ID.nl logo
Zekerheid & gemak

Goede foto's bij weinig licht

Een flitser gebruikt u om bij weinig licht toch nog leuke foto's te maken. Fotograferen met flitslicht is niet moeilijk, maar er is een aantal zaken waar u goed op moet letten om te voorkomen dat het resultaat teleurstelt. Wij laten zien hoe u de mooiste foto's maakt met een ingebouwde of met een losse flitser.

1. Zonnetje in huis

Zonder licht kunt u geen foto's maken. Daarom zorgt een camera onder mindere lichtomstandigheden voor zijn eigen licht, door de flitser te ontsteken. In een fractie van een seconde wordt een felle lichtflits gegeven, die hopelijk voldoende is om een goede foto te maken. Bijna alle camera's hebben een ingebouwde flitser. Dat is handig, want zo hebt u hem altijd bij u en is het onmogelijk om te vergeten om hem mee te nemen. De flitser vindt u aan de voorkant van het toestel, weggestopt achter een geribbeld stukje doorzichtig plastic. Veel cameratelefoons gebruiken een lampje om bij te lichten. Dat is geen echte flitser, maar omdat een lamp constant kan branden is hij ook tijdens het filmen prima te gebruiken. Daar is een echte flitser dan weer niet geschikt voor.

2. Niet te ver weg

Een ingebouwde flitser biedt veel gemak, maar hij heeft ook een nadeel: hij is nogal klein. Al lijkt het flitslicht voor onze ogen erg fel, het is niet geschikt om een grote ruimte mee te verlichten. Het flitslicht reikt simpelweg niet ver genoeg. Gebruik een flitser daarom alleen om personen of voorwerpen op korte afstand bij te lichten. Op objecten op enkele meters afstand valt nog wel een beetje licht, maar dat is onvoldoende voor een mooie foto. Als u een lange rij mensen van vooraf zou fotograferen, dan vangt de voorste persoon het meeste licht op en elke volgende wachtende wordt donkerder. Dat ziet er niet fraai uit. Kortom: een flitser geeft een behoorlijke lichtflits, maar hij kan nooit de zon vervangen.

©PXimport

De hoeveelheid flitslicht neemt snel af naarmate de afstand toeneemt.

3. Rode ogen

Krijgt iedereen op de foto rode ogen zodra u flitslicht gebruikt? Dan zit de flitser vlak naast de lens. Het flitslicht wordt via de ogen weerkaatst en komt in de vorm van rode vlekken op de foto terecht. Dit effect kan worden verkleind door op de camera 'rode ogenreductie' aan te zetten. Dat doet u, afhankelijk van het toestel dat u gebruikt, met een knop of via een menuoptie. Als u vervolgens een foto maakt, geeft de flitser eerst een serie kleine lichtflitsen. De oogpupillen van de mensen die u fotografeert verkleinen daardoor, zodat er minder licht via de oogbollen wordt weerkaatst. Daarna gaat de flitser pas echt af en wordt de foto daadwerkelijk gemaakt. Ditmaal zonder of in ieder geval met minder rode ogen. In plaats van een serie voorflitsen kan ook een apart lampje gaan branden om dit effect te bewerkstel­ligen.

4. Pop-up

Zowel bij een spiegelreflexcamera als bij sommige andere camera's springt de flitser vlak voor gebruik eerst een stukje uit de behuizing omhoog. Omdat hij daarna verder van de lens staat, krijgt u minder last van rode ogen. Het flitslicht wordt nog steeds door de ogen weerkaatst, maar nu in een iets andere richting, zodat het niet meer in de lens terechtkomt. U kunt het vergelijken met de situatie waarbij u schuin voor een spiegel staat, zodat u uw eigen reflectie niet ziet. De flitser klapt meestal omhoog nadat u op een knop hebt gedrukt, maar soms gebeurt het vanzelf, zodra het toestel merkt dat er geflitst moet worden.

