ID.nl logo
Fouten maken mag! Zo kun je in een veilige omgeving je netwerk testen
© Who is Danny - stock.adobe.com
Huis

Fouten maken mag! Zo kun je in een veilige omgeving je netwerk testen

Als je een nieuw netwerk wilt inrichten of je huidige netwerk wilt optimaliseren, kunnen de vereiste configuraties je misschien wat afschrikken. Gelukkig kun je zo’n taak ook softwarematig simuleren, zodat je de nodige kennis en ervaring in een veilige omgeving kunt opdoen.

In dit artikel laten we zien hoe je met Filius een nieuw netwerk kunt opzetten of je huidige netwerk kunt aanpassen, zonder dat een klein foutje je netwerk naar de knoppen helpt. We beschrijven de volgende stappen:

  • Zet je netwerk op in de simulatietool
  • Test de verbinding
  • Creëer een subnetmasker en gateway
  • Voeg een DHCP-server toe
  • Voeg overige servers als een DNS- en mailserver toe
  • Stel firewall-regels in

Ook interessant: Is je systeem goed beveiligd? Ontdek het met deze hack-tools

In dit artikel gaan we dieper in op netwerken, maar vermijden we fysieke apparatuur. We maken daarvoor graag gebruik van Filius, een gratis opensource-tool voor netwerksimulaties. Met Filius kun je experimenteren en snel ontdekken waarom iets wel of niet werkt. Deze tool is ook geschikt voor beginners en is populair bij docenten in het hoger voortgezet onderwijs voor hun technologie- en IT-lessen.

In het kader ‘Virtuele netwerken’ (aan het einde) bespreken we kort nog een andere aanpak met behulp van VirtualBox, waarmee je diverse netwerkconfiguraties voor virtuele machines kunt opzetten.

1 Configuratie

In het kader ‘Simulatietools’ noemen we enkele alternatieve tools voor netwerksimulatie, maar we blijven in de rest van deze masterclass bij Filius omdat het qua moeilijkheidsgraad mooi in het midden zit: niet te eenvoudig en niet te complex.

Download de software via deze pagina, het is beschikbaar voor zowel Windows als Linux. De website is in het Duits en dat geldt ook voor de installatie van het programma, maar deze is (onder Windows) gelukkig niet moeilijker dan klikken op Weiter, Annehmen, Installieren en Fertig stellen. Je kunt nu Filius starten en bij de eerste keer stel je de gewenste interfacetaal in: Deutsch, English of Français. Wij kiezen voor English.

Als je per ongeluk de verkeerde taal hebt ingesteld, open dan het configuratiebestand filius.ini in de standaardmap \Program Files\Filius\config met Kladblok en verwijder het #-teken naast de gewenste taal, bijvoorbeeld # locale=en_GB. Er zijn hier trouwens nog andere instellingen die je kunt activeren door het #-teken te verwijderen.

Het (nog lege) hoofdvenster van Filius, met links een glimp van het configuratiebestand.

2 Werkmodi

Het is raadzaam om vertrouwd te raken met de Filius-omgeving voordat je je netwerk gaat opbouwen. Er zijn namelijk drie modi waarin je kunt werken: de ontwerpmodus (hamericoon; om je netwerk op te zetten), de simulatiemodus (pijlicoon; om je netwerksimulatie te testen) en de documentatiemodus (potloodicoon; om tekst- en structuurvelden naar je netwerksimulatie te verslepen, hier doen we in dit artikel niets mee).

Logischerwijs begin je vanuit de ontwerpmodus, omdat er momenteel nog niets te simuleren of te bewerken valt. In het linkermenu vind je enkele typische netwerkcomponenten: Connection (netwerkkabel), Computer (server), Notebook (client), Switch, Router (en een Home Router met beperkte opties) en Modem.

