ID.nl logo
Het verbruik van de warmtepomp, zelfs als het buiten vriest
© Verena Matthew
Energie

Het verbruik van de warmtepomp, zelfs als het buiten vriest

Met een warmtepomp heb je minder gas nodig. Het apparaat haalt de energie die nodig is om het huis te verwarmen uit de omgeving. Afhankelijk van het type warmtepomp is de energiebron de bodem, de lucht of het grondwater. Maar wat als het buiten vriest dat het kraakt? Betaal je je dan blauw aan elektriciteit?

In dit artikel willen we je inzicht en handvatten geven, zodat je je afgaande op je eigen situatie een idee kunt vormen van het verbruik, hoe een warmtepomp presteert bij streng winterweer en wat het gevolg is voor je energierekening. Maak je borst nat, want we moeten best wat zaken op een rij zetten.

Je hebt je huis goed geïsoleerd en je overweegt een warmtepomp aan te schaffen. Logisch dat je met vragen zit. Wat mag je van de elektriciteitsfactuur verwachten? En zal de warmtepomp het redden wannneer het buiten vriest? Wil je daarop antwoord zelf berekenen dan moet je het warmteverlies kennen en daarna moet je de prestatiecoëficiënt goed interpreteren,want die fluctueert met de buitentemperatuur. We leggen stapsgewijs uit hoe je dat doet.

Ook interessant: De energierekening in 2024: dit verandert er voor jou

Het nieuwe normaal

Laten we beginnen met een geruststellende boodschap wat betreft comfort. De warmtepomptechnologie komt uit Scandinavië en daar zijn ze 's winters heel wat meer gewend dan in Nederland. Bij Weeronline lezen we dat Nederland slechts 34 dagen heeft met een minimum onder nul. Het aantal vorstdagen is sinds halverwege vorige eeuw afgenomen van 42 naar 34 dagen.

Strenge vorst, waarbij de temperatuur onder de -10°C zakt, komt gemiddeld één keer per winter voor. Daarom hoef je je met een warmtepomp die zelfs een buitentemperatuur van -20° aan kan absoluut geen zorgen te maken. Uiteraard gaan we ervan uit dat de woning fatsoenlijk is geïsoleerd. Bovendien is de technologie van de warmtepompen de afgelopen tien jaar enorm geëvolueerd. 

©Weeronline

Het aantal dagen waarop het vriest in Nederland daalt nog steeds en is nu beperkt tot 34.

Drie belangrijke factoren

Voordat we het verbruik tijdens die 34 dagen onder het vriespunt uitdiepen, moet je rekening houden met de drie factoren waarvan het verbruik afhankelijk is: de eigenschappen van het gebouw, de persoonlijke warmtebehoefte van de bewoners en het type warmtepomp.

De eigenschappen van het gebouw

Om het nodige vermogen van het verwarmingssysteem te kennen, moet je eerst het warmteverlies van de woning berekenen. Dit verlies bestaat uit twee delen. Eerst is er het verlies door de bouwschil (de buitenkant van de woning). Hier is de kwaliteit van de isolatie een belangrijke factor. Daarnaast is er het ventilatieverlies door luchtverversing en tocht.

Heb je een recent energieprestatiecertificaat van een onafhankelijk expert ontvangen, dan heeft die de berekening al gemaakt. Bij Viessmann staat een uitgewerkte online tool om zelf het warmteverlies vrij nauwkeurig te berekenen. Hier geef je de kwaliteit van de isolatie in, de oppervlakte van de ramen, de kwaliteit van de ramen, het ventilatiesysteem en het percentage van de woning dat moet worden verwarmd. Bovendien noteer je de gewenste binnentemperatuur en de koudste buitentemperatuur die het verwarmingssysteem moet kunnen opvangen. 

©Viessmann

Doorloop de verschillende stappen in de berekening en je leest het warmteverlies.

Inschatten op basis van het gemiddelde gasverbruik Er is nog een tweede, ietwat ruwere manier om de warmtebehoefte in kWh te schatten, waarbij je afgaat op het huidige jaarlijkse gasverbruik. Je vermenigvuldigt het gemiddelde gasverbruik in m³ met 10. Daarna corrigeer je dat resultaat door het verbruik van warmwater af te trekken met 100 m³ gas per bewoner.

