ID.nl logo
Bouw je eigen Raspberry Pi-cluster met deze instructies
© Reshift Digital
Zekerheid & gemak

Bouw je eigen Raspberry Pi-cluster met deze instructies

Het aantal Raspberry Pi’s in mijn huis begon onhandelbaar te worden en het kluwen van kabels en voedingsadapters was me al even een doorn in het oog. Ik besloot een aantal van deze Raspberry Pi’s op elkaar te stapelen in een clusterbehuizing, aangesloten op één voeding en één netwerkswitch. Lijkt dat je ook wat? Lees hier dan hoe je voor jezelf een Raspberry Pi-cluster maakt.

Zoals elke zichzelf respecterende Raspberry Pi-fan heb ik door de jaren heen heel wat modellen van het minicomputertje bij elkaar verzameld. Er staan diverse exemplaren in heel mijn huis en zelfs in mijn kippenhok. De Pi’s hebben uiteenlopende doeleinden zoals een ip-camera, domoticacontroller, om sensorgegevens via bluetooth uit te lezen enzovoort.

Een groot deel van die Raspberry Pi’s staat op mijn bureau. Dat levert een kluwen van netwerk- en voedingskabels op, met allerlei bordjes met en zonder behuizing op mijn bureau, en verspreid in en op mijn boekenkasten. Ik vond het tijd om daar een wat nettere oplossing voor te vinden.

Bovendien zetten al die voedingsadapters elk individueel de netspanning om naar een 5V-gelijkspanning voor het computerbordje. Het zou efficiënter zijn als dat één keer gebeurt en dat ik alle Raspberry Pi’s op die ene voeding kan aansluiten. Het zou me ook weer wat extra vrije stopcontacten opleveren.

Al vrij snel realiseerde ik me dat de oplossing was om een computercluster te bouwen van de Raspberry Pi’s. Er zijn diverse projecten online te vinden die dat doen. Zelfs al gebruik ik de Pi’s voorlopig niet als computercluster (enkele computers die als één computer berekeningen uitvoeren), de hardware die ik nodig heb om de voorgaande problemen op te lossen, is exact hetzelfde.

De oplossing ziet er dan ook als volgt uit: de Raspberry Pi’s stapel je in een clusterbehuizing op elkaar. Daardoor nemen ze samen maar weinig plaats in. Elke Pi voed je via een laadstation met meerdere usb-poorten, en sluit je via een platte ethernetkabel aan op een ethernetswitch. De switch en het laadstation plaats je gewoon naast de stapel Pi’s. Als je de kabels kort genoeg houdt, ziet het geheel er heel netjes uit en blijft het vrij compact.

Raspberry Pi-cluster benodigdheden

Bovenstaande uitleg lijkt eenvoudig, maar bij de keuze van de componenten komt heel wat kijken en de juiste keuze hangt ook af van wat je exact met je Raspberry Pi’s wilt doen. In deze DIY leg ik uit welke keuzes ik gemaakt heb voor mijn situatie. Het is één configuratievoorstel, waarop je kunt variëren als je andere vereisten hebt.

De belangrijkste keuze die je eerst dient te maken, is hoeveel Raspberry Pi’s je in je cluster wilt opnemen en welke modellen. Wil je een krachtige rekencluster maken, dan kies je wellicht voor Raspberry Pi 4B’s met 4 GB ram. In mijn geval ging het vooral om het netjes bij elkaar brengen van enkele Raspberry Pi’s die ik al had: een Raspberry Pi 2B, een Raspberry Pi 3B, een Raspberry Pi 3B+ en drie Raspberry Pi 4B’s (van elk model één: met 1 GB, 2 GB en 4 GB ram). Zo kwam ik dus op een systeem met zes Raspberry Pi’s.

Ik heb in het boodschappenlijstje geen ventilatoren voorzien, maar voor de beste prestaties heb je die wel nodig, zeker bij de Raspberry Pi 4. In plaats van een afzonderlijke HAT met ventilator voor elke Raspberry Pi zou je ook een tafelventilator op je cluster kunnen richten.

Elk van die Raspberry Pi’s heeft een micro-sd-kaart nodig voor het besturingssysteem. Strikt gezien kun je ze ook zonder lokale opslag laten opstarten. Dan downloaden ze via het netwerk hun besturingssysteem. Maar ik raad aan om eerst de hele opstelling toch eens te testen op de normale manier met een micro-sd-kaart in elke Raspberry Pi.

