ID.nl logo
In 10 stappen overal snel internet
© Reshift Digital
Huis

In 10 stappen overal snel internet

Draadloos internet is inmiddels zozeer de norm dat we de nadelen ervan graag vergeten. Maar wifi heeft een aantal onmiskenbare zwaktes die maar moeilijk op te lossen zijn, hoezeer de producenten van routers en accesspoints hun best ook doen. Heb je genoeg van de vaak matige dekking, lage snelheid en moeizame beveiliging, gebruik dan een van de beschikbare alternatieven om wel overal in en om het huis veilig en snel internet te krijgen.

Snelheid, stabiliteit, veiligheid en bereik zijn belangrijke kwaliteiten waaraan een draadloos netwerk moet voldoen. De eerste generaties wifi-routers scoorden eigenlijk op al deze punten slecht, maar tegenwoordig zijn de routers flink verbeterd. Het bereik blijft echter een zwak punt en elk huis heeft wel plekken waar geen of nauwelijks ontvangst is. Routerfabrikanten zetten daarom nu massaal in op mesh-techniek waarbij je met meerdere, intelligent samenwerkende stations een volledige dekking bereikt. De eerste resultaten zijn best goed, maar perfect zijn ze nog niet. Bovendien moet je om met mesh-techniek te beginnen, alle bestaande netwerkspullen vervangen en dat kan aardig in de papieren lopen. Gelukkig zijn er ook alternatieven waarmee je ook overal in huis een goede netwerkverbinding krijgt. In deze how to gaan we aan de slag met de simpelste oplossingen.

01 Good old … netwerkkabel

Voor smartphones en tablets is wifi de enige mogelijkheid om verbinding met het thuisnetwerk te maken, voor veel andere apparaten zoals pc’s, gameconsoles en smart-tv’s geldt dat niet. Deze apparaten worden meestal gemakshalve via wifi aangesloten, maar kunnen vaak ook via een netwerkkabel worden verbonden. Een actie waar bovendien ook de wifi van profiteert, want minder gebruikers maakt het draadloze netwerk sneller. En het mooie is: alles dat je hiervoor nodig hebt, is meestal gewoon in huis aanwezig. Voor elk apparaat dat je wilt overzetten naar een eigen netwerkaansluiting, heb je een vrije netwerkaansluiting op je router of switch, en een netwerkkabel nodig.

©PXimport

02 Over kabels

Netwerkkabels kun je bij elke computer- of doe-het-zelf-winkel kopen. Let wel op, er zijn veel verschillende kabels met heel uiteenlopende prijzen. Netwerkkabels worden gemaakt volgens bepaalde specificaties die verschillende snelheden ondersteunen. De meest gangbare kabel is de cat5e- of cat6-kabel. Beide ondersteunen snelheden tot 1000 Mbit/s (gigabit) maar cat 6 kan in theorie nog sneller en is op korte afstanden ook geschikt voor 10 Gbit/s. Wil je echt voorbereid zijn op 10 Gbit/s, dan kun je overigens beter het duurdere cat 6a kiezen. Voor thuis is cat 5e vooralsnog voldoende.

Een ander aspect om rekening mee te houden is het type kabel, waarbij je kunt kiezen tussen een vaste (solid) of soepele (stranded) kern. Gebruik je een kabel om een verbinding te maken naar een apparaat zelf, dan is een soepele kabel het handigste. Patchkabels met aan beide kanten een stekkertje zijn overigens altijd soepel. Werk je de kabel weg in de muur of achter een plint en monteer je die af op een wandcontactdoosje of patchpaneel, dan heb je een kabel met vaste kern nodig. Zo’n kabel koop je doorgaans op een rol en knip je zelf op lengte.