5. Alles op een rijtje

We stelden al dat de interne flitser van een camera niet zo krachtig is. Iemand die zich vlak voor het toestel bevindt vangt het meeste licht, en met elke pas waarmee u zich van het object verwijdert neemt de lichtsterkte snel af. Daarom is het belangrijk dat alles wat u met flitslicht fotografeert zich ongeveer op dezelfde afstand van de lens bevindt. U fotografeert daarom liever 'in de breedte' dan 'in de diepte', want alleen in de breedte vangt alles ongeveer evenveel flitslicht. Fotografeert u een groep mensen, stel ze dan niet tien rijen dik op. Maak de groep liever wat breder en wat minder diep en neem eventueel wat afstand, zodat iedereen in beeld past.

6. Flitsstand

Een camera kan zelfstandig beslissen of de flitser af moet gaan, maar u kunt hier invloed op uitoefenen. Op uw toestel zit een knop met een bliksemschicht, waarmee u de flitsstand instelt. Dit kan ook via het cameramenu. Welke stand er is ingesteld ziet u aan een pictogram op het camerascherm. Deze pictogrammen kunnen per cameramerk iets verschillen. Ziet u een pictogram van een bliksemschicht die constant aanstaat, dan wordt de flitser bij elke foto afgevuurd, ook als er voldoende licht is zodat flitsen misschien niet nodig is. Staat de letter A naast de schicht, dan werkt u met de automatische flitsstand. In dat geval wordt de beslissing of er wel of niet moet worden geflitst volledig aan de camera overgelaten.

©PXimport

De flitser wordt automatisch ingeschakeld.

7. Niet flitsen

Het is ook mogelijk om de flitser volledig uit te schakelen. Het pictogram op uw cameraschermpje verandert daarbij in een bliksemschicht met een streep erdoor. De flitser zal nu niet afgaan, zelfs niet als er weinig licht is. U gebruikt deze stand als u flitslicht liever achterwege laat, bijvoorbeeld omdat u de sfeer goed wilt vastleggen tijdens een etentje bij kaarslicht, of bij fraai gekleurde kunstverlichting. Het kan ook gebeuren dat u ergens bent waar niet geflitst mag worden, zoals in een museum of bij een voorstelling. Zonder flitser moet u andere maatregelen nemen om een goed belichte foto te krijgen. Zo kunt u de lichtgevoeligheid (ISO-waarde) hoger zetten of een statief gebruiken om trillingsonscherpte te voorkomen.

©PXimport

Als u de flitser uitschakelt komt de sfeerverlichting beter uit op de foto.

8. Te weinig licht

Een camera schakelt zijn flitser in als er te weinig licht is. Maar wat houdt 'te weinig licht' eigenlijk in? Om een foto te kunnen maken is een minimale hoeveelheid licht nodig. Naarmate het donkerder wordt, duurt het langer voordat de camera dat licht heeft verzameld. Soms duurt dat zelfs zo lang, dat op de foto zichtbaar is dat u de camera niet helemaal stil heeft kunnen houden. De foto is dan 'bewogen' en onscherp. Vandaar dat camera's de flitser inschakelen of met een knipperend symbool op het scherm waarschuwen voor het risico op bewegingsonscherpte zodra de lichtomstandigheden slechter worden. Een flitser is dus voornamelijk bedoeld om u in staat te stellen om onder dergelijke omstandigheden toch nog scherpe en goed belichte foto's te maken.

9. Tegenlicht

Een flitser kan ook nut hebben in situaties waarbij er wel voldoende licht is. Zo kan er bijvoorbeeld een felle lichtbron in beeld staan, zoals de zon of een sterke lamp. Als u iemand tegen de zon in fotografeert, licht de achtergrond fel op: de zon, de blauwe lucht en het landschap dat in het zonlicht baadt. Uw model staat echter met de rug naar al dat licht toe en er valt amper licht op zijn voorzijde. Het verschil in lichtintensiteit is dan te groot voor een camera. Maakt u toch een foto, dan staat het landschap er prima op, maar uw model verandert in een duister silhouet. Door de flitser in te schakelen, brengt u de lichtomstandigheden beter in balans, zodat zowel de omgeving als het model goed op de foto staan. In de automatische flitsstand herkennen camera's soms zelf zo'n tegenlichtsituatie, mits uw model prominent in beeld is.