Onze opzet voor dit artikel is als volgt: we gaan twee netwerken (subnetten) aan een router koppelen en ervoor zorgen dat ze elkaar kunnen bereiken, zodat we bijvoorbeeld een eigen DNS-server, webserver, mailserver en (p2p-)bestandsserver kunnen benaderen. Zo leer je geleidelijk aan de belangrijkste mogelijkheden van Filius kennen.

Vanuit de ontwerpmodus kun je allerlei netwerkonderdelen toevoegen.

3 Basisnetwerk

Laten we beginnen met het opzetten van een eenvoudig netwerk. Sleep een Switch, twee Notebooks en een Computer naar het ontwerpscherm. Plaats de switch bij voorkeur in het midden. Selecteer elk van deze vier componenten en geef ze vanuit het onderste deelvenster een passende naam, zoals Client 1, Client 2, Server en Switch. Geef de drie computers ook elk een ander ip-adres, bijvoorbeeld 192.168.0.1, 192.168.0.2 en 192.168.0.3, allemaal met hetzelfde subnetmasker 255.255.255.0. We kunnen hier helaas niet dieper ingaan op de betekenis en structuur van een subnetmasker, maar hier vind je meer informatie.

Verbind vervolgens elke computer met de switch: klik op Connection in het linkermenu en klik daarna op de twee apparaten die je wilt verbinden, bijvoorbeeld de computer en de switch. Druk op Esc als je hiermee klaar bent.

Een basisnetwerk heb je binnen een minuut opgezet.

4 Verbinding testen

Laten we eerst ons basisnetwerk testen voordat we dit gaan uitbreiden. Klik dus op de knop met de groene pijl om naar de simulatiemodus te gaan. Voordat er iets te beleven valt, moet je eerst een netwerktoepassing toevoegen. Dubbelklik bijvoorbeeld op Client 1, zodat de desktopomgeving zichtbaar wordt. Klik hier op Software installation, selecteer in het rechterdeelvenster Command Line en klik op de knop met de pijl naar links om dit onderdeel toe te voegen. Doe hetzelfde voor Generic client en bevestig met Apply changes.

Dubbelklik nu op Command Line in het desktopvenster en voer ping 192.168.0.2 of ping 192.168.0.3 uit. Als alles goed is, ontvang je een reactie van beide doelcomputers. Je kunt dit netwerkverkeer trouwens ook op een andere manier bekijken. Klik met de rechtermuisknop op bijvoorbeeld Client 1 en kies Show data exchange. Je zult merken dat vooralsnog al het netwerkverkeer beperkt is tot de netwerk- of internetlaag (in het zogeheten OSI- en TCP/IP-model) en dat de eerste twee pakketten afkomstig zijn van het ARP-protocol (Address Resolution Protocol), om het fysieke MAC-adres van de doelcomputer te vinden. De overige datapakketten komen van het ICMP-protocol, dat standaard wordt gebruikt door ping. Klik op een datapakket voor meer details in het onderste deelvenster.

We voegen een opdrachtregel met ping toe en zien (in het dataverkeervenster) dat het goed is.

5 Tekstberichten

Een eenvoudig ping-commando is natuurlijk niet erg spectaculair. Laten we daarom een paar tekstberichten versturen. Hiervoor installeren we eerst het softwarepakket Echo server op onze server. In de vorige paragraaf heb je geleerd hoe je dat doet. Open vervolgens deze applicatie, laat de poortinstelling gerust op 55555 staan en klik op Start zodat de server luistert naar binnenkomende pakketten.

We laten deze pakketten van Client 1 komen. Dubbelklik hiervoor op de geïnstalleerde Generic Client en vul het ip-adres van je server in (192.168.0.3). Bevestig met Connect, typ een tekstbericht in bij Message en verstuur dit met Send. Als je nu het dataverkeervenster opent, zie je het bericht verschijnen en zie je dat voor zo’n netwerktoepassing ook de OSI-lagen Transport (via het TCP-protocol) en Application worden aangesproken.

