ID.nl logo
Het wel en wee rondom usb-c
© PXimport
Huis

Het wel en wee rondom usb-c

Het had dé aansluiting moeten worden waar eindelijk alles mee kon worden geregeld. Usb-c zou zowel smartphones als laptops kunnen opladen én bestanden overbrengen én beeldschermen aansluiten. Geen gedoe meer met verschillende kabels voor verschillende devices. De praktijk is helaas nog anders. Usb-c is nu een verwarrende janboel van protocollen en aansluitingen.

Groot was de verrassing toen Apple in 2015 een MacBook aankondigde met slechts één aansluitpoort. Die ene usb-c-poort was nodig om zowel de laptop op te laden als om data te versturen; ook moest je hem gebruiken als je de laptop op een extern beeldscherm wilde aansluiten. Zeker het feit dat er slechts één zo’n poort op de computer zat die dat allemaal moest doen (soms ook tegelijk) maakte de Macbook onpraktisch in gebruik. Maar Apple leek ook ergens op het goede spoor te zitten. Een écht universele aansluiting, is dat niet wat we altijd al wilden?

Het woord ‘universal’ in usb leek tot een jaar of twee geleden niet echt waar te maken wat het beloofde. Zo universeel is usb immers lang niet bepaald geweest: micro, mini, regulier ... Er zijn tientallen verschillende kabels waarmee je telefoons, tablets en computers kunt koppelen aan schijven en beeldschermen. Usb-c moet daar verandering in brengen.

Vorm

Toen de nieuwe poort in 2014 werd geïntroduceerd, had die potentie: een overdrachtssnelheid van wel 5 Gb/s en een laadcapaciteit van 100 watt.

Wie nu denkt aan usb-c denkt waarschijnlijk vooral aan de oplaadkabel die bij de meeste nieuwe smartphones wordt geleverd. Het is de kabel met de wat ovale aansluiting, die in tegenstelling tot eerdere opladers gewoon op twee manieren in een oplaadpoort past. Handig! Hoewel usb-c als aansluiting eindelijk universeel lijkt, is er wel een flink aantal standaarden en protocollen nodig die juist weer níét altijd met elkaar samenwerken. Hoe dat precies gaat is ingewikkeld te begrijpen. Daarom maakt usb-c voorlopig ook nog niet waar wat al jarenlang beloofd wordt – en zijn consumenten regelmatig goed in de war.

Pinnen

Wanneer we het hebben over usb-c hebben we het over de fysieke connector. Dat is de connector die je op dit moment waarschijnlijk in je Android-telefoon gebruikt, de ovaalvormige aansluiting die je nooit drie keer hoeft te proberen voor je weet of hij juist in de aansluiting zit.

Die aansluiting heeft binnenin een aantal pinnetjes. Daar zit het grootste fysieke verschil van de usb-c-aansluiting: die heeft er maar liefst 24, tegenover een schamele 5 die het oudere micro-usb heeft. En zonder het al té technisch te maken: meer pinnen betekent sneller bestanden overzetten en opladen. Je kunt de extra pinnen ook gebruiken om dingen te doen als videostreaming. En, belangrijker nog, het kan allebei met diezelfde aansluiting. In theorie heb je dus maar één kabel nodig waarmee je je laptop kunt opladen én er bestanden op kunt zetten. En in theorie heb je nog maar één kabel nodig om al je randapparatuur zoals beeldschermen en harde schijven aan te sluiten op elkaar.

©PXimport

Standaarden

Tot zover is dat allemaal nog vrij logisch: één kabel om alles aan te sluiten. In theorie. Maar dan wordt het gecompliceerder. Behalve met de fysieke connector heb je bij usb-kabels te maken met verschillende standaarden. Het is met name de usb 3.1-standaard die het hele verhaal wat ingewikkeld maakt. Usb 3.1 werd ongeveer tegelijkertijd met usb-c uitgebracht. Usb 3.1 is de opvolger van usb 3.0, met als belangrijkste verschil dat het makkelijker en universeler werd voor ontwikkelaars om er apparatuur en software voor te bouwen. Usb 3.0 werd dan ook langzaamaan uitgefaseerd en min of meer ‘opgenomen’ in het usb3.1-protocol. Als je dus ergens een apparaat in de winkel ziet met ‘usb 3.0’ op de doos, dan is dat waarschijnlijk een verouderd stukje technologie.