©PXimport

03 Verbinding maken

Om verbinding met het netwerk te maken, steek je de ene kant van de kabel in een vrije poort op de router en de andere in het aan te sluiten apparaat. Na een paar seconden is de verbinding actief en is het apparaat online. Blijft het apparaat de oude verbinding gebruiken, dan moet je de omschakeling naar de netwerkkabel forceren door de wifi-functie uit te schakelen. Sommige apparaten hebben een schakelaar om de wifi-functie uit te zetten, maar meestal moet je even in de configuratie duiken. De manier waarop verschilt per apparaat. Is de optie onvindbaar, dan kun je nog proberen de draadloze netwerkkaart van het apparaat op de router te blokkeren. Dit kan door op het wifi-netwerk de zogeheten mac-filtering in te schakelen. Elke netwerkkaart heeft een uniek mac-adres, dat er bijvoorbeeld uitziet als 00:1C:6F:E2:21:D6. Noteer het mac-adres van de wifi-netwerkkaart op een papiertje. Log dan in op de router en zoek de opties voor het draadloos netwerk. Klik op een optie als Beveiliging / Mac-filtering. Zet het mac-adres in de lijst met mac-adressen en kies ervoor het apparaat met dat adres te blokkeren. Misschien schakelt het apparaat nu over op de netwerkkabel, maar het kan ook dat de verbinding geheel wegvalt. Check dan of je netwerkkabel goed is (zie ook het kader ‘Stekkertje uit de muur’)

©PXimport

04 Langere kabels?

De plekken met slecht wifi zijn vaak ook de uithoeken van het huis. Om daar een netwerkkabel naartoe te krijgen is lastig, maar niet onmogelijk. Belangrijk is dat je goed nadenkt over de beste route voor de kabel. Moet deze echt naar een andere hoek, kijk dan of je de netwerkkabel achter een plint kunt wegleggen. Voor een verbinding naar een andere verdieping is het misschien mogelijk de kabel met een trekveer door een al bestaande buis te trekken. Voor echt lange verbindingen kun je de kabel door de kruipruimte van het huis trekken. Zorg er in alle gevallen voor dat de kabel bij de aanleg niet beschadigd raakt en geen scherpe bochten maakt. Elke knik heeft negatieve impact op de kwaliteit en snelheid van het signaal. Komt de kabel onder het huis door, leg deze dan in een waterdichte pvc-buis om de invloed van kou en water te beperken. Je monteert de kabel met vaste kern af op een wandcontactdoosje of patchpanel. Hier lees je hoe dat moet.

©PXimport

Stekkertje uit de muur

Het beste en netste zijn netwerkkabels met een vaste kern in de muur, die je afmonteert op wandcontactdoosjes. Wil je kosten besparen, dan kun je eventueel ook een soepele kabel gebruiken waar je stekkertjes op zet. Moet een kabel die al voorzien is van stekkers door een buis of gat in de muur, knip dan één van de stekkers eraf. Trek vervolgens de kabel naar de juiste plek en zet er een nieuwe stekker aan. Dit laatste is niet moeilijk, maar wel even iets om goed uit te voeren. Een foute aansluiting zorgt er namelijk voor dat de verbinding of niet werkt of veel stoort. Om een nieuwe connector aan een netwerkkabel te zetten, heb je een nieuwe utp-stekker en een utp-tang nodig. Zet de twee mesjes die op bijna elke utp-tang zitten op het omhulsel van de kabel en snijd dit ronddraaiend door. Verwijder het omhulsel. Je ziet nu verschillende gekleurde draden. Deze hoef je niet te strippen (!) maar moet je alleen netjes recht drukken en naast elkaar leggen. De juiste volgorde is belangrijk, van links naar rechts: oranje/wit, oranje, groen/wit, blauw, blauw/wit, groen, bruin/wit, bruin. Knip de draden nu op ongeveer een centimeter van het einde van het omhulsel, recht af. Schuif de stekker over de draden, zodat elk op de juiste volgorde in de hoesjes in de stekker schuift. Dit is best lastig en vereist soms meerdere pogingen. Zit alles goed, zet dan de utp-tang op de stekker en knijp deze goed samen. De kabel is weer klaar voor gebruik. Hier lees je meer over het knijpen van een stekkertje op een netwerkkabel.

