ID.nl logo
Zo bouw je het ideale thuisnetwerk
© PXimport
Huis

Zo bouw je het ideale thuisnetwerk

We krijgen steeds meer apparaten met een internetverbinding, die we ook nog eens overal in huis willen gebruiken. Een goede wifi-dekking is dan ook geen overbodige luxe. Maar een goed thuisnetwerk kan zelfs in 2018 niet zonder kabels. In dit artikel laten we je zien hoe je het ideale thuisnetwerk aanlegt.

Een huis zonder een goed dekkend draadloos netwerk kan in 2018 écht niet meer en een goede wifi-dekking is dan ook doorgaans dé reden om iets aan het thuisnetwerk te doen. Toch zullen we in dit artikel vooral ingaan op netwerkkabels. Dat lijkt wellicht vreemd, maar juist kabels maken het beste draadloze netwerk mogelijk. De wifi-mesh-systemen die we elders in deze editie testen, zijn een goede oplossing voor bestaande woningen waarin een verbouwing niet mogelijk is, maar bedraad aangesloten accesspoints zorgen nog altijd voor de allerbeste prestaties. Daarnaast is de draadloze bandbreedte niet onbeperkt: uiteindelijk zorgt ieder draadloos aangesloten apparaat voor een minder goed draadloos netwerk. Elk apparaat dat je bedraad kunt aansluiten, zorgt voor een beter draadloos netwerk voor de apparaten die draadloos moeten. Bovendien zorgen kabels voor een snelle backbone voor je draadloze netwerk. Een groot voordeel van de wifi-mesh-systemen is dat je het hele wifi-systeem vanuit één interface kunt instellen. Met de komst van goedkopere (klein zakelijke) accesspoint-systemen zoals Ubiquiti Unifi of TP-Link Auranet is een centraal te beheren bedraad accesspoint-systeem tegenwoordig ook thuis bereikbaar.

Plannen

Een thuisnetwerk begint bij een goede planning. Maak een plattegrond van je woning en bepaal waar je je apparatuur wilt hebben, waar de internetverbinding binnenkomt en welke locatie je als centraal knooppunt in je netwerk gebruikt. In een modern huis zal dat de meterkast zijn en zal de internetverbinding doorgaans ook in de meterkast binnenkomen. Is dat niet zo, dan zul je rekening moeten houden met een netwerkkabel vanaf je internetaansluiting naar het centrale punt van je netwerk.

Inventariseer welke netwerkapparatuur je hebt en welke apparatuur er bedraad kan worden aangesloten. Naast je pc zijn dat bijvoorbeeld een nas, netwerkprinter, smart-tv, mediaspeler en spelcomputer. Ook wifi-accesspoints hebben bij voorkeur een netwerkaansluiting nodig. Vervolgens kun je in kaart brengen op welke plekken je netwerkaansluitingen nodig hebt en een grove inschatting maken hoeveel netwerkkabel je nodig hebt. Houd er rekening mee dat leidingen in de muur langer kunnen zijn dan je van tevoren denkt. Tevens je heb je voor een dubbele netwerkaansluiting twee kabels nodig.

Ga je in een huis wonen dat nog gebouwd moet worden, begin dan zo vroeg mogelijk met de planning. Juist in een nog te bouwen huis is het relatief eenvoudig om leidingen op de juiste plek uit te laten komen en kun je iedere kamer van een bekabelde netwerkaansluiting voorzien. Ook als je een huis grondig gaat verbouwen, kun je rekening houden met netwerkaansluitingen en buizen hiervoor in de muur frezen. In een bestaand huis kun je soms loze leidingen of leidingen voor telefonie of televisie gebruiken om netwerkkabels door te trekken. Wil je bestaande leidingen hergebruiken, dan moet het wel mogelijk zijn om de aanwezige kabels te verwijderen. Is een verbouwing niet mogelijk en zijn er geen geschikte leidingen, dan zul je creatief aan de slag moeten met bijvoorbeeld plinten om kabels netjes weg te werken.

Heatmap maken

Tegenwoordig is het niet realistisch om te verwachten dat je met één accesspoint of draadloze router overal in huis draadloze dekking hebt. In een huis met meerdere verdiepingen is een goede richtlijn om op iedere verdieping een accesspoint te plaatsen. Indien mogelijk plaats je die het beste zo centraal mogelijk op de verdieping. In een appartement kun je bijvoorbeeld aan weerszijden een accesspoint plaatsen. Je kunt de gratis tool HeatMapper gebruiken om te kijken op welke plekken je accesspoints voor de beste dekking zorgen. Zet je accesspoints tijdelijk op een aantal plaatsen neer en achterhaal met HeatMapper hoe de dekking is.

©PXimport

Vast versus soepel

De netwerkkabels die je nodig hebt voor het aanleggen van je thuisnetwerk kun je kopen per strekkende meter of op een rol van bijvoorbeeld 50 of 100 meter. Let er wel op dat je netwerkkabels bedoeld voor vaste installatie koopt. Er is namelijk een belangrijk onderscheid in netwerkkabels: solid of vaste kabels versus stranded of soepele kabels. Een vaste kabel heeft aders die bestaan uit één stugge draad, terwijl de aders bij soepele kabels bestaan uit meerdere dunne draadjes.