Het verschil tussen de diverse generaties usb 3.1 is nogal verwarrend

-

Twee generaties

Nog een jaar later werd er wéér een nieuw usb-protocol geïntroduceerd. Het ging om een betere versie van usb 3.1, dat sindsdien verdeeld wordt in ‘gen 1’ en ‘gen 2’. Hier is het verschil ineens een stuk beter merkbaar. Gen 2 verdubbelt namelijk de maximale overdrachtssnelheid van usb, van 5 gigabit per seconde naar 10.

Wat het allemaal wat verwarrend maakt is dat usb 3.1 (of het nou gen 1 of gen 2 is) los staat van usb-c. Er zijn ook usb 3.1-kabels met een micro-usb-aansluiting, of mini-usb, of juist de standaard usb a-aansluiting. Omgekeerd is het ook mogelijk dat een usb-c-connector geen gebruik maakt van usb 3.1, maar van usb 2.0 - al komt dat laatste in de praktijk maar weinig voor. En áls je dan een usb 3.1-aansluiting hebt, is dat dan gen 1 (met 5 Gb/s) of gen 2 (met 10 Gb/s)?

Oh, en dan is er ook nog Thunderbolt, vergelijkbaar in hoe universeel het is maar toch nét iets anders. Dat werd ontwikkeld door Intel (samen met Apple), en in 2015 besloot het bedrijf dat het nieuwe Thunderbolt 3 uit 2015 alleen nog gebruik zou maken van usb-c.

©PXimport

Extra mogelijkheden

Usb-c heeft nog andere meerwaarde dan alleen snellere overdracht van bestanden, en daar komt het échte universele van de ‘universal serial bus’ om de hoek kijken. Usb-c kan worden gebruikt om geluid af te spelen, of om een beeldscherm aan te sturen, of om een apparaat op te laden. Dat laatste gebeurt natuurlijk al met telefoons, maar ook laptops zou je in theorie met dezelfde kabel kunnen opladen als waarmee je ook je bestanden overzet.

Althans ... Dat was het idee. In de praktijk blijkt dat lang niet allemaal te werken. De reden: deze functionaliteiten zijn alle optioneel. Het zijn zogenoemde ‘alternate modes’; ook displayport (waarmee je dvi en hdmi kunt aansturen) of pci-express vallen eronder. Makers hebben de keuze of ze zulke alternate modes implementeren, dus het is vaak aan de consument om uit te zoeken wanneer iets wel of niet met een apparaat samenwerkt.

“Of dat werkt, zie je niet aan de buitenkant”, zegt Wouter Hol. Hij is de oprichter van Kabeltje.com, één van de grootste kabelwebwinkels van Nederland. Kabeltje krijgt regelmatig vragen van klanten die in de war zijn van de verschillende standaarden. “Als jij een apparaat hebt met een usb-c-aansluiting wil dat niet automatisch zeggen dat alle kabels daarop werken. Video-streamen op smartphones is een bekend voorbeeld. Veel van onze klanten kopen bijvoorbeeld een verloopadapter van usb-c naar hdmi en komen er daarna pas achter dan hun telefoon dat helemaal niet ondersteunt.” Een deel van het probleem is de beperking die hardware met zich meebrengt. “Een videokaart in een computer is krachtig, maar een telefoon kan het delen van beeld naar een groter scherm op deze manier niet aan”, zegt Hol. “Daar is de rekenkracht niet naar.”

Muziek spelen

Die alternate modes worden ook in toenemende mate ingezet om muziek af te spelen op smartphones. Die trend begon toen Apple de beslissing maakte om de iPhone 7 niet meer van een hoofdtelefoonaansluiting te voorzien. Een moedig besluit en bovendien zou bluetooth de toekomst moeten zijn, aldus Apple, dat geen zinnige argumenten voor consumenten kon bedenken. Luisteren met een traditionele koptelefoon kon nog wel gewoon – maar dan wel met een dongel. Andere fabrikanten volgden slaafs. Inmiddels zijn steeds meer high-end smartphones niet meer voorzien van een koptelefoonaansluiting. Muziekfanaten moeten dan ook uitwijken naar óf een bluetooth-koptelefoon, óf eentje met een usb-c-aansluiting.

Ook dat levert vaak problemen op. Audio via usb-c kan namelijk actief of passief zijn. Daarbij zit de DAC (digital audio converter) respectievelijk in de hoofdtelefoon zelf of in de telefoon. Als je een ‘gewone’ koptelefoon gebruikt of luistert via bijvoorbeeld een usb-c-dongel, dan moet de telefoon de zogeheten ‘audio accessory mode’ ondersteunen. Maar lang niet alle telefoons hebben dat. Je moet ook daar dus goed kijken welke koptelefoons goed bij welke telefoons passen – al hopen de fabrikanten uiteraard dat je hun eigen meegeleverde oortjes gebruikt, of koopt uit het duurdere assortiment (wat de ware reden achter het verwijderen van de hoofdtelefoonaansluiting zou kunnen zijn).

