Darktable: bewerk je foto's met hét gratis Lightroom-alternatief
Adobe Lightroom is ongetwijfeld een van de bekendste tools voor fotobeheer en -bewerking, maar helaas heeft de software best een hoge de prijs, vooral omdat het een abonnementsmodel betreft. Het opensource-alternatief darktable daarentegen is helemaal gratis en bijna net zo goed. Zeker de moeite waard om uit te proberen!
Met het gratis programma darktable importeer en beheer je je foto’s. De mogelijkheden zijn zo uitgebreid dat we ons hier tot de interessantste functies beperken, zoals:
- Non-destructief bewerken
- Filters toevoegen
- Bewerkingen hergebruiken
- Werken met maskers
Trots op je foto? Dan wil je 'm natuurlijk uitprinten. Dit zijn de beste fotoprinters: Waar voor je geld: 5 echt goede fotoprinters
Tip 01: Verkenning
Darktable was aanvankelijk alleen beschikbaar voor Linux en macOS, maar is inmiddels ook voor Windows (64 bit) verkrijgbaar: je vindt alle downloads op de website van darktable. De installatie heb je met een paar muisklikken voor elkaar. De tool komt het best tot zijn recht op de wat snellere systemen met een schermresolutie van minimaal Full HD.
Darktable neemt automatisch de taal van je systeem over (ook Nederlands), maar dat pas je eventueel aan via het tandwielpictogram, dat opent het venster met voorkeuren waarna ja in de rubriek algemeen het keuzemenu interfacetaal aanpast.
Hier kun je trouwens ook een ander (kleuren)thema instellen. En nu je toch in dit voorkeurenvenster zit: maak van de gelegenheid gebruik om ook de andere opties in de diverse rubrieken door te nemen. Zo krijg je namelijk al een goede indruk van de mogelijkheden.
Hulp kun je vinden in de downloadbare pdf-handleiding en ook is er een Engelstalig forum. Ook goed om weten: wanneer je in darktable op het vraagteken klikt en vervolgens op een item, beland je automatisch op de juiste pagina in de online handleiding.
Tip 02: Import
Het hoofdvenster van darktable oogt wat saai. Logisch, want je hebt nog geen afbeeldingen geïmporteerd. Klik dus op importeren linksboven. Standaard verschijnen twee opties (of meer wanneer je een compatibele camera hebt aangesloten): toevoegen aan bibliotheek en kopieer en importeer. Voor die laatste optie bepaal je eerst nog een locatie waar je originele plaatjes naartoe worden gekopieerd voor darktable ze in zijn bibliotheek opneemt. Darktable kan overigens ook prima met raw-foto’s overweg.
De bibliotheek bevindt zich standaard in de map C:\Users\<gebruikersnaam>\Pictures\Darktable, tenzij je dit in het voorkeurenvenster hebt aangepast. Welke optie je ook kiest: druk op het plusknopje bij locaties om je bronmap(pen) toe te voegen. Ook netwerkmappen verschijnen hier, althans wanneer je ze een stationsletter hebt toegekend waarmee ze in Verkenner zichtbaar zijn. Plaats bovenaan een vinkje bij de optie onderliggende map om ook foto’s uit submappen op te laten halen. Bevestig je keuze met een druk op de knop kopieer & importeer, waarna alle geïmporteerde foto’s als miniaturen in het voorbeeldvenster van de bibliotheek opduiken.
Tip 03: Non-destructief
Wanneer je de muisaanwijzer over zo’n miniatuur beweegt, krijg je enkele gegevens te zien, zoals naam, datum en tijdstip, diafragma en brandpuntsafstand. Je ziet ook dat elke foto met één ster is gewaardeerd, maar je kunt ook al voor de import aangeven welke beoordeling – en eventueel andere metadata – je aan de foto’s wilt toekennen.