Dit is vergelijkbaar met hoe elektriciteit doorgaans is aangelegd. In de muren is vast installatiedraad verwerkt, terwijl de kabels van bijvoorbeeld de lamp die je in het stopcontact steekt gebruikmaken van een soepele kabel. Wat je nodig hebt, is daarom eenvoudig te onthouden: vaste kabel voor bekabeling die je permanent aanlegt en soepele kabel voor losse kabels naar je apparatuur. Omdat een vaste kabel veel minder goed tegen beweging kan, moet je hem na plaatsing zoveel mogelijk met rust laten. Werk de kabel daarom niet af met netwerkstekkertjes die je direct in je router steekt, maar voorzie de kabel in de gebruiksruimten van een wandcontactdoos en werk hem in de meterkast af met een patchpanel. Verderop lees je hier meer over.

©PXimport

Categorie

Netwerkkabels worden onderverdeeld in categorieën waaraan je kunt herkennen voor welke snelheden deze kabels geschikt zijn. Voor de gigabit 1000BASE-T-standaard die momenteel in gebruik is, voldoet cat 5e-bekabeling. Cat 5e is in combinatie met geschikte apparatuur inmiddels ook geschikt voor 2.5GBASE-T voor een snelheid van 2,5 Gbit/s. Ook cat 6-kabels zijn oorspronkelijk bedoeld voor gigabit, maar hebben wel een voordeel boven Cat-5e. Deze kabel is namelijk geschikt voor 2.5GBASE-T, 5GBASE-T en over een beperkte lengte tot 55 meter doorgaans ook voor 10GBASE-T waarmee in de toekomst snelheden van 2,5, 5 en zelfs 10 Gbit/s mogelijk worden.

In huis zijn lengtes van 55 meter eerder uitzondering dan regel en zijn de afstanden doorgaans een stuk korter. Je kunt met cat 6-kabels thuis dan ook hoogstwaarschijnlijk 10 Gbit/s halen. Ga je voor echte zekerheid (wij houden wel van wat overkill) en wil je voldoen aan de 10GBASE-T-standaard die een lengte van 100 meter voorschrijft, dan heb je cat 6a-, cat 7- of zelfs cat 7a-bekabeling nodig. Het nadeel van deze op zich betere kabels is dat de afscherming steviger én stugger is waardoor deze kabels zich lastiger door een leiding laten trekken. Zeker twee kabels door één leiding trekken, wordt dan een uitdaging (of je moet buizen met een grotere diameter gaan gebruiken). Er zijn echter extra dunne kabels, zoals de Draka UC Home-kabel. Dit is een Cat 7-kabel die nauwelijks dikker is dan een cat 5e-kabel, maar wel officieel gecertificeerd is voor 10 Gbit/s tot een lengte van 60 meter.

Maar wat kun je nu het beste kopen? Omdat een lengte van 55 meter voor vrijwel ieder huis genoeg is, raden wij je aan om cat 6-kabels te kopen. Die laten zich eenvoudiger verwerken dan betere kabels en zijn bovendien ook nog wat goedkoper.

©PXimport

Pas op voor ijzer!

Natuurlijk is de prijs van een kabel belangrijk, maar laat je niet alleen door de prijs leiden. Wanneer kiest voor de goedkoopste kabel die je kunt vinden, dan heb je grote kans dat je een kabel van slechte kwaliteit koopt. De aders van een goede netwerkkabel zijn gemaakt van koper. Dat is een relatief duur metaal, vandaar dat er ook aluminium of staal wordt gebruikt voor netwerkkabels. Voor korte patchkabels maakt dat niet zoveel uit, maar voor langere kabels kan dit wel voor een slechter signaal zorgen. Let er bij het aanschaffen daarom op of de aanbieder meldt van welk materiaal de aders gemaakt zijn. Is dit koper (soms ook aangeduid met het scheikundige symbool Cu), dan zit je goed. De aanduidingen staal of aluminium zul je niet zo snel duidelijk tegenkomen, in plaats daarvan wordt gesproken over ccs of cca dat staat voor copper clad steel of copper clad aluminium. Wordt er door de aanbieder niet gemeld van welk materiaal de aders gemaakt zijn, dan raden we je aan om de kabel niet aan te schaffen. Heb je al een kabel gekocht, snijd dan de ader door en kijk goed of het midden ook koperkleurig is.

Brandveiligheid

Alle kabels die je vast installeert, moeten sinds juli 2017 voldoen aan de eisen van de Europese verordening CPR (Construction Products Regulation). Aan kabels worden onder andere eisen gesteld aan brandveiligheid. In Nederland is deze verordening verwerkt in NEN 8012 en zijn er vier klassen voor de brandveiligheid gedefinieerd (Eca, Dca, Cca en B2ca). De lichtste klasse (oftewel de minste bescherming tegen brand) is Eca en deze klasse voldoet over het algemeen voor thuis. Het is wel verplicht dat de kabels die je installeert voorzien zijn van een dergelijke certificering, dus het is verstandig hierop te letten als je nieuwe vaste netwerkkabels koopt.

