ID.nl logo
Slakken in de tuin? 8 tips om ervan af te komen
© rs31
Huis

Slakken in de tuin? 8 tips om ervan af te komen

In het vroege voorjaar komen slakken uit hun winterslaap en gaan ze op zoek naar eten. 's Avonds en wanneer het heeft geregend worden ze extra actief. En regenen, dat doet het in Nederland best veel ... Hun lievelingsmaal? Bladeren en bloemen. Heb jij last van slakken in je tuin? Lees dan snel verder!


Na het lezen van dit artikel weet je: 🐌 Voor welke slakken je moet oppassen in de tuin 🐌 Welke slakken onschuldig zijn en zelfs je tuin opruimen 🐌 Hoe je ongewenste slakken (milieuvriendelijk) kunt bestrijden 🐌 Wat je níet moet doen tegen slakken in de tuin.

Lees ook: Mieren in huis? 11 tips om ervan af te komen

Vaak worden alle slakken gezien als onaangenaam en zelfs als plaag, maar de meeste slakken in Nederland vinden de planten in jouw tuin niet eens echt interessant. Bepaalde slakkensoorten, zoals de huisjesslakken, ruimen je tuin zelfs juist op door verrotte plantenresten, gedroogde bladeren, schimmels en algen op te eten. De boosdoeners die graag levende plantenbladeren eten zijn vooral naaktslakken. Sommige grotere naaktslakken eten dagelijks zelfs wel de helft van hun lichaamsgewicht!

©Tomas Vynikal

Wanneer zijn er (vooral) er slakken in de tuin?

De eerste slakken verschijnen doorgaans in het voorjaar, zodra de temperaturen opnieuw zachter worden. Vaak is dat al in februari of maart na een milde winter, wanneer de dieren ontwaken uit hun winterslaap en op zoek gaan naar voedsel. Hun aantallen blijven dan hoog tot en met april. In de zomermaanden neemt de slakkenoverlast wat af, maar in het najaar zwellen de populaties opnieuw aan voordat ze de winterslaap ingaan.

Slakken zijn voornamelijk 's avonds actief en mijden kou. Hun verschijning hangt dus grotendeels af van de heersende buitentemperaturen. Een belangrijke factor is ook de vochtigheidsgraad - slakken gedijen het best in een vochtige omgeving. Valt er in een zomer veel regen, dan vergroot dat de kans op grote slakkenpopulaties in de tuin aanzienlijk. Een nat seizoen creëert immers ideale omstandigheden voor deze weekdieren.

Tips om slakken te voorkomen in de tuin

Voorkomen is in veel gevallen makkelijker dan genezen. Dat geldt ook voor slakken in de tuin. Met onderstaande tips voorkom je de komst van slakken en verlaag je de aantallen die je tuin overnemen.

Bewerk de grond in het voorjaar

Het helpt om in het voorjaar de grond in je tuin goed om te woelen met een schoffel. Door de grond te bewerken, maak je overwinterende slakken kapot. Ook breng je slakkeneitjes naar boven, waarna ze uitdrogen. Zo kun je de nieuwe slakkenpopulatie in je tuin dus flink terugdringen.

Plant zoveel mogelijk inheemse planten

Slakken vinden niet alle planten even lekker. Kies daarom voor inheemse planten die de dieren niet aantrekkelijk vinden en daarom niet (snel) aanvreten. Denk daarbij aan bosanemoon, ooievaarsbek, wilde akelei, vingerhoedskruid, steenanjer, inheemse viooltjes en varens en sterk geurende kruiden als bieslook en tijm.

Sproei de tuin in de ochtend

Slakken houden van vochtigheid. Sproei daarom je tuin in de ochtend in plaats van in de avond. Doe je dat in de avond, dan blijft je tuin de hele nacht vochtig, wat de tuin aantrekkelijker maakt voor slakken.

Zorg dat je tuin zo zonnig mogelijk is

Een warme, droge en zonnige tuin is niet aantrekkelijk voor slakken. De dieren houden namelijk van vochtige plekken. Zorg je ervoor dat jouw tuin veel zon krijgt en een droge ondergrond heeft? Dan leidt dat automatisch tot minder slakken in de tuin.

©Homeworlds

Afrikaantjes (Tagetes) zijn goede lokplanten om slakken te verzamelen en zien er ook nog eens leuk uit. Je kunt de slakken op de plantjes vervolgens eenvoudig vangen en verplaatsen.

