ID.nl logo
Zo gaan je kinderen veilig online
© Reshift Digital
Huis

Zo gaan je kinderen veilig online

Kinderen krijgen op steeds jongere leeftijd toegang tot technologie. Dat is lang niet altijd goed, maar gelukkig ook niet altijd een ramp. Hoe voorkom je problemen? Met wie maak je welke afspraken? En vooral: wat kun je samen met je kind voor leuke dingen doen om van schermtijd ook een gezellige tijd te maken?

Er is een boel veranderd de afgelopen tien jaar. Smartphones, spelcomputers en tablets zijn nu net zo gewoon als een televisie. En dat betekent dat er voor kinderen nu heel andere vormen van amusement beschikbaar zijn. Maar ook nieuwe manieren van communiceren. Voor ouders voelt dat misschien als een bedreiging: wat doet mijn kind eigenlijk online? Kan het kwaad? Zit het internet vol kinderlokkers? En wat moet ik doen als mijn kind online in de problemen komt of een gameverslaving ontwikkelt?

Dat soort spookbeelden zijn begrijpelijk, en niet helemaal onterecht. Gelukkig is het ook allemaal niet zo rampzalig als de meest dramatische krantenkoppen doen vermoeden. Heel veel problemen met mobieltjes, tablets, spelcomputers en internet kun je voorkomen door vooral veel met je kind te praten, samen dingen te doen, maar ook door met andere ouders goede afspraken te maken.

Mobieltjes horen erbij, ook voor kinderen

Een smartphone is inmiddels zo verweven met onze manier van communiceren, dat in Den Haag duizend kinderen van minder vermogende gezinnen een gratis smartphone krijgen. Het project komt tot stand door een samenwerking tussen de gemeente Den Haag en de Stichting Leergeld. Deze stichting helpt kinderen met minder welgestelde ouders om bijvoorbeeld toch lid te worden van een sportclub, of verstrekt (tweedehands) computers. Volgens de stichting is een smartphone van cruciaal belang, omdat steeds meer communicatie via appgroepen gaat, en kinderen anders buitengesloten worden. Voordat de kinderen hun toestel krijgen, moeten ze wel eerst een les bijwonen over veilig gebruik.

©PXimport

01 Te vroeg aan een mobieltje?

Kinderen krijgen op steeds jongere leeftijd een smartphone. En al ver daarvoor mogen ze meestal met de tablet of op de computer spelletjes spelen. Hoewel het samen met je kind YouTube-filmpjes kijken of games spelen helemaal geen probleem is, is het geven van een eigen smartphone wel een heel grote stap. Het is verstandig om dit niet te vroeg te doen. Uit onderzoek blijkt dat veel kinderen al vanaf acht jaar een smartphone krijgen. Vaak is dat het ‘afdankertje’ van de ouders of een broer of zus. Want dat ding ligt toch alleen maar in een la. Acht jaar is echter nog veel te jong, want op die leeftijd kunnen kinderen nog niet overweg met dat enorme informatieaanbod. Dit leidt snel tot overmatig (vaak stiekem) gebruik, binge-watching en contacten die zich buiten het blikveld van de ouders afspelen. Het meeste gevaar schuilt in het feit dat je een kind met een smartphone toegang geeft tot de hele wereld, zonder dat je er als ouder nog zicht op hebt. Vooral als de telefoon (of tablet) onbeperkt gebruikt mag worden buiten je blikveld. Dit is vragen om problemen bij jonge kinderen.

En hoewel ieder kind natuurlijk anders is – en sommige kinderen vroeger ‘klaar’ lijken voor internettoegang – is het goed om te beseffen dat een kinderbrein nog belangrijke ontwikkelingen moet doormaken. Er is bijvoorbeeld nog geen besef dat iets ‘te veel’ kan zijn. Ook is er het risico dat een kind dingen te zien krijgt waar het nog emotioneel niet klaar voor is.

©PXimport

02 Afspraken met andere ouders

Een van de eerste vragen is dus: wanneer is het verstandig om mijn kind een mobiele telefoon te geven? Hierbij loop je snel tegen het probleem van de sociale druk op. Want als iedereen in de klas een smartphone heeft, is het vaak lastig om voet bij stuk te houden. Vooral omdat het als enige niet hebben van een telefoon voor het kind dan weer andere sociale problemen op kan leveren: het kind voelt zich buitengesloten van alle online bezigheden van de andere kinderen in zijn/haar omgeving.