Dat gezegd hebbende, is dit het lijstje dat ik hanteerde:

Clusterbenodigdheden

  • ILS acrylclusterbehuizing met 6 lagen (€ 20,-)
  • TP-Link LS108G 8-poorts gitabit-ethernetswitch (€ 25,-)
  • set van 7 platte Cat7-ethernetkabels 25 cm (€ 3,81)
  • Anker PowerPort 12 A 60 W laadstation met 6 poorten (€ 29,-)
  • 2x set van 4 usb-c-laadkabels 25 cm (2x € 9,-)
  • 6x Open-Smart 10-Segment Mini Battery Display (6x € 1,30)
  • 40x m/f-jumperwires 20 cm (€ 4,95)
  • 830-punts breadboard (€ 6,95) Cluster van 6 Raspberry Pi 4’s
  • 6x Raspberry Pi 4 Model B 1 GB ram (6x € 39,95)
  • 6x 8 GB micro-sd-kaart (6x € 8,99)

Totale kostprijs: ca. € 409,-

Clusterbehuizing in elkaar schroeven

Als je op internet zoekt naar ‘raspberry pi cluster case’ vind je al snel talloze mogelijkheden om meerdere Raspberry Pi’s in één behuizing te steken, voor elk budget. Op Amazon vond ik voor 20 euro een acrylclusterbehuizing voor zes Raspberry Pi’s. Dit soort stapelbare behuizingen is een populaire en niet al te dure oplossing, en nog leuk om te zien ook omdat ze transparant zijn.

De Raspberry Pi’s zijn niet volledig beschermd, want er zit alleen boven en onder elk processorbordje een plaatje. Maar een voordeel van deze opstelling is dat ze gemakkelijk uit te breiden is: als je later nog Raspberry Pi’s aan je cluster wilt toevoegen, hoef je alleen maar enkele plaatjes en bijbehorende afstandshouders bij te kopen (op voorwaarde dat je voeding en netwerk de uitbreiding aankunnen uiteraard).

©PXimport

Als je de foto’s van de behuizing bekijkt, is de verleiding groot om eerst de hele toren op te bouwen en dan de Raspberry Pi’s erin te monteren. Maar het is eenvoudiger om elke Pi laag voor laag direct op zijn bodemplaatje te monteren. Let daarbij op: plaats de micro-sd-kaart boven de uitsparing aan de zijkant en plaats de ELPIDA-chip aan de onderkant van de oudere Pi-modellen (de Pi 4 heeft deze niet) boven de uitsparing net naast het midden van het plaatje.

Gebruik de langere schroefjes om de Raspberry Pi vast te zetten op het plaatje, met de meegeleverde plastic moeren tussen de bodemplaat en de Raspberry Pi, en de kleinere metalen moeren bovenaan de Raspberry Pi. De grotere moeren zijn om de afstandshouders helemaal onderaan vast te zetten aan het onderste bodemplaatje en de grotere schroeven zijn om de afstandshouders helemaal bovenaan vast te zetten aan het afdekplaatje met het logo van de Raspberry Pi erop. Draai alles niet muurvast. Dat is niet nodig voor de stabiliteit en het maakt het alleen maar moeilijker om de behuizing later weer te demonteren.

Op het eerste gezicht lijken alle plaatsen uitwisselbaar en denk je dat het niet uitmaakt waar je elke Pi plaatst. Toch denk je hier maar beter goed over na voordat je de hele stapel monteert. Hangt er aan een van je Pi’s namelijk een extra kabel, bijvoorbeeld voor een externe harde schijf, of heb je er een usb-transceiver voor Z-Wave of iets anders dat uitsteekt aan hangen, plaats die Pi dan bij voorkeur onderaan, zodat je geen kabels of uitsteeksels al te hoog hebt waarachter je per ongeluk kunt blijven hangen.

Heb je een HAT met display op een Pi staan, plaats die dan bovenaan. En steek je een Pi in de clusterbehuizing die je zo nu en dan er uit wilt halen om hem op een andere plaats te gebruiken, plaats die dan onderaan of bovenaan, zodat hij gemakkelijk te demonteren is. De nieuwere modellen, zeker de Raspberry Pi 4, plaats je (in geval van een mix van oude en nieuwe modellen) ook het best bovenaan: deze genereren meer warmte en warmte stijgt, dus bovenaan kan die het snelste weg.

©PXimport

Over de voeding

Al die Raspberry Pi’s met een eigen voeding van stroom voorzien is geen nette oplossing. Gelukkig bestaan er laadstations die meerdere apparaten tegelijk via usb van stroom kunnen voorzien. Populaire laadstations voor Raspberry Pi-clusters zijn die van Anker, vooral de versies met zes poorten en tien poorten.

