ID.nl logo
Maak je draadloze netwerk stabieler en sneller
© PXimport
Huis

Maak je draadloze netwerk stabieler en sneller

Het draadloos netwerk is een ongekend succes. Helaas is het niet zo stabiel als een bekabeld netwerk en zeker niet zo snel als routerfabrikanten ons beloven. Met een paar eenvoudige aanpassingen kun je echter veel verbeteren. Ook het onzichtbare wifi laat zich namelijk prima optimaliseren.

Tip 01: Access-point

Optimaliseren begint bij de bestaande infrastructuur. Als je weet wat die kan, kun je soms met een paar kleine aanpassingen al winst boeken. Start de browser en ga naar de configuratiepagina van je router door het IP-adres daarvan in de adresbalk te typen. Druk op Enter.

Log in met de gebruikersnaam en het wachtwoord. Meestal bevat een router ook een draadloos access-point, dat is de zender/ontvanger van het draadloos netwerk. Zoek daarom naar het onderdeel Draadloos of WLAN of Wi-Fi. Kijk bij de instellingen welke protocollen worden ondersteund.

In volgorde van oplopende snelheid zijn dat 802.11a, b, g, n of ac. Kijk ook of je router alleen de 2,4GHz-band ondersteunt of ook de 5GHz-band. En of het een zogeheten dualband-router is die gelijktijdig twee netwerken kan onderhouden, één in de 2,4GHz- en één in de 5GHz-band.

©PXimport

Tip 01 Weet je niet precies wat je router allemaal kan, log dan eens in op de webinterface en grasduin in de mogelijkheden.

Tip 02: Plaatsing

Voor het gebruik zijn de twee belangrijkste kenmerken van een draadloos netwerk de snelheid en de reikwijdte. Deze twee zijn met elkaar verbonden. Staat een apparaat dat het draadloos netwerk gebruikt verder van een access-point af, dan neemt de signaalsterkte af en dalen ook snelheid en stabiliteit van de verbinding. Apparaten die dus een goede verbinding nodig hebben, zet je liefst zo dicht mogelijk bij een access-point.

Muren en plafonds hinderen het draadloos signaal. Ze blokkeren het en absorberen het. Ook al staat een apparaat aan de andere kant van de muur waar het access-point staat, dan toch kan de kwaliteit van het signaal al tekort schieten. De muur verwijderen is geen optie, het access-point verplaatsen soms wel. Door de router te draaien of een paar centimeter te verschuiven, kun je al een flinke verbetering van het signaal bereiken.

Andere trucs zijn de router rechtop te zetten wanneer die ligt of juist andersom. Of wanneer de router over externe antennes beschikt, deze anders te richten.

©PXimport

Tip 02 Beschikt je router zoals deze ASUS RT-AC68U over echte antennes, dan kun je door deze anders te richten een flinke verhoging van de wifi-snelheid bereiken.

Tip 03: Bekabelen

Behalve dat de afstand tot een access-point de snelheid van wifi beïnvloedt, doet het aantal apparaten dat ook. Wifi is namelijk een gedeeld medium. Zodra er meer dan één apparaat het wifi-netwerk gebruikt, delen zij de beschikbare snelheid.

Dit is volledig anders dan bij een bekabeld netwerk waar elk apparaat de maximale (interne) netwerksnelheid heeft en dit ook niet verandert wanneer er apparaten bijkomen of afvallen. Door het aantal apparaten dat het draadloos netwerk gebruikt te verminderen, kun je extra snelheid boeken. Kijk rond in huis welke apparaten via wifi verbonden zijn, terwijl ze eigenlijk altijd op dezelfde plaats staan en ook over een vaste netwerkaansluiting beschikken. Denk hierbij aan een smart-tv, mediaspeler en een NAS.

Probeer zoveel mogelijk van die apparaten op het bekabelde netwerk aan te sluiten. Verbindt ze met een goede netwerkkabel met een van de LAN-poorten op de router of op een aparte switch. Schakel in het apparaat de draadloze netwerkverbinding ook echt uit zodat zeker is dat het apparaat alleen nog de netwerkkabel gebruikt. Moet hiervoor een netwerkkabel dwars door de kamer worden gelegd, ga dan bijvoorbeeld onderlangs door de kruipruimte of werk de kabel weg in een holle plint.

Een andere mogelijkheid is een Powerline-setje te gebruiken om het netwerksignaal via het stopcontact bij het apparaat te krijgen.