Kabels trekken

In ongebruikte loze leiding zit vaak een contactdraad. Die kun je gebruiken om te controleren welke loze leiding waar uitkomt. De contactdraad is echter niet bedoeld om een andere kabel door de leiding te trekken, al lukt dat met het gebruik van cat 5e-kabels doorgaans wel. Je kunt de contactdraad wel gebruiken om een trekveer door de leiding te leiden. De trekveer gebruik je dan om de daadwerkelijke kabel door de leiding te trekken. Voor het trekken van een draad door een leiding voer je eerst de trekveer door, waarna je de kabels vastmaakt aan de trekveer en de trekveer weer terug trekt. Je bevestigt de netwerkkabel aan de trekveer door de gestripte koperdraadjes aan het oogje vast te maken. Wil je twee netwerkkabels door één leiding trekken, trek deze dan tegelijkertijd. Voorkom dat er een dikke ‘prop’ ontstaat op het einde van je trekveer door van iedere kabel bijvoorbeeld vier aders aan het oogje vast te maken. Je kunt ducttape gebruiken om de uiteinden van de kabels glad af te werken. Voor echt moeilijke klusjes kun je een trekkous gebruiken om de kabel echt netjes aan de trekveer te bevestigen, maar die zijn vrij kostbaar. Werk bij het gebruik van de trekveer met z’n tweeën. De eerste persoon trekt aan de veer, terwijl de andere persoon bij het punt blijft waar de kabel de muur in gaat en de kabel invoert. Gaat het trekken van de kabel stroef, dan kun je talkpoeder of speciaal kabelglijmiddel gebruiken om het trekken eenvoudiger te maken. Gebruik in geen geval zeep of afwasmiddel, dat wordt na verloop van tijd hard.

©PXimport

Wandcontactdozen

De vaste netwerkkabels die je in bijvoorbeeld de muur of plint hebt verwerkt, werk je niet af met netwerkstekkertjes. Hoewel er netwerkstekkertjes voor vaste kabels bestaan, is een vaste kabel niet bedoeld om na installatie nog te bewegen. Werk de kabels in de gebruiksruimtes daarom af met een wandcontactdoos. Op een inbouwdoos plaats je een exemplaar dat geschikt is voor inbouw, terwijl je een opbouwexemplaar kun gebruiken als je de kabel in de plint hebt verwerkt.

Een complete dubbele wandcontactdoos die je afmonteert met lsa-stroken kost je zo’n tien euro, doorgaans heb je de keuze uit wit of ivoor. Daarnaast kun je ook keystoneframes kopen waar je zelf twee keystones in klikt, je kunt daar hier meer over lezen. Het is natuurlijk het fraaist als de wandcontactdozen netjes aansluiten bij het schakelmateriaal dat je al hebt. Vrijwel iedere fabrikant van schakelmateriaal maakt frontjes die geschikt zijn voor inbouwdozen die voldoen aan de UAE-specificaties (universele aansluiteenheid) die soms nog IAE (isdn-aansluiteenheid) genoemd wordt. Koop wel UAE-binnenwerkjes die aan minimaal de Cat 5e-specificaties voldoen. Met name bij bouwmarkten kun je nog (dubbele) isdn-wandcontactdozen kopen die passen bij het schakelmateriaal. Die zijn niet geschikt voor netwerktoepassingen. Daarnaast bieden sommige fabrikanten van schakelmateriaal ook keystoneframes aan waarin je zelf losse keystones kunt klikken. Wellicht ten overvloede: naar een dubbele wandcontactdoos moet je twee kabels trekken.

©PXimport

Lsa-stroken aansluiten

Voor het afmonteren van lsa-stroken heb je een lsa-punch-down-tool nodig. Hiermee duw je de aders in de mesjes van de lsa-strook zonder deze mesjes te beschadigen. Wanneer je de aders in de mesjes duwt, dan wordt tegelijkertijd het stukje overbodige draad afgeknipt. 1. Voer de kabels door in je wandcontactdoos of patchpanel. 2. Leg de ader over de juiste aansluiting volgens T568B (zie kleurcodering of bij nummering het schema verderop). Zet je lsa-punch-down-tool op de lsa-strook en druk hem in tot je een klik hoort. 3. Sluit op deze manier alle aders aan, de overbodige stukjes draad worden tijdens het aandrukken netjes afgesneden. Monteer het binnenwerk en schroef het schakelmateriaal op het binnenwerk. Voor het aansluiten van de aders op de pinnen bestaan twee standaarden, T568A en T568B. Sluit de kabels altijd aan volgens de T568B- of B-codering. Soms wordt alleen de A-standaard en de pinnummers getoond, gebruik dan onderstaand schema voor T568B.

Patchpanel

Een thuisnetwerk heeft een centraal punt waar de kabels vanuit de gebruiksruimtes samenkomen. In een relatief nieuw huis zal dit centrale punt de meterkast zijn. Net als in de gebruiksruimtes dien je de kabels af te werken. De meest simpele oplossing is het knijpen van RJ45-stekkertjes, maar dat kun je beter niet doen. Ten eerste zijn de meeste stekkertjes bedoeld voor netwerkkabels met een soepele kern. Er zijn wel geschikte stekkertjes voor een vaste kern, maar die raden we niet aan. Netwerkkabels met een vaste kern zijn immers niet ontworpen om al teveel te bewegen na installatie, iets dat met het gebruik van stekkertjes waarschijnlijk wel gebeurt. Je werkt de kabels op het centrale punt daarom ook af met vaste netwerkaansluitingen. Dit kun je net als in de gebruiksruimtes doen met een wandcontactdoosje, deze zijn ook in opbouwuitvoering beschikbaar. Wanneer er maximaal vier kabels in je meterkast uitkomen, is dat een prima oplossing. Heb je echter meer kabels, dan wordt een patchpanel prijstechnisch interessanter. Een patchpanel bevat meerdere netwerkaansluitingen waarop netwerkkabels via lsa-stroken worden afgemonteerd. Voor thuis zijn zogenoemde desktop-patchpanels interessant. Deze bevatten acht of twaalf netwerkaansluitingen en kun je aan de muur bevestigen. Heb je een veel uitgebreider thuisnetwerk, dan kun je ook gebruikmaken van een patchpanel dat is bedoeld voor gebruik in een 19inch-patchkast. Je kunt een kleine kast in je meterkast hangen of een patchbeugel aan de wand bevestigen waar de 19inch-elementen in passen. Ook switches zijn bijvoorbeeld beschikbaar in een 19inch-variant.