©PXimport

Gebruik de flitser ook bij tegenlicht.

10. Avondscène

Flitslicht reikt niet ver en het kan zeker geen voetbalstadion of stadsgezicht in het zonnetje zetten. Het heeft dus geen zin om de flitser te gebruiken als u Parijs bij nacht vast wilt leggen. De speciale camerastand Nachtscène kan een uitkomst bieden. In deze stand wordt er langer belicht, zodat de fraaie stadsverlichting alsnog wordt vastgelegd. De duur van de belichting kan daarbij echter wel een seconde of meer bedragen, daarom is een statief nodig om bewegingsonscherpte te voorkomen. Als u tegelijkertijd iemand op de voorgrond in beeld neemt, krijgt u met een bijzondere situatie te maken. Voor de achtergrond is een lange belichting nodig, maar voor uw model moet de flitser worden ingeschakeld. Gelukkig is er een instelling die beide standen combineert, de Nachtscène met portret. Laat uw model na de flits nog even stilstaan, totdat u op uw schermpje ziet dat de foto gereed is.

11. Reflecties

Wie in het donker met de trein reist en naar buiten probeert te kijken, ziet voornamelijk de weerspiegeling van het goedverlichte interieur en maar weinig van de buitenwereld. Iets soortgelijks gebeurt ook als u de flitser gebruikt terwijl u door een ruit fotografeert. Glas reflecteert flitslicht en dat geeft lelijke vlekken op uw foto. Is het echt nodig om te flitsen, kijk dan eerst of u op een plek kunt staan waar geen glas tussen u en uw object zit. Ontkomt u niet aan het glas, fotografeer dan niet recht van voren maar onder een hoek door de glasplaat. Het flitslicht wordt dan nog steeds weerkaatst, maar nu in een andere richting, zodat het niet zichtbaar is op de foto. Maak eerst enkele proefopnamen, totdat u het beste standpunt hebt gevonden.

©PXimport

Let op spiegelende oppervlakken, deze kunnen namelijk voor lelijke vlekken op uw foto's zorgen.

12. Bijlichten

Fotografeert u iemand die zich in de schaduw bevindt, neem dan liever niet tegelijkertijd een zonovergoten stuk van de omgeving in beeld. Een camera heeft namelijk erg veel moeite om bij groot lichtverschil alles goed op de foto te krijgen. Sterker, het toestel zal dan moeten kiezen wat goed belicht wordt: de lichte of juist de donkere delen. U loopt daardoor kans dat de omgeving wordt overbelicht, of uw model juist onderbelicht. Kiest u ervoor om toch niet alleen de persoon in de schaduw in beeld te nemen, maar ook een stuk helder verlicht landschap, schakel dan de flitser in. Net als bij een tegenlichtopname (waarbij tegen de zon in wordt gefotografeerd) brengt u dan meer balans aan in de hoeveelheid licht.

13. Flitssterkte

Als u zich heel dicht bij een voorwerp of persoon bevindt terwijl u de flitser gebruikt, weerkaatst er zoveel licht dat het op de foto zichtbaar is als een vale uitgebeten vlek. Dat levert geen mooie portretfoto op! Iets meer afstand nemen helpt al, maar op veel camera's kunt u ook nog de sterkte van de flitser aanpassen. Net zoals u belichtingscompensatie gebruikt om een opname korter of langer te belichten, is er flitsbelichtingcompensatie om de flitser sterker of zwakker te maken. Deze handige functie is ook prima te gebruiken in de situatie waarin u iemand in de schaduw of met tegenlicht bij wilt lichten, want soms is er maar een klein beetje extra flitslicht nodig. U herkent deze optie aan een bliksemschicht met een plus-minteken ernaast.

©PXimport

Maak handig gebruik van flitsbelichtingcompensatie.