De berichtenservice genereert ook verkeer op de hoogste lagen van het OSI-model.

Simulatietools Filius is natuurlijk niet de enige simulatietool voor netwerkomgevingen. Zo kun je ook in Educational Network Simulator een netwerk samenstellen met pc’s, servers, switches en routers, vanuit een wat gedateerde webinterface.

Is het je vooral te doen om kennis op te doen rond netwerkveiligheid, dan kun CS4G Netsim proberen, maar het aantal scenario’s is hier beperkt.

Als je op zoek bent naar een veel krachtigere oplossing waarin je zowel virtuele als echte apparaten kunt opnemen, dan is GNS3 (Graphical Network Simulator-3) een interessante optie. Deze gratis opensource-tool is beschikbaar voor Windows, macOS en Linux. Je kunt ervoor kiezen om ook de GNS3-VM te installeren, een virtuele machine die meer protocollen en netwerkapparaten ondersteunt.

Een ander interessant alternatief is EVE-NG. De tool ondersteunt nog meer netwerkapparaten van verschillende bekende producenten. EVE-NG werkt met een gebruiksvriendelijke webinterface en de simulaties zijn zeer realistisch. Let wel op dat alleen de Community Edition van EVE-NG gratis is en dat deze enkele beperkingen heeft.

Je merkt meteen dat GNS3 professionele (of minstens academische) allures heeft.

6 Subnetten

Laten we ons netwerk wat complexer maken. Als je wilt, kun je nu je huidige netwerkopstelling opslaan door op het diskette-icoon te klikken in de ontwerpmodus. Laat je huidige netwerkcomponenten ongewijzigd en voeg aan de rechterkant een extra switch en twee notebooks toe. Plaats een router tussen beide netwerken (we negeren de vereenvoudigde Home Router) en ken deze meteen twee NIC’s (Network Interface Cards) toe.

Verbind de nieuwe notebooks en de router met de extra switch. Verbind ten slotte ook de router met je eerste switch. Grafisch ziet dit er misschien goed uit, maar praktisch gezien kun je met dit netwerk nauwelijks iets doen. Je moet namelijk nog enkele configuraties binnen dit tweede netwerk (subnet) uitvoeren. Geef de nieuwe notebooks alvast een ander ip-adres, bijvoorbeeld 192.168.1.1 en 192.168.1.2. Laat de subnetmaskers ook hier op 255.255.255.0 staan.

Selecteer nu de router. Op de tabbladen in het onderste deelvenster zie je hetzelfde ip-adres staan voor beide NIC’s. Dit is natuurlijk niet correct. Klik op het eerste tabblad. Als de netwerkkabel tussen je router en de switch van je tweede netwerk groen kleurt, geef dan deze netwerkinterface het ip-adres 192.168.1.10. Voor de andere netwerkinterface, die verbonden is met de switch van het eerste netwerk, vul je 192.168.0.10 in.

Onze router heeft twee netwerkinterfaces.

7 Gateway

Wanneer je nu probeert te pingen tussen een computer uit beide netwerken, krijg je helaas alleen de foutmelding Destination not reachable. Dit is logisch, omdat er nog een gateway ontbreekt in beide netwerken. Deze configuratie doe je op het niveau van je computers.

Open een computer in je eerste netwerk (aan de linkerzijde) en vul bij Gateway het ip-adres van de bijbehorende router-netwerkinterface in (192.168.0.10). Doe dit ook voor de andere twee computers in dat netwerk. Voor de computers in je tweede netwerk (aan de rechterzijde) vul je als Gateway het ip-adres 192.168.1.10 in. Nu zou je vanuit beide netwerken ook de computers uit het andere netwerk moeten kunnen bereiken, zoals met het ping-commando of via een generic client.