Uiteraard kies je voor een laadstation met voldoende poorten voor je cluster. In mijn geval kwam de versie met zes poorten goed uit voor mijn cluster met zes Raspberry Pi’s. Wil je de volledige opstelling via het laadstation voeden, dan dien je een extra poort te voorzien en naar een ethernetswitch te zoeken die via usb te voeden is. In mijn geval vond ik de meerkosten van een laadstation met meer poorten en een duurdere switch niet opwegen tegen die ene voeding minder die ik dan nodig zou hebben.

De aansluiting is eenvoudig. Je koopt gewoon een setje usb-laadkabels en sluit elke Pi zo op het laadstation aan. In het boodschappenlijstje heb ik voor de configuratie met zes Raspberry Pi 4’s allemaal usb-c-laadkabels opgenomen, maar in mijn geval gaat het om drie micro-usb-laadkabels en drie usb-c-laadkabels. Het laadstation steek je dan in het stopcontact, waardoor je zes voedingsadapters en bijbehorende stekkers door één stekker hebt vervangen. Laadkabels van 25 cm zijn net lang genoeg om zes Raspberry Pi’s in een verticale opstelling te voeden met de Anker PowerPort. Je plaatst die laatste het best aan de kant van de voedingspoorten van de Pi’s.

©PXimport

Maar het belangrijkste aan je keuze voor een laadstation is dat het voldoende vermogen moet kunnen leveren aan je Raspberry Pi’s. Ga daarbij uit van het meest extreme scenario. Ik ging daarom uit van het vermogensverbruik van zes Raspberry Pi 4’s op volle kracht. Uit een benchmark van MagPi blijkt dat dit model in een stresstest tot 7 W verbruikt. Ik heb dus zes keer 7 W ofwel 42 W nodig om een veiligheidsmarge te hebben.

De Anker PowerPort levert 60 W, dus dat is ruim voldoende. Maar let op: veel laadstations adverteren niet alleen met hun maximaal vermogen, maar ook met maximale stroomsterktes per poort. Zo levert de Anker PowerPort tot 2,4 A stroom per poort, waaruit je kunt afleiden dat die maximaal 12 W (2,4 A maal 5 V) vermogen per poort levert. Maar als je daadwerkelijk 2,4 A op elke poort zou nodig hebben (wat hier niet het geval is), is dat niet mogelijk, want de totale stroom die het laadstation aan de zes poorten kan leveren is 12 A. Je dient dus na te kijken of het laadstation zowel per poort als in totaal voldoende vermogen kan leveren voor je cluster.

Over het netwerk

Alle moderne Raspberry Pi’s zijn voorzien van wifi, dus de verleiding is groot om daar voor je cluster gebruik van te maken om zo extra kabels uit te sparen, maar een ethernetswitch maakt je netwerkverbindingen toch heel wat betrouwbaarder en sneller. Dat hoeft geen duur model te zijn: voor twee tientjes heb je al een degelijke gigabit-ethernetswitch. Overigens haal je alleen op de Raspberry Pi 4 gigabitsnelheden (de oude modellen hebben een langzamere chip).

Let op dat je switch minstens één poort meer heeft dan het aantal Raspberry Pi’s in je cluster. De Pi’s sluit je elk met een kabel op de switch aan en met één extra kabel sluit je de switch op de rest van je netwerk aan.

Voor de netwerkkabels van je Pi’s kies je het best platte kabels; de klassieke netwerkkabels zijn niet gemaakt om sterk te buigen en nemen dan ook meer plaats in.

©PXimport

Daarna is het een kwestie van de switch en het laadstation in het stopcontact te steken en je Raspberry Pi’s op te starten. De eenvoudigste manier om dat te doen, is om elke Raspberry Pi van een micro-sd-kaart te voorzien met een besturingssysteem zoals Raspbian. Dat kan met een programma als balenaEtcher.

Als je niet al je Raspberry Pi’s continu wilt ingeschakeld hebben, zul je de stroom van individuele Pi’s moeten uitschakelen door de usb-laadkabel uit het laadstation of uit de Raspberry Pi te trekken. Heb je dit om een of andere reden vaak nodig, koop dan een of meerdere usb-laadkabels met ingebouwd knopje om de stroomtoevoer eenvoudig in- en uit te schakelen.

Statusleds

Ik heb lang overwogen om op elke Raspberry Pi een rij ledjes of een klein lcd-schermpje aan te sluiten om zo de status van het cluster te tonen, maar dat verhoogt de prijs significant. Voor de LED SHIM van Pimoroni betaal je bijvoorbeeld al bijna een tientje. Doe dat maal zes en je komt aan bijna zestig euro voor gewoon wat statusleds. Voor die prijs kun je een extra Raspberry Pi 4 kopen, het model met het meeste geheugen zelfs.