Stel dat het gemiddelde gasverbruik per jaar 1.400 m³ is. Bestaat je gezin uit vier personen, dan corrigeer je dat door dit getal met 400 m³ te verminderen. Deze 1.000 m³ vermenigvuldig je met 10 om de warmtebehoefte in kWh te bepalen. 1000 m³ x 10 = 10.000 kWh.

Persoonlijke warmtebehoefte

Om het totale verbruik te vergelijken, moet je uiteraard rekening houden met de gewenste kamertemperatuur. Draag je 's winters graag een T-shirt binnen of ga je voor een warme trui? Als je de thermostaat 1°C hoger zet, zul je 6 procent meer verbruiken. Onderschat ook niet hoeveel warmwater je verbruikt. Dat is afhankelijk van het aantal bewoners en hun gewoonten. Gaan ze regelmatig in bad, gebruiken ze de douche met spaarkop of genieten ze graag vorstelijk van een rainshower?

Type warmtepomp

Het verbruik wordt ook bepaald door het type warmtepomp. Hoe hoger het rendement van de warmtepomp, hoe minder hij zal verbruiken – en dat vertaalt zich in de energierekening. Dat rendement wordt uitgedrukt in COP (Coefficient of Performance). Dat is de verhouding tussen opgenomen energie en afgegeven energie. Het gemiddelde van de meeste warmtepompen bedraagt 4.  Dat betekent dat er voor de productie van 4 kWh warmte 1 kWh elektriciteit nodig is. Bij een bodem-waterwarmtepomp ligt het rendement hoger.

SCOP Om warmtepompen met elkaar te kunnen vergelijken, gebruikt men eerder SCOP (Seasonal Coefficient of Performance). Eigenlijk is dat niets meer of minder dan een gemiddelde COP over een jaar, waarbij de seizoenen in een bepaalde regio zijn meegewogen. Dat seizoensrendement weerspiegelt het werkelijke energieverbruik gemeten over een volledig jaar en houdt zelfs rekening met temperatuurschommelingen en stand-by-periodes.

Verbruik warmtepomp inschatten

Om het verbruik van de warmtepomp te kunnen voorspellen, deel je het energieverbruik van de woning in kWh door de COP. Bijvoorbeeld een nieuwbouwwoning, waarin 150 m² wordt verwarmd en vier bewoners leven, heeft een gemiddeld jaarlijks verbruik voor verwarming en warm water van 14.000 kWh. Als je deze 14.000 kWh deelt door de COP van de warmtepomp krijg je een goed idee wat dit verbruik zal kosten met de warmtepomp. 

Bij een lucht-waterwarmtepomp met een COP van 4 bedraagt dat 14.000 : 4 = 3.500 kWh. Met een elektriciteitsprijs van € 0,37 kom je dan uit op ongeveer € 1.295 per jaar voor warm water en verwarming. Pas je dezelfde berekening toe op een bodem-waterwarmtepomp (14.000 : 5) x € 0,37, dan kom je uit op € 1.036 per jaar.

COP daalt bij lage temperatuur

Het rendement van de warmtepomp – de COP – is echter geen constante. Bij een bodemwarmtepomp die zijn energie diep vanuit de ondergrond haalt, is de brontemperatuur redelijk stabiel: ongeveer 7°C. Maar bij een lucht-waterwarmtepomp moet de compressor harder werken wanneer het buiten kouder wordt, en de compressor verbruikt evenens stroom.

Het rendement van een warmtepomp neemt af bij lagere temperaturen, vooral als de buitentemperatuur onder het vriespunt zakt. Hieronder zie je de grafiek van een fictieve warmtepomp (lucht-water). Je ziet drie curves van dezelfde warmtepomp die het rendement tonen wanneer het cv-water wordt ingesteld op 35°C, 45°C en 55°C.

©Dirk Schoofs | ID.nl

De cv-watertemperatuur van 35°C geeft een veel hoger rendement dan 45° of 55°C.

De Temperatuur-lift

De COP is dus afhankelijk van het temperatuurverschil tussen de bron en het afgiftesysteem. Als het buiten 1°C is en de warmtepomp moet deze temperatuur optrekken naar 35°C, dan is het verschil 34°C. Dat verschil noemen we Tlift, of de lift in temperatuur. Die Tlift kan op twee manieren groter worden: doordat de buitentemperatuur daalt en/of doordat de temperatuur van het cv-water stijgt. Op de buitenluchttemperatuur heb je geen invloed.