Het gebeurt nu al regelmatig dat ouders samen afspraken maken om een kind pas aan het eind van groep 8 een smartphone of tablet te geven. Dat is namelijk ook de leeftijd dat ze eraan toe zijn. Het ideale moment is in zo rond de herfstvakantie van groep 8, omdat het kind dan om leert gaan met zijn toestel samen met zijn basisschool-klasgenoten, voordat hij/zij naar de middelbare school gaat. Op deze leeftijd is een kind ook prima in staat is om dingen over mediagebruik te leren, waardoor het minder snel vervalt in overmatig gebruik of stiekem gedrag. Wacht met het maken van die afspraken niet te lang. Het is verstandig om dit al in groep 4 met andere ouders (in samenspraak met de school) af te spreken.

©PXimport

03 Helpt het afspreken van ‘schermtijd’?

Sommige ouders besluiten om hun kind beperkingen op te leggen voor het gebruik van tablets of mobieltjes: ze mogen maar een beperkte hoeveelheid tijd per dag achter het scherm doorbrengen. Het afspreken van schermtijd blijkt uit onderzoek helaas niet veel op te leveren. De onderzoeken wijzen zelfs uit dat te strikte regels ervoor zorgen dat kinderen grotere kans lopen om op een gegeven moment ‘door te slaan’ en juist extra gevoelig worden voor overmatig gebruik. Als ouder kun je beter vanaf vroege leeftijd beginnen met ‘mediawijsheid’. Dit betekent vooral dat je meekijkt met je kind en er een leuke samen-activiteit van maakt: ga samen leuke filmpjes zoeken op YouTube. Of samen een spelletje spelen. Hierdoor leer je een kind ook op heel natuurlijke wijze om zelf de juiste keuzes te maken over waar ze aan toe zijn en waar niet. En wat eng is en wat niet. Dit gaat vaak vanzelf, als je als ouder meekijkt en met het kind overlegt: “wat gaan we nu kijken? Oh zullen we die maar overslaan, dat ziet er naar uit.” Dit soort natuurlijke gesprekken helpen het kind om zelf beter te leren selecteren.

©PXimport

Bestaat ‘gameverslaving?’

De term ‘gameverslaving’ is eigenlijk niet juist. Want hoewel het wel degelijk gebeurt dat kinderen (en volwassenen) te veel computergames spelen, is hier geen sprake van een verslaving in de gebruikelijke zin van het woord. Beter is het om te spreken van overmatig gamen, waarbij de oorzaak altijd is terug te voeren op een achterliggende reden. Het spel zelf is dus niet het probleem. Het overmatig gebruik is een symptoom dat er ergens in het leven iets misgaat. Misschien wordt het kind gepest en zoekt het daarom vriendschappen online. Misschien gaat het niet goed op school en voelt de vordering in het spel als een soort succes dat het in de klas niet behaalt. Het is in elk geval nooit een oplossing om ‘dan maar’ de spelcomputer in de kast te zetten. Beter is het om te achterhalen waarom het kind te veel gamet. ‘Te veel’ definiëren we als ‘andere aspecten van het leven komen in het gedrang’. Als het kind goede cijfers haalt en normale sociale contacten onderhoudt, is er geen sprake van overmatig gamen. Een goede check is: zou u zich ook zorgen maken als uw kind net zo veel zou lezen als hij gamet? Is het antwoord: ‘nee’ dan is er waarschijnlijk geen aanleiding tot zorg.

04 Mijn kind wil niet meer samen met mij kijken

Vanaf een jaar of acht, negen, willen kinderen vooral alleen op internet, of met een vriendje. Dit is geen stiekem gedrag en ook niet meteen schadelijk. Het is een teken van zelfstandigheid. In plaats van dat te verbieden, vraag je kind regelmatig of hij of zij wat leuks heeft gezien en of je dat ook mag kijken. Vraag waarom hij dingen kijkt en wat er zo leuk aan is. Ook dit is een manier om het kind tegelijk te begeleiden en te helpen om zelfstandig verantwoorde mediakeuzes te maken. Het verbieden heeft geen zin, omdat je daarmee alleen maar stiekem gedrag in de hand werkt.

