ID.nl logo
Je tv instellen doe je zo
© PXimport
Huis

Je tv instellen doe je zo

Als je alles uit je nieuwe televisie wilt halen, dan is het belangrijk om op enkele punten te letten. Op welke afstand moet de tv staan van je bank? En hoe levert je televisie de beste beeldkwaliteit? Je tv instellen doe je zo.

Het is verrassend hoe regelmatig we televisies tegenkomen die slecht opgesteld staan, of die een verschrikkelijk beeld tonen met overdreven scherpte en te felle kleuren. Toegegeven, op bepaalde plaatsen, denk bijvoorbeeld aan de fitnessclub, is een optimale opstelling erg lastig, zo niet onmogelijk. Maar in je woonkamer wil je toch graag mikken op het best mogelijke resultaat. Het is bovendien helemaal niet zo moeilijk als je misschien denkt. Op vlak van plaatsing ben je meestal wel beperkt door bestaand meubilair, maar als het op beeldkwaliteit aankomt, kan iedereen de juiste keuzes maken. Laten we beginnen.

01 De juiste kijkafstand/beeldmaat

Wat is de ideale kijkafstand voor je televisie? Dat hangt af van wat je zelf comfortabel vindt en wat voor soort programma’s je bekijkt. Maar er zijn wel degelijk richtlijnen. De SMPTE (Society for Motion Picture and Television Engineers) adviseert een blikveld van 30 graden, wat overeenkomt met een kijkafstand van 1,6 schermdiagonalen. Meet je schermdiagonaal in centimeters (of vermenigvuldig de inch-maat met 2,54) en vermenigvuldig die met 1,6 voor de juiste kijkafstand. Kijk je vooral naar film, spannende tv-reeksen, sport of gaming, dan wil je ongeveer op die afstand zitten. Het beeld vult dan een groot deel van je blikveld en dat zorgt voor een erg meeslepende ervaring.

Bestaat je kijkvoer hoofdzakelijk uit nieuws, soaps, en quizzen, dan wil je relaxed tv-kijken, en zit je liever iets verder. We mikken dan eerder op een kijkafstand tussen 2,0 en 2,5 schermdiagonalen. Uiteindelijk adviseren we je om zelf een kijkafstand te kiezen die tussen 1,5 en 2,5 schermdiagonalen zit. Kies wat het beste in de woonkamer past, en overeenstemt met je smaak en kijkgewoontes.

In ideale omstandigheden heb je hiermee rekening gehouden tijdens de aankoop. Je deelt dan de kijkafstand (in cm) door 1,5 voor de grootste schermmaat (in cm) en door 2,5 voor de kleinste.

Idealiter stel je de tv zo op dat het midden van het scherm ongeveer op ooghoogte staat

-

02 De ideale plaats

De tijd dat de televisie verstopt werd in een kast, is al lang voorbij. Een moderne televisie heeft vaak een ultraslank profiel, een zeer klein of bijna onbestaand kader en een speelse voet. Dat mag best wel gezien worden, maar het betekent niet dat je de televisie overal mag plaatsen. Een veel gemaakte fout is een te hoog geplaatste televisie, zoals boven de open haard (de horror!). Idealiter stel je de tv zo op dat het midden van het scherm ongeveer op ooghoogte staat (wanneer je op de belangrijkste zitplaats zit). Plaats je de televisie hoger, dan riskeer je nekproblemen omdat je de hele tijd naar boven moet kijken.

Vermijd duidelijke reflecties van lichtbronnen in het beeldscherm. Vooral lichtbronnen achter de kijkposities zijn boosdoeners. Verplaats die staande lamp of doe hem uit. Staat de televisie recht tegenover een raam, overweeg dan een gordijn. Dat hoeft niet voor volledige verduistering te zorgen, maar spierwitte gordijnen zijn ook geen goede keuze qua reflectie.

Wandmontage

Een moderne televisie ziet er vaak nog beter uit als je hem aan de wand monteert. Houd rekening met dezelfde richtlijnen als bij een klassieke opstelling (zie punt 2). Welke beugel je kiest, hangt af van je wensen. Moet de televisie kunnen draaien, kantelen, wegklappen? Wil je een gemotoriseerde beugel? Houd ook goed rekening met de afmetingen en het gewicht van je televisie. Kijk op voorhand na of alle aansluitingen bereikbaar blijven. En bedenk dat een beugel met een lange arm een enorme hefboom is die trekt aan de wandbevestiging. Gebruik dan ook stevige pluggen!