Ik vond een leuke lowtech-oplossing in het Mini Battery Display van Open-Smart. Voor 1,30 euro per stuk vind je dit kleine printplaatje met leds op AliExpress. Het bevat een ledbalk met tien segmenten, die je kunt aansturen om bijvoorbeeld de processorbelasting of cpu-temperatuur aan te duiden. Er bestaan versies in allerlei kleuren en met allerlei aantallen segmenten. Let op: de tiensegment-versie heeft eigenlijk maar zeven onafhankelijk werkende segmenten: de eerste twee, de zesde en de zevende en de achtste en de negende worden samen aangestuurd.

©PXimport

Het ledbordje bevat een TM1651-chip en heeft vier pinnen: GND, VCC (5 V), DIO en CLK. Die twee laatste zijn de pinnen waarop je data doorstuurt aan de chip om te kiezen welke segmenten je wilt doen oplichten. Bij de aankoop ontving ik een datasheet (in het Chinees) en een spaarzaam (in het Engels) becommentarieerde C++-bibliotheek en Arduino-code.

Sluit eerst het bordje aan op de gpio-pinnen van je Raspberry Pi en wel als volgt: VCC sluit je op 5 V aan (pin 4), GND op GND (pin 6), DIO op BCM23 (pin 16) en CLK op BCM24 (pin 18). Zie https://pinout.xyz voor de pinnummers van de Raspberry Pi.

Ik heb gezocht naar code om het ledbalkje aan te sturen op de Raspberry Pi, maar blijkbaar bestond die niet. Omdat mijn (al dan niet passieve) kennis van programmeertalen iets vlotter is dan van het Chinees, heb ik de code van de C++-bibliotheek gelezen. Die bleek heel verstaanbaar, maar ze werkte niet eens. Door de C++-code van een ander vergelijkbaar ledbalkje te bekijken dat wel werkte en wat concepten uit beide projecten te combineren, slaagde ik er na wat experimenteren in om Python-code te schrijven om het ledbalkje aan te sturen.

Je installeert het Python-programma als volgt op Raspbian:

sudo pip3 install rpi-mini-battery-display

Daarna kun je naar believen het ledbalkje aansturen om de processorbelasting van je Raspberry Pi aan te geven:

rpi-mini-battery-display --processor

Zie de projectpagina op PyPI voor verdere instructies en extra mogelijkheden.

Zes van deze ledbalkjes passen precies op een breadboard, dus dat kun je voor of op de clusterbehuizing van je zes Raspberry Pi’s plaatsen. En zo heb je een goedkoop statusschermpje voor je cluster.

©PXimport

Wat kan beter?

Ik heb heel veel tijd in de voorbereiding en het uitzoeken van de juiste componenten gestoken, waardoor het cluster eigenlijk onmiddellijk bruikbaar was. Maar zoals altijd maak je een eerste keer toch verkeerde keuzes. In mijn drang om mijn Pi-cluster zo compact mogelijk te houden, heb ik de kabellengtes eigenlijk iets te krap genomen, wat mijn opties voor de opstelling beperkt.

Voor een verticale opstelling zijn de netwerkkabels van 25 cm echt te kort, waardoor ik de switch verticaal tegen de clusterbehuizing moet vastsnoeren of ze half zwevend op de ondergrond moet laten rusten. Het eerste is niet optimaal voor de warmteontwikkeling, het tweede niet netjes. Ook had ik redelijk dikke platte kabels gekocht, met een hoge stijfheid; dunnere flexibele kabels waren beter geweest. Hetzelfde probleem had ik met de laadkabels: omdat die zo stijf zijn, moet het laadstation half zwevend op zijn kant liggen.

Als ik de behuizing horizontaal opstel, met alle Pi’s op hun kant met de gpio-header onderaan, zijn de netwerkkabels niet het probleem (ze zijn dan zelfs eigenlijk te lang), maar de voedingskabels zijn dan iets te kort, waardoor het laadstation volledig in de lucht zweeft of op een verhoging gestabiliseerd moet worden. De horizontale opstelling met laadstation op een verhoging is voorlopig mijn voorkeursopstelling van dit cluster.

Conclusie

Op de kabels na ben ik eigenlijk heel tevreden met dit cluster. Maar ik wil nog enkele zaken verder uitwerken. Allereerst wil ik er een écht cluster van maken, met Kubernetes. Vorig jaar heb ik stuk voor stuk allerlei diensten die thuis draaien gemigreerd naar Docker-containers, verspreid over mijn nas en enkele Raspberry Pi’s. Met Kubernetes kan ik die automatisch over mijn Raspberry Pi-cluster verdelen zodat de Pi’s allemaal gelijkmatig belast zijn.

