ID.nl logo
Welke microcontrollers bestaan er en waar zijn ze goed voor?
© https://ethereumcode.io/
Huis

Welke microcontrollers bestaan er en waar zijn ze goed voor?

Ze zitten in je auto, in je magnetron, in je wasmachine, maar ook in je pc, en ze vormen het hart van de Arduino- en ESP32-ontwikkelbordjes: microcontrollers. Onzichtbaar op de achtergrond wordt bijna ons hele leven erdoor draaiende gehouden. Welke microcontrollers bestaan er en hoe werken ze precies?

Als je een maaltijd in je magnetron zet, kies je de juiste tijd en instellingen en zet je hem aan. Aan het einde zegt je magnetron ‘ping!’ en is je maaltijd opgewarmd.

Heb je je al eens afgevraagd hoe dat werkt? Eigenlijk zit er in je magnetron een hele (kleine) computer die een programmaatje afwerkt dat enerzijds reageert op de knoppen en anderzijds, als je dat hebt, op het lcd-scherm. Ook stuurt de computer de elektronenbuis aan die de maaltijd met microgolven verwarmt. Die kleine computer is een microcontroller. Je hebt er waarschijnlijk tientallen in huis.

Een microcontroller is een chip die eigenlijk een hele computer in één pakket behuist. Daarin zitten een processor, geheugen (ram en rom) en allerlei poorten naar de buitenwereld. Terwijl je bij een gemiddelde processor voor je desktopcomputer dus nog een heel moederbord, ram-geheugen en storage nodig hebt om er iets nuttigs mee te doen, heb je bij een microcontroller slechts een beperkt aantal externe componenten nodig. Wat weerstanden en condensatoren zijn doorgaans voldoende voor een werkende microcontroller-opstelling.

Die verregaande integratie in een microcontroller is mogelijk omdat dit geen chip is voor flexibele apparaten, zoals pc’s. Microcontrollers zijn ontworpen om specifieke toepassingen uit te voeren, zoals in een magnetron, een pinautomaat, een wasmachine of een pacemaker. Een laag stroomverbruik en een lage kostprijs zijn voor die toepassingen belangrijk.

Lage prestaties met hoge impact

Low-end microcontrollers hebben dan ook een processorsnelheid van maar enkele MHz en slechts enkele kilobytes ram-geheugen. Kijk bijvoorbeeld naar de Arduino Uno, een populair ontwikkelbordje om mee te experimenteren. De microcontroller op dat bordje is de AVR ATmega328P. Die werkt op een kloksnelheid van 16 MHz, heeft 2 KB sram, 1 KB eeprom en 32 KB flashgeheugen.

Vergeleken met de gigahertzen, gigabytes en terabytes die we op onze pc’s gewend zijn, lijken die specificaties ondermaats. Maar toch kun je hiermee ongelooflijk veel projecten aansturen: muziekinstrumenten, robotautootjes, weerstations, je planten automatisch water geven... Je kunt het zo gek niet bedenken of iemand heeft het al weleens met die kleine ATmega328P gedaan.

Microcontroller of SoC? Waarschijnlijk heb je ook al gehoord van een system-on-a-chip (SoC), wat op het eerste gezicht hetzelfde lijkt: een processor geïntegreerd met andere componenten. De grens tussen wat we als een microcontroller beschouwen en wat als een SoC is nogal vaag. Maar doorgaans is een SoC met een snellere processor uitgerust, heeft die meer ram en bevat hij mogelijk radiochips (wifi en/of mobiel netwerk) of een ingebouwde gpu.  Alle smartphones en tablets zijn dan ook gebouwd rond een SoC, maar ook de Raspberry Pi, apparaten zoals een nas en slimme luidsprekers. Ook de Apple M1 is een SoC: deze integreert een arm-processor, ram, gpu, image-signal-processor, Secure Enclave (een coprocessor voor veilige opslag van sleutels) en controllers voor NVMe en thunderbolt 4.