Tips om slakken te bestrijden in de tuin

Is het niet voldoende gelukt om slakken te voorkomen en heb je toch (teveel) slakken in de tuin? Dan zijn er gelukkig verschillende (milieu- en diervriendelijke) manieren om van de dieren af te komen. Hieronder een aantal tips waarmee je slakken kunt bestrijden en/of hun schade kunt beperken.

Zet kwetsbare planten niet bij de composthoop

Slakken houden van vochtige plekken, zoals de composthoop, maar ook tuinafval of stapels tegels. Zet kwetsbare planten daar dus niet bij in de buurt om te voorkomen dat slakken ze aanvreten. Ruim daarnaast je tuinafval altijd snel op.

Bescherm kwetsbare planten

Kwetsbare planten die snel worden aangevreten kun je beschermen door er als het ware een 'hindernisbaan' omheen te leggen. Door de planten te omringen met koffiedik, cacaodoppen, fijngestampte eierschalen, scherpe schelpen of sparrennaalden maak je ze moeilijk(er) bereikbaar voor slakken. Dit zijn materialen die slakken uitdrogen of te scherp vinden, waardoor de dieren er niet snel overheen kruipen. Let wel op dat je geen cacaodoppen gebruikt wanneer je een hond hebt: cacaodoppen zijn (net als chocolade) namelijk giftig voor honden.

Grotere planten kun je ook beschermen met kippengaas om de stam. Gebruik daarvoor kippengaas met een kleine maasbreedte en vouw dit tot ongeveer 25 centimeter hoog, zodat slakken er niet langs of doorheen kunnen. Zijn de planten nog jong? Bescherm deze dan met een huls, gemaakt van een plastic frisdrankfles waarvan je de boven- en onderkant afsnijdt. Steek de fles ongeveer 5 centimeter in de grond en vouw de bovenste rand eventueel om als extra hindernis. Zo maak je het de slakken nog moeilijker.

Maak je tuin aantrekkelijk voor natuurlijke vijanden van de slak

Slakken zijn een feestmaal voor onder andere egels, spitsmuizen en vogels. Maak daarom je tuin aantrekkelijk voor deze natuurlijke vijanden van de slak, door hen schuilplaatsen te bieden onder bijvoorbeeld struiken en stapels takken. Ook padden en kikkers eten graag slakken. Heb je een (kleine) natuurlijke tuinvijver? Dan is dit de ideale manier om ook deze natuurlijke vijanden hun werk te laten doen.

Wil je de slakken gerichter bestrijden met natuurlijke vijanden? Dan kun je ook aaltjes kopen bij een tuincentrum of online (bijvoorbeeld bij Bol.com). Aaltjes zijn hele kleine wormpjes die slakken infecteren met een bacterie die alleen voor hen dodelijk is. Giet de wormpjes vervolgens uit op plekken met veel slakken en laat de diertjes hun werk doen. Ze gaan zelf op zoek naar naaktslakken in de bodem, waarbij de bodem wel langere tijd goed vochtig en niet te koud moet zijn om ervoor te zorgen dat de aaltjes overleven.

Alle slakken verzamelen!

Om gericht slakken te vangen, kun je het beste de bladeren van planten regelmatig controleren en de dieren eraf plukken. Ook kun je de slakken naar een plek lokken door bijvoorbeeld een slakkenschuilplaats te maken van bleekselderij, een halve sinaasappel, rabarberblad, of vochtige stukken karton. Slakken zijn nachtdieren en kruipen hier 's ochtends in, waarna je ze er alleen maar uit hoeft te halen. Vervolgens kun je de slakken, minimaal een kilometer van je tuin vandaan, weer uitzetten.

©Sebastian Duda

Wat moet je níet doen tegen slakken?

Op alle slakken zout leggen. Die uitdrukking ken je misschien wel, maar in de praktijk is dit zéker geen goed idee. Slakken kunnen absoluut niet tegen zout, het is zelfs dodelijk voor de dieren. Maar het doden van slakken met zout is een extreem dieronvriendelijke oplossing, omdat de dieren door zout langzaam worden weggevreten. Sterker nog: slakken doden met zout is zelfs officieel verboden. Daarnaast is zout, wanneer het in de bodem komt, schadelijk voor planten en zorgt het voor verzilting van water.

Een andere dieronvriendelijke manier om slakken te bestrijden is een tip die je op veel plaatsen leest, met het gebruik van bier. Door een bakje met bier in te graven in de tuin lok je de slak die op de geur afkomt en vervolgens in het bakje kruipt en daar verdrinkt. Een effectieve, maar zeer dieronvriendelijke manier om slakken te doden.

