ID.nl logo
Kinderen leren programmeren - Carrière én toffe levensles
© Reshift Digital
Zekerheid & gemak

Kinderen leren programmeren - Carrière én toffe levensles

Kinderen zijn heel handig met nieuwe technologie. Ze leren snel nieuwe apparaten te gebruiken. Betekent dat ook dat kinderen weten hoe die technologie werkt? Is het nodig om ze vroeg te leren programmeren? Leren programmeren kan een leuke levensles zijn en niet per se een toekomstige carrièrekeuze.

In de jaren '80 betekende het bezit van een computer meestal dat je een hobbyist was. Dat je bereid was om niet alleen andermans software te gebruiken, maar ook om zelf te experimenteren met programmeren. Wie in dat tijdperk opgroeide en bijvoorbeeld met BASIC of PASCAL leerde werken, leerde tegelijk een aantal waardevolle lessen. Lessen die een kind van nu niet meer automatisch meekrijgt door met een iPad te spelen.

Volgens mediacoach Gemma Steeman is het nog steeds zo dat kinderen veel sneller leren omgaan met computers dan volwassenen. "Ze leren door te experimenteren. Ze zijn niet bang om iets fout te doen en ontdekken daardoor heel snel de mogelijkheden die ze graag gebruiken."

Dat betekent in de praktijk dat ze sneller dan hun ouders weten hoe ze apps moeten downloaden en opstarten. En natuurlijk vooral hoe ze al die spellen kunnen spelen. Toch is dit natuurlijk wat anders dan 'weten hoe een computer werkt'.

©PXimport

Leren programmeren is een belangrijk onderdeel van 'mediawijsheid': de verzameling vaardigheden voor kinderen en volwassenen die helpen om media te gebruiken en te duiden.

Consequenties

Steeman: "Kinderen weten ook niet hoe ze computers slim in kunnen zetten, bijvoorbeeld om taken beter of efficiënter uit te voeren. Ook weten ze niet wat de consequenties zijn van hun gedrag online. Dat komt ook door de ontwikkeling van de hersenen: ze zijn gewoon niet in staat om dat allemaal te overzien." Want voor een kind is het gewoon niet te bevatten dat wat je op internet zet, er ook nooit meer van af kan. En vooral dat anderen (vreemden) het kunnen zien. Voor een kind is het begrip data volkomen abstract. Om nog maar te zwijgen van 'big data' en wat bedrijven allemaal kunnen door gegevens te verzamelen en te analyseren.

©PXimport

Gemma Steeman is mediacoach bij

Belangrijk

Volgens Steeman is het leren programmeren geen manier om kinderen op weg te helpen in een carrière als programmeur. "Het schrijven van programma's is iets wat steeds meer in lagelonenlanden gedaan wordt. Wie later een baan krijgt in de IT, wordt hoogstwaarschijnlijk geen programmeur." Maar we leven in een wereld die volledig doordrongen is door digitale media. Je moet mee kunnen komen en hoe meer je begrijpt van de processen die al die media mogelijk maken, hoe beter.

Ook zijn er heel wat (toekomstige) banen waarbij kennis van programmeren nuttig is, zonder dat je daarvoor programmeur hoeft te zijn. Want hoewel het daadwerkelijke programmeerwerk van grote programma's en games vaak wordt uitbesteed, gebeurt het plannen en het denkwerk van de ontwikkeling wel degelijk ook in ons land. Wie ergens werkt waar computerprogramma's gebruikt of gemaakt worden, heeft dus erg veel aan kennis over de werking van die programma's. Steeman zelf geeft aan dat ze erg veel heeft aan die kennis bij haar werk voor de website MediaWijsheid.nl. "Ik kan niet programmeren, maar wel computercode lezen en dat is bij het werken aan websites een groot voordeel."

©PXimport

Het kunnen lezen van computercode helpt zeker als je websites ontwerpt of bijhoudt.

Het is gewoon leuk!

Veel tv-series en films leren ons dat programmeren betekent: schermen vol onbegrijpelijke wiskundig ogende formules. Maar dat is een vooroordeel. Programmeren is het oplossen van een puzzel. En dankzij allerlei leuke, grafische lesmethoden, is het voor kinderen net zo goed een spel als een les.