In plaats daarvan is het beter om je kind duidelijk te maken dat je hem/haar vertrouwt, en dat je niet boos wordt als ze iets zien waar ze nog niet aan toe zijn. Laat hen weten dat ze dan beter naar je toe kunnen komen om het te vertellen, zodat je dingen kan uitleggen of je kind kan helpen als hij ergens van geschrokken is. Boos worden werkt ook hier averechts. Het kan er juist voor zorgen dat een kind niets meer met je deelt over zijn internetgedrag, waardoor je ook niet meer kunt helpen om vervelende dingen van een context te voorzien.

Grooming

Helaas bestaat het risico dat kinderen slachtoffer worden van online misbruikers. Dit zijn meestal volwassenen die zich voordoen als leeftijdsgenoten, en op die manier een relatie opbouwen. Langzaam maar zeker lokken ze het kind uit om handelingen te verrichten voor de webcam, en die beelden worden vervolgens gebruikt als chantagemiddel om het kind tot nog meer te dwingen. Dit proces wordt ook wel ‘grooming’ genoemd, en kan maanden duren. Mede daarom is het belangrijk om kinderen duidelijk te maken dat ze niet automatisch moeten aannemen dat de persoon aan de andere kant van de verbinding is wie hij zegt dat hij is. Praat over dit soort onderwerpen en leer je kind om vooral nooit dingen te doen waar het zich ongemakkelijk over voelt. Zorg dat je kind weet dat je niet boos wordt als het naar je toe komt na een vervelende ervaring. Groomers proberen je kind in een fuik te laten lopen en het gevoel te geven dat het kind geïsoleerd is. Voorkom dat door te praten over met wie ze online contact hebben en hoe dat verloopt.

©PXimport

05 Online pesten

Het is een misverstand om te denken dat ‘online’ en ‘offline’ twee verschillende werelden zijn. We vinden immers een telefoongesprek ook geen ‘andere wereld’. Communicatie is communicatie. Of dat nu face-to-face, via telefoon of via WhatsApp gebeurt. Dit betekent ook dat online communicatie net zo’n grote impact kan hebben als offline gesprekken of gebeurtenissen.

Online pesten is dan ook vaak een voortzetting van pestgedrag op het schoolplein, met als extra nare eigenschap dat het 24 uur per dag doorgaat. Kinderen maken hierbij gebruik van vreselijke methoden om klasgenoten te terroriseren.

Hierbij maakt de moderne techniek het helaas heel makkelijk om ook op lange termijn veel schade aan te richten. Bijvoorbeeld door geheimen te delen in een groepschat, het delen of online plaatsen van genante foto’s (al dan niet bewerkt) of het doelbewust treiteren van anderen met gemene berichten. Dit soort gedrag is uiteraard zeer schadelijk, ook voor de dader en voor ‘omstanders’. Die laatste groep is namelijk zeker medeschuldig aan het proces. Het alleen aanspreken van de daders is dus niet genoeg. Het is belangrijk om de hele klas op dergelijk gedrag aan te spreken en duidelijk te maken dat niets zeggen ervoor zorgt dat het treiteren door kan blijven gaan. Trek hierover dus zeker aan de bel bij de leerkacht.

06 Praten over (online) pesten

Veel ouders vinden het erg lastig om met hun kinderen over pesten te praten. Toch is dit de beste manier om problemen op te lossen en te voorkomen. Herken afwijkend gedrag door regelmatig te praten over wat je kind online doet en bespreekt. Als het kind zich boos of teruggetrokken gedraagt terwijl hij online is, is dat wellicht een reden om eens over de schouder mee te kijken. Bespreek ook wat dit soort dingen bij een ander kunnen aanrichten. Kinderen hebben nog niet genoeg ervaring om in te zien hoeveel schade ze berokkenen. En ook realiseren ze zich niet dat berichten die je online plaatst, er bijna onmogelijk weer af te halen zijn.

En mocht je kind vertellen dat een klasgenoot gepest wordt, betekent dat niet dat je jouw kind, als ‘omstander’ ook als dader moet bestempelen. Omstanders maken het pesten dan wel mogelijk, maar ze doen dat vaak niet bewust. Ze zouden vaak best iets willen doen, maar weten niet wat en weten niet met wie ze erover kunnen praten.