©PXimport

Tip 03 De 1000 megabit per seconde Full Duplex van een bekabeld netwerk is een snelheid die draadloos alleen in theorie haalbaar is.

Tip 04: Oude standaarden

Andere 'vervuilers' van wifi zijn apparaten die alleen een oude standaard ondersteunen. Zeker oudere type routers hebben het moeilijk wanneer zij meerdere standaarden naast elkaar uitvoeren, de zogeheten mixed modus. Beter is het zo'n router in modus 'N Only' of bij een nog ouder model in modus 'G Only' te zetten.

De eerste mogelijkheid is apparaten die alleen de oude standaard ondersteunen over te zetten naar een kabelverbinding. Voor niet-Windows-apparaten is dat vaak de enige mogelijkheid. Windows-pc's en notebooks profiteren van de mogelijkheid via een driver nieuwe hardware te ondersteunen. Pc's en notebooks kunnen middels een wifi-adapter in usb-formaat worden geüpdatet naar nieuwere wifi-standaarden. De pc of notebook wordt dan zelf sneller.

Minstens zo belangrijk is dat wanneer er geen apparaten meer zijn die nog 802.11g nodig hebben, deze standaard op de router uitgeschakeld kan worden. Hierdoor wordt de kwaliteit van het wifi-signaal beter en de snelheid van het netwerk wordt hoger.

©PXimport

Tip 04 Pc's en notebooks zijn relatief gemakkelijk te upgraden doordat er voor Windows vaak ruim drivers worden meegeleverd.

Tip 05: Een nieuwe router

Ondersteunen je apparaten wel nieuwere standaarden dan 802.11g, maar je router niet, dan is een nieuwe router onvermijdelijk. De 802.11g-standaard is te langzaam om bijvoorbeeld muziek en HD-films te streamen.

Sinds de introductie van 802.11g in 2003 zijn er belangrijke verbeteringen in de draadloze netwerktechniek doorgevoerd zowel voor snelheid, stabiliteit als beveiliging. De keuze voor dit moment is tussen 802.11n (de bewezen standaard) en 802.11ac (de nieuwe standaard). Belangrijk is dat de apparaten in het netwerk in elk geval een van deze standaarden ondersteunen.

De kans dat je computers en smartphones 802.11ac ondersteunen is bijna nul, die voor Apple-apparaten zoals iPad en iPhone zelfs helemaal nul. Toch kan het interessant zijn om een AC-router te nemen, immers: ze presteren goed, ondersteunen gelijktijdig de 2,4GHz- en de 5GHz-band en zijn voorbereid op de toekomst. Een goede opties zijn bijvoorbeeld de ASUS RT-AC68U of Sitecom X8 AC1750, twee AC-routers die goed uit verschillende tests kwamen.

Kies hoe dan ook voor een dualband-router die parallel de 2,4Ghz- en de 5GHz-band kan gebruiken.

©PXimport

Tip 05 Als een verouderde router de bottleneck is van het wifi-netwerk, dan is een nieuwe 802.11n- of 802.11ac-router de beste investering.

Tip 06: 80211n of 802.11ac?

802.11ac is de nieuwste wifi-standaard en de opvolger van 802.11n. 802.11ac moet natuurlijk sneller zijn dan zijn voorganger en doet dat door uitsluitend de 5GHz-band te gebruiken. 802.11n kan maar drie kanalen gebruiken in de 2,4GHz-band, 802.11ac heeft in de 5GHz-band tot 23 van die kanalen ter beschikking. Bovendien kan 802.11ac acht kanalen bundelen tot één datastroom, in 802.11n maar drie.

Is 802.11ac daarom automatisch altijd de beste keuze? Nee, zeker niet. De 5GHz-band is veel gevoeliger voor muren en plafonds dan de 2,4GHz-band, waardoor een 802.11ac-router in principe een minder goed bereik heeft dan een 802.11n-router. Tenzij de fabrikant investeert in zwaardere antennes of 'beamforming' toevoegt. Bij beamforming bepalen access-point en netwerkapparaat samen de beste verbindingskwaliteit. Deze functie is echter optioneel en zal door de complexiteit ervan in veel 802.11ac-access-points juist ontbreken.

Verder is de 802.11n-standaard van nu niet meer dezelfde 802.11n-standaard van de introductie. De eerste 802.11n-routers werkten enkel op de 2,4GHz-band en met maar één van de eerder genoemde kanalen per datastroom, de nieuwere 802.11n-routers zijn dualband en ondersteunen zowel de 2,4GHz als de 5GHz-band en tot drie datastromen. Doordat 802.11n eerder compatibel zal zijn met de apparaten in je netwerk en mogelijk een beter bereik heeft, kan het in bepaalde gevallen ook een goede keuze zijn.