14. Losse flitser

Nagenoeg elke spiegelreflexcamera heeft aan de bovenkant een speciale aansluiting waar een losse flitser op kan worden geschoven. Die aansluiting wordt ook wel 'flitsschoen' genoemd en een losse flitser een 'externe flitser'. Ook op een superzoomcamera (bridgecamera) en op sommige compactcamera's is zo'n flitsschoen te vinden. Hebt u een camera met een flitsschoen en maakt u regelmatig flitsfoto's? Koop dan vandaag nog een externe flitser! Uw foto's gaan er gegarandeerd stukken op vooruit. Omdat de flitser bovenop de camera zit is de afstand tot de lens groter, waardoor u amper nog last van rode ogen zult hebben. Deze flitsers werken op eigen batterijen, zodat ze de accu van de camera niet belasten. Een losse flitser is sneller gereed (opgeladen) en u kunt sneller en vaker achter elkaar flitsen dan met een ingebouwde flitser.

©PXimport

Een externe flitser schuift u op de flitsschoen.

15. Draaibare flitskop

Kies bij voorkeur een externe flitser met een draaibare flitskop. Zo'n kop kan in kleine stapjes naar links en naar recht worden gezwenkt, en hij kan omhoog en een stukje omlaag worden gekanteld. Zo bepaalt u zelf waar u het flitslicht naartoe stuurt. Is dat dan nodig? Jazeker. Het is een veelgebruikte flitstechniek om de kop schuin omhoog te richten. Het felle flitslicht valt dan niet rechtstreeks op uw model, maar wordt door het plafond weerkaatst. Daardoor verspreidt het zich en valt het schuin van boven op uw model. Dit geeft een mooiere lichtwerking, alleen al omdat wij er aan gewend zijn dat lichtbronnen boven ons hangen. Denk bijvoorbeeld aan de zon, aan plafondlampen en aan lantaarnpalen. Als u deze techniek toepast is het van belang dat het plafond licht van kleur (het liefst wit) is en bovendien niet al te hoog. Buiten of in een sporthal werkt de techniek dus niet.

©PXimport

Een losse flitser met een draaibare kop.

16. Indirect flitsen

Via een muur of plafond flitsen wordt 'indirect flitsen' genoemd, omdat het licht daarbij via een omweg op het onderwerp valt. Omdat een oppervlak het flitslicht nooit volledig weerkaatst, kan het nodig zijn om hierbij de flitssterkte te vergroten, via de eerder genoemde flitsbelichtingscompensatie. Zit die functie niet op uw camera of flitser, dan gebruikt u de gewone belichtingscompensatie van het toestel om de opname iets langer te belichten. Naarmate de muur of het plafond donkerder van kleur is en zich op grotere afstand bevindt, moet u 'harder' flitsen.

17. Witkapje

Naast direct en indirect flitsen, is er nog een derde methode. Misschien is het u op televisie wel eens opgevallen dat sommige van de journalisten die zich bij een belangrijke gebeurtenis staan te verdringen, een flitser gebruiken waarop een wit kapje is gemonteerd. Dit kapje wordt een 'diffusor' genoemd en het is voor veel flitsers los te koop. Soms zit het zelfs bij een flitser als u die los aanschaft. U schuift het kapje eenvoudig op de flitskop, richt de kop schuin omhoog en maakt dan een foto. Een diffusor is doorzichtig maar mat, zodat het flitslicht wordt verspreid. Hij werkt daardoor als een soort eigen plafond waar u tegenaan flitst. Zodoende kunt u ook buiten en in grotere ruimtes flitsfoto's maken, zonder dat gezichten uitbleken door een directe lichtflits.

©PXimport

Het 'witkapje' verstrooit het licht.

18. Speciale effecten

Wie het flitsen onder de knie heeft, kan zich wagen aan creatieve experimenten. Bijvoorbeeld door de optie Slow sync aan te zetten, die op steeds meer camera's zit. U vindt hem vaak in het rijtje met flitsstanden of bij de overige flitsopties in het menu. Als u met Slow sync flitst, wordt er iets langer belicht dan nodig is. Hierdoor kan ook het omgevingslicht goed op de foto inwerken, zodat u binnenshuis een mooie vermenging van flitslicht met lamplicht krijgt. Het gevolg is dat ook de delen van de kamer waar minder flitslicht komt goed op de foto staan. Voor het beste resultaat maakt u eerst een setje proefopnamen, door een beetje met flitskracht en belichting te 'spelen'.