Buitenbeentje

Je kunt het niet over usb-c hebben zonder de olifant in de kamer tegen te komen: Apple. Hoewel usb-c inmiddels al best wat jaren oud is en ook al langer wordt gebruikt, is het Apple die de nieuwe poort voor het eerst onder het grote publiek bekend maakte. Dat gebeurde met de MacBook uit 2015. Die had maar één poort, en dat was usb-c. Dat kwam het bedrijf op veel kritiek te staan. Enigszins terecht, want voor gebruikers blijkt het leven met één aansluiting voor zowel opladen als bestanden overbrengen en een beeldscherm aansluiten niet zo simpel te zijn. Apples redenering is ergens wel te begrijpen: door bluetooth en wifi en Apples eigen AirDrop lijkt draadloos de toekomst. Het zal ook meespelen dat dongels een lucratieve business zijn. “De aansluiting zelf is een goed idee want de klant weet waar hij dan aan toe is”, denkt Hol, “maar het is voor de klant vrij ongemakkelijk dat er dan maar één connector aan zit en hij met allerlei verloopstukjes moet gaan rommelen.”

Lightning C

Apple is sowieso altijd al een beetje tegendraads geweest als het gaat om aansluitingen en met name standaarden. De iPhones en iPads van het bedrijf maken natuurlijk gebruik van de lightning-aansluiting, een eigen connector die nergens anders voor wordt gebruikt dan de telefoons en tablets uit Cupertino. Die lightning-aansluiting is niet omkeerbaar en kan niet worden gebruikt met andere aansluitingen zoals usb-c. Dat maakt het des te verwarrender dat Apple bij de MacBook juist koos voor een usb-c-aansluiting: zou het niet makkelijker zijn om ook dáár langzaam maar zeker een lightning-aansluiting te implementeren? Of andersom: moeten de telefoons en tablets niet gewoon over naar usb-c? Dat gebeurde eerder dit jaar bijna toen het bedrijf de nieuwe iPad Pro aankondigde. Die had namelijk wél een usb-c-poort. Volgens Apple betekent dat niet het einde van de lightning-aansluiting. “De iPhones en iPads blijven gewoon lightning gebruiken”, zegt een woordvoerder van het bedrijf. De belangrijkste reden om op de nieuwste iPad toch usb-c te implementeren? “Usb-c past goed bij de nieuwe mogelijkheden van de iPad Pro, zoals het aansluiten op externe 5K-schermen en om nieuwe apparaten zoals camera’s, muziekinstrumenten en accessoires aan te kunnen sluiten.” Externe opslag mag je van Apple dan weer niet aansluiten op de iPad Pro.

©PXimport

Apple kiest bij de iPad Pro ook voor een usb-c-poort, maar blijft verder bij lightning

-

Voorlichting

Voor consumenten kan die onduidelijkheid verwarrend zijn. Zij willen dat een apparaat gewoon werkt, dat je de stekker gewoon in de bijbehorende poort kunt steken zonder gedoe. “Zeker in de beginjaren van usb-c merkten we wel dat dat een probleem was”, zegt Wouter Hol van Kabeltje.com. “We kregen toen veel vragen van klanten over hun net gekochte kabels. Inmiddels is dat wel wat minder geworden. Het is moeilijk te zeggen waarom dat is. Misschien weten klanten inmiddels wel wat het verschil is tussen verschillende soorten usb-c-kabels. Of het heeft te maken met het feit dat mensen eerder de handleiding van hun smartphone of apparaat lezen voordat ze er een kabel voor kopen. En we zijn de laatste jaren ook steeds meer voorlichting gaan geven aan consumenten over welke kabel zij nodig hebben. Dat kan ook meespelen.”

Hol denkt dat het in principe wel goed is dat er één universele aansluiting is zoals usb-c, maar er zou ook meer voorlichting moeten zijn. Je kunt er immers niet vanuit gaan dat kopers de subtiele en verwarrende verschillen makkelijk begrijpen. “Het zou veel duidelijker vermeld moeten worden bij wat je koopt. Op zowel apparaten als kabels zou moeten staan: ‘Dit apparaat werkt met die en die kabels’. Dat gebeurt nu te weinig en dan krijg je verwarring.”