05 Geen poorten vrij

Zijn er niet voldoende lan-poorten vrij op de router om alle apparaten aan te sluiten, breid je netwerk dan uit met een switch. Op een switch kun je meerdere apparaten aansluiten. Er zijn switches met vier, acht of nog meer poorten. Koop altijd een gigabit-switch, alleen dan geniet je van maximale snelheid. Haal een van de apparaten die direct op een lan-poort van de router is aangesloten los en steek een nieuwe kabel in de router. Steek het andere einde van de kabel in een van de poorten van de switch en daarna steek je de kabel die je losmaakte van de router in een andere poort op de switch. Vervolgens kun je net zoveel andere apparaten aansluiten op de switch als er vrije poorten zijn. Zet de switch op een slimme plek. Staan ergens veel apparaten bij elkaar, zet dan daar de switch neer en verbind al die apparaten met de switch. Je hoeft dan maar één kabel naar de router te trekken. De meeste switches zijn ‘unmanaged’ en kun je aanschaffen voor een paar tientjes. Sommige duurdere switches zijn ‘managed’ en hebben een webinterface waarin je nog instellingen kunt configureren. Voor een normaal thuisnetwerk is dat doorgaans niet nodig.

©PXimport

06 Via het stopcontact

Helaas is het niet altijd praktisch om een netwerkkabel te trekken naar alle plekken waar het wifi-netwerk niet voldoet. Voor deze plekken moet je een alternatieve techniek gebruiken. De bekendste is powerline. Powerline is een techniek die de elektriciteitsbekabeling tussen de stopcontacten in huis gebruikt om een netwerkverbinding te maken. Anders dan bij een router of switch, heb je bij powerline altijd twee adapters nodig. De eerste verbind je met de router en steek je daarna in het stopcontact. De tweede steek je in het stopcontact op de plek waar je een beter netwerk nodig hebt. Op die laatste sluit je dan een apparaat of wifi-accesspoint aan. Je kunt het powerline-netwerk uitbreiden met extra adapters en zo overal in huis waar een stopcontact zit eenvoudig een snelle netwerkverbinding maken.

©PXimport

07 Waarop letten

Behalve het type adapter (met of zonder stopcontact en met of zonder wifi-accesspoint), zijn er nog wel meer kenmerken om bij de aanschaf van een powerline-adapter op te letten. De belangrijkste is de snelheid. Powerline is de afgelopen jaren stapsgewijs steeds sneller geworden. Het snelst zijn de adapters met de HomePlug AV2-standaard die een theoretische bandbreedte tot 1200 Mbit/s of 2000 Mbit/s hebben. De minder snelle modellen hebben een maximumsnelheid van 1000, 600, 500 of 200 Mbit/s. Binnen HomePlug AV2 zijn er twee typen: er is HomePlug AV2 siso en HomePlug AV2 mimo. Mimo is hiervan de snelste maar ook de duurste en wordt afhankelijk van de chipsetfabrikant op de markt gezet als 1200 of 2000 Mbit/s. Een mimo-adapter gebruikt, anders dan een siso-adapter, ook de randaarde van het elektriciteitsnetwerk en kan daardoor twee dataverbindingen opzetten. In de praktijk halen de beste siso-adapters zo’n 190 Mbit/s onder goede omstandigheden terwijl de mimo-adapters zo’n 270 Mbit/s halen. In minder goede omstandigheden daalt dit voor beide typen adapters al snel tot 100 Mbit/s of minder.

Heb je nog geen powerline-adapters, koop dan liefst een set met de recente AV2-standaard. Een duurdere mimo-set loont alleen wanneer de stopcontacten randaarde hebben.

©PXimport

08 Powerline installeren

De verbinding tussen twee powerline-adapters wordt automatisch opgezet, wat het installeren van powerline erg eenvoudig maakt. Begin met de adapter bij de router. Steek een netwerkkabel in een vrije lan-poort van de router en de andere zijde in de netwerkpoort op de powerline-adapter. Steek daarna de adapter in het stopcontact. Loop dan naar de andere plek in huis waar je het netwerk ‘wilt oppakken’ en steek daar de tweede adapter in het stopcontact. Op de meeste powerline-adapters zitten een of meerdere led-lampjes die een indicatie geven van de status van de onderlinge verbinding tussen de powerline-adapters en soms ook die van het computernetwerk. Kort nadat de tweede adapter is geplaatst, moet de led voor het powerline-netwerk aan gaan of groen kleuren. Zodra je ook in de tweede adapter een netwerkkabel steekt en deze verbindt met een computer of ander apparaat, moet dan ook de tweede led opblinken of groen kleuren.