©PXimport

Slow sync.

19. Dynamische foto's

In combinatie met een beetje beweging kan Slow sync creatieve flitsfoto's opleveren. Het flitslicht bevriest een bewegend onderwerp, maar doordat de belichting iets langer doorloopt zal ook wat beweging zichtbaar zijn. Stel dat u met de camera een fietser volgt terwijl u de foto maakt. De fietser staat er dan haarscherp op, maar de omgeving, de spaken en de pedalen worden 'streperig' weergegeven. De snelheid spat van de foto af! Ook de fietser zal een streperig 'nabeeld' hebben, maar dat valt waarschijnlijk minder op doordat u hebt geflitst. Hoe dichter u bij uw onderwerp staat en hoe meer snelheid er in dat onderwerp zit, hoe meer streperigheid er is te zien. Oefening en geluk zijn belangrijk bij dit soort foto's. Schiet dus net zo lang door tot u een paar mooie plaatjes hebt.

©PXimport

Flitsen met 'Slow sync' kan leuke effecten geven.

20. Draadloos flitsen

Een bijzondere manier van flitsen bereikt u door een losse flitser letterlijk 'los' te gebruiken. U hebt hier wel een spiegelreflexcamera voor nodig, en uiteraard een externe flitser. De flitser schuift u niet op de camera, u zet hem ergens in de buurt van uw onderwerp neer om het op een spectaculaire manier te verlichten. Het is helemaal aan u om te bepalen waar u de flitser neerzet: aan de zijkant, voor, achter, hoog of laag bij de grond, het kan allemaal. Voor deze techniek is ook een draadloze ontvanger en zender nodig. Die kunt u los kopen, maar ze zitten steeds vaker al in de camera en flitser ingebouwd. In dat geval hebt u fantastische mogelijkheden, zonder dat er extra kosten bij komen kijken. U stelt zowel de camera als de flitser in op 'draadloos flitsen' en vervolgens gaat u aan de slag. De cameraflitser wordt nu gebruikt om de externe flitser te laten vuren. Met de draadloze methode is ook flitsen op grotere afstand mogelijk. Afhankelijk van de zender en ontvanger kunt u de flitser tot op wel tien meter van uw camera neerzetten!

▼ Volgende artikel
Windows 11 installeren zonder Microsoft-account? Zo omzeil je de blokkade
© MG | ID.nl
Huis

Windows 11 installeren zonder Microsoft-account? Zo omzeil je de blokkade

Wanneer je Windows 11 (opnieuw) installeert, vereist Microsoft dat je je aanmeldt met een Microsoft-account of dat je er eentje aanmaakt. En dat terwijl je je voorheen in Windows 10 gewoon met een offline account kunt aanmelden. Wij laten je zien hoe je dat ook in Windows 11 doet, rechtstreeks tijdens de installatieprocedure.

Microsoft wil maar al te graag dat je een Microsoft-account hebt en deze ook gebruikt bij het aanmelden van Windows 11. Behalve dat je hiermee in geval van het vergeten van je installatiecode het besturingssysteem makkelijker opnieuw kunt activeren, biedt een Microsoft-account niet heel veel extra voordelen in Windows 11 zelf. Het enige wat met zo'n account makkelijker gaat is het instellen van e-mail en OneDrive, maar dat zijn ook diensten waar je je later bij kunt aanmelden.

Installatieprocedure

In een van de laatste stappen van de installatieprocedure, of wanneer je een Windows 11-laptop hebt gekocht, word je - om de laatste instellingen toe te passen - gevraagd om in te loggen bij een Microsoft-account, of er eentje aan te maken.

©MG | ID.nl

Microsoft vraagt in Windows 11 standaard om een Microsoft-account.