We hebben wel gemerkt dat het virtuele netwerk na wijzigingen soms kuren kan vertonen. Sla in dat geval je configuratie op en herstart Filius. Als dat niet helpt, verwijder dan het betreffende softwarepakket van het betreffende apparaat, voeg het opnieuw toe en configureer het opnieuw (meestal duurt dit nog geen minuut).

Je moet ook nog een gateway instellen op je computers.

8 DHCP-server

Zodra je een wat groter netwerk uitbouwt, wordt het omslachtig als je alle apparaten handmatig een ip-adres moet geven. Dan kun je beter een DHCP-server inzetten (in elk van beide netwerken als je dit verkiest). DHCP staat voor Dynamic Host Configuration Protocol en dit wijst automatisch ip-adressen toe aan netwerkapparaten.

Ga naar het eigenschappenvenster van zo’n server en klik rechtsonder op DHCP server setup. Geef het DHCP-adresbereik op, bijvoorbeeld van 192.168.0.1 achter Lower bound of address tot 192.168.0.20 achter Upper bound of address. Plaats een vinkje bij Activate DHCP en bevestig met OK.

Merk op dat je op het tabblad Static Address Assignment specifieke apparaten op basis van hun MAC-adres een vast ip-adres kunt toewijzen (bij voorkeur buiten het ingestelde DHCP-bereik). Dit is vooral nuttig voor apparaten zoals servers, die je altijd via hetzelfde ip-adres wilt kunnen benaderen.

Over nu naar de apparaten die je van deze DHCP-service gebruik wilt laten maken. In het eigenschappenvenster van elk apparaat plaats je een vinkje bij Use DHCP for configuration. Om het toegekende ip-adres van een apparaat te achterhalen, klik je er met rechts op, of je start een commandline-sessie op en voert het commando ipconfig uit.

Het is wel zo handig als er een DHCP-server operationeel is in je netwerk.

9 Webserver

In Filius kun je ook een basale webserver activeren en deze voeden met (eigen) webpagina’s. Gebruik hiervoor eventueel een al bestaande server in je netwerk en voeg het softwarepakket Webserver eraan toe. Open dit pakket en klik op Start.

Om de webserver te testen, installeer je het pakket Webbrowser op een willekeurige computer. Open dit en vul achter http:// het ip-adres van je webserver in (bijvoorbeeld http://192.168.0.3) en druk op de knop Start. Als alles goed is, verschijnt nu de standaard startpagina van Filius.

Natuurlijk wil je liever je eigen pagina zien. Installeer hiervoor het pakket Text editor op je webserver en open deze applicatie. Klik op Open en open de map webserver. Dubbelklik op het bestand index.html en open dit. Nu krijg je de achterliggende html-code te zien, zodat je deze kunt aanpassen. Je kunt ook je eigen webpagina’s maken en deze via Save as in afzonderlijke html-bestanden opslaan.

Zodra je je eigen webpagina hebt gemaakt, kun je deze bekijken met de ingebouwde webbrowser door iets als http://192.168.0.3/mijnpagina.html in te tikken.

Via de ingebouwde teksteditor kun je ook eigen, simpele webpagina’s maken.

10 DNS-server

Het zou wel handiger zijn om een domeinnaam zoals www.mijnsite.nl te gebruiken in plaats van telkens het ip-adres van de webserver te moeten intikken.

Hiervoor moet je een DNS-server (Domain Name System) opzetten. Voeg een server toe in een afzonderlijk subnet en geef deze bijvoorbeeld het ip-adres 192.168.2.1 met als Gateway 192.168.2.10. Maak deze gateway door in het eigenschappenvenster van je router naar het tabblad General te gaan en op Manage connections te klikken. Druk op de plusknop voor een extra verbinding en klik op Close. Open het toegevoegde tabblad en wijzig IP Address in 192.168.2.10. Verbind nu je DNS-server met de nieuwe verbinding op je router door een kabelverbinding te maken.