Pinnetjes

Als je een low-end microcontroller zoals een ATmega328P van een Arduino Uno ziet, is het eerste wat opvalt de pinnetjes die eruit steken. Elk van die pinnetjes heeft een functie. Sommige sluit je aan op een voeding, zodat de chip stroom krijgt, maar de meeste dienen om met de omgeving te communiceren.

Komt de chip in een dip-behuizing, dan kun je die pinnetjes eenvoudigweg in een breadboard prikken. Door dan jumperwires in een gaatje in dezelfde rij als een pin te steken, verbind je het draadje met die pin. Op die manier bouw je eenvoudig elektronische schakelingen op met componenten die met de microcontroller kunnen communiceren.

Een Arduino Uno-bordje is dan eigenlijk gewoon een printplaatje waarop de ATmega328P is geplaatst en alle pinnetjes verbonden zijn met ofwel de headers op het bordje, ofwel met andere componenten van het printplaatje, zoals de spanningsregelaar, statusleds en de resetknop. Je kunt het eigenlijk vergelijken met een moederbord voor een processor: een Arduino Uno maakt een ATmega328P-microcontroller alleen wat handiger om te gebruiken en om andere componenten op aan te sluiten.

©PXimport

De eenvoudigste manier om met een microcontroller te communiceren is wat we GPIO noemen (general-purpose input/output). Elke GPIO-pin kunnen we aansturen door een bit op een specifiek adres in het geheugen van de microcontroller op 1 of 0 te zetten. Schrijven we er 1 naar, dan wordt een spanning van bijvoorbeeld 5 V over de pin gelegd; schrijven we er 0 naar, dan wordt de spanning 0 V.

Als je dan bijvoorbeeld tussen die pin en 0 V een led en een weerstand plaatst, gaat de led aan wanneer je 1 naar de pin schrijft en uit wanneer je er 0 naar schrijft. Bij een 1 vloeit er immers een stroom van 5 V naar 0 V. De weerstand dient om de stroom te beperken tot wat de led aankan.

Ook in de andere richting werkt dat. Als je de GPIO-pin als invoer configureert, zal de microcontroller de spanning die je aan de pin aanlegt (5 V of 0 V) interpreteren als een 1 of 0. Op die manier sluit je een knop aan op de pin. Druk je de knop in, dan maakt die intern een verbinding tussen 5 V en de pin van de microcontroller, waardoor die een 1 registreert. 

Laat je de knop los, dan wordt er doorgaans via een pull-downweerstand voor gezorgd dat de pin verbonden is met 0 V en dus een 0 registreert. Op dezelfde manier sluit je een PIR-sensor voor aanwezigheidsdetectie aan: de pin registreert dan 1 als de sensor iemand waarneemt en anders 0.

Protocols en bussen

Telkens 1 bit in of uit de microcontroller sturen, is voldoende voor eenvoudige toepassingen, maar vaak heb je complexere vormen van communicatie nodig. Daarvoor zijn er allerlei protocollen ontwikkeld. Bijvoorbeeld UART (universal asynchronous receiver-transmitter), een protocol voor seriële communicatie waarbij je bytes in twee richtingen kunt sturen. 

Het protocol beschrijft hoe je de opeenvolgende bits moet sturen. Zo bestaan er UART-modules die je in een usb-poort van je pc kunt steken. Communiceren met de microcontroller doe je dan door de RX-pin van de microcontroller met de TX-pin van de UART-module te verbinden en andersom: RX staat voor receive en TX voor transmit.

Voor communicatie met meerdere componenten, zoals sensoren, externe geheugens en schermen, maak je meestal gebruik van een bus zoals I²C (Inter-Integrated Circuit, uitgevonden door Philips) en SPI (Serial Peripheral Interface). I²C wordt ook wel Two-Wire genoemd, omdat er twee pinnen worden gebruikt: SDA om de seriële data door te sturen en SCL om een kloksignaal te sturen. 