Hour of Code bijvoorbeeld is een wereldwijde introductie voor kinderen om te leren programmeren met 'Hopscotch'. In een uur spelen leren ze hoe ze niet alleen computers kunnen gebruiken, maar vooral hoe ze deze naar hun hand kunnen zetten. Door bouwsteentjes te verslepen, laten ze bekende figuren zoals Anna en Elsa uit 'Frozen' of de bekende Angry Birds bewegen. Hopscotch is dé taal voor kinderen op dit moment, die juist door zijn directe grafische feedback meteen laat zien wat een commando of functie doet.

Voor de kinderen die hier echt lol in hebben, zijn er allerlei vervolgprojecten. Het hoeft niet op te houden bij één uur.

©PXimport

Grote studio's zoals Disney lenen bekende figuren aan deze educatieve site.

Levensles

Maar de belangrijkste reden om kinderen (eenvoudige) programma's te laten maken, is dat het een manier van denken aanleert die ze de rest van hun leven kunnen gebruiken. Programmeren is namelijk vooral een levensles: om een computerprogramma te maken, leer je om een probleem op een gestructureerde manier op te lossen. Je begint met een formuleren van het probleem en om dat probleem op te lossen, moet je het in stukjes ophakken. Als je 'probleem' bijvoorbeeld is: een eenvoudig huisje tekenen op het scherm, dan kun je dit opdelen in delen: hoe teken je een vierkant? Een rechthoek? Een driehoek? Hoe zorg ik ervoor dat de driehoek op het vierkant staat en dat de rechthoek op de plaats komt waar de deur moet zijn?

Deze manier van problemen oplossen overstijgt het schrijven van computerprogramma's. Wie een feest organiseert en een groep moet aansturen, moet ook leren om het geheel te overzien en dat in subtaken te verdelen. En het is juist deze manier van analytisch denken die kinderen op een speelse en natuurlijke manier kunnen leren door de computer naar hun hand te zetten.

©PXimport

Met eenvoudige puzzels leert het kind in de app Daisy the Dinosaur spelenderwijs programmeren op de iPad.

Wanneer

Volgens Steeman kunnen kinderen vanaf een jaar of zes al heel wat leren, dankzij speciale programma's. Deze zijn er op gericht om kinderen op een visuele en aantrekkelijke manier te leren om eenvoudige programma's te maken. De kinderen zullen dit niet als 'programmeren' ervaren, maar als een spel waarbij ze de computer opdrachten geven die direct resultaat op het scherm toveren. Veel van dit soort programma's hebben een duidelijke relatie met de wat oudere programmeertaal LOGO (zie kader). Voor de iPad is er bijvoorbeeld de app Daisy the Dinosaur. Met deze app leren kinderen kleine programma's schrijven die het figuurtje Daisy over het scherm laten bewegen. Helaas is de Daisy-app wel Engelstalig.

Op de website van Kennisnet.nl vinden we Ko de Kraker. Net als bij Daisy geeft het kind opdrachten aan het vogeltje Ko, die dankzij correcte programma's zijn geliefde nootjes kan eten.

©PXimport

Ko de Kraker is een vogeltje dat nootjes wil eten. Kinderen schrijven programma's om hem te helpen.

LOGO

Een aantal computerveteranen zal vast even opveren bij het lezen van die naam. LOGO, ontwikkeld in de jaren zestig door Seymour Papert. LOGO werd speciaal voor kinderen bedacht. Het belangrijkste kenmerk is de schildpad-cursor die met eenvoudige commando's is aan te sturen. Commando's geven direct resultaat. 'FORWARD 100' zorgt bijvoorbeeld voor een lijn van 100 pixels in de kijkrichting van de schildpad.

Daarnaast is het een krachtige taal waarbij de programmeur feitelijk zijn eigen commando's maakt die steeds complexere taken uitvoeren.

Het volgende simpele programma laat de schildpad een cirkel tekenen:

TO CIRCLE

REPEAT 360 [FORWARD 1 RIGHT 1]

END

Vanaf dat moment 'kent' de computer het nieuwe commando 'circle' dat ook weer in een nieuw programma te gebruiken is. Heel krachtig en heel overzichtelijk.

©PXimport

Met MSWLogo (gratis) kun je al snel mooie 'turtle graphics' maken.