Open nu elke computer en vul bij Domain Name Server het ip-adres van je DNS-server in. Let op, bij apparaten die via DHCP worden bediend, lukt dit wellicht niet. In dit geval vul je het ip-adres van je DNS-server in bij de DHCP-server zelf.

Voeg nu het softwarepakket DNS server toe aan je DNS-server. Open dit en vul bij Host/domain name bijvoorbeeld www.mijnsite.nl in en bij IP address het adres van je webserver (bijvoorbeeld 192.168.0.3). Bevestig met Add en activeer de DNS-service met de knop Start.

Nu zou je vanaf je webbrowser je webserver moeten kunnen bereiken met het adres www.mijnsite.nl/mijnpagina.html.

Onze router heeft nu drie netwerkverbindingen, waarvan één naar de nieuwe DNS-server.

11 Mailserver

Als laatste voegen we het softwarepakket Email server toe aan onze server. Open het pakket en vul bij Mail domain bijvoorbeeld mijnsite.nl in. Bij New account geef je een User en een Password op. Bevestig dit met de knop New account en met OK, zodat het aan de Account list wordt toegevoegd. Start de service met de gelijknamige knop Start.

Je moet de mailserver natuurlijk nog kenbaar maken bij je DNS-server. Open hier het pakket DNS server, ga naar het tabblad Mail exchange (MX), vul bij Mail domain bijvoorbeeld mijnsite.nl in en bij Mail server domain name de waarde www.mijnsite.nl. Bevestig met Add, stop de DNS-server en druk daarna weer op Start om de wijzigingen te laten doorzetten.

Selecteer vervolgens een willekeurige client en voeg het softwarepakket Email program toe. Open dit en klik op Account voor een nieuw e-mailaccount. Vul de gevraagde gegevens in. Als Email address kun je <naam>@mijnsite.nl gebruiken, bij POP3 server en bij SMTP server vul je www.mijnsite.nl in. De poorten laat je ongewijzigd. Vul bij User en Password dezelfde gegevens in als zojuist bij Email server. Bevestig met Save. Via de knop New email kun je nu een testbericht naar jezelf sturen. Uiteraard kun je nog andere e-mailaccounts maken en berichten naar elkaar versturen, op andere computers met Email program.

Een e-mailservice correct opzetten vergt wel enige configuratie.

12 Firewall

Om je netwerk te beveiligen, stel je firewallregels in. Zo kun je het Firewall-softwarepakket op een of meer computers in Filius installeren, maar weet dat de mogelijkheden hier beperkt zijn. Je werkt daarom beter op routerniveau.

Ga naar het eigenschappenvenster van je router en open Firewall settings. Op het tabblad Network interfaces kun je Filter ICMP packets inschakelen, zodat ping-verzoeken niet meer doorkomen, maar wij zijn meer geïnteresseerd in het tabblad Firewall Rules. Een voorzichtige benadering is accept instellen als Default action if no rule matches. Hierdoor wordt alle verkeer dat niet door zelf gedefinieerde regels wordt onderschept, standaard toegelaten.

Laten we als test een regel aanmaken om te voorkomen dat een specifieke client kan surfen. Klik op add new rule, vul het ip-adres van de client in bij Source IP, gebruik 255.255.255.255 als Netmask, selecteer TCP als Protocol en stel Port in op 80 (voor http-verkeer). Stel Action in op drop. Vergeet niet Activate firewall in te schakelen op het tabblad Network Interfaces.

Test je nieuwe regel grondig om te controleren of de gewenste beperkingen worden toegepast. Stel je meerdere firewallregels in, weet dan dat deze in chronologische volgorde, van boven naar beneden, worden afgehandeld.

Met behulp van firewallregels maak je het netwerkverkeer via je router veiliger.