SPI (ook weleens Four-Wire genoemd) heeft vier pinnen: SCLK voor de klok, MOSI voor communicatie van de master (meestal de microcontroller) naar de slave en MISO voor de andere richting, en SS om te selecteren met welke slave de master spreekt. Voor elke slave heb je een extra pin SS nodig. Bij de meeste microcontrollers zijn er specifieke pinnen aanwezig voor UART, I²C en SPI.

©PXimport

Digitaal of analoog

Tot nu toe hebben we het alleen maar over 0 en 1 gehad, digitale gegevens dus. Maar heel wat sensoren geven analoge gegevens door, bijvoorbeeld een temperatuursensor of druksensor waarvan de weerstand varieert met de gemeten waarde. Met een spanningsdeler haal je uit die variabele weerstand een variabele spanning, die dus een analoge voorstelling van de meetwaarde is. 

Gelukkig bestaat er een component die een analoge waarde (bijvoorbeeld een spanning) kan omzetten naar een digitale waarde (bijvoorbeeld een 10bit-getal): de ADC (analoog-digitaalomzetter).

ADC’s bestaan als losse componenten (bijvoorbeeld via I²C of SPI aan te sluiten), maar veel microcontrollers hebben ook zelf een of meer ADC’S ingebouwd. Ook in de andere richting bestaat er een component: de DAC (digitaal-analoogomzetter) zet een digitale waarde (bijvoorbeeld een 10bit-getal) om in een analoge waarde (bijvoorbeeld een spanning van 0 tot de voedingsspanning).

Sommige microcontrollers hebben ook een DAC ingebouwd. Al met al zijn microcontrollers dus de perfecte componenten om de digitale en analoge wereld te verenigen. Een Raspberry Pi bijvoorbeeld heeft geen ADC ingebouwd, terwijl een Arduino-bordje er meerdere heeft.

Microcontroller-behuizingen Dezelfde microcontroller kun je vaak in meerdere types behuizingen kopen. Op breadboards zul je vaak DIP-behuizingen tegenkomen: dual in-line package. De chip zit dan in een rechthoekig blokje met aan twee tegenovergelegen zijden pinnetjes die naar onderen uitsteken. Standaard liggen de pinnetjes 2,54 mm (een tiende inch) van elkaar, waardoor ze op een breadboard passen.  In massaproductie vind je eerder varianten van QFP (quad flat package), waarbij een vierkante behuizing aan elke zijde een rij pinnetjes heeft, met een afstand van 0,4 tot 1 mm, die op de printplaat worden gesoldeerd. Een soortgelijke behuizing is QFN (quad-flat no-leads), waarbij er geen pinnetjes uitsteken maar er onderaan de chip aan de vier zijden rijen kopersporen zijn die rechtstreeks op de banen van de printplaat aansluiten. Deze zijn moeilijk met de hand te solderen.

Microcontrollerfamilies

Net zoals er voor pc’s allerlei processorfamilies bestaan, heb je ook diverse families van microcontrollers. De belangrijkste onderverdeling is op basis van de processorarchitectuur. Populair bij hobbyisten zijn de 8bit-AVR-microcontrollers van Atmel (in 2016 overgenomen door Microchip). Ze zijn onderverdeeld in twee subfamilies: de ATtiny-serie met minder pinnen, geheugen en functies (de basismodellen hebben zelfs geen ram-geheugen, UART, I²C en SPI) en de krachtigere ATmega-serie die in de meeste Arduino-bordjes zit.

Een familie die zowel bij hobbyisten als industriële ontwikkelaars populair is, zijn de PIC-microcontrollers, die al sinds 1976 meegaan. Hun populariteit is te danken aan hun lage kostprijs, brede beschikbaarheid en heel wat bestaande code.

Een andere populaire low-end microcontroller in de industrie is de 8051. Oorspronkelijk werd deze in 1980 door Intel ontwikkeld onder de naam MCS-51. In 2007 is Intel met de productie gestopt, maar tientallen andere chipfabrikanten produceren nog altijd hun eigen klonen van de 8051, vaak met een snellere klok en extra functies. Ze worden gebruikt in auto’s, meetsystemen, transceivers voor bluetooth, Zigbee en andere draadloze protocollen, in usb-sticks enzovoort.