Open links bovenaan het onderdeel parameters en pas eventueel het aantal sterren aan achter de optie initiële beoordeling (standaard 1 van 5 sterren). Of plaats een vinkje bij pas metadata toe en vul zelf eventuele metadata in, zoals titel, omschrijving, auteur en labels.
Na de import zie je de metadata van een geselecteerde foto in het rechterdeelvenster verschijnen, in de rubrieken labelen en metadata-editor. Hier kun je de metadata trouwens altijd nog aanpassen en ook andere metadata toevoegen.
Houd er wel rekening mee dat al deze metadata standaard niet in het eigenlijke fotobestand worden opgenomen. Immers, darktable bewaart deze informatie – en ook alle bewerkingen die je naderhand nog met darktable op je foto’s uitvoert – in een zogeheten sidecar-bestand, met de extensie xmp. Dit maakt van darktable een zogenoemde non-destructieve fotobewerker, aangezien je originele foto’s op geen enkel moment daadwerkelijk worden aangepast. Wel zo veilig.
Tip 04: Filters
Standaard toont darktable je in het voorbeeldvenster alle foto’s uit de map die je in het linkerdeelvenster, bij collecties, hebt geselecteerd. Om snel op specifieke foto’s in te kunnen zoomen, gebruik je filters.
Klik op het pijlknopje net onder collecties om uit diverse filters te kiezen, waaronder allerlei metadata, zoals auteur, classificatie, vastleggingsdatum, camera, lens. Wil je bijvoorbeeld alleen raw-foto’s van het cr2-type zien, dan selecteer je achtereenvolgens metadata / label / darktable / format / cr2.
Je kunt gerust ook meerdere filters combineren, bijvoorbeeld alleen cr2-foto’s met het label natuur. Leg alvast je eerste filter vast en klik daarna op het pijlknopje rechts van je al ingestelde filter. Kies afbeeldingen toevoegen of afbeeldingen uitsluiten, en stel ook het volgende filter in. Vervolgens klik je op het knopje rechts van het eerste filter en kies je bijvoorbeeld wijzig in <en>, wijzig in <of> of wijzig in <en niet>. Het resultaat van je filter is meteen zichtbaar in het voorbeeldvenster.
Tip 05: Voorbeeldweergave
Wat je te zien krijgt, bepaal je dus via je importkeuzes en filterregels, maar je hebt ook zeggenschap over hoe je de foto’s precies te zien krijgt. Bovenaan stel je bij de optie sorteer op namelijk een vijftien sorteringscriteria in, waaronder bestandsnaam (standaard), classificatie en beeldverhouding.
Inzoomen doe je met de zoomknop rechtsonder het voorbeeldvenster of je tikt in hoeveel foto’s je tegelijk in het venster wilt zien. Je vindt hier bovendien knoppen om je foto’s bijvoorbeeld in een verticale filmrol te bekijken of om één geselecteerde foto schermvullend te kunnen zien. Dit laatste kan ook door bij een foto de letter W even ingedrukt te houden.
In de standaardweergave vind je helemaal onderaan ook een tijdsbalk: met grafieken geeft darktable aan hoeveel foto’s er ongeveer op elk moment werden genomen. Klik je op zo’n grafiek, dan maakt darktable hiervoor een extra filter (op vastleggingsdatum). Net als andere filters kun je dit filter altijd verwijderen door op het pijlknopje naast dit filter te drukken en verwijder voorwaarde te kiezen.
Mislukte foto's? Gooi ze niet meteen weg, misschien kun je er nog iets mee!
Lees: Foto verpest? Zo maak je er weer een plaatje van
Tip 06: Functiebeheer
Zoals gezegd is darktable niet alleen een fotobeheerder, maar ook een krachtige fotobewerker. Om deze virtuele doka binnen te treden, selecteer je een foto en klik je rechtsboven op ontwikkelen (of druk je op de toets D van develop). Rechts bovenaan verschijnt nu een kleurenhistogram (waarvan je trouwens de diverse RGB-kanalen kunt in- of uitschakelen), met daaronder een hele reeks modules waarmee je de foto kunt bewerken. Daarover meer in de volgende tips.