Wanneer je in bovenstaand scherm bent aangekomen, lijkt het alsof je hier niet meer uit kunt komen: je moet óf een account invullen, óf er eentje aanmaken, óf een stap terug gaan met de pijl rechtsboven in beeld. Toch kun je hier nog iets anders doen, namelijk een opdrachtprompt openen. En dat is handig, want met een opdrachtprompt tijdens de installatie van Windows 11 kun je alvast dingen regelen voordat Windows 11 zelf is opgestart. Het omzeilen van het aanmaken of invoeren van een Microsoft-account bijvoorbeeld. Om de opdrachtprompt te openen, moet je de volgende toetscombinatie intypen:

Shift+F10

Let op: bij sommige computers zoals laptops kan het zijn dat je ook de Functietoets Fn moet indrukken om de F10-knop te kunnen gebruiken. De opdracht wordt in dat geval dan:

Shift+Fn+F10

Na het indrukken van deze toetscombinatie wordt een zwart venster voor de opdrachtprompt geopend.

©MG | ID.nl

Via een opdrachtprompt tijdens de installatieproductie van Windows 11 kunnen we de blokkade voor het aanmaken van een gewoon account omzeilen.

In dit scherm voor je een speciale opdracht in waarmee we de verplichte invoer voor een Microsoft-account gaan omzeilen. Zodra Windows 11 heeft gedetecteerd dat jouw computer een werkende verbinding heeft, blijf je op dat accountscherm hangen, maar ook wanneer er nog geen verbinding is gemaakt, wil Microsoft toch eerst dat je verbinding maakt en daarna alsnog met een Microsoft-account aan de slag gaat.

Nu de opdrachtprompt is geopend, schakelen we die online functie uit. Voer exact de volgende opdracht in:

start ms-cxh:localonly

Gevolgd door een druk op de Enter-toets. Dat zit eruit als hieronder:

©MG | ID.nl

Met behulp van de opdracht start ms-cxh:localonly kunnen we toch een normaal account.

Nadat je op Enter hebt gedrukt, verschijnt er een nieuw venster met de mogelijkheid om een lokaal account (dus zonder Microsoft-account) aan te maken. Goed om te weten: dit account is ook meteen een administrator-account.

©MG | ID.nl

Je kunt iedere accountnaam gebruiken die je wenst, en een wachtwoord opgeven hoeft nu nog niet.

Je kunt hier dus gewoon een normale (voor- en achter)naam opgeven, een e-mailadres is dan niet nodig. Je kunt ervoor kiezen om nu een wachtwoord in te vullen, maar als je dat doet, krijg je ook direct drie controlevragen die je moet opgeven; dat kun je niet skippen. Sla je het aanmaken van een wachtwoord nu over, dan kun je dat later in Windows 11 alsnog doen.

Nadat je de benodigde gegevens hebt ingevuld, worden de laatste installatiestappen voltooid, en wordt de computer nog een keertje opnieuw opgestart. Daarna kun je je aanmelden met het nieuwe account en voer je nog een aantal stappen uit met betrekking tot functies als locatie, diagnostische gegevens en handschriftherkenning.

Account aanpassen

Het account waarmee je je aanmeldt is een administrator-account. In dat geval doe je er goed aan om een wachtwoord in te stellen als je dat nog niet hebt gedaan in de hierboven uitgelegde stap. Om een wachtwoord in te stellen, klik je op de Startknop, en vervolgens op je accountnaam en kies je voor Mijn account beheren.

©MG | ID.nl

Via het Startmenu vraag je de eigenschappen van je account op.

Je komt nu in het instellingenscherm terecht voor je account. Scroll naar de knop Aanmeldingsopties en daarna op Wachtwoord.

©MG | ID.nl

Klik op het onderdeel Wachtwoord om een wachtwoord toe te voegen aan je account.

Nu kun je een wachtwoord naar wens opgeven, de eisen zijn hier niet streng, maar uiteraard kies je wel voor een lastig te raden wachtwoord. Wel ben je verplicht om een geheugensteuntje op te geven, maar dat is minder lastig dan drie extra beveiligingsvragen die je normaliter bij het installatiescherm moet opgeven. Bij de geheugensteun mag het wachtwoord (vanzelfsprekend) niet gebruikt worden .