Bestrijdingsmiddelen tegen slakken

Als laatste redmiddel zijn er ook diverse chemische producten op de markt om slakken te bestrijden. Deze bestrijdingsmiddelen zijn echter niet duurzaam of diervriendelijk. Ons advies is dan ook om eerst met de tips uit dit artikel aan de slag te gaan. Is dat niet voldoende en wil je toch een chemisch bestrijdingsmiddel proberen? Koop dan alleen middelen met een toelating van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en koop nooit iets waar de ingrediënten niet op staan.

Een bestrijdingsmiddel dat is toegestaan herken je aan een nummer dat begint met 'NL', 'EU' of eindigt op een 'N' op de verpakking. Welk middel je mag gebruiken tegen een plaag kun je ook vinden op de toelatingslijst van het Ctgb.

Let op: dat een middel is toegestaan betekent nog niet dat het milieuvriendelijk is. Sommige stoffen zijn bij verkeerd gebruik zelfs schadelijk voor het grondwater, de bodem of andere dieren dan waar het tegen wordt gebruikt. Ook termen als ‘plantaardig’, ‘natuurlijk’ of ‘milieuvriendelijk’ op het etiket van een bestrijdingsmiddel zeggen weinig, want gif is gif. Laat je daarom niet misleiden door dit soort claims, maar check altijd de kleine lettertjes op het etiket van een bestrijdingsmiddel.

Vraag een offerte aan voor ongediertebestrijding:

▼ Volgende artikel
10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen
© Mustafa_Art
Huis

10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen

Een robotstofzuiger scheelt flink wat werk, maar alleen als je hem goed gebruikt. Wie er net een in huis heeft, merkt al snel dat hij niet alles vanzelf doet. En ook als je al langer een robotstofzuiger gebruikt, valt er vaak nog winst te halen. Met deze tien praktische tips werkt je robotstofzuiger beter – en hoef jij minder te doen!

In het kort

Een robotstofzuiger kan je flink wat werk uit handen nemen, maar alleen als je hem goed gebruikt. Met deze 10 slimme tips werkt hij beter, blijft hij langer mee gaan en past hij zich aan jouw huishouden aan. Van zones instellen tot onderhoud: zo maak je er écht een huishoudhulp van.

Lees ook: Hier moet je op letten wanneer je een robotstofzuiger wilt kopen

1. Laat hem eerst je huis leren kennen

Veel robotstofzuigers kunnen een plattegrond van je woning maken. Dat kost eenmalig wat tijd, maar levert daarna veel gemak op. Tijdens zo'n verkenningsronde reinigt hij meestal nog niet, maar scant hij alleen. Geef hem de ruimte en zorg dat er geen spullen over de vloer slingeren. Als de kaart eenmaal is aangemaakt, kun je zones instellen, schoonmaakschema's maken en no-go-gebieden markeren.

2. Zorg voor voldoende licht

Robotstofzuigers met optische sensoren hebben licht nodig om goed te navigeren. Als je hem 's avonds laat rijden terwijl de lampen uit zijn, herkent hij obstakels minder goed. Plan het schoonmaken liever overdag of laat een lamp aan in de ruimte waar hij aan het werk is. Als het apparaat regelmatig moeite heeft om meubels of muren goed te herkennen, komt dat mogelijk door te weinig licht.

Licht, laser & optische sensoren

De lichtbehoefte van robotstofzuigers verschilt sterk per navigatiesysteem. Modellen met LiDAR-technologie (lasernavigatie) werken uitstekend in het donker omdat ze zelf licht uitstralen om obstakels te detecteren. Camera-gebaseerde robots daarentegen zijn afhankelijk van omgevingslicht om hun omgeving te kunnen 'zien' en hebben problemen in donkere ruimtes. Goedkopere modellen met alleen infrarood- of aanrakingssensoren navigeren weliswaar zonder licht, maar werken veel minder nauwkeurig en rijden vaker tegen obstakels aan.

3. Stel schoonmaakzones en kamers in

In de app van de meeste modellen kun je na de kaartopbouw aangeven welke kamers of delen van het huis wanneer moeten worden schoongemaakt. Dat is handig als je bijvoorbeeld elke ochtend de gang en keuken wilt laten doen, maar de slaapkamers alleen op zaterdag. Door het schoonmaken slim te verdelen, werkt de robotstofzuiger efficiënter en hoeft hij tussendoor minder vaak op te laden.