©PXimport

Als je naar de krachtigere microcontrollers gaat, kom je bij 32- en 64bit-families uit. De laatste jaren hebben vooral de Xtensa-processors van Tensilica (in 2013 overgekocht door Cadence) een flinke opmars gemaakt. Het zijn immers de processors in de ESP8266- en ESP32-microcontrollers van het Chinese Espressif. Deze zijn populair bij hobbyisten door hun geïntegreerde wifi en (voor de ESP32) bluetooth, en omdat ze eenvoudig te programmeren zijn in de Arduino IDE of via frameworks als ESPHome. De bordjes gebouwd rond de microcontrollers van Espressif zijn dan ook populair voor doe-het-zelf-domotica.

Tot de krachtigste en flexibelste microcontrollers behoren die gebouwd rond de ARM-architectuur. De high-end versies daarvan vind je in je smartphone en ook in computerbordjes zoals een Raspberry Pi, al spreken we dan meer van een SoC. 

ARM kent veel subfamilies, maar voor de klassieke microcontrollertoepassingen zijn vooral de ARM Cortex-M-processors (32 bit) gebruikt. Die vind je bijvoorbeeld in de AT SAM-serie van Atmel die in de krachtigere Arduino-bordjes zitten, in de populaire STM32-familie van STMicroelectronics, en in de nRF-serie van Nordic Semiconductor voor draadloze toepassingen, zoals bluetooth en thread.

Ontwikkelbordjes

Voor industriële toepassingen wordt een printplaat op maat ontworpen, waarop een microcontroller staat. Maar wie zelf aan de slag wil met een microcontroller, heeft een ontwikkelbordje nodig. Dat geeft eenvoudig toegang tot de pinnen van de microcontroller via standaard pinheaders en voegt zaken zoals een spanningsregelaar en usb-naar-UART-omzetter toe, zodat je het bordje eenvoudig op je pc kunt aansluiten.

Voor elke microcontrollerfamilie bestaan er wel ontwikkelbordjes in allerlei vormen en groottes. Voor de AVR-familie zijn de Arduino-bordjes populair. Sommige daarvan, zoals de Arduino Nano, prik je op een breadboard, maar de meeste komen in een groter formaat met vrouwelijke pinheaders waarin je jumperwires steekt. 

Voor de Espressif-microcontrollers is het kleinere formaat dat je op een breadboard prikt alomtegenwoordig. Voor de nRF-serie heeft Nordic Semicondictor grote ontwikkelborden, maar ook versies in de vorm van een stick die je in de usb-poort van je pc schuift. Ook de BBC micro:bit en micro:bit v2 zijn leuke ontwikkelbordjes voor de nRF-microcontrollers.

©PXimport

Microcontroller programmeren

Kijken we tot slot nog even naar hoe het programmeren van een microcontroller werkt. Als je gewend bent om voor een pc of een computerbordje zoals een Raspberry Pi te programmeren, krijg je zeker een cultuurschok wanneer je voor het eerst een microcontroller programmeert. Doorgaans draait er immers geen besturingssysteem op een microcontroller. Er draait slechts één programma op: wat jij schrijft. 

Dat programma schrijf je in het ingebouwde flash-geheugen. Als je de stroom uitschakelt en weer inschakelt, begint de microcontroller het programma onmiddellijk uit te voeren. Dat maakt een microcontroller betrouwbaarder in werking dan een processorbordje zoals een Raspberry Pi.

De best ondersteunde programmeertalen op microcontrollers zijn C of C++, maar die zijn niet het toegankelijkst. Het Arduino-ecosysteem lost dat op door een standaardbibliotheek en allerlei uitbreidingen aan te bieden. Die vormen een laag bovenop het onderliggende C++. 

