondverlichting in honderden (en bij duurdere tv's soms duizenden) kleine zones. De televisie analyseert de beelden die je kijkt continu. Ziet de processor dat er linksboven in beeld een donkere schaduw is, terwijl rechtsonder een felle explosie te zien is? Dan worden de lampjes in de zone linksboven gedimd of zelfs helemaal uitgeschakeld, terwijl de lampjes rechtsonder juist fel gaan branden.

Het resultaat is direct zichtbaar. Zwart wordt weer echt zwart, simpelweg omdat er geen licht meer achter dat deel van het scherm brandt. Tegelijkertijd blijven de lichte delen van het scherm helder. Dat zorgt voor een veel groter contrast en geeft het beeld meer diepte. Vooral bij het kijken van HDR-films en -series is dat van belang. Zonder local dimming kan een led-tv eigenlijk geen goed HDR-beeld weergeven, omdat het verschil tussen licht en donker dan te klein blijft.

©ER | ID.nl

Niet alle local dimming is hetzelfde

Het klinkt als een wonderoplossing, maar de uitvoering verschilt enorm per televisie. Het grote toverwoord hierbij is het aantal zones. Hoe meer zones de tv onafhankelijk van elkaar kan aansturen, hoe preciezer het licht kan worden geregeld. Goedkopere televisies gebruiken vaak edge lit local dimming. Hierbij zitten de lampjes alleen in de rand van de tv. Dat werkt redelijk, maar is niet heel nauwkeurig. Je ziet dan soms dat een hele verticale strook van het beeld lichter wordt, terwijl er eigenlijk maar één klein object moest worden verlicht.

De betere variant heet full array local dimming. Hierbij zitten de lampjes over de hele achterkant van het scherm verspreid. De allernieuwste en beste vorm hiervan is miniLED. Daarbij zijn de lampjes zo klein geworden dat er duizenden in een scherm passen, wat de precisie van oled begint te benaderen. Als er te weinig zones zijn, kun je last krijgen van zogenaamde 'blooming'. Dat zie je bijvoorbeeld bij witte ondertiteling op een zwarte achtergrond: er ontstaat dan een soort wazige lichtwolk rondom de letters, omdat de zone groter is dan de tekst zelf.

Welke merken gebruiken local dimming?

Bijna elke grote televisiefabrikant past deze techniek inmiddels toe, maar ze doen dat voornamelijk in hun middenklasse en topmodellen. Samsung is een van de voorlopers, zeker met hun QLED- en Neo QLED-televisies, waarbij ze in de duurdere series gebruikmaken van geavanceerde miniLED-techniek voor zeer precieze dimming. Ook Sony staat bekend om een uitstekende implementatie van full array local dimming, die vaak geprezen wordt om de natuurlijke weergave zonder overdreven effecten. Philips past het eveneens toe in hun (mini)ledmodellen, vaak in combinatie met hun bekende Ambilight-systeem voor een extra contrastrijk effect.

Ga voor de full monty!

Local dimming is dus geen loze marketingkreet, maar een dankbare techniek voor iedereen die graag films of series kijkt op een led- of QLED-televisie. Het maakt het verschil tussen een flets, grijs plaatje en een beeld dat van het scherm spat met diepe zwartwaarden. Ben je in de markt voor een nieuwe tv? Vraag dan niet alleen óf er local dimming op zit, maar vooral of het gaat om full array dimming. Je ogen zullen je dankbaar zijn tijdens de volgende filmavond!

Vijf fijne televisies die full array local dimming ondersteunen

▼ Volgende artikel
Waar voor je geld: 5 robotstofzuigers voor een extra schone vloer
© ID.nl
Huis

Waar voor je geld: 5 robotstofzuigers voor een extra schone vloer

Bij ID.nl zijn we gek op producten waar je niet de hoofdprijs voor betaalt of die zijn voorzien van bijzondere eigenschappen. Met een robotstofzuiger wordt de vloer schoongehouden, terwijl je er niet bij hoeft te zijn. En stofzuigen is dan wel het minste dat ze kunnen, want ook dweilen is voor veel modellen geen proleem. We vonden vijf geavanceerde exemplaren.