©PXimport

09 Powerline beveiligen

De enige stap die je nadat de verbinding is gemaakt nog kunt uitvoeren, is het beveiligen van de verbinding. HomePlug AV biedt de mogelijkheid al het netwerkverkeer te versleutelen. Daarmee voorkom je dat iemand door alleen een extra adapter in een stopcontact te steken, al het netwerkverkeer kan afluisteren. De meeste powerline-adapters bieden een knop om de beveiliging te activeren. Die knop moet dan op elk apparaat binnen een bepaalde tijd van elkaar ingedrukt worden. Steeds meer merken leveren ook software met de adapters mee waarin je de adapter kunt configureren en waarin je ook de beveiliging kunt instellen. Dit is altijd pas mogelijk nadat de adapters op de hiervoor beschreven manier in de stopcontacten zijn aangesloten. Zorg ervoor dat je de beveiliging pas inschakelt wanneer het powerline-netwerk goed werkt en alle adapters in het netwerk zijn opgenomen. Te vroeg op de beveiligingsknop drukken zorgt er juist voor dat die adapter voor de andere onbereikbaar wordt. Een reset naar de fabrieksinstellingen is dan nodig om de adapter weer te kunnen laten communiceren met de andere adapters.

©PXimport

Fasesprong

Powerline-adapters gebruiken het stroomnet voor het transporteren van gegevens. Daarvoor is dat netwerk niet gemaakt, en het kan dan ook niet anders dan dat er obstakels zijn om te overwinnen. Een belangrijke hindernis is het aantal fasen in een stroomnet. Lange tijd lukte het powerline-adapters niet om het signaal van de ene fase in de andere te krijgen. Daardoor was het altijd onvoorspelbaar of een verbinding ook echt tot stand zou komen. De nieuwste powerline-adapters hebben een extra techniek aan boord waarmee ze de zogeheten fasesprong kunnen maken. Die adapters zijn vooral aan te bevelen in nieuwe huizen die vaak standaard van meerdere fasen zijn voorzien.

10 Via de televisiekabel

MoCA is een techniek die veel lijkt op powerline, alleen gebruikt MoCA niet het stroomnet maar een al in huis aanwezige televisiekabel. Net als bij powerline heb je ook bij MoCA minimaal twee adapters nodig. De eerste plaats je liefst dicht bij de router. Op elke adapter zit een coaxingang, coaxuitgang en een netwerkaansluiting waarmee je de adapter met de router verbindt. Nadat je de adapter volgens het meegeleverde schema hebt aangesloten, herhaal je deze stappen op de plek waar je het netwerksignaal wilt gebruiken maar nu verbind je de netwerkaansluiting niet met de router maar met het apparaat dat daar staat. Na een paar minuten zullen de leds op de adapters aangeven dat de verbinding is gemaakt en kun je behalve televisiekijken ook internetten via de coax-kabel. De nieuwste Moka32-adapters van Hirschmann beloven een snelheid van 400 Mbit/sec, die je in de praktijk ook echt haalt. Het is bij Hirschmanns adapters niet mogelijk het MoCA-signaal te versleutelen. Volgens de leverancier blijft het signaal echter altijd binnen het eigen huis.

©PXimport

Repeater of router

Behalve dat je de genoemde alternatieven kunt gebruiken om op de plekken waar het wifi-netwerk geen of maar slechte dekking heeft, een snelle bekabelde verbinding te realiseren, kun je met die bedrade verbinding natuurlijk ook op die plek weer een beter wifi-signaal in de lucht brengen. De resultaten die je dan haalt, zijn veel beter dan wat je met een wifi-repeater bereikt, nog los van andere beperkingen die wifi-repeaters hebben. Je kunt om een tweede wifi-accesspoint te realiseren ook heel goed een al wat oudere router gebruiken. Let er bij de configuratie op dat je voor zowel de 2,4 GHz-band als de 5GHZ een ander kanaal kiest dan de huidige wifi-router gebruikt. Zo voorkom je dat beide wifi-zenders elkaar beconcurreren. Steeds vaker regelt de router dit overigens automatisch, maar het kan geen kwaad het handmatig in te stellen en in elk geval te controleren.