Wat je wel kunt aanpassen, is de temperatuur van het cv-water bij het afgiftesysteem. Die uitvoertemperatuur wordt ingesteld door de installateur en heeft een belangrijke invloed op het rendement. De blauwe curve toont een veel hoger rendement dan de oranje of grijze curve, en dat bij elke buitentemperatuur. Dat betekent niet dat het binnenskamers kouder wordt wanneer de uitvoer is afgesteld op 35°C in plaats van 45°C. De regeling gebeurt op basis van een buitensonde en kamerthermostaat. Wanneer je de ingestelde binnentemperatuur kunt halen met 35°C watertemperatuur, zal de verwarming zuiniger werken. Dankzij een vuistregel weet je hoeveel de temperatuur-lift kost. 

De 2%-vuistregel Er is een vuistregel bij installateurs die bepaalt dat bij elke graad die je bij de cv-watertemperatuur verhoogt, het rendement van de cv-warmtepomp (de COP dus) met 2 procent daalt. Dat betekent meteen dat de energiekosten met 2 procent zullen stijgen.

Andersom is gelukkig ook waar. Voor elke graad minder van de cv-watertemperatuur zal de warmtepomp 2 procent zuiniger worden. De 2%-regel is een vuistregel die in de praktijk kan afwijken, maar hij toont wel degelijk het effect op het rendement als je de ingestelde watertemperatuur verhoogt of verlaagt.

20% duurder voor hetzelfde comfort 

Een voorbeeld maakt bovenstaande duidelijk. Bij twee identieke woningen (dezelfde isolatie, verwarmingssysteem, kamertemperatuur, aantal bewoners) verschilt slechts één ding: de cv-watertemperatuur. In woning A staat die ingesteld op 35°C, bij woning B staat die op 45°C. De buitentemperatuur is bij beide woningen 10°C. Dat betekent dat bij woning A de Tlift 25°C bedraagt (35 - 10), bij woning B is de Tlift 35°C (45 - 10).

Op basis van onze vuistregel geeft het verschil van 10°C een rendementsverschil van 20 procent. De eigenaar van woning B betaalt dus een vijfde méér voor zijn verwarming dan de eigenaar van woning A. 

Een model

De efficiëntie of de COP van de warmtepomp neemt af naarmate het kouder wordt. In onderstaande tabel gaan we uit van een lucht-waterwarmtepomp in een woning met een jaarlijks energiebehoefte van 13.689 kWh. Dat is een huishouden van vier personen dat voorheen 14.000 m³ gas gebruikte. We hanteren daarbij een gemiddelde elektriciteitsprijs € 0,37/kWh (januari 2024). Bij een buitentemperatuur van 10°C verbruikt de warmtepomp € 2,62 per dag. Wanneer de temperatuur naar 0°C daalt, dan spreken we over een verbruik van € 3,65 per dag. 

Rekening houdend met het feit dat er nauwelijks dagen zijn dat het kwik onder de -10°C zakt en dat er zelfs weinig dagen zijn met een gemiddelde temperatuur van -5°C, lijkt het ons niet zinvol om de energiekosten per maand te tonen. Op een vriesdag kunnen de stookkosten dus wel enkele euro’s per dag stijgen. Op jaarbasis valt dat mee in vergelijking met de cv-ketel. Bovendien kunnen zonnepanelen het verbruik ook nog compenseren.

Buitentemp. (°C) COPEnergieverbruik (kWh/dag) Energiekosten (€/dag)
206,65,7€ 2,10
155,66,7€ 2,48
105,37,1€ 2,62
54,58,3€ 3,08
03,89,9€ 3,65
−53,411,0€ 4,08
−102,813,4€ 4,96
−152,614,4€ 5,34
−202,316,3€ 6,03

Voor de volledigheid tonen we ook de gemiddelde temperaturen in Nederland van de afgelopen drie jaar, waarin je ziet dat er geen enkele maand is geweest met een gemiddelde temperatuur lager dan 3,6°C. Wat niet betekent dat je tijdens de 34 vriesdagen kou moet lijden, maar het helpt wel om een realistisch beeld te krijgen van hetgeen de warmtepomp gemiddeld zal verwerken. 