03 De juiste beeldmode

Er is een manier om in één klap het beste beeld in te stellen: selecteer de ‘film-beeldmodus’. Die heeft meestal de naam ‘film’, ‘bioscoop’, of ‘cinema’. Denk je meteen: dit is te flauw, of te rood? Laat je ogen enkele dagen wennen aan het nieuwe beeld. Daarna zul je merken dat andere beeldmodi vaak te scherp en intens zijn.

©PXimport

Televisie aansluiten

Je televisie zo optimaal mogelijk instellen is belangrijk, maar zorg dan wel eerst dat je je tv correct hebt aangesloten. Het lijkt niet zo moeilijk om een televisie aan te sluiten, hdmi-kabel erin en klaar, maar levert elke hdmi-aansluiting wel dezelfde functionaliteit en kwaliteit? En hoe zit het met multikanaalaudio? Kies je beter voor apps op de tv of voor een externe speler? En heeft dat nog gevolgen voor je aansluiting? Wij leggen het uit in dit artikel.

04 Bijstellen naar smaak

In de film-beeldmodus wordt heel wat beeldverwerking uitgeschakeld. Toch kan die in veel gevallen het beeld licht verbeteren, al is dat vaak een kwestie van smaak. De volgende instellingen kun je activeren, maar wees bescheiden en gebruik de laagste tot middelste stand om overmatige effecten te vermijden.

- Scherpte voor meer zichtbaar detail (vaak een numerieke instelling; gaat die tot maximaal 100, blijf dan tussen 0 en 20).

- Dynamisch contrast voor wat meer punch in het beeld.

- Ruisonderdrukking als je naar oudere bronnen zoals dvd of slechte kwaliteit YouTube kijkt.

©PXimport

Bias Lighting

Wie graag tv-kijkt in een verduisterde kamer, doet er goed aan om voor wat ‘Bias Lighting’ te zorgen. Concreet is dat zacht, indirect licht op de wand achter het scherm. Dat zorgt ervoor, dankzij de psychologie van de waarneming, dat je beter contrast op het scherm ziet en dieper zwart. Het is een effect dat ook in heel wat optisch bedrog gebruikt wordt: de kleur of het licht rond een voorwerp beïnvloedt de waarneming ervan. Het maakt tv-kijken ook rustiger voor je ogen. Bias-verlichting werkt best als de achterliggende wand ongeveer wit is, en idealiter gebruik je een daglichtlamp (kleurtemperatuur 6500 K). Klassieke lampen voor binnenshuis geven veel te warm licht (vaak 1800 K tot 2500 K) maar zijn wel een goede tijdelijke oplossing. Er bestaan led-strips die je eenvoudig op de rug van de televisie bevestigt.

©PXimport

05 Motion interpolation

Om zo veel mogelijk detail zichtbaar te maken in een bewegend beeld, gebruiken televisies vaak technieken als ‘motion interpolation’ of ‘black frame insertion’. Die eerste berekent tussenliggende beelden van een 24- of 50fps-stroom om er een 100fps-stroom van te maken. Snelle camerabewegingen vertonen dan geen stottereffecten meer. Deze methode wordt niet door iedereen gewaardeerd, omdat het films soms het uiterlijk geeft van een tv-reeks. Andere mensen prefereren toch het vloeiende effect. De tweede methode toont gedurende korte tijd een zwart beeld tijdens de opeenvolgende frames om ervoor te zorgen dat snel bewegende voorwerpen scherp afgelijnd zijn. Anders vertonen die een vage of dubbele rand.

Je kunt dit bij elk merk instellen, maar de benaming is helaas merkafhankelijk. Philips gebruikt Perfect Natural Motion, LG Trumotion, Samsung Auto Motion Plus, Panasonic Intelligent Frame Control en Sony Motionflow.

De instelling Helder werkt de vage randen weg (een aanrader voor sport), en Vloeiend voegt daar nog stottervrije beelden aan toe. Standaard zit tussen deze twee in. Wat je kiest, is volledig persoonlijk. Je kunt het ook uitschakelen, maar dat raden we af.

©PXimport

06 De game-modus

Gamers hebben hun eigen prioriteiten, en een daarvan is een zo laag mogelijke input-lag. Bijna elke televisie biedt daarom een spel-beeldmodus. Daarin is heel wat beeldverwerking uitgeschakeld om de input-lag te minimaliseren. Vaak is die spelmode echter erg hard voor je ogen. Maar je kunt die instellingen zelf aanpassen: zoek de instellingen van het contrast, de scherpte en de kleurtemperatuur op in de film-beeldmodus en gebruik die waarden ook de spel-modus. Je ogen zullen je dankbaar zijn.

©PXimport

07 Kijken bij veel of weinig omgevingslicht

Doordeweeks kijk je ’s avonds een film met de meeste lichten uit, op zondagnamiddag volg je je favoriete sport terwijl de zon door de ramen naar binnen schijnt. Kijken bij verschillend omgevingslicht: daar houd je best rekening mee in je beeldinstellingen. De eenvoudigste manier is het gebruik van de lichtsensor. Die past de helderheid van het beeld aan op basis van het omgevingslicht. Je vindt hem in de menu’s onder de beeldinstellingen of eco-instellingen, onder de naam lichtsensor of energiebesparing.

Is je televisie niet uitgerust met een lichtsensor of vind je de wisselende helderheid storend, dan moet je twee beeldmodi instellen. De modus voor films hebben we net al ingesteld, gebruik die voor kijken bij verduistering. Voor het kijken bij meer omgevingslicht kies je de modus Standaard of Natuurlijk. Als enige aanpassing neem je even de waardes voor de kleurtemperatuur en scherpte, en de instellingen voor motion interpolation uit je film-modus over.

©PXimport

08 Experimenteren en de reset-knop

Met de bovenstaande richtlijnen kom je tot het beeld dat het dichtst bij de relevante normen ligt. Wil je het beeldmateriaal zien zoals de filmmaker het werkelijk wilde, dan wijk je er het best niet te veel van af. Maar het is natuurlijk jouw tv, en als je bepaalde instellingen toch wilt aanpassen of een andere beeldmode prefereert, dan is dat uiteraard je eigen keuze. Wees niet bang om wat te experimenteren met de instellingen. En ben je bang dat je het helemaal verknoeid hebt, dan is er nog steeds de reset-knop. Elke televisie heeft in zijn beeldmodi de optie om die terug te zetten naar de fabrieksinstellingen.

©PXimport

Geluid niet vergeten!

Als moderne televisies een achilleshiel hebben, dan is dat in bijna alle gevallen hun geluidskwaliteit. Reden temeer om ook in de geluidsinstellingen even rond te kijken. De preset voor films geeft je een pseudo-surround-effect en de preset muziek klinkt meestal wat voller. Vaak zijn er opties om de basweergave of dialogen een kleine boost te geven. Op heel wat modellen vind je ook een equalizer zodat je de klank zelf kunst instellen. Sommige modellen bieden zelfs een optie om de klank aan te passen aan de akoestiek van de kamer. Je doorloopt dan een korte procedure met de ingebouwde microfoon van de afstandsbediening. Maak je instellingen op basis van een favoriet muziekstuk, een stukje dialoog, en een filmsoundtrack, zodat je een goede universele oplossing hebt. Voor nog beter geluid ben je aangewezen op externe audio-oplossingen, zoals een soundbar.

©PXimport

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.

▼ Volgende artikel
⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping
© Olga Yastremska, New Africa, Africa Studio
Huis

⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping

Vooral in de zomer is het vaak raak: code geel of code oranje wegens onweer. Weet jij wat je wél en juist níet moet doen als er een onweersbui nadert? Thuis kun je veel risico's beperken, maar juist buitenshuis – en zeker op de camping – is het opletten geblazen. In dit artikel lees je hoe je jezelf en anderen beschermt, of je nu binnen, buiten of aan het kamperen bent.


In het kort:

⚡ Onweer & thuis ⚡ Onweer & buiten ⚡ Onweer en kamperen: 🏕️ Tent 🚐 Caravan

Lees ook: Regen, regen en nog eens regen … zo voorkom je wateroverlast

Thuis tijdens onweer: veilig, maar niet zonder risico's

In huis ben je relatief goed beschermd tegen blikseminslag, zeker als het gebouw voorzien is van een goede bliksemafleider. Toch zijn er een paar voorzorgsmaatregelen die je serieus moet nemen. Gebruik bij onweer liever geen apparaten die verbonden zijn met het stroomnet of met leidingen. Denk aan de wasmachine, een vaste telefoon of een bedrade computer. Bliksem kiest daarbij meestal de makkelijkste route naar de grond, en dat zijn vaak metalen onderdelen in huis zoals koperdraden of waterleidingen.

Trek bij voorkeur de stekkers uit het stopcontact van kwetsbare apparatuur zoals computers, tv's of de router. Een stekkerdoos met overspanningsbeveiliging biedt wel wat bescherming, maar niet bij een directe inslag. Ga liever ook niet douchen of in bad, want waterleidingen kunnen de elektrische spanning van een blikseminslag geleiden.