Een systeem als dit schreeuwt ook om een meer netwerkgebaseerde implementatie. Momenteel heeft elke Pi in het cluster zijn eigen micro-sd-kaartje waarvan het zijn besturingssysteem opstart en waarop het zijn gegevens opslaat. Maar als je een nas hebt, is het maar een kleine stap om van gedeelde opslag op je nas gebruik te maken voor je Pi’s.

Als je dan ook nog de images voor de besturingssystemen van de Pi’s op een nfs-server plaatst en de Pi’s via een netboot-server van deze images laat opstarten op het netwerk, heb je zelfs geen micro-sd-kaartjes meer nodig.

Maar hoewel ik nog heel wat aan dit cluster wil uitbreiden, doet hij zijn werk al goed. Ik probeer nu sneller nieuwe zaken op mijn Raspberry Pi’s uit omdat ik er geen werkloze Raspberry Pi’s meer voor uit een doos hoef te halen. En mijn bureau ziet er heel wat netter uit

▼ Volgende artikel
Slim wachtwoordbeheer: zo houd je je accounts écht veilig
© Queenmoonlite Studio - stock.adobe.com
Huis

Slim wachtwoordbeheer: zo houd je je accounts écht veilig

Hoewel wachtwoordloze technieken als toegangssleutels snel terrein winnen, doe je er voorlopig goed aan slim om te gaan met je huidige wachtwoorden. De tips en (gratis) tools in dit artikel helpen je bij het opzetten van degelijk wachtwoordbeheer.

Dit gaan we doen

Sterke wachtwoorden en tweestapsverificatie blijven voorlopig onmisbaar, ook nu toegangssleutels opkomen. In dit artikel lees je hoe je veilig en praktisch met wachtwoorden omgaat. Je ontdekt welke gratis tools je helpen – zoals Bitwarden voor cloudbeheer of KeePassXC voor lokale opslag – en hoe je 2FA en authenticatie-apps toevoegt voor extra bescherming. Verder komt aan bod hoe je datalekken opspoort, phishing voorkomt, herstelcodes bewaart en aparte browserprofielen instelt voor gevoelige accounts. Tot slot lees je hoe toegangssleutels werken, de toekomst van wachtwoordloos inloggen.

Lees ook: Bescherm je data: voorkom digitale beveiligingslekken

Cloudbeheer

Telkens hetzelfde wachtwoord gebruiken voor meerdere apps en diensten is sterk af te raden, maar verschillende complexe wachtwoorden onthouden lukt haast niet zonder een wachtwoordbeheerder. Een degelijke, gratis optie is het opensource Bitwarden. Kies eerst een hoofdwachtwoord en installeer daarna de desktop-app, browserextensies (voor automatisch invullen) en/of de mobiele app. Je wachtwoordkluis wordt end-to-end versleuteld in de cloud bewaard en wordt via je account gesynchroniseerd. Kies bij voorkeur bitwarden.eu als serverlocatie. Je kunt ook creditcards en andere gevoelige gegevens in je kluis bewaren.

De webversie van Bitwarden is nog handiger als je ook de browserextensie installeert.

Lokaal beheer

Bitwarden is een uitstekende wachtwoordmanager, maar functies als TOTP-authenticatie (Time-based One-Time Password) zijn alleen beschikbaar in de betaalde versie. Misschien stoort het je ook dat je wachtwoordkluis in de cloud wordt opgeslagen. Een gratis, opensource-alternatief is KeePassXC. Deze bewaart alles lokaal in een versleuteld bestand, van wachtwoorden en creditcards tot notities. De app werkt volledig offline, ondersteunt ook TOTP-authenticatie en vult inloggegevens automatisch in via een browserextensie. Wil je toch synchronisatie, dan kun je de database delen via een cloudopslagdienst als Google Drive of Dropbox, of met Syncthing.

KeePassXC is een volwaardige wachtwoordmanager, weliswaar offline.

Algoritme

Bij wachtwoordbeheerders als Bitwarden en KeePassXC worden je wachtwoorden opgeslagen. LessPass pakt het anders aan. Deze bewaart niets, maar genereert je wachtwoorden telkens opnieuw via een algoritme op basis van je hoofdwachtwoord, gebruikersnaam en sitenaam. Uit veiligheidsoverwegingen gebruik je hiervoor liefst de browserextensie of mobiele app, zodat alles lokaal gebeurt. Omdat nergens iets wordt opgeslagen, is dit systeem veilig, maar je moet bij elke herberekening wel exact dezelfde gegevens ingeven. Automatisch invullen of ondersteuning voor notities ontbreekt helaas.

LessPass: veiliger, maar het luistert nauw en is omslachtiger.