Eerst focussen we ons op het deelvenster aan de linkerzijde, dat een aantal interessante onderdelen bevat. Het onderdeel labelen is je intussen wellicht al duidelijk: je krijgt hier de tags oftewel labels te zien die je aan foto’s kunt koppelen. Helaas bleek de knop nieuw op ons systeem niet te werken, maar het lukte ons wel door via importeren naar een tekstbestand te verwijzen waarin we gewenste tags hadden ingevoerd.
Het onderdeel geschiedenis is nuttig wanneer je straks aan de slag gaat met allerlei bewerkingen: je kiest de uitgevoerde bewerkingsstap die je wilt behouden en alle daaropvolgende stappen worden automatisch ongedaan gemaakt. Ook handig is het onderdeel momentopnamen. Selecteer een bewerkingsstap en klik vervolgens op maak momentopname. Herhaal dit voor een eerdere bewerkingsstap. Ten slotte selecteer je de onderste momentopname: beide resultaten worden nu naast elkaar getoond, zodat je goed kunt vergelijken. Je kunt de scheidingslijn tussen beide varianten trouwens ook verplaatsen.
Tip 07: Modules kiezen
Darktable heeft veel bewerkingsmogelijkheden, maar het programma heeft ze al enigszins opgedeeld en je kunt ze oproepen via knoppen net onder het histogram. Met de knop toon alleen actieve modules krijg je enkel modules te zien die je reeds op deze foto hebt toegepast – en die je dus ook in de geschiedenis terugvindt.
Er zijn ook knoppen als technisch, verloop en effecten die elk verschillende bewerkingen bevatten. Dat zijn er respectievelijk al 27, 16 en 19, maar er zijn nog meer modules: klik met rechts op zo’n knop en kies onder aan het selectiemenu de optie alle beschikbare modules. Gelukkig is er net onder de knoppen een zoekbalk waarmee je via trefwoorden de gewenste module kunt opsporen.
Om een module in of uit te schakelen, hoef je enkel op de aan-uitknop links van zo’n module te drukken. Klik op een module om hem in te stellen. Het bijbehorende instelmenu opent en een eventueel eerder geopende module sluit zich automatisch. Houd je de Shift-toets ingedrukt bij het aanklikken van een volgende module, dan blijven de reeds geopende modules open.
Met een smartphone goede foto's maken?
Een iPhone is alles wat je nodig hebt
Tip 08: Modules gebruiken
We kunnen hier uiteraard niet de werking van alle modules afzonderlijk toelichten: daarvoor verwijzen we graag naar de (downloadbare) handleiding. Wel wijzen we op enkele handigheden die je in nagenoeg alle modules vindt. Heb je bijvoorbeeld iets te voortvarend geëxperimenteerd met een module, dan zet je de originele waarden zo weer terug met het resetknopje, rechts van de modulenaam. En natuurlijk is er ook nog de universele toetscombinatie Ctrl+Z (ongedaan maken) en het reeds eerder besproken onderdeel geschiedenis (zie tip 6).
Ook het omgekeerde is mogelijk: in plaats van een bewerking ongedaan te maken, wil je haar net vaker hergebruiken. In dit geval bewaar je die bewerking als een ‘voorkeur’. Voer de gewenste bewerking in een module uit en druk op het menu met de drie streepjes rechts van de modulenaam. Kies voorkeur opslaan, geef een naam aan de toegepaste bewerking en bevestig met ok. Wanneer je nogmaals op het menu drukt, staat jouw voorkeur netjes in de lijst, samen met de andere voorkeuren die standaard al in darktable zitten. Daar vind je trouwens wel vaker nuttige opties tussen.
Eén voorbeeld: in de module kleurzones zit onder meer de optie natuurlijke huidskleuren. Deze zorgt er met één muisklik voor dat de huid van de personen op je foto een natuurlijke(re) tint krijgt.