©PXimport

Patchkabels

Voor het onderling aansluiten van je apparatuur en de verbinding met wandcontactdozen gebruik je patchkabels, netwerkkabels met aan beide kanten een stekkertje. In tegenstelling tot kabels die je permanent installeert, maken patchkabels gebruik van soepele netwerkkabels. Je kunt patchkabels zelf maken door met een netwerktang RJ45-stekkertjes op een kabel te knijpen, maar we raden je sterk aan om kant-en-klare patchkabels te kopen. In de praktijk blijkt namelijk dat onverklaarbare storingen in het thuisnetwerk frequent terug te leiden zijn tot zelfgemaakte patchkabels. De goedkopere netwerktangen krimpen de contacten niet altijd goed. Kant-en-klare kabels kun je in diverse lengtes kopen, dus zelf maken omdat je een bepaalde lengte nodig hebt, is doorgaans niet nodig.

Ga je toch zelf patchkabels maken, let er dan op dat je de juiste plugjes koopt. De normale RJ45-plugjes zijn bedoeld voor soepele kabels en de kans is groot dat je deze krijgt als je ergens stekkertjes koopt. Let toch goed op, omdat er ook stekkertjes zijn die bedoeld zijn voor stugge kabel. Het is belangrijk dat de plugjes passen bij het type kabel, omdat anders de verbinding tussen de stekker en aders niet goed is. Let er verder op dat de meeste RJ45-plugjes bedoeld zijn voor niet afgeschermde kabel. Ga je zelf kabels maken, dan raden we je sowieso aan om niet afgeschermde utp-kabel te gebruiken. Hierbij zijn cat 5e-kabels eenvoudiger om te verwerken, maar cat 6 kan eventueel ook. Het zelf maken van cat 6a-kabels raden we echt af.

Switch

Met alleen het patchpanel ben je er nog niet, want er staat geen signaal op de netwerkaansluitingen. Hiervoor dien je de aansluitingen op het patchpanel aan te sluiten op een switch. Voor iedere aansluiting heb je één poort op je switch nodig. Je router is doorgaans voorzien van een ingebouwde switch met vier aansluitingen, iets dat zelfs bij een simpel thuisnetwerk al snel niet genoeg is. Afhankelijk van het aantal gepatchte poorten kun je een switch met acht, zestien, vierentwintig of meer poorten monteren. Switches met acht en zestien poorten zijn verkrijgbaar in een variant die je aan de muur kunt schroeven.Heb je behoefte aan nog meer poorten, dan zul je switches moeten gebruiken die in een patchkast of patchbeugel passen (19inch-rekmontage).

Een unmanaged switch met vijf poorten heb je vanaf twintig euro, terwijl je een exemplaar met acht poorten voor zo’n 30 euro kunt kopen. Gezien het geringe prijsverschil, raden we je aan om minimaal voor een switch met acht poorten te kiezen. Switches met zestien poorten zijn een stuk duurder en heb je vanaf zo’n 60 euro voor een unmanaged exemplaar. Een managed exemplaar is thuis doorgaans niet nodig.

©PXimport

Power over ethernet

Behalve voor data kun je netwerkkabels dankzij power over ethernet (PoE) ook gebruiken voor de voeding. Via één netwerkkabel kun je een accesspoint dan zowel van een netwerksignaal als spanning voorzien. Er zijn verschillende PoE-standaarden. Accesspoints hebben doorgaans genoeg aan het ‘normale’ PoE oftewel 802.3af. Let er wel op dat sommige krachtigere accesspoints PoE+ (oftewel 802.3at) vereisen, dat meer vermogen kan leveren. Let er dus op of de PoE-switch past bij de accesspoints. PoE-switches die enkel 803.af ondersteunen zijn goedkoper, een gigabit-switch met acht poorten waarvan vier poorten PoE ondersteunen heb je voor zo’n 70 euro. Soms krijg je bij een accesspoint een PoE-injector, deze kun je ook los kopen. Dit is een adapter die je tussen de switch en patchpanel aansluit, en de voeding verzorgt voor het bedraad aangesloten accesspoint. Let er overigens op dat een injector doorgaans gebruikmaakt van passieve PoE waarbij de spanning altijd op de netwerkkabel staat. Sluit in het geval van passieve PoE geen andere apparaten aan op de netwerkaansluiting, die kunnen beschadigen als ze niet geschikt zijn voor PoE. Heb je een switch die de PoE-standaarden 802.3af of 802.3at ondersteunt, dan kun je wel veilig alle apparaten aansluiten. Dergelijke switches controleren of een apparaat echt PoE ondersteunt voordat de spanning op de kabel wordt gezet.

©PXimport

Topologie

Aan de basis van je netwerk staat de router. Dit kan zowel de (modem-)router van je internetprovider zijn als een eigen router die je achter de (modem-)router van je internetprovider hangt. Consumentenrouters zijn doorgaans voorzien van een ingebouwde switch met vier poorten. Voor kleine netwerken is dit genoeg, maar vaak komen er meer dan vier kabels in bijvoorbeeld de meterkast uit. We raden je aan om een switch te kopen met genoeg aansluitingen om alle kabels die op het centrale punt uitkomen op één switch aan te sluiten.