Browsers

Gebruik je bijna uitsluitend je browser voor allerlei aanmeldingen, dan kun je ook de ingebouwde wachtwoordbeheerfunctie gebruiken. Deze zit in de meeste Chromium-browsers en in Firefox. In Chrome ga je naar Instellingen / Jij en Google / Synchronisatie en Google-services. Schakel de functie in en zorg dat bij Beheren wat je synchroniseert ook Wachtwoorden en toegangssleutels is aangevinkt. Wil je liever niet synchroniseren, dan kun je wachtwoorden ook handmatig exporteren en importeren via Instellingen / Automatisch invullen en wachtwoorden / Google Wachtwoordmanager. Kies daar Instellingen en Wachtwoorden exporteren. Je kunt het opnieuw inladen via Wachtwoorden importeren. Verwijder eventueel het csv-bestand na gebruik. Firefox biedt vergelijkbare opties.

In onder meer Chrome kun je wachtwoorden (en meer) via je account laten synchroniseren.

2FA

Zelfs met een degelijke wachtwoordbeheerder blijven wachtwoorden een zwakke schakel: ze zijn te eenvoudig, je vergeet of verliest ze, je geeft ze in op phishing-sites of malware onderschept ze. Daarom is het aangeraden om 2FA, oftewel tweestapsverificatie, te activeren. Daarbij is naast je wachtwoord een extra factor nodig, zoals een pincode, TOTP, sms, pushmelding, biometrie of een beveiligingssleutel. Een handig overzicht van sites en diensten die 2FA ondersteunen, met info over de gebruikte methoden en links naar de instelinstructies, vind je op https://2fawebsites.github.io en op de thematische https://2fa.directory.

Een uitgebreide lijst met diensten die 2FA ondersteunen.

Authenticator

Er bestaan meerdere verificatiemethoden voor 2FA, maar vrijwel alle diensten ondersteunen verificatie zowel via sms als via TOTP. Bij TOTP is geen internet of gsm-netwerk nodig, wat het minder kwetsbaar maakt voor onderschepping of sim-swapping. Om zulke codes te genereren heb je een TOTP-authenticator-app nodig. Goede gratis opties zijn Google Authenticator, Microsoft Authenticator (ondersteunt geen wachtwoordbeheer en autofill meer), Aegis Authenticator en Authy. Alle vier ondersteunen TOTP en bieden een back-upfunctie. Wil je je codes exporteren, dan lukt dit het best met Google of Aegis. Deze laatste is ook opensource, maar is enkel beschikbaar voor Android. Authy is veelzijdigst, want bruikbaar op Android, iOS, macOS en Windows.

Export van TOTP-codes in Google Authenticator (voor gebruik op een ander apparaat).

Herstelcodes

De meeste diensten met 2FA laten je ook herstelcodes gebruiken. Deze bieden een uitweg als je tijdelijk geen toegang hebt tot andere aanmeldopties, bijvoorbeeld bij verlies van je smartphone. Bewaar deze herstelcodes tevens digitaal, zoals in het notitiegedeelte van je favoriete wachtwoordmanager, in een versleutelde VeraCrypt-container of in een versleuteld cloudbestand. Bij Google vind je tot 10 herstelcodes via https://myaccount.google.com/security, bij Back-upcodes. Bij Microsoft is dit beperkt tot één code: ga naar https://account.microsoft.com/security, klik op Beheren hoe ik me aanmeld en kies Een nieuwe code genereren.

Bij Microsoft kun je slechts één herstelcode tegelijk activeren.

Gehackt?

Het is verstandig om regelmatig te controleren of een van je login-id's al in een online datalek voorkomt. Dit kan via Have I Been Pwned. Hier vul je e-mailadres in en je ziet meteen hoeveel en welke datalekken er zijn. Klik bovenaan op Notify Me voor een gratis melding zodra je adres in een nieuw lek opduikt. Klik op Passwords om te controleren of een wachtwoord reeds voorkomt in een datalek.

In Chrome kun je via chrome://password-manager/checkup?start=true eveneens een wachtwoordcheck uitvoeren. Je ziet ook hoeveel wachtwoorden zwak zijn of worden hergebruikt.

Een weinig opbeurend rapport: zestien datalekken gevonden.

Anti-phishing

Wachtwoorden bieden weinig bescherming tegen phishing-sites, dus zorg ervoor dat je hiertegen zo goed mogelijk beveiligd bent. In je browser, zoals Chrome, ga je naar Instellingen, kies Privacy en beveiliging / Beveiliging en activeer bij voorkeur Geoptimaliseerde beveiliging bij Safe Browsing, of anders Standaardbeveiliging. Daarnaast kun je via DNS phishing-sites al blokkeren voor ze laden. Een optie is het gebruik van de nieuwe Europese publieke DNS4EU-resolvers. Kies hier voor Protective resolution (86.54.11.1 en 86.54.11.201), eventueel aangevuld met kinderbescherming en/of advertentieblokkering. Op de site vind je stap-voor-stap-instructies.