13 Routers en netwerken

Filius biedt ook mogelijkheden voor complexere netwerksimulaties. Je kunt bijvoorbeeld meerdere routers inzetten voor verschillende netwerken en Automatic routing inschakelen om het routeerprotocol de kortste weg binnen je netwerk te laten vinden. Maar het kan ook leerzaam zijn om handmatige routering in te schakelen op het tabblad Forwarding table. Je kunt dan het dataverkeer volgen via een Generic Client en een Echo server.

Een andere interessante optie is om het gesimuleerde netwerk van Filius te koppelen aan je fysieke netwerk. Om dit te testen, installeer je Filius op twee computers binnen je thuisnetwerk. Maak op elk van beide een netwerk met een client (bijvoorbeeld 192.168.0.1 en 192.168.0.2) en een modem. Bij het ene modem plaats je een vinkje bij Wait for incoming connection request en bevestig je met Activate. Op de bijbehorende client installeer je een Echo server en start je deze. Op het tweede modem vul je het fysieke ip-adres van je eerste computer in en druk je op Connect. Voeg vervolgens aan je client een Generic Client toe. Nu kun je berichten van de ene client naar de andere sturen via je fysieke netwerkverbinding. Zorg er wel voor dat bijvoorbeeld je Windows-firewall dit verkeer niet blokkeert.

Een verbinding via modems, via je fysieke netwerk.

Virtuele netwerken Netwerksimulaties met Filius zijn leerzaam en ook handig voor het voorbereiden van een fysiek netwerk. Maar als je een netwerk wilt opzetten met echte besturingssystemen, is het beter om een hypervisor zoals het gratis VirtualBox te gebruiken. Met VirtualBox kun je verschillende soorten virtuele netwerken opzetten, afhankelijk van je behoeften.

Het standaardtype is NAT, waarbij je bijna niets hoeft in te stellen. Het is ook een veilige constructie aangezien virtuele machines elkaar niet kunnen benaderen en externe apparaten de virtuele machines niet kunnen bereiken (tenzij je poortdoorverwijzing gebruikt). In een NAT-netwerk daarentegen kunnen virtuele machines onderling wel communiceren en hebben ze ook toegang tot het externe netwerk.

Naast een NAT-netwerk zijn er ook andere netwerkscenario’s mogelijk, zoals Intern netwerk, Bridged adapter en Host-only adapter.

Binnen VirtualBox (en andere hypervisors) zijn er verschillende netwerkscenario’s mogelijk.

Watch on YouTube
▼ Volgende artikel
De juiste geheugenkaart kiezen: zo schiet je nooit meer mis
© DragonImages
Huis

De juiste geheugenkaart kiezen: zo schiet je nooit meer mis

Je staat klaar om een foto te maken. Alles klopt: het licht, het moment, je onderwerp. En dan... kaart vol. Of erger: je camera herkent 'm niet eens. Het kiezen van de juiste geheugenkaart is dus heel belangrijk. Maar met al die formaten en capaciteiten kan dat nog best ingewikkeld zijn. In dit artikel lees je hoe je de juiste kaart kiest – eentje die past bij je camera én bij hoe jij fotografeert.

Om de juiste kaart voor jouw camera te vinden, zijn er een aantal zaken waar je op moet letten. In dit artikel kijken we naar: 📸 Kaartformaat 📸 Snelheid 📸 Merk 📸 Capaciteit 📸 Formatteren 📸 Veelvoorkomende fouten 📸 Onderhoud

Lees ook: 20 tips om de mooiste foto's te maken met je compactcamera

Welk type past bij jouw camera?

Niet elke kaart past bij elke camera. Het formaat moet kloppen, de snelheid moet aansluiten op wat je ermee doet, en het merk kan het verschil maken tussen probleemloos werken en verlies van data. En dan is er natuurlijk ook nog de capaciteit. Hieronder lees je daar meer over.

Kaartformaat

De ene geheugenkaart is de andere niet. Wat je precies nodig hebt, hangt af van je camera. De meest voorkomende kaartformaten zijn SD (Secure Digital), CompactFlash (CF), XQD en de nieuwere CFexpress-kaarten.