Mocht je nu bijvoorbeeld een beperkt aantal kabels teveel hebben, terwijl een grotere switch een stuk duurder is, dan kun je eventueel minder belangrijke aansluitingen direct in je router steken. Dit is bijvoorbeeld het geval als er acht kabels aangesloten moeten worden; in een switch met acht poorten passen immers maar zeven kabels, omdat de switch zelf ook aangesloten moet worden. Houd bij de opbouw van je netwerk rekening met de topologie van je netwerk. Want hoewel je prima meerdere switches achter elkaar kunt plaatsen, zorgt dit mogelijk voor een minder optimale werking. Het verkeer tussen twee switches vormt een bottleneck, want tussen simpele switches zit één gigabitkabel.

Thuis zal het ideaalbeeld van één switch zonder een ingrijpende verbouwing niet altijd mogelijk zijn. Je kunt het aantal aansluitingen in één kamer, bijvoorbeeld je woonkamer bij de televisie, gerust uitbreiden met een simpele unmanaged switch. Het is immers vrijwel niet te doen om meer dan twee kabels vanaf een centrale plek als de meterkast netjes naar je televisiehoek te leggen. Onthoud verder dat verkeer tussen apparaten die allebei direct aangesloten zijn op dezelfde switch binnen die switch blijven. Je kunt hier bijvoorbeeld rekening mee houden bij het plaatsen van een apparaat waarbij de snelheid veel uitmaakt zoals een nas. Is centraal aansluiten niet mogelijk, sluit de nas dan aan op dezelfde switch als de grootste gebruikers zoals je pc.

Aan de slag

Op basis van dit artikel kun je zelf aan de slag met het (opnieuw) aanleggen van een net thuisnetwerk. De aanleg begint bij een goede planning waarin je inventariseert wat je nodig hebt, waarna je met de aanwijzingen in dit artikel alles netjes kunt afwerken. Ben je klaar, dan is je huis voorzien van bekabeling die nog jarenlang een goede basis vormt voor je (draadloze) thuisnetwerk.

Alternatieven voor netwerkkabels

Is het niet overal in huis mogelijk om netwerkkabels aan te leggen, dan zijn er nog andere opties voor een ‘bedrade’ verbinding. Een powerline-adapter verandert je stopcontact in een netwerkaansluiting. Je hebt minimaal twee powerline-adapters nodig, de eerste plaats je meestal bij je router om het netwerksignaal op de elektriciteitsdraden te zetten. Hoewel powerline-adapters theoretische snelheden van 1200 of zelfs 2000 Mbit/s beloven, halen de beste adapters onder optimale omstandigheden zo’n 270 Mbit/s. Optimale omstandigheden komen echte niet vaak voor, houd daarom rekening met een snelheid van maximaal zo’n 110 Mbit/s. Powerline-adapters zijn er ook met ingebouwd wifi-accesspoint. Daarnaast kun je ook coax-televisiekabels inzetten als netwerkaansluitingen. Dit doe je met MoCa-adapers, zoals de Hirschmann INCA 1G. We hebben deze nieuwste generatie MoCa-adapters nog niet getest, maar Hirschmanns vorige generatie MoCa-adapters beloofden een snelheid van 400 Mbit/s en kwamen daar in de praktijk met zo’n 350 Mbit/s dicht bij in de buurt. Een coaxkabel is in tegenstelling tot een elektriciteitskabels dan ook ontworpen voor signaaloverdracht. Net als bij powerline heb je minimaal twee adapters nodig.

©PXimport

▼ Volgende artikel
Review Sony WH-1000XM6 – Het bijna complete totaalpakket
© Wesley Akkerman
Huis

Review Sony WH-1000XM6 – Het bijna complete totaalpakket

De afgelopen drie jaar heeft Sony hard gewerkt aan de Sony WH-1000XM6-koptelefoon. De voorganger, de XM5, is ondanks verwoede pogingen van Bowers & Wilkins, Bose en Apple al die tijd marktleider geweest. Staat de XM6 wederom aan de top?

Fantastisch
Conclusie

De Sony WH-1000XM6 bouwt voort op zijn voorgangers met nog betere noise cancelling dankzij extra microfoons en een nieuwe processor, maar ook wederom superieure geluidskwaliteit. Sony heeft bovendien geluisterd naar feedback, want het opvouwbare design is terug en luisteren tijdens het laden is nu ook mogelijk.

Plus- en minpunten
  • Audiokwaliteit
  • Bluetooth 5.3
  • Luisteren tijdens het laden
  • Opvouwbaar ontwerp
  • Duidelijk voelbare powerknop
  • Draagcomfort oorcups
  • Audiocodecs
  • Slimme opties binnen app
  • Actieve ruisonderdrukking
  • Behuizing houdt vettigheid vast
  • Accuduur loopt achter
  • Hoofdband met lang haar
  • Aanraakgevoelige bediening
  • Prijs wederom hoger

Als je het hebt over de topklasse koptelefoons van Sony, dan kom je eigenlijk altijd uit bij dezelfde lijn: de WH-1000XM-serie. Deze modellen staan al jaren bekend om hun indrukwekkende noise cancelling, waarmee omgevingsgeluid effectief wordt weggefilterd. Tel daar een rijke audiokwaliteit bij op – inclusief ondersteuning voor Hi-Res Audio en LDAC – en je snapt waarom ze zo populair zijn. Voeg daar nog een lange accuduur, comfortabel draagcomfort en slimme functies als Speak-to-Chat en Adaptive Sound Control aan toe, en je hebt een hoofdtelefoon die voor veel mensen als de ideale allrounder geldt.

Sony levert keer op keer een betrouwbaar totaalpakket af, wat deze lijn tot een vaste waarde maakt onder muziekliefhebbers die meer willen dan alleen goed geluid. Gesprekskwaliteit, een fijne app en sterke ruisonderdrukking horen daar inmiddels gewoon bij. Nu Sony met de WH-1000XM6 de zesde generatie op de markt brengt, twijfelt niemand eraan dat deze koptelefoon weer aan alle verwachtingen voldoet. Maar in een markt waarin de concurrentie flink is toegenomen, is de vraag wel gerechtvaardigd: is dit model het prijskaartje van 450 euro nog steeds waard? Dat is tenslotte 30 euro méér dan de XM5 bij zijn lancering kostte.

©Wesley Akkerman

Wederom op te vouwen

Sony heeft de afgelopen drie jaar duidelijk niet stilgezeten. De WH-1000XM6 is voorzien van een nieuwe processor, extra microfoons, verbeterde noise cancelling en een verfijnd audioplatform. Op het eerste gezicht oogt hij misschien identiek aan de XM5, maar ook het ontwerp is op meerdere punten aangepakt. Zo is het lichte model nog steeds makkelijk op te vouwen dankzij de draaibare oorschelpen met zacht schuim. Handig, want daardoor past hij moeiteloos in de meegeleverde case en neem je 'm makkelijk mee.

Sommige aanpassingen zijn klein maar doordacht. Zo is de powerknop nu iets verzonken, waardoor je hem sneller op de tast vindt. De knop voor noise cancelling heeft bovendien een extra functie gekregen: je kunt er de microfoon mee dempen of activeren tijdens een telefoongesprek. De rest van de bediening verloopt via het aanraakgevoelige oppervlak op de rechter oorschelp. Dat werkt op zich prima, maar je moet wel even wennen aan de precieze gebaren. Bovendien blijft de aanraakbediening gevoelig voor fouten, waardoor we zelf liever kiezen voor fysieke knoppen of de bijbehorende app.

Wie kritisch naar het ontwerp kijkt, komt nog een paar kleine minpunten tegen. Zo trekt de behuizing – vooral bij het zwarte model – snel vlekken aan van je vingers, die je makkelijk uitsmeert als je niet uitkijkt. En dan is er nog de hoofdband, die tijdens het dragen soms in je haar blijft haken, vooral als de koptelefoon iets verschuift. Dat levert een wat ongemakkelijk gevoel op. Gelukkig zijn dat allemaal kleinigheden die verder weinig afdoen aan het totaalplaatje.

©Wesley Akkerman

Luisteren tijdens het laden

Een van de prettigste verbeteringen van de WH-1000XM6 ten opzichte van zijn voorganger is dat je hem tijdens het opladen gewoon kunt blijven gebruiken. Bij de XM5 was dat nog niet mogelijk: zodra je die aan de lader hangt via de usb-c-poort, stopt het afspelen. Dat probleem is nu dus verholpen. Wel is de meegeleverde oplaadkabel vrij kort, dus handig is het niet altijd. Qua aansluitmogelijkheden zijn er verder weinig verschillen: beide modellen ondersteunen bluetooth (met bij de XM6 een nieuwer versienummer) én hebben een fysieke audio-ingang. Sony levert standaard een usb-c-kabel en een audiokabel mee in de verpakking.

Ook op codec-gebied is er weinig te klagen. Net als zijn voorganger ondersteunt de WH-1000XM6 AAC, SBC en Sony’s eigen LDAC voor high-res audio. Maar er zijn ook twee nieuwe toevoegingen: LC3 en Auracast. Vooral LC3 is interessant als moderne codec die zich qua prestaties laat vergelijken met Qualcomms aptX Adaptive. Afhankelijk van de verbindingskwaliteit past deze codec automatisch de sample rate aan voor optimale geluidskwaliteit en stabiele prestaties. Qualcomm-codecs zelf zijn overigens niet aanwezig, maar met het huidige aanbod valt er genoeg te kiezen – je mist er weinig aan.

Wat wel onveranderd is gebleven, is de batterijduur. Je haalt nog steeds zo'n 30 uur met noise cancelling ingeschakeld en 40 zonder. Dat is netjes, maar inmiddels niet meer indrukwekkend. Concurrenten zoals de Sennheiser Momentum 4 Wireless gaan met gemak twee keer zo lang mee op een volle lading. Snelladen kan gelukkig wel: 3 minuten aan de oplader levert tot 3 uur speeltijd op. Toch is er op dit punt nog wat ruimte voor verbetering, zeker als Sony koploper wil blijven.

©Wesley Akkerman

Ruisonderdrukking en audio

Met de WH-1000XM6 zet Sony opnieuw stappen op het gebied van noise cancelling. De koptelefoon heeft nu twaalf microfoons aan boord, vier meer dan voorheen, en die helpen actief om storend geluid van alle kanten weg te filteren. Of het nu om wind, voorbijrazend verkeer of een drukke coupé vol kletsende mensen gaat: de XM6 laat zich er niet door van de wijs brengen. En dat geldt ook als je op een normaal volume luistert; je hoeft het geluid dus niet op standje maximaal te zetten om in alle rust te genieten.

Qua geluidskwaliteit heeft deze serie sowieso een sterke reputatie, en de XM6 weet die opnieuw waar te maken. De 30 mm-drivers zijn flink onder handen genomen en leveren nu nog meer detail, heldere zanglijnen en extra finesse in de hoge tonen. Sony heeft zichtbaar gezocht naar een betere balans tussen lage, midden- en hoge frequenties, en met succes. Alles klinkt krachtig en vol, zonder dat het op een bepaald gebied tekortschiet.

Bijzonder is ook dat Sony dit keer samenwerkte met mastering engineers uit de muziekindustrie om het geluidsprofiel nog preciezer af te stemmen. Dat merk je: muziek klinkt natuurlijker, gelaagder en gewoon meeslepender. En alsof dat nog niet genoeg is, kun je nu ook stereogeluid omzetten naar een ruimtelijke audio-ervaring via een nieuwe vorm van upmixing. Dat is iets anders dan de bestaande 360 Reality Audio-ondersteuning of DSEE Extreme-technologie – het resultaat is dat je met dezelfde koptelefoon meer uit je muziek haalt dan ooit tevoren.

Maar we zijn er nog niet

De Sony WH-1000XM6 weet een open, gelaagd en dynamisch geluidsbeeld neer te zetten dat vrijwel elk muziekgenre aankan. Luister je naar een intieme opname – denk aan stem en piano – dan vallen meteen de fijne details op: je hoort hoe elke toetsaanslag zijn eigen ruimte krijgt en hoe zanglijnen haast betoverend in de mix zweven. Ook bij drukker geproduceerde nummers blijft het overzicht bewaard. De hoge en middentonen houden hun helderheid, waardoor je makkelijk onderscheid maakt tussen de verschillende lagen in een track.

Wat betreft de bas heeft Sony de balans goed gevonden. Lage tonen zijn krachtig en vol, maar nooit modderig – ze blijven strak en gecontroleerd. Drums en percussie klinken precies en direct, zonder overbodig nagalmen. Daardoor voelt elke luisterbeurt fris en levendig aan. Sterker nog: de kans is groot dat je ineens details hoort die je eerder niet opvielen in nummers die je al tientallen keren hebt afgespeeld. De koptelefoon legt daarbij net wat extra nadruk op zang en vocalen, wat de verstaanbaarheid en het gevoel van betrokkenheid alleen maar vergroot.

Ook op het gebied van slimme functies blijft Sony zijn voorsprong behouden. Bekende features als Adaptive Sound Control zijn weer van de partij en passen automatisch instellingen aan op basis van je gedrag en locatie. Speak-to-Chat herkent wanneer je iets zegt, pauzeert de muziek en laat omgevingsgeluid binnen – handig tijdens telefoongesprekken, al kan een kuchje soms per ongeluk hetzelfde effect hebben. Uniek is daarnaast het gespreksbeheer via hoofdbewegingen: door ja te knikken neem je een gesprek aan, schud je nee dan sla je het af.

©Wesley Akkerman

Sony WH-1000XM6 kopen?

Met de WH-1000XM6 borduurt Sony voort op de sterke reputatie van eerdere modellen, en dat doet het merk met succes. De noise cancelling is opnieuw verbeterd dankzij een nieuwe processor en extra microfoons, terwijl de geluidskwaliteit wederom tot de top behoort. Sony heeft daarnaast goed geluisterd naar gebruikersfeedback: het opvouwbare ontwerp is terug en je kunt nu ook tijdens het opladen gewoon blijven luisteren. Geen revolutionaire vernieuwingen misschien, maar wel slimme aanpassingen die het totaalplaatje merkbaar sterker maken. Soms zit vooruitgang in de details.

Natuurlijk zijn er ook wat minpunten. De accuduur is gelijk gebleven terwijl concurrenten inmiddels meer uithoudingsvermogen bieden. En hoewel het design stijlvol is, trekt de afwerking op de zwarte versie snel vlekken aan. De hoofdband is bovendien niet ideaal voor langere luistersessies; hij trekt soms aan je haar bij het verschuiven. Ook over de aanraakbediening kun je van mening verschillen – wij vinden fysieke knoppen prettiger, al biedt de app gelukkig ook genoeg controle. Geen dealbreakers, maar wel goed om te weten.

Wat de WH-1000XM6 vooral interessant maakt, is hoe Sony de audiokant verder verfijnt. De toevoeging van nieuwe codecs, de mogelijkheid om stereo te upgraden naar ruimtelijke audio en het afgestemde geluidsprofiel – met hulp van professionals uit de muziekindustrie – zorgen voor een ervaring die weer een stap verder gaat. En ja, hij is duurder dan z'n voorganger. Maar voor wie het maximale uit z'n muziek wil halen, blijft dit een van de meest complete en overtuigende draadloze koptelefoons die je kunt kopen.

▼ Volgende artikel
Review Motorola razr 60 ultra – Vouwtelefoon met luxe gevoel
© Rens Blom
Huis

Review Motorola razr 60 ultra – Vouwtelefoon met luxe gevoel

De Motorola razr 60 ultra vouwt dicht als een ouderwetse klaptelefoon, wat allerlei handige functies mogelijk maakt. Daar vertellen we je over in deze review, waarin we ook ingaan op hoe de razr 60 ultra als smartphone bevalt. De verwachtingen zijn namelijk hoog, want de adviesprijs van het toestel bedraagt liefst 1299 euro.