Simpel

Daarnaast is op dit moment Scratch heel populair: op de site kunnen kinderen programmeren met bouwsteentjes die ze in een venster slepen. Ook hier gaat het om grafische feedback: animaties en simpele spellen.

Toch is het een misverstand om te denken dat kinderen (zeker als ze een jaar of 10, 11 zijn) heel simpele talen moeten leren. Kijk maar eens wat kinderen inmiddels allemaal aan complexe dingen kunnen bouwen in het spel Minecraft. Ze zijn zeker in staat om complexere talen onder de knie te krijgen. We noemden LOGO al. Ook Microsofts Small Basic richt zich volledig op kinderen. Maar ook een 'volwassen' taal is een leuke uitdaging.

©PXimport

Small Basic is een versimpelde, gratis versie van BASIC, speciaal voor kinderen.

Python

Op deze site staat een compleet lesprogramma voor de basisschool, waarin kinderen de taal Python leren. Deze scripttaal (ontwikkeld door Nederlander Guido van Rossum), is eenvoudig te leren en wordt ook in het echt gebruikt. Een perfecte brug dus tussen het klaslokaal en digitale wereld, maar uiteraard niet geschikt voor de allerjongsten.

Dit soort lespakketten zijn minder geschikt voor thuis. Maar volgens Steeman is het een goed idee als ouders samen met school en buitenschoolse opvang in gesprek gaan over programmeren. "Ik ben er niet voor om het verplicht in lesprogramma's op te nemen. Het is echter wel belangrijk dat elk kind er even mee in aanraking komt en als hij of zij dat wil er ook meer mee kan doen. Ouders en scholen kunnen elkaar daar denk ik goed in ondersteunen."

Direct effect

Hoewel Python niet meteen allerlei grafisch vuurwerk produceert, heeft het als groot voordeel dat het een geïnterpreteerde taal is. Dat wil zeggen dat je het resultaat meteen kan zien.

print("Hallo wereld")

>> Hallo wereld

print(3*2)

>> 6

print("3*2")

>> 3*2

Dit is natuurlijk in een leeromgeving heel belangrijk omdat de leerling meteen het resultaat van zijn instructies ziet. Dat is ook de reden dat talen als C++ niet kindvriendelijk zijn. Afgezien van de complexiteit is het ook lastig om programma's steeds te moeten compileren voor je kan zien wat ze doen.

Amsterdam investeert in jonge programmeurs

Als onderdeel van een plan van de gemeente Amsterdam om in de toekomst te behoren tot de top 3 van Europese steden met startups, wil de gemeente investeren in het opleiden van jongeren in deze sector. Daartoe zouden er 'coding academies' moeten worden opgericht waar jongeren en zzp-ers leren coderen en programmeren. Verder zou de gemeente wel op zoek zijn om initiatieven te ondersteunen die erop gericht zijn dat coderen op basisscholen, middelbare scholen en universiteiten even standaard worden als rekenen en taal.

Verder lezen?

Daisy the Dinosaur (iOS)

Ko de Kraker

Microsoft Small Basic

Hour of Code

Microsoft Windows Logo (gratis Windows-versie van LOGO)

ACSLogo (gratis OS X-versie van LOGO)

Hopscotch (iOS)

Kodable (iOS)

Robomind

▼ Volgende artikel
Waar voor je geld: 5 in hoogte verstelbare bureau's voor een ergonomische werkplek
© LIGHTFIELD STUDIOS - stock.adobe.com
Huis

Waar voor je geld: 5 in hoogte verstelbare bureau's voor een ergonomische werkplek

Bij ID.nl zijn we gek op producten met een mooie prijs of die iets bijzonders te bieden hebben. Daarom gaan we een paar keer per week op zoek naar zulke deals. Dit keer een bijzondere categorie die nog niet eerder aan bod is geweest: verstelbare bureau's voor een ergonomische werkplek.

Veel mensen die thuiswerken heb niet altijd de mogelijkheid om een apart bureau te gebruiken en ziten bijvoorbeeld vaak aan de eet- of keukentafel. Toch kan het lonen om te investeren in een goed bureau, omdat daarmee - in combinatie met een goede stoel - je werkhouding een stuk beter wordt. Wij bekijken vijf handige bureaus 's die in hoogte verstelbaar zijn.