Voor compactcamera's en instapmodel systeemcamera's is SD het meest gebruikte formaat, waarbij je onderscheid maakt tussen SDHC (tot 32GB) en SDXC (boven 32GB). Welke je nodig hebt, check je eenvoudig in je handleiding of via Menu > Instellingen > Geheugenkaart.

Voor professionele systeemcamera's en spiegelreflexen heb je vaak snellere kaarten zoals UHS-II SD-kaarten, XQD of CFexpress nodig, zeker als je 4K-video opneemt of in burst-modus fotografeert.

Snelheid

De snelheidsklasse van een kaart is minstens zo belangrijk als het formaat. Op SD-kaarten vind je aanduiding zoals Class 10, UHS-I of UHS-II, en een getal met een 'U' (bijvoorbeeld U3) of een 'V' (bijvoorbeeld V60). Hoe hoger het getal, hoe sneller de kaart. Voor 4K-video heb je minimaal V30 nodig, terwijl voor 8K-video V60 of V90 wordt aangeraden. Voor het controleren van de compatibiliteit kun je op je camera naar Bestandsinfo gaan en op de INFO-knop drukken terwijl je een foto bekijkt. Hier zie je welke schrijfsnelheid jouw camera gebruikt.

Supersnelle USH-II-kaart nodig?

Dan supersnel even naar

Merk

Merken maken ook verschil. SanDisk, Lexar, Kingston, Sony en Transcend staan goed bekend. Minder bekende kaartjes zijn goedkoper, maar je loopt meer risico op fouten. En een gemiste foto kun je niet terughalen.

Hoeveel opslag heb je nodig?

Dat hangt af van je camera en je manier van fotograferen. Een RAW-bestand van 24 megapixel neemt gemiddeld 30MB in beslag. Een JPEG van dezelfde camera rond de 8MB. En video? Reken voor 4K op zo'n 350MB per minuut. Even rekenen dus: hoeveel foto's of minuten video maak je op een gemiddelde dag? Tel die bij elkaar op en neem daar nog eens de helft extra als veiligheidsmarge.

Wie af en toe foto's maakt met een compactcamera, heeft aan 32GB of 64GB meestal genoeg. Gebruik je een systeemcamera en schiet je in RAW, dan is 128GB een logische keuze. Ga je voor reportages of video-opnames, dan kom je al snel uit op 256GB of meer. Maar: één grote kaart is niet altijd beter dan meerdere kleinere. Mocht er iets misgaan, dan ben je niet meteen álles kwijt.

©Jimmyi23

Je kaart formatteren Zodra je een kaart in gebruik neemt, formatteer je die in de camera zelf, Druk op de Menu-knop van je camera en navigeer daarvoor naar Formatteren. Dit doe je bij voorkeur na elke shoot, uiteraard nadat je de beelden veilig hebt opgeslagen. Belangrijk: formatteren wist alles, dus maak altijd eerst een back-up via Bestandsoverdracht naar je computer of externe schijf.

Dit kan er misgaan – en zo voorkom je dan

Een fout die vaak gemaakt wordt: de kaart verwijderen terwijl de camera nog bezig is met schrijven. Dat kun je zien aan het knipperende lampje. Wacht altijd tot dat uit is voordat je de kaart verwijdert of de camera uitschakelt.

Ga er ook niet vanuit dat geheugenkaarten eindeloos meegaan. Ze hebben een beperkt aantal schrijfcycli. Gebruik je je kaart intensief, dan is vervangen om de twee tot drie jaar verstandig.

Onderhoud verlengt de levensduur. Formatteer je kaart eens per maand via het menu van de camera – niet op je computer. Camera's gebruiken een specifieke bestandsstructuur, en die raakt snel in de war als je via een computer formatteert.