©PXimport

07 Vloggers, YouTubers en Twitch-streamers

Vloggers en YouTubers zijn immens populair. Dit is niet vreemd, want deze ‘internet-televisie’ wordt gemaakt door jongeren waar kinderen zich mee kunnen identificeren. Het feit dat hun helden ook nog eens succesvol zijn en rijk worden met het maken van grappen of het spelen van videospelletjes, maakt van YouTubers en vloggers ware idolen. Toch zijn er ook risico’s. Voor kinderen tot een jaar of twaalf is het heel moeilijk om het verschil te zien tussen reclame en echt. Vloggers doen heel vaak aan ‘product placement’ zonder dat ze er duidelijk bij vertellen dat ze betaald worden om positief over een product te zijn. Kinderen gaan ervan uit dat wat de vlogger zegt echt waar is. Vraag daarom je kind of je mee mag kijken en praat ook over de reclame. Leg uit dat hij ervan uit moet gaan dat als een vlogger iets aanprijst, hij dit doet omdat hij ervoor betaald wordt. Maar besef dat zelfs als je dit goed uitlegt, kinderen dit heel moeilijk vinden om te accepteren.

©PXimport

08 Slaap problemen

Ons dag-nachtritme wordt voor een groot deel bepaald door licht. Als het gaat schemeren wordt het donkerder, maar wordt het licht ook roder. Dit is voor het brein een teken om te beginnen met de aanmaak van melatonine. Dit is een hormoon dat ervoor zorgt dat we slaperig worden. Ons brein wordt klaargemaakt voor slaap. Het is helaas heel makkelijk om dit proces te verstoren. Beeldschermen geven namelijk licht waar veel blauw in zit. Blauw licht zorgt er voor dat de aanmaak van melatonine wordt tegengegaan.

Moderne smartphones en tablets hebben een nachtstand, zoals Nightshift op iOS, of je kunt er een app voor downloaden. Deze nachtstand verandert ’s avonds de kleur van het scherm, zodat er minder blauw licht in onze ogen valt. Voor computers kun je het gratis programma f.lux downloaden en installeren, dat hetzelfde doet.

Behalve dit fysiologische proces, zorgt schermgebruik ook op andere manieren voor een verstoorde nachtrust. De opwinding van een spannend spelletje of een druk chatgesprek kan het inslapen moeilijker maken. Als je ontdekt dat je kind minder goed inslaapt, kan het helpen om anderhalf uur voor het slapengaan mobieltjes en computerspellen te verbieden. Kinderen die wel goed slapen kunnen volstaan met een halfuur voor bedtijd stoppen met internetten en/of gamen.

©PXimport

Afschermen of weerbaar maken?

Er is niets mis met het daadwerkelijk beschermen van je kind tegen het zien van inhoud waar het nog niet aan toe is. Hoewel sommigen denken dat je kinderen vooral weerbaar moet maken, heeft dit op jonge leeftijd gewoon nog geen zin. Er is geen voordeel aan het blootstellen van kinderen aan inhoud die eng of sexueel getint is. Ze worden er niet ‘hard van’, ze hebben de emotionele ervaring niet om het een plaats te geven. Scherm jonge kinderen dus vooral af van nare beelden, of dat nu online is of op tv.

09 Spelen kinderen nog wel buiten?

Er wordt weleens beweerd dat kinderen met een smartphone of spelcomputer minder buitenspelen. Dit blijkt niet zo te zijn. Hoeveel een kind buiten aan het spelen is, heeft vooral te maken met de leefomgeving. Kinderen in steden hebben nu eenmaal minder ruimte en er is minder groen om in te ravotten. Het is vooral dankzij de steeds verder toenemende vraag naar parkeerplaatsen en wegen, dat kinderen geen (veilige) plek meer hebben om buiten te spelen. Dit blijkt ook uit het feit dat kinderen in dorpen nog gewoon veel buiten spelen. Ook als ze een spelcomputer hebben. Er is dus geen verband aangetoond tussen smartphone/spelcomputergebruik en buitenspeeltijd.