Jaarjanfebmrtaprmeijunjulaugsepoktnovdec
20235,85,778,713,519,418,117,617,513,27,86,9
20225,36,87,39,31417,118,62014,713,18,73,6
20213,44,36,46,711,218,21816,915,911,67,45,4

Bron: Wintergek.nl

Vraag een offerte aan voor isolatie:

▼ Volgende artikel
Inbouwapparatuur in je keuken? Zo meet je de juiste maten
© RossandHelen
Huis

Inbouwapparatuur in je keuken? Zo meet je de juiste maten

Voordat je een nieuwe oven, koelkast of vaatwasser aanschaft, is één ding belangrijk: de juiste maten weten. Een paar millimeter kan het verschil maken tussen een strakke keuken of een dure miskoop. Hoe meet je de nis precies op? Hoeveel ventilatieruimte is nodig? En waar moet je rekening mee houden bij aansluitingen?

Wil je je inbouwapparatuur tot op de millimeter nauwkeurig installeren, dan is precies meten onmisbaar. In dit artikel lees je over: • Algemene meetprincipes • Waar je precies op moet letten bij een ⋄ inbouwkoelkast of -vriezer  ⋄ inbouwoven en -magnetron  ⋄ inbouwvaatwasser ⋄ inbouw-espressomachine  • Welke veelgemaakte fouten je moet zien te vermijden • Wat je altijd als laatste moet doen

Ook interessant: Een inbouwkoelkast kopen: waar moet je op letten?

Bij het kiezen van inbouwapparatuur voor je keuken is precisie alles. Een afwijking van slechts een paar centimeter kan ervoor zorgen dat je nieuwe koelkast, oven, of vaatwasser onmogelijk in de daarvoor bestemde ruimte past. Of het nu gaat om een inbouwkoelkast, een espressomachine of een diepe oven: een haastig genomen maat is zelden een goed idee. Laten we daarom stap voor stap kijken hoe je dit voorkomt, zodat je straks geen verrassingen tegenkomt tijdens de installatie.

Algemene meetprincipes 

Voordat je begint met meten, is het slim om een paar basisregels aan te houden. Gebruik een precieze rolmaat en een digitale schuifmaat voor de beste resultaten. Meet niet alleen de buitenkant van je keukenkasten, maar focus op de binnenafmetingen van de nis: breedte, hoogte en diepte. Houd daarnaast rekening met de benodigde ventilatieruimte, meestal 2 tot 5 centimeter aan de achter- en zijkanten. Check ook waar stopcontacten, wateraansluitingen en doorvoeren voor kabels zitten. Deze details zijn minstens zo belangrijk als de afmetingen zelf.

©Andrey Sinenkiy

Hier let je op bij een:

Inbouwkoelkast of -vriezer 

Bij koelkasten en vriezers is de nishoogte een cruciale maat, die per model sterk kan verschillen. Veelvoorkomende hoogtes zijn 88, 140 en 178 centimeter, maar er zijn uitzonderingen. Let ook goed op het deursysteem: een sleepdeurmechanisme heeft doorgaans 1 tot 2 centimeter extra ruimte in de breedte nodig. Voor de diepte geldt dat 55 centimeter meestal volstaat, al kan dat oplopen tot 60 centimeter bij modellen met een ventilator aan de achterzijde.

Inbouwoven en -magnetron 

Hoewel deze toestellen op het eerste gezicht standaard lijken, kunnen de afmetingen verschillen. De nisbreedte is meestal 56 centimeter, terwijl de voorzijde van het toestel vaak 59,5 centimeter breed is. Dit zorgt ervoor dat het front mooi aansluit op de keukenkast. De hoogte is een belangrijk aandachtspunt: compacte ovens beginnen bij 45 centimeter, terwijl standaardmodellen 60 centimeter nodig hebben. Bij magnetrons is het slim om rekening te houden met bedieningspanelen die kunnen uitsteken en extra ruimte bovenin vragen.