Bewaar je kaarten op een droge plek, bij voorkeur in een beschermend doosje. Houd ze uit de buurt van magnetische velden van bijvoorbeeld speakers of telefoons. Werkt een kaart niet goed? Maak de contactpunten dan schoon met een droge, zachte doek.

©PheelingsMedia

Zekerheid zit in de voorbereiding

Een goede geheugenkaart maakt het verschil tussen zorgeloos fotograferen en frustratie achteraf. Kijk verder dan alleen de opslagcapaciteit. Snelheid, betrouwbaarheid en compatibiliteit met je camera zijn minstens zo belangrijk. Kies voor kwaliteit, stem af op je manier van werken en verzorg je kaart goed. Dan kun je blijven focussen op wat er echt toe doet: het vastleggen van het juiste moment.

▼ Volgende artikel
Verhoog je productiviteit met de Focusmodus in Windows 11
© sathit_koyram
Huis

Verhoog je productiviteit met de Focusmodus in Windows 11

Tijdens het werk word je waarschijnlijk regelmatig gestoord door binnenkomende e-mails, meldingen, berichtjes, systeemupdates en pop-ups. Het zijn meestal nuttige en leuke elementen, maar ze halen je wel uit je concentratie. In Windows 11 zit een nieuwe functie om deze afleidingen tijdelijk te dempen.

Snel afgeleid? Zo stel je in dat je computer je niet mag storen met allerlei meldingen:

  • Focus instellen vanuit de Windows Instellingen
  • Focus instellen via de tijd in het het systeemvak
  • Maximaliseer het Focus-venster voor nog meer opties

Hoe minder tijd achter de computer, hoe beter: Van schermverslaafd naar schermbewust: handige tips voor minder schermtijd

Focus instellen

Deze Focusmodus is een productiviteitstool die te vinden is in de Klok-app. Je kunt hem activeren vanuit de Windows Instellingen. Druk op Windows-toets+I en ga naar Systeem, waar je Focus vindt. Hier kun je de duur van een ongestoorde werksessie invoeren. Standaard is dit op 30 minuten ingesteld. Daaronder staan vier opties. Geef de timer weer in de Klok-app om zichtbaar te maken hoelang de sessie bezig is. Vink ook de optie aan om badges te verbergen in de taakbalk-apps. Daardoor kom je niet verleiding om aan die apps aandacht te schenken. Ook het knipperen in de taakbalk-apps verberg je om dezelfde reden. Schakel Niet storen in, dan worden al deze meldingen tijdens de sessie gedempt.

De meeste gebruikers vinken de vier opties aan.

Nog beter focussen?

Een koptelefoon met noisecancelling doet wonderen

In de klok

Het is ook mogelijk om Focus te activeren vanuit het systeemmeldingscentrum. Klik in de taakbalk op de datum- of tijdaanduiding. Hiermee open je de agenda en het meldingsgebied. Onderaan waar de knop Focus staat, kun je de duur aanpassen. Zodra je op de knop klikt, verschijnt de focustimer op het scherm. Terwijl een sessie actief is, zie je de klok en de resterende tijd en nog enkele andere relevante gegevens, zoals wanneer de volgende pauze is gepland. Zie je niet graag de tijdsduur die langzaam aftelt, dan verberg je die door op de drie puntje te klikken. Daarna kun je de optie Resterende tijd weergeven uitschakelen. Als je in de instellingen de optie Niet storen hebt ingeschakeld, blokkeert deze functie alle meldingen.

Nog acht minuten geconcentreerd werken en dan volgt een pauze van vijf minuten.

Ontspannen werken

Wanneer je Focus maximaliseert, zie je rechts de voortgangsgrafiek die toont hoelang je gisteren en vandaag de tool hebt gebruikt. Je kunt ook een Spotify-afspeellijst selecteren om je sessies te begeleiden met ontspannende muziek. Onderaan krijg je de taken te zien die in de app Microsoft To Do op je wachten.

Wanneer je Focus maximaliseert, krijg je nog meer informatie te zien.