©PXimport

▼ Volgende artikel
Smartphone-abonnement kiezen: dit is het verschil tussen providers en virtuele providers
© Scanrail - stock.adobe.com
Huis

Smartphone-abonnement kiezen: dit is het verschil tussen providers en virtuele providers

Wie op zoek gaat naar een nieuw mobiel abonnement, komt al snel bekende namen tegen als KPN, Vodafone en Odido. Maar daarnaast kun je ook kiezen voor andere aanbieders op, zoals Simyo, Ben of Youfone. Die lijken misschien op gewone providers, maar dat zijn zogeheten virtuele providers. Wat is precies het verschil, en waar kies je als consument het best voor?

In dit artikel

We leggen uit wat het verschil is tussen providers en virtuele providers, en hoe dat invloed heeft op je smartphone-abonnement. Je leest welke netwerken er in Nederland actief zijn, hoe virtuele aanbieders zoals Simyo, Ben en Youfone werken en waarom ze vaak goedkoper zijn. Ook bespreken we de belangrijkste voor- en nadelen van virtuele providers, en wat dat betekent voor zaken als internetsnelheid, service en de aanschaf van een nieuwe smartphone. Tot slot komt kijken we ook nog naar eSIM, de digitale simkaart.

Waar voor je geld: 5 smartphones met eSim voor minder dan 400 euro

De drie netwerken in Nederland

In Nederland zijn er drie bedrijven met een eigen mobiel netwerk: KPN, Vodafone en Odido. Zij bezitten de zendmasten, frequenties en infrastructuur waarmee mobiele communicatie mogelijk is. Deze partijen worden de netwerkproviders genoemd. Hun netwerken dekken vrijwel het hele land en worden continu uitgebreid met nieuwe technologie, zoals 5G.

Wat virtuele providers doen

Virtuele providers, ook wel MVNO's genoemd (Mobile Virtual Network Operators), maken gebruik van het netwerk van een van deze drie aanbieders. Ze hebben dus geen eigen zendmasten, maar kopen netwerkcapaciteit in en bieden die onder hun eigen naam aan. Bekende voorbeelden zijn Simyo (op het netwerk van KPN), Ben (Odido) en hollandsnieuwe (Vodafone).

Ze regelen zelf de klantenservice, abonnementen, facturering en vaak ook extra diensten, maar het dataverkeer en bellen lopen volledig via het netwerk van de hoofdprovider.

Virtuele providerNetwerk van
Budget MobielKPN
LebaraKPN
SimyoKPN
YoufoneKPN
BenOdido
SimpelOdido
hollandsnieuweVodafone
50+ MobielVodafone

Voordelen van virtuele providers

Virtuele providers staan bekend om hun lagere prijzen. Doordat ze geen eigen netwerk hoeven te onderhouden, kunnen ze de kosten laag houden. Ook zijn ze vaak flexibel: je kunt maandelijks opzeggen, zelf je databundel aanpassen of extra opties in- en uitschakelen. Dat spreekt vooral consumenten aan die niet vast willen zitten aan een duur abonnement.

Een ander voordeel is eenvoud. Virtuele providers richten zich vaak op één duidelijk aanbod zonder allerlei combinatiedeals of ingewikkelde voorwaarden. Bovendien profiteer je als klant indirect van de netwerkverbeteringen van de hoofdprovider: als KPN zijn 5G-dekking uitbreidt, geldt dat ook voor Simyo-gebruikers.

Nadelen ten opzichte van netwerkproviders

Er zitten ook verschillen in wat je krijgt. Virtuele providers hebben meestal minder aanvullende diensten, zoals tv-pakketten, internationale bundels of toegang tot exclusieve hotspots. Ze bieden zelden nieuwe smartphones aan in combinatie met een abonnement; vaak gaat het om sim-only.

Daarnaast kan de snelheid of prioriteit op het netwerk iets lager liggen. Hoewel je technisch op hetzelfde netwerk zit, krijgen klanten van de hoofdprovider soms voorrang bij piekdrukte. Dat merk je vooral op drukke plekken of tijdens evenementen.

Tot slot zijn er verschillen in klantenservice. Virtuele aanbieders werken vaak met goedkopere, grotendeels online dienstverlening. Dat houdt de prijs laag, maar betekent ook dat persoonlijke hulp via telefoon of winkel beperkt kan zijn.