Schaalbaarheid

Eén universele aansluiting lijkt er dus voorlopig nog niet te zijn. Usb-c is qua stekker en poort echter een goed begin. Het zijn vooral de verschillende standaarden en protocollen die het op dit moment in de praktijk lastig maken om die ene kabel zo universeel te maken. Als je de aansluiting echter als losstaand iets ziet, dan is usb-c goed op weg dé aansluiting te worden voor alles. Dat is ook niet zo gek, want de connector is gebouwd met zulke schaalbaarheid in het achterhoofd. Nu is het dus vooral nog wachten op de fabrikanten.

Europese standaard

“Heeft er iemand een iPhone-lader bij de hand?” Grote kans dat je die zin ooit hebt gehoord als je ergens op kantoor werkt. Hoewel het probleem veel minder groot is dan, pak-hem-beet, acht jaar geleden is het nog steeds erg irritant dat er verschillende opladers voor verschillende telefoons zijn. Mensen met een wat ouder toestel zitten nog op micro-usb, nieuwere toestellen hebben usb-c, en Apple-gebruikers hebben hun eigen oplader. Europa probeert dat probleem al sinds 2009 op te lossen. De Europese Commissie wil telefoonmakers via wetten en regelgeving verplichten één universele oplader te maken. Dat zou niet alleen handig zijn, maar ook 51.000 ton aan elektronica-afval per jaar schelen omdat niet iedereen zijn opladers meer weggooit. Bedrijven zeggen al jaren met een eigen oplossing te komen; in 2009 besloten Apple, Samsung en Huawei collectief micro-usb te gebruiken, maar Apple deed daar uiteindelijk toch niet aan mee. De EU wil het nu niet langer aan het bedrijfsleven zelf laten, maar denkt er nu over zelf harde maatregelen te nemen. Maar hoe lang dat nog kan duren ...

©PXimport

▼ Volgende artikel
Facebook en Instagram gratis blijven gebruiken? Zo houd je grip op wat je ziet
Huis

Facebook en Instagram gratis blijven gebruiken? Zo houd je grip op wat je ziet

Gebruikers die deze week Facebook of Instagram openen, krijgen ineens een keuze voorgeschoteld: wil je betalen om geen advertenties meer te zien, of blijf je het gratis gebruiken mét advertenties? Die keuze is vanaf nu verplicht. Sinds november 2023 bood Meta al de mogelijkheid om een betaald abonnement zonder advertenties te nemen, maar tot nu toe was dat geheel vrijblijvend. Wat betekent die verplichte keuze precies? En kun je, als je niet wilt betalen, nog steeds zelf bepalen wat je te zien krijgt?

Waarom moet je nu ineens kiezen?

Meta voert deze verplichte keuze door vanwege aangescherpte Europese privacyregels. De wetgever stelt strengere eisen aan hoe bedrijven data mogen gebruiken voor advertentiedoeleinden. Een gratis dienst met gepersonaliseerde advertenties mag alleen als de gebruiker daar bewust toestemming voor geeft. Meta zet de gebruiker daarom voor het blok: betalen voor een advertentievrije ervaring, of toestemming geven voor het gebruik van je gegevens.

De betaalde abonnementsvorm: wat houdt het in?

Wie zich abonneert op de advertentievrije versie van Facebook en Instagram betaalt 7,99 euro per maand via de app, of 5,99 euro via een browser. Dit bedrag geldt voor één account in het zogeheten Accountcentrum. Wil je meerdere accounts advertentievrij gebruiken, dan betaal je daar extra voor. Meta belooft dat je gegevens in dat geval niet verwerkt worden voor advertentiedoeleinden. Je gebruikt de platformen dan volledig zonder gepersonaliseerde advertenties.

©Meta

Kritiek op het 'pay or consent'-model

Hoewel Meta stelt dat deze keuze in lijn is met de Europese privacyregels, heeft het 'pay or consent' (betaal of geef toestemming) model veel kritiek gekregen. Tegenstanders noemen het een vorm van privacy blackmail: je betaalt om je privacy te behouden, of je geeft die op in ruil voor gratis gebruik en gepersonaliseerde advertenties. Het is de vraag of een 'keuze' wel echt een keuze is als de alternatieven zo ongelijkwaardig zijn.