Casaria 160x75

Het tafelblad van dit bureau uit de Casaria‑lijn is in hoogte verstelbaar van 73 tot 118 cm en beweegt met een snelheid van 2,25 cm per seconde. Je bedient de motor via een lcd‑scherm en kan twee voorkeursstanden opslaan, zodat je met één druk op de knop naar je favoriete werkhoogtes gaat. Er zit ook een herinneringsfunctie in die je eraan herinnert om weer te gaan staan of juist te zitten. Met het robuuste stalen frame en een draagvermogen van 80 kg is het bureau geschikt voor zware monitoren. Handige details zijn de kabelgeleider, beker‑ en koptelefoonhouder en in hoogte verstelbare poten. Het blad van 160 × 75 cm bestaat uit twee delen en is afgewerkt met melamine zodat het tegen een stootje kan. Dit bureau komt inclusief montagebenodigdheden en is verkrijgbaar in verschillende kleurvarianten.

Specificaties

Bladformaat: 160x75cm
Hoogte: 73 tot 118cm
Belastbaar tot: 80kg

Avalo 140x60

Avalo levert dit elektrisch verstelbaar bureau (de P58) met een compact blad van 140 × 60 cm. De hoogte is traploos verstelbaar van 73 tot 117 cm en kun je drie verschillende hoogtestanden opslaan. Dat is handig als je het bureau deelt met collega's of medethuiswerkers, of wanneer je snel wilt wisselen tussen zit‑ en stahouding. De bediening gebeurt via een bedieningspaneeltje aan de voorkant; met één druk op de knop gaat het blad naar de gewenste stand. Het frame is gemaakt van staal, het blad van P2‑melamine en de rand is afgewerkt met hittebestendig ABS. Verder wordt benadrukt dat het bureau plug‑and‑play is: je hoeft alleen de stekker in het stopcontact te steken en kunt meteen aan de slag. Door het smalle ontwerp past het bureau goed in kleinere kamers, maar biedt het toch voldoende ruimte voor een monitor, toetsenbord en documenthouder. Voor wie een elektrische zit‑sta‑oplossing zoekt met geheugenfunctie en solide materialen is dit model een optie.

Specificaties

Bladformaat: 140x60cm
Hoogte:73 t/m 117cm
Belastbaar tot: onbekend

Avalo 120x60

Dit is een kleinere variant van de hierboven besproken Avalo AP58. Dit model heeft een 20 cm minder breed blad, maar uiteraard ook elektrisch verstelbaar. Net als de grotere uitvoering varieert de hoogte van 73 tot 117 cm en kan het bureau drie standen onthouden. Voor het instellen gebruik je een eenvoudige bediening waarbij je een favoriete zit‑ en stahoogte opslaat en later oproept. Het frame bestaat uit staal en het blad uit melamine met een rand van warmtebestendig ABS. D tafel weegt 27 kg en is het daardoor stabiel zonder moeilijk te verplaatsen. Ook deze uitvoering is plug‑and‑play; je hoeft geen ingewikkelde montage uit te voeren. Door de compactere afmetingen is dit model ideaal voor kleinere werkplekken of voor wie extra apparatuur (zoals een printer) op een tweede tafel wil plaatsen. De strakke vormgeving past in verschillende interieurs en de elektrische motor zorgt ervoor dat je eenvoudig van houding wisselt.

Specificaties

Bladformaat: 120x60cm
Hoogte: 73 t/m 110 cm
Belastbaar tot: onbekend

VDD Gaming 118x58cm

Het frame van deze VDD is elektrisch in hoogte verstelbaar van 73 tot 118 cm. Hiermee wissel je gemakkelijk tussen zitten en staan en kun je de juiste houding aannemen voor langdurige sessies. Het witte werkblad van 118 × 58 cm biedt voldoende ruimte voor een monitor en toetsenbord en dankzij de krachtige motor is het maximaal belastbaar tot 60 kg. De tafel wordt geleverd met instructies en alle benodigde onderdelen, waardoor je de montage zelf kunt uitvoeren. Er worden geen extra functies zoals geheugenstanden vermeld, waardoor je elke gewenste hoogte handmatig instelt. Voor wie een elektrisch verstelbaar bureau zoekt dat weinig ruimte inneemt, is dit een praktische optie; vooral gamers zullen baat hebben bij het kunnen aanpassen van de werkhoogte tijdens een sessie.