Wat past bij jou?

Wie veel reist, de nieuwste telefoon wil combineren met een abonnement of extra diensten zoals tv en internet belangrijk vindt, zit goed bij een van de drie netwerkproviders. Wie vooral een betrouwbare en betaalbare mobiele verbinding zoekt en weinig behoefte heeft aan toeters en bellen, vindt bij een virtuele provider vaak een gunstiger aanbod.

Kort samengevat: de netwerkprovider bouwt en beheert het mobiele netwerk, de virtuele provider gebruikt dat netwerk om voordeligere en flexibelere abonnementen aan te bieden. Beide werken dus samen, maar richten zich op een ander type gebruiker.

©Denys Prykhodov

Virtuele providers en eSIM

Steeds meer virtuele providers bieden tegenwoordig ook eSIM aan. Dat is de digitale variant van de traditionele simkaart, die je niet meer fysiek hoeft te plaatsen. Je activeert de eSIM via een QR-code of app en kunt zo binnen enkele minuten overstappen van provider of een tweede abonnement toevoegen, bijvoorbeeld voor werk of reizen.

Bij de grote netwerkproviders is eSIM inmiddels standaard, maar ook steeds meer virtuele aanbieders doen mee. Simyo, Youfone en Ben ondersteunen eSIM bijvoorbeeld al. 50+ Mobiel en Lebara bieden het nog niet aan, al wordt dat in de toekomst wel verwacht. Goed om te weten: de eSIM-ondersteuning bij virtuele providers wordt regelmatig uitgebreid, dus wat vandaag nog niet beschikbaar is, kan morgen al mogelijk zijn.

Nieuw abonnement, nieuwe smartphone?

Nieuw hoesje!
▼ Volgende artikel
Na storm Benjamin: zo controleer je je huis en meld je stormschade
© ronstik | Adobe Stock
Huis

Na storm Benjamin: zo controleer je je huis en meld je stormschade

Het is verstandig om na een zware storm zoals storm Benjamin je woning, tuin of bijgebouwen goed te inspecteren. Zodra de wind is gaan liggen, kun je dan tijdig ontdekken of er schade is ontstaan die hersteld moet worden. Zo voorkom je dat wat een kleine schade lijkt, alsnog uitgroeit tot een groot probleem, en kun je je verzekeraar tijdig inlichten.

In dit artikel lees je over

● Controleren op stormschade: De buitenkant van je huis | Eventuele zonnepanelen | De binnenkant van je huis |Je tuin, terras of balkon
● Stormschade voorkomen
● Stormschade melden bij de verzekering

Lees ook: Het stormt! Hoe zit het ook alweer met code rood, code oranje en code geel?


Buitenkant van het huis

Begin met een ronde om het huis en inspecteer het dak. Controleer of alle dakpannen nog heel zijn en stevig vastzitten. Kijk ook naar de dakgoten en regenpijpen. Zitten deze nog goed vast en zijn ze niet verstopt door takken, bladeren of andere rommel, zodat het regenwater goed kan weglopen? Controleer daarna alle ramen en deuren. Is er geen schade aan het glas of de kozijnen? Sluiten de deuren en ramen nog goed? Bekijk ook de muren en gevels. Zijn er scheuren of andere beschadigingen ontstaan, bijvoorbeeld door een boom die tegen de gevel is gewaaid? Zorg dat je loszittend voegwerk zo snel mogelijk herstelt of laat herstellen om verdere schade te voorkomen.

©stylefoto24

Zonnepanelen en storm

Zonnepanelen zitten gelukkig goed bevestigd, maar bij echt zware storm kunnen ze toch losgetrokken worden of anderszins beschadigd raken, bijvoorbeeld door een boom of rondvliegende dakpannen die op het dak (en de zonnepanelen) vallen. Het is altijd verstandig om nog eens nauwkeurig de voorwaarden van je woonverzekering/opstalverzekering door te lezen en om te kijken wat er qua stormschade wel en wat er niet vergoed wordt door je woonverzekering. Je zou zelfs kunnen overwegen een [speciale zonnepanelen-verzekering](https://id.nl/energie-en-klimaat/elektriciteit/zonnepanelen/zonnepanelen-verzekeren-is-het-nodig-om-een-verzekering-af-te-sluiten) af te sluiten.