Niet betalen? Dit doet Meta dan met je gegevens

Kies je ervoor om Facebook en Instagram gratis te blijven gebruiken, dan geef je Meta toestemming om je gegevens te gebruiken voor advertenties. Het gaat dan om gepersonaliseerde advertenties, gebaseerd op je profiel, gedrag op het platform en je interacties met andere websites en apps. Je huidige ervaring blijft grotendeels hetzelfde, maar de verwerking van je gegevens valt voortaan onder strengere Europese regels.

Je kunt later ook kiezen voor advertenties met minder personalisatie. Deze optie gebruikt minder van je gegevens en is iets privacyvriendelijker, maar laat nog steeds advertenties zien. Meta gebruikt dan geen informatie meer over je gedrag op andere sites of eerdere interacties binnen hun platformen. In plaats daarvan worden alleen basisgegevens gebruikt, zoals je leeftijd, geslacht, locatie en activiteit op dat moment. Deze instelling kun je op elk moment inschakelen via het menu Advertentie-instellingen, onder het kopje dat gaat over personalisatie en gegevensgebruik.

Een bredere trend: betalen voor advertentievrije content

De beslissing van Meta om te kiezen voor een betaalde advertentievrije optie staat niet op zichzelf. Steeds meer bedrijven voegen advertenties toe aan diensten die voorheen gratis of advertentievrij waren, of bieden juist een betaalde versie zonder advertenties. Disney+ heeft bijvoorbeeld de optie Standaard met reclame, Videoland biedt meerdere abonnementen aan met reclames en Netflix heeft in een aantal landen ook een dergelijk abonnement (nog niet in Nederland overigens). Vanaf 26 augustus voegt ook Amazon advertenties toe aan Prime Video in Nederland. En het blijft niet bij videostreaming. Spotify biedt al jaren een gratis versie met advertenties naast zijn Premium-abonnement, net als YouTube. Ook op sociale media zie je dezelfde trend. X, voorheen Twitter, heeft een betaalde variant die minder advertenties belooft, al krijg je zelfs met X Premium nog wel wat advertenties te zijn.

©Videoland

Hoe houd je invloed op wat je te zien krijgt?

Ook als je kiest voor de gratis versie van Facebook of Instagram, kun je nog wel degelijk invloed uitoefenen op de advertenties die je te zien krijgt.

Advertentie-instellingen beheren

Ga naar de instellingen van je Facebook- of Instagram-account en zoek naar Advertentievoorkeuren of Advertentie-instellingen. Hier krijg je een overzicht van de interesses die Meta aan jouw profiel heeft gekoppeld. Je kunt deze interesses bewerken, verwijderen of toevoegen. Door dit te doen, geef je Meta een duidelijker beeld van wat je wel en niet relevant vindt. Je kunt ook instellen dat je geen advertenties meer wilt op basis van je activiteit op andere websites en apps.

Advertenties verbergen, rapporteren of de herkomst begrijpen

Bij elke advertentie verschijnt een menu met de optie Waarom zie ik deze advertentie?. Als je daarop klikt, zie je welke informatie Meta heeft gebruikt om jou die advertentie te tonen. Denk aan je interesses, je leeftijd, locatie of het feit dat je eerder een bepaalde pagina hebt bezocht. Vanuit dat scherm kun je direct instellingen aanpassen of interesses verwijderen die niet (meer) bij je passen. Als je een advertentie ziet die je niet interesseert of ongepast vindt, kun je deze ook verbergen of rapporteren. Klik op de drie puntjes bij de advertentie en kies voor Advertentie verbergen of Deze advertentie rapporteren.

Merken of onderwerpen blokkeren

Daarnaast kun je in je advertentie-instellingen specifieke merken of onderwerpen blokkeren die je liever niet voorbij ziet komen. Dit zorgt er niet voor dat advertenties verdwijnen, maar wel dat ze iets minder willekeurig aanvoelen en beter aansluiten op wat je zelf belangrijk of prettig vindt.

Alternatieven: gratis en advertentievrij?

Als de ontwikkelingen bij Facebook en Instagram je zorgen baren en je liever geen advertenties ziet én niet wilt betalen, zijn er maar weinig alternatieven. Volledig gratis, advertentievrije sociale media zijn zeldzaam. De meeste platformen draaien op advertentie-inkomsten of het gebruik van data. Er zijn wel opties die het anders aanpakken. Mastodon, onderdeel van het Fediverse, werkt bijvoorbeeld met open-sourceprincipes en wordt beheerd door community's. Hier zie je weinig tot geen advertenties, maar het bereik is kleiner en de ervaring anders. Ook kun je specifieke niche-platforms of forums opzoeken die zonder advertenties draaien dankzij donaties of vrijwilligers.