Specificaties

Formaat: 118x58cm
Hoogte: 73 tot 118cm
Belastbaar tot: 60kg

Schaffenburg Linesto Plus 140x80

Het Schaffenburg Linesto Plus‑bureau is een rechthoekige tafel met een T‑poot. Het frame is zonder gereedschap te monterenen in hoogte verstelbaar met een drukknop tussen 65,5 en 85,5 cm. De maximale belasting bedraagt 70 kg. De hoogtebediening gebeurt via een knop aan het onderstel; er zijn geen geheugenstanden. De tafel is voorzien van een 25mm dik melamine blad, een metalen onderstel en stelvoeten om de tafel waterpas te zetten. Kabelbeheer is mogelijk via accessoires, en er zijn diverse blad‑ en framekleuren beschikbaar. Het Schaffenburg-bureau heeft verder een stalen frame met twee telescoperende buisdelen en een krasvaste coating. Als enige in dit overzicht is deze Linestor geen zit/sta-bureau, maar kan hij in zithoogte tot maximaal 85,5 cm worden gebracht.

Specificaties

Formaat: 140x80cm
Hoogte: 65 tot 85,5 cm
Belastbaar tot: 70kg

▼ Volgende artikel
Zo werkt het energielabel voor smartphones en tablets
Huis

Zo werkt het energielabel voor smartphones en tablets

Sinds juni 2025 is het voor fabrikanten van smartphones verplicht om een energiebabel voor hun apparaten te voeren. De consument kan aan de hand van het energielabel zien hoe energiezuinig een telefoon is, maar ook hoe makkelijk het is om de telefoon te (laten) repareren en wat het updatebeleid voor de software is. Door middel van het nieuwe energielabel kun je dus veel bewuster kiezen voor een bepaalde telefoon.

Het energielabel werd ooit bedacht om apparaten op een uniforme manier te vergelijken, los van marketingclaims. Door elk product in te delen op een schaal van A tot en met G ontstaat ruimte om echte koplopers te herkennen en achterblijvers aan te sporen. Smartphones waren nog niet eerder voorzien van een energielabel, maar hebben dat vanaf juni 2025 wel gekregen. Dat is logisch, want bij smartphones draait energie-efficiëntie niet alleen om het stopcontact, maar vooral om hoe slim hardware en software met de energie van een accu omgaan en hoeveel jaren je uit dezelfde telefoon haalt. Door die informatie eenduidig te tonen, verschuiven de argumenten over de oplaadtijd en de schermgrootte naar hoelang een telefoon meegaat en hoe makkelijk hij te repareren is.

Ter illustratie: het nieuwe energielabel voor smartphones en tablets toont de batterijduur bij gemiddeld gebruik, maar ook of hij valbestendig is en hoe makkelijk hij gerepareerd kan worden.

Energie en duurzaamheid

Een smartphone gaat gemiddeld gezien wel een dagje mee op een enkele acculading, afhankelijk natuurlijk van het gebruik door de eigenaar. Erg veel energie wordt er dus niet verspild, maar de grootste winst wat betreft het klimaat is vooral te behalen uit de levensduur van de smartphone en of deze makkelijk te repareren is. De EU koppelt het nieuwe energielabel aan het eco-design van de telefoon. Het label dat de telefoon krijgt, is afhankelijk van een aantal factoren en is een gemiddelde van de prestaties van al deze factoren. Welk factoren dat zijn, lichten we je hieronder verder toe.

Waar vind je het nieuwe energielabel?

Wanneer je online een nieuwe telefoon koopt, vind je het algemene energielabel doorgaans bij het product zelf. Je ziet echter niet direct de andere onderdelen waarop de telefoon is beoordeeld. In een fysieke winkel is het de bedoeling dat er bij de telefoon een kaartje of bordje is geplaatst, met daarop een QR-code waarmee je direct op de juiste informatiepagina van EPREL komt.

In een webwinkel zul je meestal geen QR-code tegenkomen, maar alleen het energielabel zelf. Vaak kun je – zoals bij Mediamarkt – een productspecificatie-pdf downloaden met de extra informatie, waarin ook weer een QR-code is opgenomen, waarmee je naar de EPREL-site wordt doorgestuurd.