De EU biedt nu ook eigen publieke DNS-filters aan.

E-mailadres

Veel diensten laten je een e-mailadres opgeven ingeval je je wachtwoord vergeet of je account wordt geblokkeerd. Je ontvangt dan een mail om je identiteit te bevestigen en een herstellink te krijgen. Gebruik hiervoor liefst niet je hoofdadres, want als iemand dat via een datalek bemachtigt, kan die herstelmails onderscheppen en je accounts via wachtwoordherstel overnemen. Je kiest dus beter een apart e-mailadres dat je nergens anders voor gebruikt. Bij Google kun je dit instellen op https://myaccount.google.com/security, bij Herstelmailadres.

Je gebruikt bij voorkeur een afzonderlijk adres voor het wachtwoordherstel.

Lees ook: Zo meld je phishing in Outlook en Gmail

Browserprofiel

Voor gevoelige accounts zoals online bankieren of je wachtwoordkluis kun je overwegen een apart browserprofiel te gebruiken. Malafide scripts of extensies uit je standaardprofiel worden zo niet geactiveerd. Zo beperk je ook tracering en fingerprinting, en voorkom je dat je per ongeluk ingelogd blijft, aangezien je in dat profiel geen andere sites bezoekt.

In Chrome maak je een nieuw profiel aan via het profielicoon rechtsboven. Kies Chrome-profiel toevoegen. Je kunt inloggen met een Google-account of klikken op Doorgaan zonder account. Kies een zoekmachine, vul een profielnaam in, selecteer een opvallend thema en klik op Klaar.

Overweeg een afzonderlijk browserprofiel voor privacygevoelige online diensten.

Aanmeldpogingen

Bij sommige diensten, zoals Google en Microsoft, ontvang je automatisch een e-mail of pushmelding zodra een nieuw apparaat of een nieuwe browser inlogt. Zo kun je snel ingrijpen, bijvoorbeeld door je wachtwoord aan te passen of verdachte sessies uit te loggen. Bij Google ga je naar https://myaccount.google.com/security. Scrol naar Je apparaten en klik op Apparaten beheren. Selecteer een sessie en kies Uitloggen. Bij Microsoft ga je naar https://account.microsoft.com/security en klik je op Mijn aanmeldactiviteiten weergeven.

Ook bij Google kun je de recentste sessies (en gekoppelde diensten) bekijken.

Beveiligingssleutel

Je kunt een fysieke beveiligingssleutel (zoals de meeste YubiKeys) ook gebruiken om je wachtwoordkluis te openen in combinatie met je hoofdwachtwoord.

Installeer eerst Yubikey Manager en start dit programma. Ga naar Applications/OTP en klik op Configure bij een vrij slot. Kies Challenge-response en klik op Generate voor een geheime sleutel. Vink Require touch aan voor extra veiligheid. Bevestig met Finish.

Open vervolgens je database in KeePassXC en ga naar Database / Databasebeveiliging. Kies Aanvullende bescherming toevoegen / Challenge-Response toevoegen. Selecteer het juiste slot van je ingeplugde beveiligingssleutel en bevestig met OK.

Voortaan is deze wachtwoordkluis alleen toegankelijk met wachtwoord en token.

Yubikey kopen?

Dan kan gewoon

Browserwachtwoorden

Gebruik je meerdere browsers en zoek je het wachtwoord van een specifieke site, wil je alle wachtwoorden exporteren voor import in een andere browser, of is je systeem gecrasht en wil je de wachtwoorden uit je browserprofielen halen? Dan kan het gratis WebBrowserPassView handig van pas komen (let op: je virusscanner kan een foutpositief geven). Pak het zip-bestand uit met het wachtwoord wbpv28821@ en start de portable app. Je krijgt een overzicht van alle gevonden sites en log-ins. Via Bestand / Geselecteerde items opslaan kun je exporteren naar diverse csv-formaten, zoals voor Chrome, KeePass en Firefox.

Je browserlogins op een presenteerblaadje.

Toegangssleutels

Een mooie afsluiter lijkt ons een tip rond passkeys, oftewel toegangssleutels. Immers, steeds meer diensten (en wachtwoordmanagers) ondersteunen deze aanmeldmethode waarbij je geen wachtwoord meer hoeft in te voeren. Een passkey is een cryptografisch sleutelpaar: de publieke sleutel wordt bewaard bij de onlinedienst, terwijl de (afgeleide) private sleutel veilig op je toestel blijft, zoals je pc, smartphone of een fysieke beveiligingssleutel zoals een Yubikey.