Beveiliging

Beveiliging is geen direct onderdeel van optimalisatie. Toch is het te belangrijk om buiten beschouwing te laten. De beveiliging van het draadloos netwerk begint met het veranderen van het standaardwachtwoord van de router. Sommige routers behandelen dit tijdens de installatie als stap in de wizard, andere niet.

Log dan in op de webinterface van de router en kijk naar Instellingen / Wachtwoord router of Gebruikersbeheer / Admin-wachtwoord. Vaak is er geen ander beheerdersaccount mogelijk dan de 'admin', dus zet er een goed en moeilijk wachtwoord op. Belangrijk is ook dat je het beheer vanaf internet uitschakelt en liefst ook beheer via wifi. In router-termen is dat vaak Disable webaccess from WAN/WLAN of beperk de beheertoegang tot één specifiek IP-adres.

Kies tot slot bij de draadloze netwerken voor WPA2-Personal met AES-encryptie als beveiliging en typ ook daar een sterk wachtwoord als encryptiesleutel.

Tip 07: Signaal verlengen

Wil je het signaal van het draadloos netwerk verlengen tot een plek in huis of tuin waar nu geen goede ontvangst is, dan kun je kiezen voor een range-extender (ook wel wifi-genoemd). Zo'n extender pakt het signaal op en stuurt het weer door. Daarbij wordt het signaal weer versterkt, waardoor het verder komt dan het signaal van het basisstation.

©PXimport

Tip 07 Met een programma als InSSIDer kun je een goede plaats bepalen om een range-extender te plaatsen.

Een extender heeft om zijn werk goed te kunnen doen, zelf ook een behoorlijk goed signaal nodig. Plaats de extender daarom niet aan de rand van het netwerk waar het oorspronkelijke signaal al zwak is, maar zoek een plek in de richting van waar je het netwerk naartoe wil uitbreiden, maar waar het signaal nog voldoende krachtig is. Een programma zoals InSSIDer helpt daarbij. Download de pc-versie. Nog handiger is de versie voor tablet of smartphone uit een app-store te halen.

©PXimport

Tip 07 Om het bereik van het wifi-signaal te vergroten gebruik je een wifi-extender.

Start InSSIDer en selecteer het netwerk dat je wil observeren. Kies voor I am optimizing this network. Op het tabblad 2,4GHz of 5GHz zie je de netwerken en hun sterkte grafisch weergegeven. Hoe hoger een staaf in de diagram, hoe sterker het signaal. Ook kun je kijken op het tabblad Networks. Je ziet van elk netwerk de sterkte. Door nu met de tablet of smartphone rond te lopen in de richting van waar je de extender wil plaatsen, kun je de plek zoeken waar het signaal nog goed genoeg is voor de extender.

©PXimport

Tip 07 Het uitgerekte netwerk krijgt dezelfde beveiliging als het netwerk op het access-point.

Tip 08: Extender is trager

Elke range-extender is onderdeel van het draadloze netwerk dat het verlengt. Binnen een draadloos netwerk mag altijd maar één apparaat zenden. Wanneer een netwerkpakketje van de router naar een tablet wordt verstuurd die verbonden is via de extender, dan gaat dit langzamer dan wanneer de tablet direct met de router verbonden is.

Zolang de extender datapakketjes stuurt naar de tablet, moet de router namelijk wachten tot het zenden van de extender klaar is. Een wifi-extender is daardoor altijd de helft langzamer dan de snelheid van het netwerk dat het versterkt. Behalve wanneer de extender voor het zenden en ontvangen gescheiden banden gebruikt: bijvoorbeeld wanneer het met de 2,4GHz-band onderdeel is van het eigenlijke netwerk en via de 5GHz-band communiceert met de pc's en tablets. Dit heet 'cross-band' en nog maar weinig range-extenders bieden dit aan.

Een voorbeeld van een extender die dit wel ondersteunt, is de Netgear WN2500RP.

Tip 09: Extra access-point

Een goed alternatief voor een extender is een tweede access-point. Daar kun je een oude router voor gebruiken. Mogelijk heeft die een mogelijkheid om alleen als access-point te fungeren. Maar wat altijd werkt, is een router-routerkoppeling maken. Je verbindt dan een oude router met een netwerkkabel met een LAN-poort van de nieuwe router. Daarna configureer je op die oude router een nieuwe IP-reeks en een eigen draadloos netwerk.