©MG | ID.nl

Hier geef je je wachtwoord op. De wachtwoordhint (geheugensteun) mag niet ook je wachtwoord.

Wachtwoord en geheugensteun ingevoerd? Dan ben je in principe klaar en kun je je systeem verder gaan configureren. Eventueel kun je nu ook nieuwe extra accounts aanmaken via het onderdeel Andere gebruikers in het instellingenscherm.

▼ Volgende artikel
Wat is doomscrolling en hoe kom je ervan af?
© AK | ID.nl
Huis

Wat is doomscrolling en hoe kom je ervan af?

Je pakt je telefoon om even snel iets te bekijken – en ineens ben je zomaar een uur verder, omdat je niet kon stoppen met scrollen. En onderweg ben je meestal niet blijven hangen bij blije kattenfilmpjes, maar bij rampen, slecht nieuws en roddel. Of bij posts van mensen die allemaal mooier of rijker lijken dan jij. Doomscrolling dus. Slecht voor je humeur en zelfbeeld én zonde van je tijd. Maar gelukkig kun je er iets tegen doen.

In dit artikel lees je:

☠️ Wat doomscrolling is ☠️ Waarom je maar blijft scrollen ☠️ Hoe je weet of jij een doomscroller bent ☠️ Wat je tegen doomscrollen kunt doen

Lees ook: Minder afleiding van je telefoon met deze 6 apps

Wat is doomscrolling?

Doomscrolling is eindeloos blijven scrollen door berichten, filmpjes en posts die je eigenlijk alleen maar onrustig maken. Dat begon ooit met nieuws, maar geldt tegenwoordig ook voor sociale media. Denk aan TikTok, Instagram of X waar je urenlang blijft scrollen, maar waar je zelden wijzer of rustiger van wordt. Het algoritme weet precies wat je aandacht trekt – en hoe het je blijft vasthouden.

De term ontstond rond 2020, tijdens de COVID-19-pandemie, toen mensen massaal thuis zaten en constant updates zochten over het virus. Maar het fenomeen heeft zich sindsdien uitgebreid naar alle vormen van nieuws of posts waar je je slechter van gaat voelen.

Waarom blijven we scrollen?

Apps zijn zo ontworpen dat ze je aandacht vasthouden. Elke swipe of nieuwe video geeft een kleine prikkel in je brein: een signaal dat er misschien iets interessants komt. Soms zit er iets tussen dat écht boeit, maar vaak blijft het bij vluchtige prikkels. Ondertussen raakt je hoofd vol, maar je krijgt er weinig voor terug.

Hoe weet je of je doomscrollt?

Er bestaat geen test waarmee je kunt checken of je een doemscroller bent. Maar er zijn wel duidelijke signalen. Je zit in de gevarenzone wanneer je:

🚩 Gedachteloos nieuws- of socialmedia-apps opent, vaak meerdere keren per dag
🚩 Je daarna leeg, onrustig of somber voelt
🚩 Moeite hebt om te stoppen, terwijl je eigenlijk wel weet dat het nergens toe leidt
🚩 's Avonds of 's ochtends lang op je telefoon zit zonder duidelijk doel
🚩 Niet toekomt aan andere dingen, of je gejaagd voelt als je niets checkt

Herkenbaar? Dan is het tijd om je scrollgedrag te doorbreken. Dat is niet makkelijk, maar het kan wel. Onderstaande tips helpen je op weg.

©Gorodenkoff

Wat kun je doen tegen doomscrolling?

1. Beperk je schermtijd en las schermvrije tijdstippen in

Geef jezelf vaste momenten waarop je iets mag checken. Bijvoorbeeld: 's ochtends 15 minuten nieuws, 's avonds 10 minuten social media. Stel een timer in, zodat je niet ongemerkt blijft hangen. Je kunt ook met jezelf afspreken dat je bijvoorbeeld één uur per dag niet op je scherm kijkt. Of in het weekend pas na twaalf uur 's middags je telefoon pakt. Ook is het mogelijk om tijdslimieten in te stellen voor bepaalde apps. Hieronder lees je hoe je dat doet op een iPhone en op een Android-toestel.