Tip 09: Hergebruik
Bewerkingen bewaren als voorkeur is slechts één manier om efficiënter te werken en te profiteren van je eerdere werk. Er zijn er nog meer. Stel, je hebt diverse bewerkingen uitgevoerd en deze wil je ook toepassen op andere foto’s. Selecteer dan eerst de bewerkte foto in de bibliotheek (via de L-toets van library) en druk op Ctrl+C. Duid nu de gewenste foto(‘s) aan en druk op Ctrl+V: de bewerkingen van de eerste foto worden meteen toegepast op de andere.
Ook stijlen zijn een handige manier om bewerkingen snel op andere foto’s toe te passen.
Selecteer een bewerkte foto in de bibliotheek en open het onderdeel stijlen boven in het rechterdeelvenster. Druk op de knop creëer, laat het vinkje staan bij de bewerkingsstappen die je in de stijl wilt stoppen, vul een stijlnaam in en rond af met opslaan. Je kunt ook via een andere weg zo’n stijl maken: open het onderdeel geschiedenis en druk op het knopje met de drie cirkels, rechtsonder de rubriek. Om deze stijl toe te passen op andere foto’s, selecteer je eerst de plaatjes en dubbelklik je vervolgens op een stijl in de rubriek stijlen. Je kunt hier ook eerst een vinkje plaatsen bij creëer duplicaat, zodat de originele foto ongewijzigd blijft.
Ben je op zoek naar extra stijlen? Kijk dan bij de darktable repository. Via de knop download all haal je in één keer enkele honderden stijlen op. Daarna is het een kwestie van het zip-bestand uitpakken en via stijlen / importeren verwijzen naar het uitgepakte .dstyle-bestand.
Tip 10: Maskermanipulatie
Dankzij tientallen modules kun je dus uit een rijk arsenaal aan bewerkingsopties putten, maar wat als je zo’n bewerking tot één bepaald onderdeel van een foto wilt beperken? In zo'n geval ga je met maskers aan de slag.
Stel, je wilt een bepaald object uit je foto extra belichten. Open dan een module zoals belichting en schakel deze tijdelijk uit. Klik op het potloodicoon onder aan de module en kies een geschikte optie onder vector masker, zoals een ellips of je gebruikt het penseel om het masker te maken.
Met het scrolwiel pas je de grootte van je masker aan en met Shift+Scrolwiel pas je de grootte van het uitvloei-effect, oftewel de doezelaar, aan. Linksonder in het linkerdeelvenster krijg je bij masker-manager een overzicht van je maskers: je kunt ze hier ook verwijderen, hernoemen en klonen. Druk in het rechterdeelvenster op het knopje met de zwarte cirkel in een rechthoek, bij masker optimalisering, om goed te zien welk gebied je masker bestrijkt: het masker kleurt nu felgeel. Tot slot schakel je de module weer in en stel je de bewerking naar wens in.
Tip 11: Exporteren
Wanneer je de fysieke fotobestanden uit de bibliotheekmap bijvoorbeeld naar een usb-stick kopieert om die elders te bekijken, dan is er niets van al je bewerkingen en metadata te bespeuren. Die bevinden zich immers allemaal in sidecar-bestanden (zie tip 3). Die kun je natuurlijk wel mee kopiëren, maar dan moet de applicatie aan ontvangerszijde de sidecar-bestanden wel kunnen lezen. Een alternatief is dat je alle aanpassingen toch in de fotobestanden zelf verwerkt.
Selecteer hiervoor alle gewenste foto’s in het voorbeeldvenster en klik op exporteren, helemaal rechtsonder in het rechterdeelvenster. In het uitgeklapte dialoogvenster klik je op map en kies je vervolgens een doellocatie voor de export. Bij bestandstype bepaal je het uitvoerformaat – er zijn er zo’n twaalf – en stel je de kwaliteit en andere parameters in. Is alles naar wens, druk dan op de knop exporteren: de xmp-informatie wordt netjes in de fotobestanden zelf verwerkt.