Ga als volgt te werk, maar let op: het kan zijn dat menu-items in je router net wat anders heten. Het is soms even zoeken. Sluit de oude router aan op het stroomnet, maar nog niet op het netwerk. Schakel de router in en wacht tot deze volledig is opgestart. Sluit dan een pc aan op één van de LAN-poorten van de oude router. Start je browser en log in op de oude router. Ga naar de instellingen voor de Internetverbinding en kies daar voor Automatische configuratie (DHCP). Ga dan naar de instellingen voor het Lokale netwerk of LAN. Hier configureer je als IP-adres router een ander adres (!) dan je in je thuisnetwerk gebruikt.

Bijvoorbeeld, gebruikt je thuisnetwerk de reeks 192.168.0.1 tot en met 192.168.0.254, dan gebruik je hier bijvoorbeeld 192.168.1.1. Ook pas je de reeks aan die de oude router gebruikt voor zijn DHCP-server. Die moet dan in de reeks van 192.168.1.1 tot en met 192.168.1.254 liggen, bijvoorbeeld 192.168.1.100 tot en met 192.168.1.150.

©PXimport

Tip 09 Zet de internetverbinding naar DHCP en configureer voor het nieuwe netwerk een eigen reeks.

Tip 10: Aparte wifi-naam

We gaan verder vanaf de vorige tip: log uit van de webinterface van de oude router. Start de pc opnieuw op. Controleer of je internetverbinding hebt. Dat zou nu moeten werken. Log dan weer in met je browser op de webinterface van de oude router.

Ga naar de instellingen voor Beveiliging en schakel de firewall Uit. Hiermee zorg je ervoor dat de twee netwerken in je huis optimaal samen gebruikt kunnen worden. Ga dan naar het onderdeel Draadloos en configureer hier een tweede draadloos netwerk. Geef het een andere naam, vermeld in de naam bijvoorbeeld het protocol dat dit netwerk gebruikt, bijvoorbeeld ZolderG. Dankzij de naam weet je voortaan dat je op zolder het oudere netwerk gebruikt, trager maar wel met een goede verbinding. Configureer het draadloos netwerk verder precies zoals je gewend bent, met alle verdere beveiligingsmaatregelen.

Je kunt de MAC-filtering gebruiken om nieuwere apparaten die je niet met deze tragere oude router wil verbinden, uit te sluiten door hun MAC-adres niet op te nemen in de lijst met toegestane apparaten.

©PXimport

Tip 10 Configureer op de oude router aparte draadloze netwerken met een duidelijk herkenbare naam.

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.

▼ Volgende artikel
⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping
© Olga Yastremska, New Africa, Africa Studio
Huis

⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping

Vooral in de zomer is het vaak raak: code geel of code oranje wegens onweer. Weet jij wat je wél en juist níet moet doen als er een onweersbui nadert? Thuis kun je veel risico's beperken, maar juist buitenshuis – en zeker op de camping – is het opletten geblazen. In dit artikel lees je hoe je jezelf en anderen beschermt, of je nu binnen, buiten of aan het kamperen bent.


In het kort:

⚡ Onweer & thuis ⚡ Onweer & buiten ⚡ Onweer en kamperen: 🏕️ Tent 🚐 Caravan

Lees ook: Regen, regen en nog eens regen … zo voorkom je wateroverlast

Thuis tijdens onweer: veilig, maar niet zonder risico's

In huis ben je relatief goed beschermd tegen blikseminslag, zeker als het gebouw voorzien is van een goede bliksemafleider. Toch zijn er een paar voorzorgsmaatregelen die je serieus moet nemen. Gebruik bij onweer liever geen apparaten die verbonden zijn met het stroomnet of met leidingen. Denk aan de wasmachine, een vaste telefoon of een bedrade computer. Bliksem kiest daarbij meestal de makkelijkste route naar de grond, en dat zijn vaak metalen onderdelen in huis zoals koperdraden of waterleidingen.

Trek bij voorkeur de stekkers uit het stopcontact van kwetsbare apparatuur zoals computers, tv's of de router. Een stekkerdoos met overspanningsbeveiliging biedt wel wat bescherming, maar niet bij een directe inslag. Ga liever ook niet douchen of in bad, want waterleidingen kunnen de elektrische spanning van een blikseminslag geleiden.