▼ Volgende artikel
Smartphone-abonnement kiezen: dit is het verschil tussen providers en virtuele providers
© Scanrail - stock.adobe.com
Huis

Smartphone-abonnement kiezen: dit is het verschil tussen providers en virtuele providers

Wie op zoek gaat naar een nieuw mobiel abonnement, komt al snel bekende namen tegen als KPN, Vodafone en Odido. Maar daarnaast kun je ook kiezen voor andere aanbieders op, zoals Simyo, Ben of Youfone. Die lijken misschien op gewone providers, maar dat zijn zogeheten virtuele providers. Wat is precies het verschil, en waar kies je als consument het best voor?

In dit artikel

We leggen uit wat het verschil is tussen providers en virtuele providers, en hoe dat invloed heeft op je smartphone-abonnement. Je leest welke netwerken er in Nederland actief zijn, hoe virtuele aanbieders zoals Simyo, Ben en Youfone werken en waarom ze vaak goedkoper zijn. Ook bespreken we de belangrijkste voor- en nadelen van virtuele providers, en wat dat betekent voor zaken als internetsnelheid, service en de aanschaf van een nieuwe smartphone. Tot slot komt kijken we ook nog naar eSIM, de digitale simkaart.

Waar voor je geld: 5 smartphones met eSim voor minder dan 400 euro

De drie netwerken in Nederland

In Nederland zijn er drie bedrijven met een eigen mobiel netwerk: KPN, Vodafone en Odido. Zij bezitten de zendmasten, frequenties en infrastructuur waarmee mobiele communicatie mogelijk is. Deze partijen worden de netwerkproviders genoemd. Hun netwerken dekken vrijwel het hele land en worden continu uitgebreid met nieuwe technologie, zoals 5G.

Wat virtuele providers doen

Virtuele providers, ook wel MVNO's genoemd (Mobile Virtual Network Operators), maken gebruik van het netwerk van een van deze drie aanbieders. Ze hebben dus geen eigen zendmasten, maar kopen netwerkcapaciteit in en bieden die onder hun eigen naam aan. Bekende voorbeelden zijn Simyo (op het netwerk van KPN), Ben (Odido) en hollandsnieuwe (Vodafone).

Ze regelen zelf de klantenservice, abonnementen, facturering en vaak ook extra diensten, maar het dataverkeer en bellen lopen volledig via het netwerk van de hoofdprovider.

Virtuele providerNetwerk van
Budget MobielKPN
LebaraKPN
SimyoKPN
YoufoneKPN
BenOdido
SimpelOdido
hollandsnieuweVodafone
50+ MobielVodafone

Voordelen van virtuele providers

Virtuele providers staan bekend om hun lagere prijzen. Doordat ze geen eigen netwerk hoeven te onderhouden, kunnen ze de kosten laag houden. Ook zijn ze vaak flexibel: je kunt maandelijks opzeggen, zelf je databundel aanpassen of extra opties in- en uitschakelen. Dat spreekt vooral consumenten aan die niet vast willen zitten aan een duur abonnement.

Een ander voordeel is eenvoud. Virtuele providers richten zich vaak op één duidelijk aanbod zonder allerlei combinatiedeals of ingewikkelde voorwaarden. Bovendien profiteer je als klant indirect van de netwerkverbeteringen van de hoofdprovider: als KPN zijn 5G-dekking uitbreidt, geldt dat ook voor Simyo-gebruikers.

Nadelen ten opzichte van netwerkproviders

Er zitten ook verschillen in wat je krijgt. Virtuele providers hebben meestal minder aanvullende diensten, zoals tv-pakketten, internationale bundels of toegang tot exclusieve hotspots. Ze bieden zelden nieuwe smartphones aan in combinatie met een abonnement; vaak gaat het om sim-only.

Daarnaast kan de snelheid of prioriteit op het netwerk iets lager liggen. Hoewel je technisch op hetzelfde netwerk zit, krijgen klanten van de hoofdprovider soms voorrang bij piekdrukte. Dat merk je vooral op drukke plekken of tijdens evenementen.

Tot slot zijn er verschillen in klantenservice. Virtuele aanbieders werken vaak met goedkopere, grotendeels online dienstverlening. Dat houdt de prijs laag, maar betekent ook dat persoonlijke hulp via telefoon of winkel beperkt kan zijn.