Zo maak je een toegangssleutel aan bij Google. Ga naar https://g.co/passkeys en meld je aan. Klik twee keer op Toegangssleutel maken. Je toestel stelt nu een methode voor, zoals gezichtsherkenning, vingerafdruk of pincode. Bevestig de koppeling. Vanaf nu kun je je bij Google aanmelden vanaf dit toestel, zonder wachtwoord.

Je kunt meerdere toegangssleutels maken voor diverse apparaten.

View post on TikTok
▼ Volgende artikel
Fairphone vernieuwt Fairbuds XL met focus op beter geluid en comfort
© Fairphone
Huis

Fairphone vernieuwt Fairbuds XL met focus op beter geluid en comfort

Fairphone lanceert de vernieuwde Fairbuds XL. Deze modulaire koptelefoon belooft nu ook het geluid en comfort te bieden dat je voor 249 euro mag verwachten. Met nieuwe drivers en zachtere oorkussens pakt de fabrikant de eerdere kritiekpunten aan. Handig: je kunt je oude model zelf eenvoudig upgraden.

De Nederlandse fabrikant Fairphone heeft deze week de vernieuwde versie van de Fairbuds XL gepresenteerd. Deze modulaire koptelefoon is een doorontwikkeling van het model dat in 2023 werd gelanceerd. Waar de eerste generatie vooral een statement maakte op het gebied van repareerbaarheid, belooft deze nieuwe versie ook op audiogebied en draagcomfort een inhaalslag te maken. De koptelefoon is daardoor ontworpen om jarenlang mee te gaan en is per direct verkrijgbaar.

©Fairphone

Verbeterde audiokwaliteit en materialen

De belangrijkste upgrade ten opzichte van de voorganger zit in de geluidsweergave en het fysieke ontwerp. De nieuwe Fairbuds XL beschikt over 40 mm dynamische drivers en ondersteuning voor aptX HD, wat moet zorgen voor een gedetailleerder geluidsbeeld en high-res audio via bluetooth. Fairphone heeft daarnaast gekeken naar de feedback over het draagcomfort. De nieuwe modellen zijn uitgerust met zachtere oorkussens van 'birdseye-mesh' en een ademende hoofdband, waardoor de koptelefoon ook tijdens langere luistersessies prettig moet blijven zitten. Het design is beschikbaar in de kleuren Forest Green en Horizon Black.

Modulair ontwerp voor lange levensduur

Wat de Fairbuds XL onderscheidt in de markt van consumentenelektronica is de verregaande modulariteit. De koptelefoon is opgebouwd uit negen losse modules die door de gebruiker zelf te vervangen zijn. Dit betekent dat bij een defect of slijtage niet het hele apparaat weggedaan hoeft te worden, maar dat onderdelen zoals de batterij, de oorkussens of de hoofdband eenvoudig vervangen kunnen worden. Technisch biedt het apparaat verder dual-point connectiviteit, een IP54-certificering voor spatwaterdichtheid en een accuduur tot 30 uur.

Zoals gebruikelijk bij het Amsterdamse bedrijf ligt de nadruk sterk op duurzaamheid en eerlijke materialen. De koptelefoon bestaat voor ongeveer 50 procent uit gerecyclede grondstoffen, waaronder gerecycled aluminium en zeldzame aardmaterialen in de magneten. Ook wordt er bij de assemblage gebruikgemaakt van fabrieken die draaien op zonne-energie en investeert het bedrijf in leefbare lonen voor fabrieksarbeiders.

©Fairphone

Compatibel met het vorige model

Een opvallende keuze van Fairphone is de compatibiliteit met de eerste generatie Fairbuds XL. De fabrikant benadrukt dat technologie moet meegroeien met de gebruiker. Bezitters van het 2023-model hoeven daarom geen volledig nieuwe koptelefoon aan te schaffen om te profiteren van de geluidsverbeteringen. De nieuwe drivers zijn namelijk ook als los onderdeel verkrijgbaar en kunnen eenvoudig in het oude model worden geïnstalleerd. Hiermee voegt Fairphone daadwerkelijk de daad bij het woord wat betreft het verlengen van de levensduur van elektronica.

©Fairphone

Prijs en beschikbaarheid

De vernieuwde Fairbuds XL is per direct verkrijgbaar in Nederland. De adviesprijs voor de koptelefoon bedraagt 249 euro. Hij is te koop via de webwinkel van Fairphone en bij geselecteerde retailers.