Ramen kun je gewoon dicht houden, en als je wilt kijken naar het natuurgeweld, doe dat dan vanaf een veilige plek binnenshuis. Zorg dat huisdieren binnen zijn en zet het alarmsysteem even uit als dat storingsgevoelig is bij blikseminslag.

Buiten bij onweer: voorkom dat je zelf bliksemafleider bent

Ben je onderweg of buiten als het begint te donderen, dan is het zaak om snel te handelen.

Onthoud: als je de bliksem ziet en binnen 10 seconden de donder hoort, zit je binnen de gevarenzone. Zoek dan zo snel mogelijk een veilige schuilplek.

De veiligste plek is een gebouw met muren en een dak – bijvoorbeeld een winkel, huis of station. Een auto met metalen carrosserie is ook een prima optie. Die werkt als een kooi van Faraday en geleidt de stroom om je heen in plaats van door je heen.

Vermijd tijdens onweer open velden zoals weilanden of sportterreinen, want daar ben je letterlijk het hoogste punt. Ook hooggelegen plekken zoals duinen of heuveltoppen vormen een risico. Zoek geen beschutting onder een boom die in z'n eentje op een veld staat – dat is juist een bliksemmagneet. Blijf verder uit de buurt van metalen objecten zoals hekken, masten of fietsen, en houd afstand van water – of dat nu een meer, sloot of zwembad is.

Kun je nergens heen? Maak jezelf dan zo klein mogelijk: hurk neer op je voetzolen, houd je voeten tegen elkaar en wikkel je armen om je knieën. Ga niet liggen; zo vergroot je je contactoppervlak met de grond, wat het risico op aardstroom vergroot.

©ID.nl

Kamperen met onweer: extra opletten in tent of caravan

Kamperen geeft een gevoel van vrijheid, maar bij onweer ben je juist extra kwetsbaar. Een tent biedt geen enkele bescherming tegen bliksem, hoe stevig het doek ook is. Het metalen frame vergroot het risico juist, vooral als je op een open veld kampeert of vlak bij een losse boom staat.

Als er onweer op komst is, zoek dan zo snel mogelijk een veilig onderkomen. Een stenen sanitairgebouw, de receptie of je auto bieden veel meer bescherming dan een tent. Zit je in een camper of caravan met een metalen buitenkant? Dan ben je redelijk veilig, mits je ramen en deuren gesloten houdt en geen contact maakt met metalen delen. Stacaravans met een houten of kunststof omhulsel bieden die bescherming niet: het klopt dat ze geen stroom geleiden, maar ze voeren die ook niet af. Daardoor kan een blikseminslag via leidingen of metalen onderdelen binnen alsnog gevaarlijk uitpakken. Tijdens onweer blijf je dus beter uit de buurt van dat soort constructies.

Laat ook je elektronische spullen niet in de tent of aan opladers zitten. Berg ze los op, zonder kabels of contact met de grond.

Staan er bomen op de camping? Zorg dat je tent daar niet direct onder staat. Bij inslag kunnen takken afbreken of kan de bliksem via de wortels naar de grond doorslaan. Ook op campings in de bergen of aan open water is het risico op blikseminslag extra hoog – check bij aankomst wat de aanbevolen schuilplaatsen zijn.

En hoe zit het met de tentstokken?

Metalen tentstokken zijn niet per definitie gevaarlijk, maar ze kunnen wel extra risico opleveren bij onweer. Omdat tenten vrijwel altijd met metalen haringen in de grond staan, is er al snel sprake van een geleidende verbinding met de bodem. Bij een blikseminslag kan de stroom zich dan via het frame en de haringen verspreiden, met risico voor wie zich in de tent bevindt. Daarom blijft het advies: verlaat bij onweer de tent en zoek een écht veilige plek op.

Tot slot: een goede voorbereiding helpt

Kijk altijd naar de weersvoorspelling voordat je op pad gaat. Veel weerapps geven een melding bij onweerskansen, vaak met een tijdsindicatie en locatie. Op de camping is het handig om bij aankomst al te weten waar je naartoe kunt bij slecht weer.

Zorg ook dat je zaklamp, powerbank en radio of noodaccu paraat hebt als je kampeert, voor het geval de stroom uitvalt. En vooral: blijf rustig. Onweer is gevaarlijk, maar met de juiste kennis en voorzorgsmaatregelen voorkom je ongelukken.

🔦 Voor als de stroom uitvalt

Licht in de duisternis!