Wat past bij jou?

Wie veel reist, de nieuwste telefoon wil combineren met een abonnement of extra diensten zoals tv en internet belangrijk vindt, zit goed bij een van de drie netwerkproviders. Wie vooral een betrouwbare en betaalbare mobiele verbinding zoekt en weinig behoefte heeft aan toeters en bellen, vindt bij een virtuele provider vaak een gunstiger aanbod.

Kort samengevat: de netwerkprovider bouwt en beheert het mobiele netwerk, de virtuele provider gebruikt dat netwerk om voordeligere en flexibelere abonnementen aan te bieden. Beide werken dus samen, maar richten zich op een ander type gebruiker.

©Denys Prykhodov

Virtuele providers en eSIM

Steeds meer virtuele providers bieden tegenwoordig ook eSIM aan. Dat is de digitale variant van de traditionele simkaart, die je niet meer fysiek hoeft te plaatsen. Je activeert de eSIM via een QR-code of app en kunt zo binnen enkele minuten overstappen van provider of een tweede abonnement toevoegen, bijvoorbeeld voor werk of reizen.

Bij de grote netwerkproviders is eSIM inmiddels standaard, maar ook steeds meer virtuele aanbieders doen mee. Simyo, Youfone en Ben ondersteunen eSIM bijvoorbeeld al. 50+ Mobiel en Lebara bieden het nog niet aan, al wordt dat in de toekomst wel verwacht. Goed om te weten: de eSIM-ondersteuning bij virtuele providers wordt regelmatig uitgebreid, dus wat vandaag nog niet beschikbaar is, kan morgen al mogelijk zijn.

Nieuw abonnement, nieuwe smartphone?

Nieuw hoesje!
▼ Volgende artikel
Na storm Benjamin: zo controleer je je huis en meld je stormschade
© ronstik | Adobe Stock
Huis

Na storm Benjamin: zo controleer je je huis en meld je stormschade

Het is verstandig om na een zware storm zoals storm Benjamin je woning, tuin of bijgebouwen goed te inspecteren. Zodra de wind is gaan liggen, kun je dan tijdig ontdekken of er schade is ontstaan die hersteld moet worden. Zo voorkom je dat wat een kleine schade lijkt, alsnog uitgroeit tot een groot probleem, en kun je je verzekeraar tijdig inlichten.

In dit artikel lees je over

● Controleren op stormschade: De buitenkant van je huis | Eventuele zonnepanelen | De binnenkant van je huis |Je tuin, terras of balkon
● Stormschade voorkomen
● Stormschade melden bij de verzekering

Lees ook: Het stormt! Hoe zit het ook alweer met code rood, code oranje en code geel?


Buitenkant van het huis

Begin met een ronde om het huis en inspecteer het dak. Controleer of alle dakpannen nog heel zijn en stevig vastzitten. Kijk ook naar de dakgoten en regenpijpen. Zitten deze nog goed vast en zijn ze niet verstopt door takken, bladeren of andere rommel, zodat het regenwater goed kan weglopen? Controleer daarna alle ramen en deuren. Is er geen schade aan het glas of de kozijnen? Sluiten de deuren en ramen nog goed? Bekijk ook de muren en gevels. Zijn er scheuren of andere beschadigingen ontstaan, bijvoorbeeld door een boom die tegen de gevel is gewaaid? Zorg dat je loszittend voegwerk zo snel mogelijk herstelt of laat herstellen om verdere schade te voorkomen.

©stylefoto24

Zonnepanelen en storm

Zonnepanelen zitten gelukkig goed bevestigd, maar bij echt zware storm kunnen ze toch losgetrokken worden of anderszins beschadigd raken, bijvoorbeeld door een boom of rondvliegende dakpannen die op het dak (en de zonnepanelen) vallen. Het is altijd verstandig om nog eens nauwkeurig de voorwaarden van je woonverzekering/opstalverzekering door te lezen en om te kijken wat er qua stormschade wel en wat er niet vergoed wordt door je woonverzekering. Je zou zelfs kunnen overwegen een [speciale zonnepanelen-verzekering](https://id.nl/energie-en-klimaat/elektriciteit/zonnepanelen/zonnepanelen-verzekeren-is-het-nodig-om-een-verzekering-af-te-sluiten) af te sluiten.