Scherm- en apptijd beperken op iPhone

Wil je op vaste tijden niet gestoord worden? Stel dan apparaatvrije tijd in op je iPhone. Tijdens die periodes zijn alleen telefoongesprekken, berichten en apps die je zelf toestaat beschikbaar. Ga naar Instellingen > Schermtijd, tik op App- en websiteactiviteit en schakel dit in als dat nog niet gebeurd is. Kies daarna voor Apparaatvrije tijd en stel via Gepland de begin- en eindtijd in. Je kunt kiezen voor elke dag hetzelfde tijdstip of per dag variëren. Vlak voor de ingestelde tijd krijg je een herinnering.

Ook kun je tijdslimieten instellen voor apps of hele categorieën, zoals sociale netwerken of games. Ga naar Instellingen > Schermtijd > Applimieten > Voeg limiet toe en selecteer de gewenste apps of categorieën. Tik op Volgende, stel de limiet in en gebruik eventueel Pas dagen aan voor verschillende limieten per dag. Rond af met Voeg toe.

Scherm- en apptijd beperken op je Android-telefoon

Rustmomenten op je Android-toestel stel je in via de Bedtijdmodus. Tijdens deze periodes worden je schermkleuren aangepast (bijvoorbeeld naar grijstinten) en kun je meldingen dempen of het scherm automatisch laten uitschakelen. Ga naar Instellingen > Digitaal welzijn en ouderlijk toezicht > Bedtijdmodus en stel in wanneer de modus moet starten en eindigen. Je kunt dit voor elke dag apart instellen of een vast schema kiezen.

Wil je appgebruik beperken? Ga dan naar Digitaal welzijn > Dashboard en kies de app die je wilt beperken. Tik op het zandlopertje naast de app en stel een dagelijkse limiet in. Zodra de limiet is bereikt, is de app de rest van die dag niet meer toegankelijk.

2. Zet meldingen uit

Pushmeldingen van nieuwsapps, sociale media of video-apps zorgen dat je telkens toch weer gaat kijken en scrollen. Zet ze uit. Wat je niet ziet, open je ook minder snel.

3. Richt je telefoon prikkelarmer in

Zet socialmedia- en nieuwsapps niet op je beginscherm. Of verwijder ze helemaal. Wil je ze toch echt bezoeken, dan kan dat via de browser. Dat is een extra handeling vergeleken met een app, maar juist daarom doe je het misschien minder vaak.  

Verder kun je er ook voor kiezen om de grijstintenmodus in te schakelen. Dat zorgt voor minder afleiding en een beeld dat rustiger is.

Op een iPhone ga je hiervoor naar Instellingen > Toegankelijkheid > Weergave en tekstgrootte > Kleurfilters en schakel je de optie in. Op een Android-smartphone ga je hiervoor naar Instellingen -> Toegankelijkheid -> Kleurfilters. Hier schakel je de optie Grijstinten in. Afhankelijk van je toestel kunnen deze menu-opties een iets andere naam hebben.

©ID.nl

4. Volg niet alles en iedereen

Kies één of twee betrouwbare nieuwsbronnen. Ontvolg accounts die vooral onrust of negativiteit brengen. Kies liever voor mensen of media die je inspireren, informeren of aan het denken zetten. Een account waar je geen energie van krijgt, maar dat je energie kost: dat kun je beter ontvolgen.

Stoppen met doom-scrolling? Het kan!

Doomscrolling gaat allang niet meer alleen over nieuws. Ook gedachteloos scrollen langs filmpjes, reacties of meningen op sociale media hoort erbij. Het lijkt onschuldig, maar kost tijd, energie en aandacht — en levert weinig op.

Het goede nieuws: je kunt ermee stoppen. Niet in één keer, maar stap voor stap. Door bewuster te kiezen wat je leest en wanneer. Door je telefoon minder het ritme van je dag te laten bepalen. En door ruimte te maken voor dingen die je echt iets opleveren.

📵 Verveel je je zonder smartphone?

📘 Door een boek kun je urenlang scrollen!