Andere oplossingen zijn MicroPython en CircuitPython die een afgeslankte versie van Python op microcontrollers aanbieden, en Espruino dat het mogelijk maakt om JavaScript op een microcontroller te gebruiken. Voor industriële toepassingen gebruik je eerder een realtime besturingssysteem zoals Zephyr, dat je in C programmeert.

Ontwikkelomgevingen

Om het proces van code programmeren en de firmware naar je microcontroller flashen te vereenvoudigen, bestaan er allerlei ontwikkelomgevingen. Die tonen bijvoorbeeld fouten in je code, compileren met één druk op een knop je code tot machinecode in de instructieset van de processor, en flashen de firmware naar je ontwikkelbordje. 

Programmeer je een Arduino-bordje, dan doe je dat doorgaans in de Arduino IDE (wat staat voor integrated development environment). Maar dankzij de ondersteuning van andere bordjes kun je met de Arduino IDE ook ESP8266- of ESP32-bordjes programmeren.

Ook populair is PlatformIO, een opensource-plug-in die van Microsofts ontwikkelomgeving Visual Studio Code een ontwikkelomgeving voor microcontrollers maakt. Het voordeel van PlatformIO is dat je met één ontwikkelomgeving voor diverse platforms en frameworks voor microcontrollers kunt ontwikkelen, inclusief Arduino, Espressifs framework en Zephyr. 

Visual Studio Code is bovendien ook bruikbaar om voor een Raspberry Pi of je pc te programmeren. Op deze manier verenig je dus al je programmeerprojecten in één omgeving.

▼ Volgende artikel
Luchtontvochtiger of luchtbevochtiger: welk apparaat heb je nodig in de winter?
© Denis Rozhnovsky
Energie

Luchtontvochtiger of luchtbevochtiger: welk apparaat heb je nodig in de winter?

In de winter kun je sneller last hebben van condens en schimmelvorming in huis, maar de lucht kan door de kou ook juist (extra) droog worden. Wat heb je nu nodig in de winter: een luchtontvochtiger of een luchtbevochtiger?

Dit artikel in het kort:

Luchtontvochtigers en -bevochtigers zijn handige apparaten om de luchtvochtigheid in huis te verbeteren. Vooral in de winter, waarin de lucht in huis onderhevig is aan de soms extreme kou van buiten én de warme lucht van de verwarming, is het goed om het klimaat in huis zo optimaal mogelijk te houden. Dat voelt een stuk comfortabeler én voorkomt een hoop gezondheidsklachten! Dit artikel helpt je te bepalen of de lucht in je huis te vochtig of juist te droog is, zodat je weet welk type apparaat je nodig hebt.

Als je je nooit hebt bekommerd om de luchtvochtigheidsgraad in huis, dan is dit het moment om je daar toch eens in te verdiepen. Een gezond binnenklimaat is namelijk essentieel voor je gezondheid. Vooral in de winter, waarin we vaak al vatbaar zijn voor gezondheidsklachten, wil je niet dat een ongezonde luchtvochtigheid in huis vervelende kwaaltjes veroorzaakt of verergert. Zo kan een te lage vochtigheidsgraad leiden tot geïrriteerde luchtwegen, huidklachten en droge lippen en ogen. Ook een te hoge luchtvochtigheidsgraad wil je vermijden: dit werkt schimmel* in de hand en ook van schimmels kun je ziek worden. Een luchtvochtigheidsgraad van 40 tot 60 procent is ideaal. Geen idee hoe vochtig jouw huis is? Je kunt dit eenvoudig meten met een hygrometer.

*Lees ook: 5 huisplanten die schimmel in huis voorkomen

Hygrometer nodig?

Kijk eens bij bol

Wanneer een luchtontvochtiger nodig?

Een luchtontvochtiger is een heel effectief apparaat(je): het zuigt vochtige lucht naar binnen, waarna het weer droge lucht uitblaast. Ook neemt het vuil en stofdeeltjes uit de lucht op, waardoor de lucht in huis niet alleen droger, maar ook frisser wordt. Als je in de winter veel condens op je ramen en deuren opmerkt, denk je misschien al snel dat zo'n luchtontvochtiger in huis best een goed idee is. Toch is het niet heel gebruikelijk om in de winter een luchtontvochtiger in huis te plaatsen. Koude winterlucht in combinatie met een verwarming die vaak dag en nacht aanstaat, maakt de lucht in huis namelijk juist droger.

Maar ieder huis is anders, en sommige huizen hebben juist wél baat bij een wat drogere lucht in de winter. Dit geldt vooral voor slecht geïsoleerde huizen. Omdat door condensatie in zulke huizen sneller vochtproblemen ontstaan, kunnen ook schimmels zich in deze huizen makkelijker vermenigvuldigen. Dat merk je aan schimmelplekken in de winter, maar bijvoorbeeld ook aan een toename van allergische klachten en vermoeidheid. Een luchtontvochtiger kan ook handig zijn in extra vochtige ruimtes zoals kelders, omdat die in de winter vaak vochtig blijven.

©Sue Tansirimas

Een luchtontvochtiger gebruik je in de winter als:
  • De luchtvochtigheid in je huis hoger is dan 60 procent

  • Je huis niet goed geïsoleerd is

  • Je veel schimmel in huis hebt

  • Je last hebt van allergieën en vermoeidheid

  • Je merkt dat kleding in huis niet goed droogt

  • Je extra vochtige ruimtes in huis hebt, zoals de kelder

Wanneer een luchtbevochtiger nodig?

Veel huizen hebben in de winter behoefte aan méér vocht. Zo staat de verwarming in de wintermaanden het grootste gedeelte van de tijd aan, wat de lucht in huis uitdroogt. Ook houdt de koude buitenlucht van nature minder vocht vast dan warme lucht. Als koude lucht binnenkomt en wordt opgewarmd, daalt de luchtvochtigheid in huis nog sterker. Een te droge lucht in huis in de winter merk je gauw genoeg. Je krijgt bijvoorbeeld last van een droge huid, droge lippen of droge ogen. Ook je luchtwegen kunnen uitdrogen, waardoor klachten als keelpijn en hoestbuien sneller opspelen. Een ander teken van een te droge lucht in huis is statische elektriciteit: je krijgt bijvoorbeeld steeds schokken als je voorwerpen aanraakt en je kleding en haar zijn statisch geladen. Door droge lucht kunnen er zelfs scheurtjes ontstaan in houten vloeren en meubels, en planten kunnen sneller doodgaan.

©HN Works

Een luchtbevochtiger gebruik je in de winter als:
  • De luchtvochtigheid in je huis lager is dan 40 procent

  • Je last hebt van een droge huid, droge lippen of droge ogen

  • Je vaak last hebt van keelpijn en hoestbuien

  • Vloeren en/of meubels barsten of kromtrekken

  • Er veel statische elektriciteit in huis is

  • Planten er uitgedroogd uitzien en slap hangen

Luchtontvochtiger versus luchtbevochtiger: wat heb ik nodig in de winter?

Om te weten of je nu een luchtontvochtiger of -bevochtiger nodig hebt in de winter, moet je ten eerste weten hoe het gesteld is met de luchtvochtigheid in je woning. Dit kun je meten met een hygrometer, maar je merkt het vaak ook aan andere dingen. Heb je in de winter veel schimmelplekken in huis, worden je allergieën heviger en droogt je kleding na het wassen erg langzaam? Dan is je woning waarschijnlijk te vochtig en heb je een luchtontvochtiger nodig. Heb je daarentegen last van droge lippen of ogen, ben je continu statisch geladen en hoest je veel, dan is de luchtvochtigheid in je huis te laag en ga je voor een luchtbevochtiger.