Lees ook: Het regent, het regent … zo voorkom je wateroverlast

Binnenkant van het huis

Binnen werk je van boven naar beneden. Begin op de zolder. Zoek naar lekkages of vochtplekken die kunnen wijzen op dakschade. Inspecteer muren en plafonds in alle kamers, op zoek naar scheuren en andere beschadigingen. Heeft het tijdens de storm ook geonweerd en gebliksemd? Test of elektrische schakelaars en stopcontacten nog correct werken. Is er blikseminslag in de buurt geweest? Dat kan zorgen voor piekspanning, waardoor elektrische apparaten beschadigd kunnen zijn geraakt. Controleer die dus ook.

Om het huis: tuin, terras, en schutting

Loop ook een rondje om je huis en kijk of schuttingen en tuinhekken nog intact en stevig zijn. Controleer het terras en de tuinmeubels op stormschade. Kijk of losse spullen, zoals vuilcontainers en bloempotten, nog op hun plek staan en zet ze eventueel terug. Verzamel losse afgewaaide takken. Heb je bomen in of om je tuin staan? Controleer goed of ze nog stevig geworteld zijn. In januari dragen ze nauwelijks blad meer, maar zeker in de herfst of tegen het eind van de lente staan ze goed in het blad. Bij een storm kunnen ze dan instabiel worden: ze staan dan nu misschien wel overeind, maar zouden bij een volgende storm om kunnen gaan. Dreigt een boom om te vallen op de openbare weg? Bel dan de brandweer. Doe dat niet via 112 (dat nummer is echt alleen voor levensbedreigende situaties), maar via 0900-0904.

Lees ook: Schutting omvergeblazen? Zo herstel je hem

©Robertvt

Stormschade voorkomen

Er zijn gelukkig allerlei manieren om je huis beter stormbestendig te maken. Controleer dakpannen en goten regelmatig. Houd muren en schilderwerk in goede staat. Snoei bomen preventief voor het stormseizoen. Zet losse objecten in de tuin vast of berg ze tijdelijk op in de schuur of garage. Daarmee verklein je bij een volgende storm de kans op schade.

Lees ook:Zo maak je je dakgoot schoon

©Budimir Jevtic

Stappenplan stormschade melden

Heb je schade, neem dan zo snel mogelijk contact op met je verzekeraar. Dat kan meestal via de app en online, maar vaak kun je vanaf de website van je verzekeraar ook een papieren schadeformulier downloaden. Als je stormschade hebt aan je woning of bezittingen, is het voor de verzekering belangrijk om een duidelijk en gedetailleerd overzicht te hebben van de schade. Hier zijn de stappen die je moet volgen:

1. Fotografeer of film de schade

Zorg dat je foto's of video's maakt van alle schade voordat je iets opruimt of repareert. Dit geeft de verzekering een goed beeld van de impact van de storm.

2. Maak een lijst

Noteer alle beschadigde items en beschrijf de schade per item.

3. Bewaar beschadigde items

Gooi niets weg voordat de verzekering het heeft kunnen zien, tenzij het een gevaar oplevert voor de veiligheid.

4. Documenteer aankoopbewijzen

Als je deze hebt, voeg dan aankoopbewijzen of facturen toe van de beschadigde items om de waarde ervan aan te tonen.

5. Houd reparatiekosten bij

Als je noodreparaties moet uitvoeren, bewaar dan de bonnen en facturen van deze reparaties. Bel wel eerst met de verzekeraar: vaak kunnen zij zorgen dat er voor noodreparaties zo snel mogelijk iemand komt.

6. Contactinformatie van getuigen

Als buren of voorbijgangers schade hebben gezien, noteer dan hun contactgegevens. Zij kunnen eventueel je claim ondersteunen.

7. Datum, tijd en weer

Noteer de datum en de tijd (zo precies mogelijk) waarop de schade is ontstaan. Je kunt dan makkelijker aantonen dat het inderdaad tijdens een zware storm was, waardoor je claim meer kans maakt.

8. Correspondentie:

Bewaar een kopie van alle correspondentie met je verzekeraar, inclusief e-mails en brieven.

Vraag een offerte aan voor aannemers: