Open design is niet iets van de laatste jaren
De meeste producten voldoen vandaag de dag helemaal niet aan de kernwaarden van zogeheten 'open design'. Daardoor is het heel moeilijk om te achterhalen hoe een product precies werkt, laat staan om het product zelf te kunnen repareren of zelfs te verbeteren. Een duik in de geschiedenis leert dat dit vroeger wel anders was.
De laatste twintig jaar is het idee van open design weer meer op de voorgrond gekomen, samen met de opkomst van opensourcesoftware en open hardware. Er is niet echt een algemeen aanvaarde definitie, maar de P2P Foundation noemt open design ‘de toepassing van opensourcemethodes om fysieke producten, machines en systemen te creëren’.
Helaas is de opendesignbeweging in hetzelfde bedje ziek als de openhardwarebeweging; er zijn diverse initiatieven en organisaties opgezet, maar de meeste bloeden na enkele jaren van enthousiaste activiteiten dood. Heel wat websites die je in dit domein vermeld vindt, onder meer in de wiki van de P2P Foundation, bestaan momenteel niet meer. En terwijl er in de openhardwarewereld nog de Open Source Hardware Association (OSHWA) bestaat, moet de opendesignwereld zo’n organisatie om richting te geven helaas ontberen.
Episodes of collective invention
Ooit was het anders. Peter B. Meyer van het US Bureau of Labor Statistics beschreef in 2003 in zijn paper ‘Episodes of collective invention’ een aantal gevallen van technologie die door open discussies werd ontwikkeld. In de jaren 1850 tot 1870 waren ijzerproducenten in het Cleveland-district in Engeland heel open over de manier waarop ze in hun hoogovens ijzer produceerden uit ijzererts. De producenten lieten zelfs bezoekers in hun hoogovens toe en gaven informatie vrij over de ontwerpen en afmetingen van de hoogovens en de gebruikte temperaturen, informatie die 21ste-eeuwse producenten als ‘top secret’ zouden beschouwen.
Ze deden dat omdat ze geloofden dat ze hieruit meer informatie konden krijgen dan ze prijsgaven, en dat bleek ook zo. De ontwerpen van de hoogovens werden aangepast en de efficiëntie verbeterde, en uit onderzoek blijkt dat de meeste productiviteitsverbeteringen juist dankzij die vrije informatiedeling hadden plaatsgevonden.
Bessemerprocedé
Een ander voorbeeld van open design avant la lettre was de Amerikaanse staalindustrie in de jaren 1866 tot 1885. In die periode hadden de VS vooral veel staal nodig voor de aanleg van spoorwegen. In 1865 was de metallurgische kennis nog heel beperkt: men begreep bijvoorbeeld nog niet goed de rol die koolstof speelt in de productie van staal. Tegen 1880 was de kennis enorm verbeterd.
©PXimport
Die betere kennis was het resultaat van nieuwe technische tijdschriften zoals de Transactions of the American Institute of Mining Engineers, dat zowel doctors in de wetenschappen als ingenieurs uit de praktijk tot zijn lezers telde. De artikelen waren heel empirisch en bevatten specifieke details over metingen, die vrijuit werden gedeeld in de vorm van grafieken, tabellen en zelfs afbeeldingen van fabrieksuitrustingen.
Zo was er in het tijdschrift volgens Meyer één interessante discussie die zich uitspon over diverse artikelen in meer dan 130 pagina’s, waaraan zowel bekende experts als ingenieurs en opzichters van concurrerende fabrieken deelnamen. Allemaal waren ze gefocust op één gemeenschappelijk doel: betere treinsporen ontwikkelen. En dat lukte dan ook tegen 1880. Volgens Meyer leest de discussie als een draadje op een Usenet-nieuwsgroep, maar dan met formeler taalgebruik.
Homebrew Computer Club
Een wat recenter voorbeeld – en relevanter voor ons – is de Homebrew Computer Club in de jaren 1975 tot 1985. Deze club begon in 1975 in de garage van een van de leden in Silicon Valley en ging daarna onder meer door in Stanford University. Microprocessors waren toen al ontwikkeld, maar thuiscomputers zoals we die nu kennen nog niet. De Homebrew Computer Club was een open forum waar deelnemers bouwpakketten zoals de Altair 8800 bespraken en elektronische schema’s en programmeertips uitwisselden. Leden demonstreerden er ook hun nieuwste creaties.
De Homebrew Computer Club was begonnen door hobbyisten. Er bestond toen ook gewoon nog geen grote thuiscomputerindustrie, maar dat veranderde in de jaren erna. Onder de deelnemers zaten dan ook mensen die voor computerbedrijven werkten. Concurrenten deelden gewoon informatie met elkaar, bediscussieerden hun ontwerpen en kondigden nieuwe producten aan. De Homebrew-leden waren kritisch en hielden deze jonge computerbedrijven met hun opmerkingen scherp. Iedereen leerde van elkaar: hobbyisten van bedrijven en andersom, en concurrerende bedrijven van elkaar.
©PXimport
Een van de deelnemers was Steve Wozniak, die niet genoeg geld had voor een Altair-computerkit en zodoende maar zijn eigen computer bouwde. Hij demonstreerde die op een Homebrew-bijeenkomst en deelde zelfs kopieën uit van zijn ontwerp. Dit was de Apple I, en Wozniak richtte in 1976 – samen met Steve Jobs en mede-Homebrew-leden Chris Espinosa en Randy Wigginton – Apple op.
Uiteindelijk werden er in Silicon Valley meer en meer bedrijven opgericht door personen die in de Homebrew-bijeenkomsten ideeën hadden gekregen en uitgewerkt. Dit was de evolutie van zelf computers bouwen naar computers in massaproductie vervaardigen. Het ging niet meer om passie voor de techniek, maar om geld verdienen en marktaandeel van elkaar afsnoepen.
Personen als Wozniak kwamen niet meer naar de Homebrew-bijeenkomsten omdat ze nu zaken geheim moesten houden en ze het toch te druk hadden met hun bedrijven. En zo verloor de Homebrew Computer Club na enkele jaren zijn openheid.
De laatste tijd is open design echter aan een comeback bezig. Lees hier meer over interessante Open Design-projecten.