©Wesley Akkerman | ID.nl

4. Gebruik virtuele afbakeningen waar nodig

Veel modellen bieden de mogelijkheid om virtuele grenzen aan te maken: gebieden waar de robotstofzuiger niet mag komen. Denk aan een speelkleed met speelgoed, een losse kabel achter de bank of een plek waar de vloer nat kan zijn. In plaats van zo'n verboden plek elke keer handmatig af te schermen, door er bijvoorbeeld iets voor te zetten, stel je die zones gewoon één keer digitaal in. Het apparaat houdt daar vanaf dan automatisch rekening mee en weet dat hij daar niet meer mag komen.

5. Dweilen? Wees voorzichtig met schoonmaakmiddelen

Kan jouw robotstofzuiger ook dweilen? Gebruik dan alleen het aanbevolen reinigingsmiddel of gewoon water. Veel gewone schoonmaakmiddelen zijn te sterk of laten resten achter, waardoor leidingen of sproeiers kunnen verstoppen. Sommige robotstofzuigers hebben een speciaal reservoir voor schoonmaakmiddel, maar dat geldt niet voor elk model. Iets om naar te kijken voordat je een robotstofzuiger gaat kopen.

6. Maak borstels, wieltjes en sensoren regelmatig schoon

Haren, stof en vuil hopen zich snel op rond de draaiende onderdelen van de robotzuiger. Vooral huisdierharen kunnen oor problemen zorgen. Maak elke week de hoofdborstel los, controleer de zijborstels en veeg vuil weg met een droge doek of meegeleverd hulpstuk. Vergeet ook de val- en navigatiesensoren niet: die kunnen door stof minder goed functioneren, wat de navigatie beïnvloedt.

©Vershinin Evgenii

7. Leeg het stofreservoir af en toe ook zelf

Veel robotstofzuigers hebben een zelflegende functie. Handig, maar ook dan is het slim om af en toe zelf te controleren of alles goed blijft werken. Het stofreservoir is meestal klein en raakt sneller verstopt dan je denkt. Leeg het na een paar schoonmaakbeurten, zeker als je merkt dat hij minder vuil opzuigt of als hij zelf aangeeft dat het reservoir leeg is, maar je toch nog stof en kruimels op de vloer ziet liggen.

8. Zet het laadstation op een vaste plek

Een robotstofzuiger onthoudt zijn omgeving en zoekt na elke beurt zijn laadstation op. Verplaats je dat station naar een andere plek, dan moet hij opnieuw leren waar hij zich bevindt. Zet het station dus op een centrale, bereikbare plek waar voldoende ruimte is en laat het daar staan. Zo voorkom je dat hij de weg kwijt raakt of fouten maakt bij het navigeren.

9. Pas op bij huisdieren

Een ongelukje van een huisdier kan vervelende gevolgen hebben als de stofzuiger erdoorheen rijdt. Laat hem daarom liever schoonmaken op momenten dat je huisdieren buiten zijn of je zeker weet dat de vloer schoon is. Zo voorkom je niet alleen vieze sporen, maar ook schade aan het apparaat en extra schoonmaakwerk achteraf.

©Надія Коваль - stock.adobe.com

10. Automatiseer waar het kan, maar houd controle

Robotstofzuigers zijn bedoeld om werk uit handen te nemen. Toch blijft het verstandig om regelmatig de app te openen, meldingen te controleren en updates uit te voeren. Soms kun je met een kleine aanpassing – zoals het verplaatsen van een kabel, het instellen van een extra schoonmaakbeurt op vrijdag – het resultaat flink verbeteren.

Robotstofzuiger klaar? Zuigen maar!

Het is simpel: hoe beter je robotstofzuiger weet wat hij moet doen, hoe beter hij zijn werk doet. Met deze tips zorg je ervoor dat dat het geval is. En ja, je moet zelf ook af en toe nog wat doen, zoals het stofreservoir controleren of dierenhaar uit de wieltjes te peuteren, maar dat kost hooguit een paar minuutjes van je tijd. Want je weet nu hoe je ervoor zorgt dat de omstandigheden zo goed mogelijk zijn én hoe je hem 'traint'. En daarmee komt hij dicht in de buurt van je ideale huishoudhulp!


🤖 🧹 Accessoires voor je robotstofzuiger?

Je vindt ze

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.