Inbouwvaatwasser 

Bij vaatwassers draait het vooral om de hoogte. Die varieert tussen 81,5 en 87 centimeter, maar dankzij verstelbare poten heb je hier wel wat 'bewegingsruimte'. Minstens zo belangrijk is de plinthoogte: meet van de vloer tot de onderkant van de kast en niet alleen de zichtbare plint. Vergeet ook de waterslang niet—reken op zo'n 5 centimeter extra diepte om voldoende ruimte te houden voor de aansluiting.

Inbouw-espressomachine 

Espressomachines zijn compact, maar nauwkeurig meten blijft belangrijk. De standaardbreedte ligt meestal rond de 56 centimeter, maar de diepte kan variëren. Afhankelijk van het model neemt het waterreservoir aan de achterkant 40 tot 55 centimeter in beslag. Let ook op de kleppen: bij een machine die naar voren opent, is extra ruimte nodig om koffiebonen of cups eenvoudig te vervangen.

©Cristina Villar Martin | Ladanifer

Voorkom deze veelgemaakte fouten 

Een veelvoorkomend probleem is dat apparatuur nét niet past, ondanks zorgvuldig meten. Dit komt vaak doordat ventilatieruimte of aansluitingen over het hoofd worden gezien. Een handige tip: plak een stuk tape op de vloer op de plek waar de achterkant van het toestel komt en markeer daarop de positie van stekkers en leidingen. Controleer ook of de nis waterpas is, vooral bij koelkasten met schuiflades. Een scheve ondergrond kan voor problemen zorgen, dus stel de keukenkast indien nodig bij voordat je gaat installeren.

Bij renovaties spelen vaak afwijkende maten een rol. Oudere keukens kunnen dikkere kastwanden of ongewone nisdieptes hebben. Meet daarom niet alleen de huidige situatie, maar vergelijk deze met de afmetingen van het nieuwe toestel. Twijfel je? Overweeg dan advies van een keukenexpert, zeker bij complexe combinaties zoals een oven met een ingebouwde magnetron.

En dit moet je echt altijd als laatste doen...

Het klinkt als een open deur, maar het blijft de beste garantie op succes: meet alles minimaal twee keer. Schrijf de maten op en leg ze naast de technische specificaties van het apparaat. Let daarbij op details als verstelbare poten, een uitklapbaar bedieningspaneel of deuruitsparing. Zo voorkom je dat je keukenproject verandert in een puzzel met ontbrekende stukken. Want uiteindelijk draait het erom dat alles naadloos samenvalt – letterlijk én figuurlijk.

▼ Volgende artikel
Dit zijn dé tuinklussen om te doen in april
© Leika production
Huis

Dit zijn dé tuinklussen om te doen in april

Het heeft even geduurd, maar de winter is eindelijk (zo goed als) voorbij. De zomertijd is ingegaan, 's morgens vroeg hoor je de vogels weer en de zon zien we ook steeds vaker. Tijd dus om lekker veel buiten te zijn om je tuin helemaal zomerklaar te maken. Dit zijn de tuinklusjes die je in april allemaal kunt doen.

Dit doe je in april: 🌻 Planten afharden 🌻 Rozen, bodembedekkers en zomerbollen planten 🌻 Heggen snoeien en bemesten 🌻 Meeldauw voorkomen en bestrijden 🌻 Het gazon: maaien, bijzaaien en bemesten

📆Handig: onze tuinkluskalender voor heel het jaar rond

Planten afharden

Planten die je in de afgelopen maanden binnen hebt gehouden, kun je nu langzaam laten wennen aan de lagere buitentemperaturen. Begin in de tweede helft van april door ze overdag buiten te zetten en 's avonds weer naar binnen te halen, bijvoorbeeld in de schuur of garage. Hoewel de lente begonnen is, kunnen de nachten nog koud zijn, zeker omdat de IJsheiligen nog niet voorbij zijn. Sommige nachten kan het zelfs nog vriezen. Geef kuipplanten een meststof met langdurige werking, zodat ze voldoende voeding hebben voor de komende maanden. Bescherm eenjarige planten, jonge gewassen en bloesembomen tegen nachtvorst met een vliesdoek.