Houd er rekening mee dat een kerstboom en eventuele kaarsen in je woning de luchtvochtigheid kunnen beïnvloeden. Een (echte) kerstboom verdampt namelijk vocht via de naalden. Hoe groter de boom, hoe meer vocht hij afgeeft, en hoe vochtiger je woonkamer dus wordt. Kaarsen zorgen juist voor een lagere luchtvochtigheid, omdat vocht door de warme lucht verbrandt. Om zeker te weten dat het klimaat in huis altijd optimaal is, is het slim om de luchtvochtigheid regelmatig te meten. Tip: plaats een luchtontvochtiger of -bevochtiger altijd in ruimtes waar je veel tijd doorbrengt, zoals in de woonkamer of slaapkamer. Zo zal je gezondheid er het meest van profiteren.

▼ Volgende artikel
Zo vraag je een laadpaal aan voor je elektrische auto
© 24K-Production - stock.adobe.com
Mobiliteit

Zo vraag je een laadpaal aan voor je elektrische auto

Een elektrische auto kopen in Nederland is zo gedaan, maar hoe kom je aan een laadpaal om hem op te laden? Je kunt een laadpaal aanvragen bij jouw gemeente of er een via een laadpaalaanbieder bestellen. Wij leggen beide manieren uit.

Dit artikel in het kort:

  • Publieke laadpalen aanvragen kan via de gemeente, maar wachttijden zijn vaak lang.
  • Aanvragen in steden zoals Amsterdam worden soms niet meer geaccepteerd.
  • Privé-laadpalen kosten 2000-3000 euro inclusief installatie en bieden volledige controle.
  • Bekende aanbieders zijn onder andere Shell Recharge en Vattenfall.
  • Verbeteringen aan je meterkast kunnen laadprestaties sterk verhogen.

🚘Ook interessant: Is elke laadpaal voor elke elektrische auto geschikt?

Download nu GRATIS het EV Duurtest-rapport 2024!

In het EV Duurtest-rapport zijn nieuwe elektrische auto's door verschillende consumenten getest. Alle resultaten vind je terug in dit digitale rapport. Door het invullen van je naam en e-mailadres meld je je aan voor ontvangst van het Kieskeurig EV Duurtest-rapport. Tevens ben je ingeschreven voor de Kieskeurig.nl EV-nieuwsbrief.

Nederland heeft een van de beste laadnetwerken ter wereld en die titel houden we graag. Daarom bieden lokale overheden vaak een manier om een laadpaal bij jou in de buurt te plaatsen. Het moet dan wel om een openbare parkeerplaats gaan; als je een laadstation op je eigen terrein wilt – bijvoorbeeld de oprit voor je woning of vlak naast je bedrijfspand – zul je zelf in de buidel moeten tasten. We kijken eerst naar hoe je een publieke laadpaal aanvraagt bij jou in de buurt.

Een publieke laadpaal aanvragen in jouw buurt

Het verschilt per gemeente hoe je een laadpaal moet aanvragen, dus de eerst stap die je moet nemen is simpel: bezoek de website van jouw lokale overheid. Vaak vind je hier vrij snel een webpagina waar je een laadpaal kunt aanvragen.

Op de informatiepagina geeft de gemeente alle details over de inschrijving, de wachtperiode en wie de laadpaalverstrekker is. Goed om te weten: je betaalt zelf niets voor de plaatsing, maar je moet het laadpunt dan ook delen met andere EV-rijders in de buurt. Als iemand anders bezig is met laden, heb je gewoon pech. De gemeente kijkt verder naar de volgende criteria bij jouw laadpaalaanvraag:

  • Ben je in het bezit van een elektrische of plug-in hybride auto? Of heb je een EV in bestelling staan?

  • Heb je zelf geen mogelijkheden om op je eigen terrein een laadpaal te plaatsen? Er wordt dan een oprit of garage bedoeld.

  • Hoeveel openbare laadpunten zijn er in een straal van een paar honderd meter van jouw woonadres?

  • Hoeveel bezitters van elektrische auto's zijn er in de directe omgeving van je woning?

In dat laatste geval helpt het als je contact opneemt met andere EV-rijders in de buurt. Hebben zij namelijk al een aanvraag ingediend voor een openbare laadpaal? De kans is er dat zij net zo worstelen met het laden van hun elektrische auto als jij.