Lees ook: Het regent, het regent … zo voorkom je wateroverlast

Binnenkant van het huis

Binnen werk je van boven naar beneden. Begin op de zolder. Zoek naar lekkages of vochtplekken die kunnen wijzen op dakschade. Inspecteer muren en plafonds in alle kamers, op zoek naar scheuren en andere beschadigingen. Heeft het tijdens de storm ook geonweerd en gebliksemd? Test of elektrische schakelaars en stopcontacten nog correct werken. Is er blikseminslag in de buurt geweest? Dat kan zorgen voor piekspanning, waardoor elektrische apparaten beschadigd kunnen zijn geraakt. Controleer die dus ook.

Om het huis: tuin, terras, en schutting

Loop ook een rondje om je huis en kijk of schuttingen en tuinhekken nog intact en stevig zijn. Controleer het terras en de tuinmeubels op stormschade. Kijk of losse spullen, zoals vuilcontainers en bloempotten, nog op hun plek staan en zet ze eventueel terug. Verzamel losse afgewaaide takken. Heb je bomen in of om je tuin staan? Controleer goed of ze nog stevig geworteld zijn. In januari dragen ze nauwelijks blad meer, maar zeker in de herfst of tegen het eind van de lente staan ze goed in het blad. Bij een storm kunnen ze dan instabiel worden: ze staan dan nu misschien wel overeind, maar zouden bij een volgende storm om kunnen gaan. Dreigt een boom om te vallen op de openbare weg? Bel dan de brandweer. Doe dat niet via 112 (dat nummer is echt alleen voor levensbedreigende situaties), maar via 0900-0904.

Lees ook: Schutting omvergeblazen? Zo herstel je hem

©Robertvt

Stormschade voorkomen

Er zijn gelukkig allerlei manieren om je huis beter stormbestendig te maken. Controleer dakpannen en goten regelmatig. Houd muren en schilderwerk in goede staat. Snoei bomen preventief voor het stormseizoen. Zet losse objecten in de tuin vast of berg ze tijdelijk op in de schuur of garage. Daarmee verklein je bij een volgende storm de kans op schade.

Lees ook:Zo maak je je dakgoot schoon

©Budimir Jevtic

Stappenplan stormschade melden

Heb je schade, neem dan zo snel mogelijk contact op met je verzekeraar. Dat kan meestal via de app en online, maar vaak kun je vanaf de website van je verzekeraar ook een papieren schadeformulier downloaden. Als je stormschade hebt aan je woning of bezittingen, is het voor de verzekering belangrijk om een duidelijk en gedetailleerd overzicht te hebben van de schade. Hier zijn de stappen die je moet volgen:

1. Fotografeer of film de schade

Zorg dat je foto's of video's maakt van alle schade voordat je iets opruimt of repareert. Dit geeft de verzekering een goed beeld van de impact van de storm.

2. Maak een lijst

Noteer alle beschadigde items en beschrijf de schade per item.

3. Bewaar beschadigde items

Gooi niets weg voordat de verzekering het heeft kunnen zien, tenzij het een gevaar oplevert voor de veiligheid.

4. Documenteer aankoopbewijzen

Als je deze hebt, voeg dan aankoopbewijzen of facturen toe van de beschadigde items om de waarde ervan aan te tonen.

5. Houd reparatiekosten bij

Als je noodreparaties moet uitvoeren, bewaar dan de bonnen en facturen van deze reparaties. Bel wel eerst met de verzekeraar: vaak kunnen zij zorgen dat er voor noodreparaties zo snel mogelijk iemand komt.

6. Contactinformatie van getuigen

Als buren of voorbijgangers schade hebben gezien, noteer dan hun contactgegevens. Zij kunnen eventueel je claim ondersteunen.

7. Datum, tijd en weer

Noteer de datum en de tijd (zo precies mogelijk) waarop de schade is ontstaan. Je kunt dan makkelijker aantonen dat het inderdaad tijdens een zware storm was, waardoor je claim meer kans maakt.

8. Correspondentie:

Bewaar een kopie van alle correspondentie met je verzekeraar, inclusief e-mails en brieven.

Vraag een offerte aan voor aannemers: