ID.nl logo
Zo leg je het beste thuisnetwerk aan
© Reshift Digital
Huis

Zo leg je het beste thuisnetwerk aan

Een goed thuisnetwerk is meer dan wat draadjes in je router en vereist daarom een goed plan. Een verhuizing is daarom een perfect moment voor het aanleggen van een goed thuisnetwerk. Ook als je al een netwerk hebt, kun je misschien een hoop verbeteren.

Eigenlijk is er vrijwel niemand zonder thuisnetwerk. Alle providers leveren tegenwoordig doorgaans in één apparaat een modem en draadloze router met doorgaans vier netwerkaansluitingen. Dit voldoet voor heel simpel gebruik in situaties waarin je nauwelijks bedrade apparatuur hebt en vooral gebruik maakt van wifi. In de praktijk loop je al snel tegen de beperkingen aan en een volwaardig thuisnetwerk kun je het eigenlijk niet noemen. Lees ook: 20 tips voor een optimaal thuisnetwerk.

Want hoe sluit je je pc op de eerste verdieping snel aan op internet en hoe regel je dat je ook op zolder een snelle draadloze verbinding hebt? Voor een goed en flexibel thuisnetwerk heb je een goede infrastructuur nodig, zodat je overal in huis netwerkapparatuur kunt aansluiten. In het ideale geval heb je in iedere kamer een dubbele netwerkaansluiting. Hierop kun je apparaten als pc's, televisies of mediaspelers aansluiten. Als je een bekabeld netwerk goed wilt aanleggen, komt daar wel meer bij kijken dan wat stekkertjes knijpen op een kabel die uit de muur komt. "Wat ik altijd het eerste zeg: monteer het af op een contactdoosje. Een los kabeltje gaat kapot en een stekkertje is storingsgevoelig.", legt Gijs Voerman, netwerkspecialist bij Hollander Techniek, uit.

Kabels juist voor draadloos

Vaste netwerkaansluitingen zijn niet alleen handig voor je bekabelde apparatuur, juist je draadloze apparatuur zoals smartphones, tablets en laptops profiteren van een goede infrastructuur. Doorgaans heb je op je begane grond (waar je draadloze router staat) een prima signaal, maar is er op de eerste verdieping of zolder weinig over van je netwerkdekking. Door je hele huis van netwerkaansluitingen te voorzien ben je ook flexibel in het toevoegen van draadloze accesspoints en heb je overal een goede dekking.

De juiste kabel

Netwerkkabels zijn in vele verschillende soorten te koop, dus zonder de juiste informatie is de kans groot dat je niet de juiste kabel aanschaft. Allereerst worden kabels onderverdeeld in verschillende snelheidscategorieën die aangeduid worden door Cat met een getal erachter. Je zult in winkels Cat 5e, Cat 6, Cat 6a en Cat 7 tegenkomen. Het goede nieuws is dat al deze categorieën geschikt zijn voor de gigabitsnelheid die momenteel het meest gebruikt wordt. Wil je niet teveel geld uitgeven, dan kies je het beste voor Cat5e-kabels. Het voordeel is dat de kabels relatief dun en soepel zijn waardoor ze eenvoudig door een buis zijn te trekken. Het nadeel is dat een snelheid van 1 Gbit/s gelijk het maximale is, voor een toekomstige hogere snelheid heb je een betere kabel nodig. "Cat6 hoef je in ieder geval niet over na te denken. Deze kabels zijn net als Cat 5e gecertificeerd tot een snelheid van 1 gigabit en hebben als nadeel dat ze dikker en duurder zijn.", zegt Voerman. Wil je wel voorbereid zijn op de toekomst, dan heb je Cat 6a of Cat 7 nodig, die beide geschikt zijn voor snelheden tot 10 Gbit/s. Cat 6a is goedkoper en volgens Voerman hierdoor de juiste keuze voor thuis.

Vast of soepel

Voor het aanleggen van je bekabeling koop je netwerkkabel op een rol waar je de juiste lengte afknipt die je in bijvoorbeeld je muur verwerkt. Netwerkkabels zijn beschikbaar met een soepele (stranded) of vaste (solid) kern. Bij een vaste kern bestaan de aders uit één dikker koperdraadje, terwijl bij een soepele kabelde aders uit heel dunne koperdraadjes bestaan. Het is gelukkig niet lastig om te onthouden welke kabel je nodig hebt: ga je de kabels vast in je muur of op een andere manier verwerken om een netwerkaansluiting te maken, dan kies je voor kabels met een vaste kern. "Het is niet anders dan bij je elektrische installatie. In de muren is installatiedraad verwerkt, er komt ook geen snoer in de muur. Alleen het laatste stukje vanaf het stopcontact doe je met een snoer."

©PXimport

Je kunt netwerkkabels op een rol van bijvoorbeeld 100 meter kopen.

Koop koper!

Je weet nu dus dat je een rol netwerkkabel met een vaste kern nodig hebt. Pas wel op, want de ene kabel is ondanks de aanduiding 5e of 6a toch de andere niet. Voor de beste prestaties zijn de aders in een netwerkkabel vervaardigt uit koper. Koper is echter relatief duur en daarom zijn er ook kabels in de handel waarvan de aders gemaakt zijn van aluminium of ijzer omhuld met een dun laagje koper. "Er is een hoop rotzooi op de markt, koop daarom in ieder geval geen merkloos product", waarschuwt Gijs Voerman. Kom je de term CCA (Copper Clad Aluminium) of CCS (Copper Clad Steel) tegen, dan kun je de kabel beter in de winkel laten liggen.

Patchkabels

Voor het aansluiten van apparatuur op je netwerk gebruik je patchkabels, dit zijn netwerkkabels met een soepele kern die aan beide kanten voorzien zijn van een RJ45-stekker. Je kunt patchkabels zelf maken door RJ45-stekkertjes op een soepele kabel te knijpen met een netwerktang. Dat is volgens Voerman geen goed idee: "Ik raad je aan om niet zelf patchkabels te knijpen en kant-en-klare-patchkabels te gebruiken. Storing zit vrijwel altijd in het zelf aangeknepen stekkertje. Professioneel gebruiken we ook enkel kant-en-klare patchkabels." In theorie ben je met zelf gemaakte kabels flexibeler, maar je kunt kant-en-klare patchkabels kopen in iedere denkbare lengte en kleur.

Gooi die kabeltang maar weg!

De reden dat zelfgemaakte patchkabels voor storing zorgen, is doordat de stekkertjes niet goed zijn aangesloten op de kabel. "Storing in de aangeknepen stekker komt doordat er thuis doorgaans goedkopere krimptangen gebruikt worden. Die goedkopere tangen kunnen het stekkertje niet goed aanknijpen, wat tot storingen leidt. Duurdere en betere tangen ontgrendelen pas als het echt goed is aangeknepen. Je ziet dat echter niet en die tang van twintig euro doet het toch? Knijp je bij storing met een goede tang het stekkertje nog een keer na, dan is de storing doorgaans opgelost.", zegt Voerman. Wil je toch per se zelf patchkabels maken, dan vind je een stappenplan op onze website. Zorg dan wel een voor een goede kabeltang die de connectoren goed in één keer tegelijkertijd aandrukt. Maak alleen zelf patchkabels op basis van Cat5e-kabels. Sommige fabrikanten beweren wel dat je ook Cat6- of zelfs Cat6a-patchkabels kunt maken, maar wij raden je dat niet aan.

Kabels trekken

Met alleen het kopen van de juiste kabels ben je er niet, je moet ze vanaf je centrale ruimte naar de verschillende ruimtes voeren. In een nieuwer huis lopen er waarschijnlijk loze leidingen vanuit de meterkast naar de diverse ruimtes. Heb je geen lege leidingen, dan zul je gebruik moeten maken van creatieve oplossingen als geboorde gaten, kabelgoten en holle plinten. Iets wat je nooit moet doen, is een netwerkkabel trekken door dezelfde leiding waar ook elektriciteitskabels doorheen lopen. Voor het trekken van een kabel heb je een trekveer nodig. In een loze leiding zit doorgaans een contactdraad waarmee je kunt achterhalen welke leiding waar uitkomt. Deze draad kun je gebruiken om een trekveer door de leiding te trekken. Bevestig de netwerkkabels aan de trekveer door de gestripte koperdraadjes aan het oogje vast te maken. Met behulp van duct tape kun je de kabel extra vastmaken.

Trek kabels met zijn tweeën. Eén persoon voert de kabel in, terwijl de andere persoon aan de andere kant aan de trekveer trekt. Voerman waarschuwt om niet te ruw met de kabel om te gaan. "Wees tijdens het verwerken lief voor de kabel. Ga er niet op staan, de mantel wordt dan geplet waardoor de karakteristieke impedantie verandert en het signaal gaat reflecteren." Loopt de kabel stroef, ga dan niet heel hard trekken. Je kunt talkpoeder of speciaal kabelglijmiddel gebruiken om de wrijvingsweerstand van de kabel te verminderen. Gebruik in ieder geval geen zeepsop, groene zeep of afwasmiddel. Dat werkt tijdens het trekken waarschijnlijk wel, maar zal opdrogen tot een plakkerige substantie waar je last van hebt als je de kabel er ooit weer uit wilt halen.

©PXimport

Als je geluk hebt, lopen er in je huis loze leidingen die uitkomen in je meterkast.

Wandcontactdozen

In de ruimtes waar je een netwerkaansluiting wilt hebben, werk je de netwerkaansluiting af met een wandcontactdoos. Wandcontactdozen zijn beschikbaar in een inbouwvariant die past in de inbouwdoos waar de leiding in uitkomt of als opbouwvariant die je op een muur schroeft. Simpele Cat 5e-dozen heb je voor ongeveer een tientje. Cat 6a-varianten zijn duurder en kosten zo'n twintig euro. Daarnaast kun je ook kiezen voor een los binnenwerk dat je kunt combineren met elementen van de fabrikant van de rest van het schakelmateriaal dat je in huis hebt. Dan zijn de raampjes bijvoorbeeld hetzelfde als de raampjes van je stopcontacten. De netwerkkabels worden in beide gevallen middels LSA-stroken (zie kader 'LSA-stroken afmonteren') gemonteerd in de wandcontactdoos. Je kunt ook kiezen voor een wandcontactdoos gebaseerd op keystone-modules. Dit zijn blokjes met een netwerkaansluiting waar je de netwerkkabel op afmonteert.

Deze keystone-modules verwerk je vervolgens in een hiervoor geschikt wandcontactdoosraampje dat je eveneens kunt krijgen van dezelfde fabrikant als de rest van je schakelmateriaal. Het voordeel van deze aanpak is dat er keystone-modules verkrijgbaar zijn die je kunt afmonteren zonder gereedschap en je dan dus geen LSA punch-down tool nodig hebt.

©PXimport

Je kunt je netwerkaansluitingen afwerken met hetzelfde schakelmateriaal als bijvoorbeeld je stopcontacten.

Afwerken in de meterkast

Doorgaans is de meterkast het centrale punt in je netwerk. Ook hier werk je een netwerkkabel netjes met een netwerkaansluiting af, knijp zeker geen stekkertjes op een kabel met een vaste kern. Heb je een beperkt aantal netwerkkabels af te werken, dan kun je dat net als in de andere ruimtes doen met dubbele wandcontactdoosjes in een opbouwvariant. Heb je echter meer kabels, dan is het handiger om met een patchpanel te werken. Dit is een kastje met een groter aantal netwerkaansluitingen waarop je netwerkkabels afmonteert.

Voor thuis in de meterkast is een desktop-patchpanel handig. Anders dan de naam doet vermoeden, kun je een dergelijk patchpanel eenvoudig aan de muur schroeven. Ze zijn beschikbaar in varianten met acht of twaalf poorten. Patchpanels met meer poorten zijn alleen beschikbaar in varianten die je in een patchkast of patchrek moet verwerken en hebben een breedte van 10 of 19 inch. Zelf hebben we een desktop-patchkastje van Digitus gebruikt voor acht aansluitingen.

LSA-stroken afmonteren

In (binnenwerken voor) wandcontactdozen en in patchpanelen worden de netwerkaders gemonteerd via zogenoemde LSA-stroken. Deze aansluitingen bevatten een mesje die de mantel van de aders doorsnijdt en goed contact maakt. Je hebt een speciale LSA punch-down tool nodig om de aders vast te zetten in de LSA-strook. Je kunt een LSA punch-down tool aanschaffen voor zo'n tien euro. Voor thuisgebruik voldoet een goedkoop exemplaar prima.

©PXimport

Sluit alle acht aders aan, de overbodige stukjes draad worden door de punch-down tool afgesneden.

Actieve apparatuur

Nu je het passieve gedeelte van je thuisnetwerk op orde hebt, is het tijd om de actieve infrastructuur aan te sluiten. Je router is de centrale spil in je thuisnetwerk. Dit apparaat is verantwoordelijk voor het toegang geven van alle aangesloten apparaten door ze bijvoorbeeld een IP-adres toe te kennen en ze toegang te geven tot internet. In routers voor thuisgebruik zit tegenwoordig ook altijd een draadloos accesspoint ingebouwd. Als je het apparaat van je internetprovider hebt gekregen, is er vaak ook een modem in hetzelfde apparaat geïntegreerd. Het maakt voor de opbouw van je netwerk niet heel veel uit welke router je als basis gebruikt.

Switch

In je meterkast of centrale punt zijn je netwerkkabels afgemonteerd op wandcontactdozen of een patchpanel. Om de poorten in de gebruiksruimten actief te kunnen gebruiken moet je in de meterkast de poorten met een patchkabel verbinden met een switch. Je hebt per netwerkaansluiting één poort op een switch nodig. In de meeste routers is al een switch met vier poorten ingebouwd; tot vier afgemonteerde poorten heb je dus geen extra switch nodig.

Heb je echter meer aansluitingen afgemonteerd en dat is al het geval als je in drie kamers een dubbele aansluiting monteert, dan heb je een losse switch nodig. Je kunt bijvoorbeeld switches kopen met vijf, acht, zestien en vierentwintig poorten. Switches tot en met zestien poorten kun je vinden in compacte uitvoeringen die je zo op de muur kunt schroeven. Switches met meer poorten zijn doorgaans bedoeld voor montage in een patchkast of patchrek. Een gigabitswitch met acht poorten kost je zo'n twintig tot veertig euro. Koop in ieder geval een gigabitswitch van een bekend merk en let erop of je de switch aan de muur kunt bevestigen. Verbind alle poorten op het patchpanel met een poort van de switch. Tot slot sluit je een patchkabel aan tussen de switch en een poort op de switch van je router.

Upgraden met een switch

Netwerkverkeer tussen aangesloten apparaten blijft binnen de switch en gaat dus niet via de router. Je kunt een switch dan ook gebruiken om een netwerk gebaseerd op een 100 Mbit/s-router up te graden naar gigabit. Hang een gigabit-switch achter de router en je hele achterliggende netwerk wordt geschikt voor gigabit. Uiteraard blijft de verbinding naar internet dan wel beperkt tot 100 Mbit/s. Hetzelfde werkt ook op een switch op het einde van je netwerk. Heb je een 100Mbit/s-netwerk en zet je in je studeerkamer een gigabitswitch, dan kan de apparatuur die je op die switch aansluit met elkaar communiceren op gigabitsnelheden.

Router als accesspoint

Soms is een complete draadloze router interessanter dan een apparaat dat door een netwerkfabrikant als accesspoint verkocht wordt. In een dergelijk apparaat zit vaak geen switch terwijl in een draadloze router wel een switch zit ingebouwd. Handig als je op de netwerkaansluiting waar je het accesspoint op aansluit nog andere netwerkapparatuur wilt aansluiten. Een draadloze router die je als accesspoint inzet, moet je wel zo configureren dat hij niet als tweede router functioneert. Soms biedt de fabrikant daar zelf een aparte modus voor, in dat geval kun je de netwerkkabel doorgaans op de WAN-poort aansluiten. Biedt de fabrikant geen speciale modus, dan moet je zelf zaken als de DHCP-server uitschakelen. Je sluit de netwerkkabel dan aan op één van de normale switchpoorten en gebruikt de WAN-aansluiting dan niet.

Netwerktopologie

Het is voor de opbouw van je netwerk het mooiste om met één hoofdswitch te werken. Kom je op een switch met acht poorten echter één poortje te kort, dan is het prijsverschil tussen een switch met acht poorten en een stap hoger met zestien poorten wel erg hoog. Sluit op de switch van je router dan indien mogelijk een poort aan die niet (altijd) gebruikt wordt. In het ideale geval heb je maar één switch waarop al je bedrade apparatuur is aangesloten. Thuis is dat natuurlijk een beetje onpraktisch, het is bijna onmogelijk om zes netwerkaansluitingen bij je televisie te realiseren. Je kunt in je televisiemeubel zonder probleem een switch neerzetten om alle apparatuur aan te sluiten. Zorg er wel voor dat additionele switches altijd direct verbonden zijn met je primaire hoofdswitch, maak dus geen verdere aftakkingen.

Accesspoint

Om dat je bij een goed thuisnetwerk heel je huis van netwerkaansluitingen hebt voorzien, ben je heel flexibel in het neerzetten van draadloze accesspoints. Zeker als je gebruikt wilt maken van 802.11ac moet je accesspoint relatief dichtbij staan, het liefst zelfs in dezelfde ruimte als waar je je laptop, tablet of smartphone gebruikt. Er zijn ook accesspoints die ook hun energie uit de netwerkkabel kunnen halen, dit wordt Power over Ethernet (PoE) genoemd. Er zijn speciale (dure) switches die dit ondersteunen, maar je kunt ook werken met losse PoE-injectors waarmee je bepaalde ethernetaansluitingen in je netwerk van elektrische spanning kunt voorzien.

Powerline

De nieuwste generatie powerline-adapters haalt in de praktijk een snelheid van maximaal 270 Mbit/s, terwijl de vorige generatie zo'n 130 Mbit/s haalt. In wat mindere omstandigheden wordt het in alle gevallen al snel zo'n 100 Mbit/s. Een powerline-adapter is dus geen echt alternatief voor een netwerkverbinding, maar voor internet of het delen van een printer voldoet powerline doorgaans wel.

©PXimport

Optimalisatie

Nu je je infrastructuur hebt aangelegd en je apparatuur hebt aangesloten, zal je netwerk waarschijnlijk prima werken. Er zijn op je router wel een aantal zaken waar je naar kunt kijken om je netwerk optimaal in te stellen. Log hiervoor in op de webinterface van je router, meestal is deze bereikbaar door 192.168.1.1 in te tikken in het adresveld van je browser. Werkt dit niet, dan kun je het IP-adres van je router achterhalen door een specifiek commando te tikken achter de opdrachtprompt. In Windows 8.1 open je de commandoprompt door in het startscherm opdrachtprompt te tikken. In Windows 7 tik je opdrachtprompt in het zoekveld van het startmenu. Tik vervolgens het commando ipconfig in (gevolgd door een Enter). Het adres achter Standaardgateway is het IP-adres van je router.

©PXimport

Via de Opdrachtprompt kun je het IP-adres van je router achterhalen.

DHCP

Een van de hoofdtaken van je router is ervoor zorgen dat alle netwerkapparatuur met elkaar kan communiceren. Ieder apparaat heeft hiervoor een uniek IP-adres in de reeks van je router, deze reeks is doorgaans 192.168.1.x. Er zijn 254 adressen IP-adressen mogelijk (1 tot en met 254) waarvan er eentje (meestal de eerste) al door je router zelf geclaimd wordt. Je router kent aan ieder apparaat automatisch een IP-adres toe via een DHCP-server. Via de webinterface van je router kun je achterhalen of hoeveel IP-adressen de DHCP-server kan uitdelen. Kijk vooral of het genoeg adressen zijn, want doorgaans is niet de hele reeks van mogelijke adressen gereserveerd.

©PXimport

Controleer of de DHCP-server genoeg adressen heeft gereserveerd.

Vaste IP-adressen en reserveringen

DHCP geeft geen zekerheid dat een apparaat altijd hetzelfde IP-adres krijgt toegewezen, terwijl dat voor apparaten als een NAS of printer wel handig is. Je kunt daarom werken met vaste IP-adressen. Je logt in op de webinterface van het desbetreffende apparaat en stelt een IP-adres in dezelfde reeks als de rest van je netwerk, maar wat buiten het bereik van je DHCP-server ligt zoals 192.168.1.200. In het veld netwerkmasker vul je 255.255.255.0 in. Als er een veld is voor gateway of router vul je het IP-adres van je router in, meestal is dit 192.168.1.1.

Op veel routers kun je daarnaast ook vaste IP-adressen via de DHCP-server toekennen. Deze mogelijkheid tot DHCP-reserveringen wordt door iedere routerfabrikant anders genoemd. Onze ASUS-router spreekt over 'Manually Assigned IP around the DHCP list', terwijl andere fabrikanten het over DHCP Reservations, DHCP-reserveringen of Static Lease hebben. Hoe het ook genoemd wordt, je tikt het MAC-adres van het netwerkapparaat in de ene kolom en het IP-adres dat je wilt toekennen in de andere kolom. Uiteraard moet het adres wel in hetzelfde subnet als de DHCP-server liggen, bijvoorbeeld 192.168.1.200. Het MAC-adres van een netwerkapparaat als een NAS of netwerkprinter is te achterhalen in de webinterface van het desbetreffende apparaat. Het staat doorgaans ook op een sticker achterop het apparaat. Mocht het apparaat momenteel via DHCP een IP-adres toegewezen krijgen, dan kun je de gegevens ook terugvinden in het DHCP-overzicht van je router. Kun je het nog steeds niet vinden? Gebruik dan het tooltje Wireless Network Watcher.

©PXimport

Een vast IP-adres zorgt ervoor dat je je NAS of printer altijd kunt bereiken.

Verder lezen

Zo verbeter je je draadloze thuisnetwerk

Zo versterk je de wifi-verbinding

▼ Volgende artikel
Slimme warmwaterkraan: waarom een Quooker de onmisbare hulp in de keuken is
© INGA POWILLEIT | QUOOKER
Huis

Slimme warmwaterkraan: waarom een Quooker de onmisbare hulp in de keuken is

Een waterkoker of fluitketel lijkt misschien onmisbaar in de keuken, maar steeds meer mensen stappen over op een slimme warmwaterkraan. Hiermee tap je in een handomdraai kokend, gekoeld of zelfs bruisend water, rechtstreeks uit de kraan. Handig, snel en vaak ook zuiniger dan je denkt.

Partnerbijdrage - in samenwerking met Bemmel & Kroon

De Quooker-warmwaterkraan is een Nederlandse uitvinding die teruggaat tot de jaren 70. Het eerste productiemodel werd al in 1992 geïntroduceerd en enkele jaren later volgden verschillende varianten van de kraan tot de modellen die we nu kennen.

Werking van het systeem

Het Quooker-systeem is gebaseerd op een eenvoudig maar ingenieus principe: een kraan op het aanrecht is verbonden met een compact reservoir dat in het keukenkastje wordt geplaatst. Dit reservoir fungeert als een soort extreem goed geïsoleerde thermosfles, waarin water continu op 108° C wordt gehouden. Dankzij deze hoogvacuümisolatie is het energieverbruik om het water op temperatuur te houden enorm laag, met een stand-byverbruik van slechts 10 watt per dag, wat neerkomt op circa 0,06 euro per dag, afhankelijk van je energiecontract.

Je kunt momenteel kiezen uit drie varianten van de Quooker: de Pro3-VAQ, de COMBI en de COMBI+. In de tabel hieronder zie je de verschillen:

ReservoirCapaciteit kokendCapaciteit warmGeschikt voor
Pro3-VAQ3 liter, directn.v.t.Huishoudens die alleen kokend water wensen
COMBI7 liter, direct15 literKeukens zonder warmwaterleiding of met lange wachttijden
COMBI+7 liter, directVia cv-ketelHuishoudens met cv-ketel die snel kokend water wensen

De grootste besparing op energie en water behaal je met de COMBI- en COMBI+-systemen. Staat de cv-ketel ver van de keuken, dan gaat er vaak een hoop water verloren. Dat komt doordat je eerst een tijdje koud water moet laten weglopen voordat er warm water uit de kraan komt. Met een Quooker heb je dat probleem niet: het waterreservoir zit direct onder de kraan. Zo bespaar je tot wel 10 liter water per dag. Het systeem is daardoor niet alleen een handige kokendwaterkraan, maar ook een slimme manier om warm water te regelen. Dat maakt het een duurzame investering die verder gaat dan alleen gemak.

©Quooker / Bemmel & Kroon

Verschillende kranen

De reservoirs van de Quooker kun je combineren met elke gewenste kraan van het systeem. Er zijn vier types Quooker-kranen:

De Flex: Dit is een Quooker-kraan met een flexibele uittrekslang voor warm en koud water. De slang is handig voor het spoelen van de spoelbak of het vullen van pannen buiten de wasbak. Een ingebouwd veiligheidsmechanisme, de kokendwaterstop, zorgt ervoor dat er geen kokend water kan worden getapt als de slang is uitgetrokken.

De Fusion: De alles-in-één kraan die kokend, warm en koud water levert. Dit strakke, minimalistische design past in vrijwel elke moderne keuken en is verkrijgbaar in diverse afwerkingen, zoals chroom, rvs, zwart, goud en messing-platina.

De Front: Een kraan met een uitgesproken uiterlijk en een vernieuwde bediening aan de voorkant van de uitloop voor warm en koud water. Dit model is verkrijgbaar in rvs en zwart.

De Nordic-modellen: Deze serie omvat de Nordic Twintaps, een set van een kokendwaterkraan en een mengkraan in hetzelfde ontwerp, en de Nordic Single Tap, een losse kokendwaterkraan die kan worden gecombineerd met een bestaande mengkraan. Deze opties zijn ideaal voor consumenten die de functionaliteiten van warm/koud water en kokend water gescheiden willen houden.  

De CUBE: Bruisend en gekoeld water

De Quooker CUBE is een extra reservoir naast de boiler waarmee je kraan ook gekoeld, bruisend en gefilterd water geeft. De bediening is zo ontworpen dat je niet per ongeluk de verkeerde stand kiest: bruisend water tap je door de ring tweemaal in te drukken en te draaien (blauw knipperend licht), gefilterd koel water door één keer indrukken en draaien (continu blauw licht).

De CUBE werkt met CO₂-cilinders, goed voor zo’n 60 liter bruisend water per cilinder. Een set van vier kost zo'n 70 euro, lege cilinders stuur je gratis terug voor hergebruik. Het filter dat het water zuivert moet jaarlijks worden vervangen. Zo helpt de CUBE plastic flessen overbodig te maken.

©Quooker / Bemmel & Kroon

Oude kraan vervangen

Vaak wordt gedacht dat je een Quooker-kraan alleen in een nieuwe keuken kunt installeren. Dat is niet zo: een Quooker past in principe in elke keuken en het is zelfs mogelijk om deze náást je oude vertrouwde kraan te installeren. Dat zou je (als je een beetje handig bent) in principe helemaal zelf kunnen doen, maar je kunt de Quooker uiteraard ook door een expert laten installeren. Maar waar moet je rekening mee houden als je een Quooker wil installeren?

Stroomvoorziening: Er is een geaard stopcontact en bij voorkeur een aparte elektriciteitsgroep nodig, vooral wanneer de CUBE wordt toegevoegd. Als er geen aparte groep beschikbaar is, kan een energieverdeler worden gebruikt om de stroom te verdelen tussen de Quooker en andere apparaten, zodat de zekeringen niet springen.

Wateraansluiting: Je hebt een minimale waterdruk van 2 bar nodig om de Quooker-systemen goed te laten werken. Voor de Quooker COMBI+ geldt dat ook voor de warmwaterkraan: die moet ook op 2 bar staan. De maximale waterdruk is 6 bar.

Ruimte in het keukenkastje:
De reservoirs zijn compact, maar vereisen wel voldoende ruimte. Het PRO3-reservoir is 40 cm hoog en heeft een diameter van 15 cm, terwijl de COMBI-reservoirs 47 cm hoog zijn en een diameter van 20 cm hebben. De CUBE meet 43 cm hoog, 30 cm breed en 44 cm diep, inclusief de CO₂-cilinder. Daarnaast heb je voor de Flex een minimale diepte van 500 mm en een breedte van 200 mm onder het aanrechtblad nodig voor het contragewicht van de uittrekslang.

Bij het zelf installeren van een Quooker is het overigens erg fijn dat de fabrikant allerlei handige instructievideo's en -documenten heeft voor de zelfklusser, waardoor je altijd stap-voor-stap weet wat je moet doen.

Voordelen

Waarom zou je voor een Quooker kiezen als je al een waterkoker hebt of een fluitketel gebruikt? Het grootste voordeel is dat je altijd en direct kokend water tot je beschikking hebt. Nooit meer wachten op je waterkoker of ketel totdat deze het kookpunt hebben bereikt. De Quooker verbruikt weliswaar continu stroom voor het op temperatuur houden van het hete water, maar een waterkoker verbruikt veel energie in korte tijd. En dat voor elke keer dat je warm water nodig hebt. Een fluitketel op het vuur is ook niet erg duurzaam als je kookt op gas. Voor het koken van uitgebreide maaltijden met pasta is het extra fijn als je snel over kokend water kunt beschikken.

©Dmitry Vereshchagin - stock.adobe.com

Prijzen en verbruik

Misschien is het goed om even stil te staan bij het energieverbruik en de kosten. Want wat verbruikt een Quooker nu eigenlijk op jaarbasis, en wat kost je dat gemiddeld? Voor dit voorbeeld nemen we een huishouden van drie personen, die gezamenlijk per dag 10 liter kokend water verbruiken. In dat geval verbruikt dat gezin volgens Quooker 511 kWh op jaarbasis.

Stel dat je bij je huidige energieleverancier 0,40 eurocent per kWh gemiddeld betaalt. De Quooker kost je dan op basis van de bovenstaande gegevens 204,40 euro per jaar.

Dat is natuurlijk lastig één-op-één te vergelijken met het verbruik van gas of elektriciteit om water te koken. Het voordeel van een Quooker is bijvoorbeeld dat je veel makkelijker de exact benodigde hoeveelheid water pakt. Als je water kookt met een fluitketel of elektrische waterkoker, dan ben je algauw geneigd om meer water in de ketel te doen dan noodzakelijk is. En meer water kost meer energie om op te warmen.

Overwegingen

Ben je van plan om een warmwaterkraan zoals een Quooker aan te schaffen? Houd dan wel rekening met een aantal zaken. Om te beginnen de aanschafprijs, maar ook de manier waarop een Quooker in je keuken wordt geïnstalleerd. Er moet immers extra ruimte onder de gootsteen worden vrijgemaakt, en dat is nu eenmaal niet zomaar in elke keuken mogelijk.

Welk systeem het best past, hangt af van je wensen en je keuken. Wil je alleen kokend water? Dan is de compacte PRO3 op zich afdoende. Heb je een lange wachttijd op warm water, dan zijn de COMBI of COMBI+ de slimste keuzes. Met de CUBE heb je meteen ook gekoeld en bruisend water tot je beschikking; ideaal als je minder plastic flessen wilt gebruiken. De Quooker biedt dus veel gemak, veiligheid en duurzaamheid. Een goede investering voor je keuken!

▼ Volgende artikel
Huis winterklaar? Maak kans op een WOLF-Garten multi-star schoonmaakset
© AK | ID.nl
Huis

Huis winterklaar? Maak kans op een WOLF-Garten multi-star schoonmaakset

Nu de herfst inzet is dit hét moment om je huis winterklaar te maken. Ramen nog even goed lappen vóór de natte kou, de dakgoot ontdoen van bladeren zodat het water vrij wegloopt… Met het WOLF-Garten multi-star systeem heb je daar geen ladder voor nodig: je klikt gewoon het opzetstuk dat je nodig hebt op de uitschuifbare Variosteel en je kunt overal bij. Wij mogen twee sets weggeven.

Wat zit er in de set

De Variosteel ZM-V4 (220–400 cm) klikt stevig vast op verschillende opzetkoppen. In totaal zijn er ruim 70 opzetstukken; daarvan zitten er vier in de set die je kunt winnen. Voor glaswerk is er de raamwasser (EW-M), een brede mop met verstelbare kop die ook handig is bij schuine ruiten of zonnepanelen. Voor een streeploos resultaat gebruik je de raamreiniger (KW-M/ZM015), waarbij mop en wisser in één zijn gecombineerd. Stofnesten en spinnenwebben verwijder je met de flexibele ragebol (BM 25 M); de kop buigt mee zodat je boven kozijnen en in hoeken komt zonder dat je op een ladder hoeft te staan. Voor het schoonmaken van de dakgoot gebruik je de twee-in-een dakgootreiniger (GC-M): eerst bladeren en vuil losvegen, daarna eenvoudig uitscheppen. Alle opzetstukken klik je op dezelfde steel, waarmee je zowel hoog als laag werkt.

➡️ Zo haal je het meest uit de opzetstukken

Begin bij ramen altijd met twee emmers: één met schoon sop en één met helder water. Maak het raam nat met de mop en spoel die tussendoor uit in schoon water. Werk daarna in rustige horizontale banen met de wisser en droog de onderste kozijnrand direct af met een doek. Zo voorkom je druipers en blijft het glas streeploos schoon. Doe dit liever niet in volle zon, want dan droogt het water te snel op en krijg je sneller waas.

Voor de dakgoot kies je een droge dag. Zet de steel zo lang dat je recht kunt blijven staan en niet hoeft te reiken. Veeg eerst bladeren en takjes los met de borstelzijde van de GC-M en schep het vuil daarna uit de goot. Controleer meteen de afvoerpijp door er wat water in te gieten, zodat je zeker weet dat alles goed doorloopt. Draag handschoenen; niet alleen om te voorkomen dat je vieze handen krijgt, maar ook omdat er scherpe takjes of steentjes in de modder kunnen zitten. Kijk tot slot of er nergens nog vuil of takjes zijn achtergebleven, zodat de goot ook bij de eerste najaarsstorm goed blijft doorstromen.

©AK | ID.nl

Met de ragebol werk je van boven naar beneden. Klap de kop iets schuin en laat de borstel het werk doen; hard duwen vervormt de vezels en haalt minder weg. Ga een dag later nog een keer langs de buitenlampen en camera's: spinnen komen snel terug, een tweede ronde houdt het langer netjes.

➡️ Onderhoud en veiligheid

Spoel moppen en borstels na gebruik met lauwwarm water uit en laat ze volledig drogen. Bewaar de steel en koppelingen vorstvrij en zandvrij, dan klikken ze soepel en gaan ze lang mee. Kies altijd de kortst mogelijke steellengte die de klus toelaat; hoe korter, hoe lichter en stabieler het werkt.

➡️ Maak kans op een WOLF-Garten multi-star systeem schoonmaakset

Wil jij zo'n mooie set ter waarde van 216 euro winnen? We geven er twee weg. Wat moet je doen?

Beantwoord de volgende vraag: Wat is jouw grootste hilarische schoonmaakdrama ooit (trapje instabiel, emmer omgevallen, enzovoort)?

Stuur je antwoord naar wolf@id.nl. Meedoen kan tot en met zondag 21 september. De twee origineelste inzendingen winnen. Prijswinnaars krijgen automatisch bericht.