Uitstekend
Conclusie

De Motorola razr 60 ultra is de beste verticale vouwsmartphone die je op moment van schrijven kunt kopen. Het ontwerp is doordacht en maakt gebruik van slimme softwarefuncties en het toestel heeft uitstekende specificaties. Motorola's korte updatebeleid is een onnodig minpunt. De adviesprijs is stevig, maar de geschiedenis leert dat razr-smartphones snel in prijs zakken.

Plus- en minpunten
  • Vouwontwerp met handige functies
  • Uitstekende specificaties
  • Lekker groot scherm aan de binnenzijde
  • Korter updatebeleid
  • Vouwbaar ontwerp kent aandachtspunten

Om met die adviesprijs te beginnen: de ultra is al snel na zijn lancering tweehonderd euro in prijs gezakt. Dat past bij de geschiedenis van oudere Motorola razr-toestellen: die kun je na een paar maanden serieus goedkoper in huis halen. Stof om over na te denken als een razr je aanspreekt, maar je de adviesprijs – begrijpelijk – te hoog vindt. Een alternatief is kiezen voor de razr 60, zonder ultra-aanduiding. Die heeft een adviesprijs van 799 euro en is technisch minder geavanceerd dan de ultra-versie.

Handig, luxe vouwontwerp

Dat Motorola de razr 60 ultra als topsmartphone in de markt zet, merk je direct. Het toestel komt heel degelijk over en de vouw in het midden van het scherm voel je nauwelijks. Het gewicht is met 199 gram vergelijkbaar met een normale smartphone.

Uitgevouwen in je hand is de razr 60 ultra een erg lange smartphone, wat komt omdat hij een langwerpig scherm van 7 inch heeft. Dat is erg groot. Dat scherm oogt lekker scherp dankzij de resolutie van 2912 x 1244 pixels en scoort ook op andere punten erg goed.

©Rens Blom

Klap je de smartphone dicht, dan kijk je tegen een vierkant 4inch-scherm aan. Het scherm loopt door rond de camera's, wat een futuristisch gevoel geeft. Op het scherm (1272 x 1080 pixels) zie je veel meer dan de tijd en inkomende telefoongesprekken. Je kunt meldingen bekijken, een hele andere playlist binnen Spotify opzetten, door de weersvoorspelling bladeren en andere apps zoals Instagram gebruiken.

©Rens Blom

Wij zijn vooral fan van het fotograferen via het externe scherm. Door de telefoon uitgevouwen om te draaien of ingeklapt voor je te houden, kun je selfies maken met de camera's op de achterkant van de smartphone. Dat zijn hartstikke goede camera's, waardoor je veel betere selfies schiet dan met andere smartphones. Ook handig voor vloggers.

©Rens Blom

Op onderstaande foto's zie je een selfie gemaakt met de camera aan de achterkant en een selfie gemaakt met de speciale selfiecamera aan de binnenkant van de razr 60 ultra. Die laatste foto is veel minder scherp.

©Rens Blom

Een scherpe selfie met de camera aan de buitenkant.

©Rens Blom

Een minder scherpe selfie met de camera aan de binnenzijde.

Aandachtspunten

De razr 60 ultra kent als vouwsmartphone enkele belangrijke aandachtspunten. Zo is er een speciale laag op het scherm aangebracht ter bescherming. Die mag je niet verwijderen. Doe je dat wel, dan vervalt je garantie. De smartphone kan tegen een val in het zwembad, maar is niet waterdicht. Van stof, zand en vuil wordt de telefoon niet blij. Vermijd ook hard drukken op het middelste deel van het langwerpige scherm, stelt Motorola.

©Rens Blom

Motorola geeft adviezen om de smartphone niet te beschadigen.

Wij ontvingen de razr 60 ultra in een fraaie donkergroene kleur, met zachte alcantara-afwerking. Dat materiaal voelt lekker aan maar komt ook met aandachtspunten. Prettig is dat Motorola een (vouwbaar) hoesje meelevert om de smartphone veiliger te gebruiker.

©Rens Blom

Heel complete specificaties

Van een dure smartphone mag je uitstekende specificaties verwachten, ongeacht of 'ie vouwt of niet. Motorola heeft dat goed begrepen. De razr 60 ultra draait op een razendsnelle Qualcomm Snapdragon 8 Elite-processor met 16 GB werkgeheugen en maar liefst 512 GB opslagcapaciteit. De 4700mAh-accu gaat een normale dag mee, maar moet daarna wel opladen. Dat kan lekker snel via de usb-c-poort en ook redelijk vlot via een draadloze oplader. Het toestel is geschikt voor contactloze pinbetalingen in winkels.

©Rens Blom

Korter updatebeleid

Bijzonder is Motorola's ondergemiddelde updatebeleid. De razr 60 ultra krijgt slechts drie Android-upgrades en vier jaar beveiligingsupdates. Dat is gek genoeg korter dan sommige goedkopere Motorola-smartphones en ook korter dan de zeven jaar die merken als Google en Samsung beloven voor hun premium smartphones.

©Rens Blom

Verschillende functies om het buitenste scherm te benutten.

Conclusie: Motorola razr 60 ultra kopen?

De Motorola razr 60 ultra is de beste verticale vouwsmartphone die je op moment van schrijven kunt kopen. Het ontwerp is doordacht en maakt gebruik van slimme softwarefuncties en het toestel heeft uitstekende specificaties. Motorola's korte updatebeleid is een onnodig minpunt. De adviesprijs is stevig, maar de geschiedenis leert dat razr-smartphones snel in prijs zakken.