De keuze is aan jou

Betalen, de advertenties voor lief nemen of je account opzeggen: de keuze is aan jou. En dat is geen makkelijke keuze. Blijf je bij de gratis versies van Facebook en Instagram? Met de tips in dit artikel kun je in ieder geval nog een beetje grip op je eigen tijdlijn houden.

Lees ook: Je Facebook-account deactiveren of verwijderen


 

▼ Volgende artikel
Een inbouwoven of -magnetron plaatsen? Zo meet je de nismaten goed op
© RossandHelen
Huis

Een inbouwoven of -magnetron plaatsen? Zo meet je de nismaten goed op

Als je een inbouwoven of magnetron wilt plaatsen, begint alles met het opmeten van de nis, oftewel de uitsparing in je keukenkast waar het apparaat in moet komen. Die afmetingen moeten tot op de millimeter kloppen, anders past je nieuwe oven of magnetron niet. Hoe je dat aanpakt en waar je op moet letten, lees je hier. Geen stress: het is makkelijker dan het lijkt!

In dit artikel lees je:

✔ Wat nismaten zijn en waarom ze belangrijk zijn ✔ Hoe je de hoogte, breedte en diepte van de nis nauwkeurig opmeet ✔ Wat de standaard afmetingen zijn van ovens, magnetrons en combimagnetrons ✔ Welk type inbouwapparaat het best past bij jouw keuken en kookstijl

Wat zijn nismaten eigenlijk?

De nismaten van je keuken zijn de binnenafmetingen van de ruimte waarin je de oven of magnetron wilt inbouwen. Je meet dus niet het apparaat zelf, maar de kast waar hij in moet komen. De nismaten bestaan uit drie onderdelen: hoogte, breedte en diepte. De meeste inbouwapparaten zijn afgestemd op standaardmaten, maar er zijn ook uitzonderingen – vooral als je keuken iets ouder is of als je kiest voor een compact model.

Een oven past meestal in een nis van 60 centimeter breed. De hoogte varieert, afhankelijk van het soort apparaat. Zo zijn inbouwovens meestal 60 centimeter hoog, maar compacte modellen van 45 centimeter komen ook vaak voor. Magnetrons hebben doorgaans een hoogte van 38 of 45 centimeter. Combimagnetrons – de handige alleskunners – vallen meestal in de categorie van 45 centimeter hoog.

Zo meet je de nismaten op

De hoogte van de nis meet je van de bovenkant tot de onderkant van de uitsparing. Gebruik een rolmaat en trek die strak – zo krijg je een nauwkeurige meting. Dit is vooral belangrijk bij het kiezen tussen een compacte oven of een standaardmodel.

De breedte van de nis meet je van de linker- naar de rechterkant. Ook hierbij geldt: strak meten voor een betrouwbaar resultaat. De meeste apparaten hebben een standaardbreedte van 60 centimeter, maar het is altijd slim om te controleren wat jouw keuken precies toelaat.

De diepte van de nis is de afstand van de voorkant van de kast tot de achterwand. Zet je rolmaat dus helemaal achterin de nis en trek hem naar voren toe. De meeste ovens en magnetrons passen met een diepte van zo’n 55 tot 60 centimeter, maar ook hier geldt: meten is weten.

Het opmeten gaat het makkelijkst als de nis leeg is – dus als er geen apparaat meer in zit. Zo weet je zeker dat je met de juiste afmetingen werkt.

©Surachetsh

Wat past het beste bij jou?

Heb je je nismaten eenmaal duidelijk in beeld, dan kun je gericht gaan zoeken. Kook en bak je graag en wil je graag taarten, ovenschotels of braadstukken maken? Dan is een volwaardige inbouwoven precies wat je nodig hebt. Gebruik je de oven vooral voor opwarmen, ontdooien of simpele gerechten, dan is een magnetron waarschijnlijk voldoende.

Wil je het beste van beide werelden in één apparaat? Dan is een combimagnetron een slimme keuze. Die heeft de functies van zowel een oven als een magnetron en bespaart je daarmee ruimte – handig, zeker in kleinere keukens.

Klaar om te kiezen?

Als je de afmetingen van je nis goed hebt gemeten én weet welk type apparaat het best bij jouw kookstijl past, kan het eigenlijk niet meer misgaan. Je bent klaar om een oven of magnetron uit te zoeken die niet alleen perfect in je keuken past, maar ook perfect bij jou.