Philips HomeRun 7000 Series XU7100/01

De Philips HomeRun 7000 Series XU7100/01 is ontworpen om grote ruimtes aan te kunnen. Het apparaat heeft een stofzak van 3 liter en een werktijd tot 180 minuten in de laagste stand. In tegenstelling tot veel kleinere robots is deze HomeRun uitgerust met een stille motor; de opgave van 66 dB maakt hem relatief stil.

Er zit een dweilfunctie in zodat je de robot na het stofzuigen ook direct kunt laten dweilen. Via de app kies je voor een van de modi of plan je een schoonmaakprogramma in. De robot kan zichzelf navigeren, obstakels omzeilen en keert na gebruik terug naar het laadstation. Omdat de opvangbak groot is hoef je niet vaak te legen en dankzij de Li‑ion‑accu is hij geschikt voor grotere woningen. Het apparaat is van recente datum en daarom nog volop verkrijgbaar.

Dreame L10s Pro Ultra Heat

Deze robot combineert een groot stofreservoir van 3,2 liter met een lange werktijd van ongeveer 220 minuten. Dankzij de geïntegreerde dweilfunctie verwijdert hij niet alleen stof maar kan hij ook nat reinigen. De L10s Pro Ultra Heat gebruikt een zak in het basisstation, waardoor je het reservoir minder vaak hoeft te legen.

De Dreame is voorzien van een Li‑ion‑batterij aanwezig en de robot keert automatisch terug naar het station voor opladen en legen. De sensortechnologie helpt bij het vermijden van obstakels en het nauwkeurig schoonmaken van zowel harde vloeren als tapijt. Dankzij de meegeleverde app stuur je de schoonmaak aan, stel je no‑go‑zones in of plan je een dweilrondje.

Philips HomeRun 3000 Series Aqua XU3100/01

Deze Philips‑robot is bedoeld voor wie minder vaak handmatig wil schoonmaken. Hij beschikt over een gecombineerde stofzuig‑ en dweilfunctie en kan zichzelf legen via het automatische station. Met een gebruiksduur tot 200 minuten in de laagste stand en een geluidsniveau van 66 dB kan hij urenlang zijn werk doen zonder al te veel herrie. De stofcontainer van 35 cl is kleiner dan bij de HomeRun 7000, maar door het automatische leegmechanisme is dat geen probleem.

Je bedient het apparaat via de app en kunt daar zowel een schema programmeren als zones instellen. De Aqua XU3100/01 is een model uit de recente 3000‑serie en doordat hij een mop‑pad heeft kan hij zowel droog als nat reinigen, wat handig is voor harde vloeren zoals tegels en laminaat.

iRobot Roomba Combo j9+

De Roomba Combo j9+ is een model dat je vloeren zowel kan stofzuigen als dweilen. De Combo j9 beschikt over een opvangbak van 31 cl en hij kan zelf zijn inhoud legen in het automatische basisstation dat bij de set hoort. De Li‑ion‑accu zorgt voor een lange gebruiksduur en de robot maakt een routeplanning zodat elke ruimte efficiënt wordt schoongemaakt.

Via de app kun je zones instellen waar de robot niet mag komen en het dweilelement in‑ of uitschakelen. In de basis maakt de Combo j9+ zelfstandig een kaart van je woning en keert terug naar het station wanneer de accu moet opladen of de stofcontainer vol is. De robot is bedoeld voor huishoudens die gemak belangrijk vinden en biedt naast stofzuigen ook een dweilfunctie voor hardere vloeren.

MOVA Tech P50 Ultra

De MOVA Tech P50 Ultra is een forse robotstofzuiger met een basisstation. Het apparaat heeft een stofreservoir van 30 cl en wordt geleverd met een basisstation waarin je het stof eenvoudig kunt verwijderen. De robot produceert een geluidsniveau van 74 dB, iets hoger dan de Philips‑modellen, en weegt inclusief station ruim 13 kg.

Hij kan uiteraard ook automatisch terugkeren naar het station om op te laden of te legen. In de specificaties staat dat de MOVA is voorzien van een Li‑ion‑batterij en dat hij zowel kan stofzuigen als dweilen. De meegeleverde app maakt het mogelijk om routes in te stellen en zones te blokkeren. Met een vermogen van 700 W is hij krachtig genoeg voor tapijten en harde vloeren. Het is geschikt voor mensen die een uitgebreid station met automatische functies willen.