Ramen kun je gewoon dicht houden, en als je wilt kijken naar het natuurgeweld, doe dat dan vanaf een veilige plek binnenshuis. Zorg dat huisdieren binnen zijn en zet het alarmsysteem even uit als dat storingsgevoelig is bij blikseminslag.

Buiten bij onweer: voorkom dat je zelf bliksemafleider bent

Ben je onderweg of buiten als het begint te donderen, dan is het zaak om snel te handelen.

Onthoud: als je de bliksem ziet en binnen 10 seconden de donder hoort, zit je binnen de gevarenzone. Zoek dan zo snel mogelijk een veilige schuilplek.

De veiligste plek is een gebouw met muren en een dak – bijvoorbeeld een winkel, huis of station. Een auto met metalen carrosserie is ook een prima optie. Die werkt als een kooi van Faraday en geleidt de stroom om je heen in plaats van door je heen.

Vermijd tijdens onweer open velden zoals weilanden of sportterreinen, want daar ben je letterlijk het hoogste punt. Ook hooggelegen plekken zoals duinen of heuveltoppen vormen een risico. Zoek geen beschutting onder een boom die in z'n eentje op een veld staat – dat is juist een bliksemmagneet. Blijf verder uit de buurt van metalen objecten zoals hekken, masten of fietsen, en houd afstand van water – of dat nu een meer, sloot of zwembad is.

Kun je nergens heen? Maak jezelf dan zo klein mogelijk: hurk neer op je voetzolen, houd je voeten tegen elkaar en wikkel je armen om je knieën. Ga niet liggen; zo vergroot je je contactoppervlak met de grond, wat het risico op aardstroom vergroot.

©ID.nl

Kamperen met onweer: extra opletten in tent of caravan

Kamperen geeft een gevoel van vrijheid, maar bij onweer ben je juist extra kwetsbaar. Een tent biedt geen enkele bescherming tegen bliksem, hoe stevig het doek ook is. Het metalen frame vergroot het risico juist, vooral als je op een open veld kampeert of vlak bij een losse boom staat.

Als er onweer op komst is, zoek dan zo snel mogelijk een veilig onderkomen. Een stenen sanitairgebouw, de receptie of je auto bieden veel meer bescherming dan een tent. Zit je in een camper of caravan met een metalen buitenkant? Dan ben je redelijk veilig, mits je ramen en deuren gesloten houdt en geen contact maakt met metalen delen. Stacaravans met een houten of kunststof omhulsel bieden die bescherming niet: het klopt dat ze geen stroom geleiden, maar ze voeren die ook niet af. Daardoor kan een blikseminslag via leidingen of metalen onderdelen binnen alsnog gevaarlijk uitpakken. Tijdens onweer blijf je dus beter uit de buurt van dat soort constructies.

Laat ook je elektronische spullen niet in de tent of aan opladers zitten. Berg ze los op, zonder kabels of contact met de grond.

Staan er bomen op de camping? Zorg dat je tent daar niet direct onder staat. Bij inslag kunnen takken afbreken of kan de bliksem via de wortels naar de grond doorslaan. Ook op campings in de bergen of aan open water is het risico op blikseminslag extra hoog – check bij aankomst wat de aanbevolen schuilplaatsen zijn.

En hoe zit het met de tentstokken?

Metalen tentstokken zijn niet per definitie gevaarlijk, maar ze kunnen wel extra risico opleveren bij onweer. Omdat tenten vrijwel altijd met metalen haringen in de grond staan, is er al snel sprake van een geleidende verbinding met de bodem. Bij een blikseminslag kan de stroom zich dan via het frame en de haringen verspreiden, met risico voor wie zich in de tent bevindt. Daarom blijft het advies: verlaat bij onweer de tent en zoek een écht veilige plek op.

Tot slot: een goede voorbereiding helpt

Kijk altijd naar de weersvoorspelling voordat je op pad gaat. Veel weerapps geven een melding bij onweerskansen, vaak met een tijdsindicatie en locatie. Op de camping is het handig om bij aankomst al te weten waar je naartoe kunt bij slecht weer.

Zorg ook dat je zaklamp, powerbank en radio of noodaccu paraat hebt als je kampeert, voor het geval de stroom uitvalt. En vooral: blijf rustig. Onweer is gevaarlijk, maar met de juiste kennis en voorzorgsmaatregelen voorkom je ongelukken.

🔦 Voor als de stroom uitvalt

Licht in de duisternis!