Op een elektrische auto zit in 2025 weer veel subsidie en belastingvoordeel. Lees hier het complete overzicht.

Let op de wachttijden!

Een aanvraag voor een openbare laadpaal kun je het best zo snel mogelijk doen nadat je weet dat je een stekkerauto in je bezit krijgt. De wachttijd is meestal meerdere maanden. De gemeente neemt zijn tijd om jouw aanvraag te controleren en te kijken naar de beste plaats om de paal te plaatsen. Dit is vrijwel altijd een bestaande parkeerplaats in jouw omgeving. De wachttijd kan bovendien oplopen, omdat er momenteel chiptekorten in de wereld zijn, waardoor de productie van laadstations achterloopt.

Sommige steden accepteren geen aanvragen meer

Houd er ook rekening mee dat bepaalde drukke gebieden in Nederland geen laadpaalaanvragen meer accepteren. We hebben het dan over meestal stedelijke gebieden, zoals Amsterdam. De aanvraagtermijn is daar verstreken en de gemeente verwacht met hun huidige bouwplannen voor nieuwe laadpalen voldoende mogelijkheden te bieden aan bewoners.

Voor de laadpaal hoef je niets te betalen, maar voor het gebruik wel. De stroomkosten kunnen verschillen per dag en aanbieder. Meestal biedt de gemeente een link naar het bedrijf waarmee ze samenwerken, waarop je de huidige laadtarieven ziet. Je kunt dit het best zelf ook opzoeken want de tarieven kunnen sterk uiteenlopen.

🔌Voor openbare laadpalen heb je meestal een laadpas nodig. Dit moet je allemaal weten over laadpassen.

Schrik je van je energieverbruik thuis?

Met een energiemeter bekijk je van elk apparaat het verbruik

Een laadpaal bestellen voor eigen terrein

Een openbare laadpaal is geen garantie dat je altijd je eigen parkeerplek hebt. Je zult hem moeten delen, in tegenstelling tot een laadpaal op eigen terrein. Een dergelijke station moet je helemaal zelf betalen en laten installeren. Gelukkig zijn de wachttijden hier over het algemeen vlotter. Bovendien heb je meer keuze uit welk type laadstation je precies op je terrein laat neerzetten.

In het gunstigste geval ben je voor een laadpaal bij jou thuis ongeveer 2000 tot 3000 euro kwijt, inclusief btw en montage. We hebben het dan over een reguliere laadpaal die in de buurt van de gevel niet te ver van de meterkast staat. Hoe verder jouw laadpaal van de meterkast verwijderd is, hoe meer er gegraven moet worden en dat kost extra.

Je kunt ook overwegen om je meterkast een upgrade te geven. Bij 1-fase stroom uit je meterkast, gaat het laden met een snelheid van 3,7 kW, wat ongeveer 20 kilometer per uur betekent. Niet zo snel dus, maar voldoende als je dagelijks korte afstanden rijdt. De capaciteit van de meterkast kun je uitbreiden naar 11 kW of zelfs 22 kW, wat het laden aanzienlijk sneller maakt. Hiervoor moet dan wel de elektricien langskomen, en afhankelijk van hoe oud jouw meterkast is, kost het je honderden euro's extra of zelfs meer dan duizend euro.

©AK | ID.nl

Laadpaalleveranciers in Nederland

Nederland telt een hoop goede laadpaalverstrekkers. Dit zijn een paar van de bekendste die je kunt overwegen:

  • Alfen

  • Shell Recharge

  • Chargepoint

  • Essent

  • Eneco

  • Vattenfall

Het kost wat maar met jouw persoonlijke laadpaal kun je altijd thuis opladen en hoef je je nooit zorgen te maken over een halfvol accupakket de volgende dag.

Een laadpaal op eigen terrein wordt vaak gecombineerd met een thuisbatterij. Lees hier hoe je het beste een thuisbatterij kunt installeren.