Rozen, bodembedekkers en zomerbollen planten

Heb je nog geen rozen of heesters geplant? Dan is dit het moment om dat alsnog te doen, zodat ze deze zomer in volle bloei staan. Is het lekker weer in april? Op zonnige dagen kun je ook heiligenbloem of lavendel in de grond zetten. Zorg er wel voor dat je eerst onkruid verwijdert en de bodem losmaakt.

Wil je borderplanten aanplanten? Begin dan met bodembedekkers. Dit is bovendien een ideaal moment om de beplanting een voedingsboost te geven met mest. Heb je in maart eenjarige, tweejarige of vaste planten binnen gezaaid? Dan kun je ze nu voorzichtig verpotten. Nog niet gezaaid? Dat kan nog steeds.

Vanaf half april is het ook een goed moment om zomerbollen te planten. Denk aan lelies, dahlia's, siergember, canna's en gladiolen. Bloembollen die meerdere jaren in de grond blijven, geef je extra voeding met organische mest en een laagje compost. Wil je direct meer kleur in de tuin? Zet dan bakken en potten vol met bloeiende planten. Die zijn nu volop verkrijgbaar bij tuincentra.

🧄🌷🧄🌷 De zomer(bollen) in je hoofd?

Kijk & kies

©Alexander Raths

Heggen en klimplanten

Haal de heggenschaar maar tevoorschijn, want dit is het moment om hagen zoals taxus, conifeer, liguster en leylandii te snoeien. Zo houd je ze in vorm en voorkom je dat ze te breed uitgroeien. Geef de hagen meteen een speciale haagmeststof en leg een laag bodembedekking, houtsnippers of mulch rondom de wortels. Dit helpt de grond vocht vast te houden in de zomer en verbetert de bodemstructuur. Bovendien remt het de groei van onkruid.

Dunne en dode takken in heesters kun je nu ook verwijderen. De hoofdtakken mag je flink terugsnoeien om de struik voller te laten groeien. Dit geldt ook voor winterjasmijn en forsythia, die na de bloei een snoeibeurt kunnen gebruiken. Winterbloeiende heide knip je eenvoudig terug met een heggenschaar. Vergeet niet om klimplanten, zoals clematis, goed vast te zetten. Het kan deze maand namelijk nog flink waaien.

Meeldauw voorkomen en bestrijden

Meeldauw is een plantenziekte die wordt veroorzaakt door een schimmel. Vooral bij warm en droog weer, in combinatie met vochtige nachten door dauw, kan deze ziekte zich snel verspreiden. De schimmel laat een wit, poederachtig laagje achter op de bladeren. Dit is niet alleen lelijk, maar ook schadelijk. De schimmel dringt diep door in het plantenweefsel en onttrekt voedingsstoffen, waardoor de plant minder goed groeit. Rozen, ridderspoor, kamperfoelie, begonia's, aardbeien, tomaten, komkommers, courgette en druiven zijn extra gevoelig voor meeldauw.

Om meeldauw te voorkomen is het belangrijk om bij droog weer extra water te geven en ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte tussen de planten blijft. Aangetaste bladeren kun je het beste meteen wegknippen en in de vuilnisbak gooien, zodat de schimmel zich niet verder verspreidt. Gooi ze niet op de composthoop! Daarnaast is het verstandig om meeldauwgevoelige planten niet te plaatsen op plekken waar eerder meeldauw heeft gezeten. Mocht een plant toch helemaal onder deze schimmel zitten, dan is een bestrijdingsmiddel de beste oplossing.

©cocci65

Het gazon: maaien, bijzaaien en bemesten

Controleer of het gazon zieke of kale plekken heeft. Wil je die direct aanpakken? Steek de aangetaste plek dan in een vierkante vorm uit en leg er een nieuw, op maat gesneden grasmat in. Opnieuw inzaaien is natuurlijk ook een optie. Vanaf nu kun je het gras weer maandelijks maaien. Lang gras langs de randen werk je bij met een grastrimmer of kantenknipper, zodat het gazon er weer strak uitziet.

Bemesting is belangrijk voor een gezond gazon. Dit doe je in de periode van maart tot en met september minstens drie keer. Heb je in maart nog niet bemest? Dan is het nu de hoogste tijd. Sluit daarnaast de buitenkraan weer aan, zodat de sproeiers in de tuin klaar zijn voor gebruik.

Lees ook: Grasmaaien: fluitje van een cent met deze tips