Levensduur accu

Het nieuwe energielabel laat zien wat de gemiddelde levensduur van de accu van de telefoon is. Dat wordt bekeken aan de hand van het aantal laadcycli: hoe vaak kan een telefoon opnieuw worden opgeladen voordat de kwaliteit van de accu achteruit gaat? Daarbij wordt een capaciteitsvermindering van 80 procent aangehouden: na hoeveel keer laden is de capaciteit tot 80 procent gedaald? Hoe hoger dit getal, des te betrouwbaarder is de accu.

Op het uitgebreide energielabel zie je hoe vaak een accu opnieuw kan worden opgeladen totdat de totale capaciteit tot 80 procent daalt.

Uithoudingsvermogen

Uiteraard wordt er ook gekeken naar de gebruiksduur van een telefoon of tablet als deze volledig is opgeladen. Door het uitvoeren van een zogeheten reallife-situatie wordt het gemiddelde gebruik van een smartphone geëmuleerd. Hoeveel uur en minuten je met de smartphone kunt werken op die enkele lading, wordt op het label getoond.

Hoelang houdt de batterij van de telefoon of accu het vol bij gemiddeld gebruik? Ook dat zie je op het energielabel terug.

Vrije val

Een van de andere eigenschappen waarop wordt getest, is de vrije val-test. Hoe snel gaat een telefoon kapot als je deze vanaf een bepaalde hoogte op een harde ondergrond laat vallen? Misschien vraag je je af wat dit met duurzaamheid te maken heeft? Nou, heel veel: als je telefoon snel kapot gaat als je hem laat vallen, moet je al snel een nieuwe. Niet heel duurzaam dus. Op het energielabel vind je de valbestendigheid tussen de A en E. Hoe lager de letter (A), des te beter kan zo'n telefoon een val overleven. De test is gebaseerd op een val van 1 meter boven een verharde ondergrond en wordt met vijf modellen van hetzelfde toestel tot wel 270 keer uitgevoerd.

Valtest vanaf 1 meter, hoe minder snel een telefoon stuk gaat, des te hoger is het label dat hij toegekend krijgt.

Elke keer dat een telefoon is gevallen, wordt gecontroleerd of het scherm nog functioneert en reageert op aanrakingen, of de camera het nog doet, of de mobiele functies als wifi en mobiel nog werken, of de telefoon kan worden opgeladen en of de audio nog goed functioneert. Barsten in het frame of het glas worden wel geaccepteerd, mits de telefoon nog veilig kan worden gebruikt. Bijvoorbeeld als het glas wel gebarsten is, maar geen splinters heeft.

Hoe goed een telefoon beschermd is tegen valschade is ook onderdeel van het energielabel. Het scherm mag daarbij overigens wel gebarsten zijn, het is geen glastest.

Bescherming tegen stof of water

Ook de zogeheten IP-tests (IP = Ingression Protection, of indringbescherming) worden uitgevoerd bij de telefoons en zijn een belangrijk onderdeel van de algehele score die een telefoon krijgt. De apparaten worden getest op het binnendringen van stof en water. De waterbestendigheidstest controleert bijvoorbeeld of een smartphone bestand is tegen spatwater vanuit verschillende richtingen, zonder dat de werking of veiligheid van het toestel wordt aangetast. Hiermee wordt gegarandeerd dat een telefoon in elk geval bestand is tegen vocht, bijvoorbeeld bij het gebruik tijdens een regenbui, het morsen van vloeistof of het gebruik van natte handen.

Of een telefoon waterdicht is, wordt ook getest.

Repareerbaarheid

Een ander duurzaamheidsonderdeel waar de EU goed naar kijkt, is de repareerbaarheid van een smartphone. Dat omvat een groot aantal parameters, zoals welke onderdelen makkelijk te vervangen zijn, in hoeverre een consument bepaalde onderdelen zelf kan vervangen, en hoelang en hoe goed bepaalde onderdelen van de telefoon op voorraad zijn.

Zelf zoeken op de EPREL-site is lastig

Het zelf zoeken van gegevens van smartphones en tablets op de EPREL-site is niet heel eenvoudig. Dat komt omdat de algemene productwebsite gemaakt is om te zoeken op merk of op typenummer. Dat is prima voor wasmachines of koelkasten, die je vaak aantreft als merk+typenummer, maar bij smartphones werkt dat anders. Een model als de Samsung Galaxy S25 bijvoorbeeld zul je niet vinden met een zoekopdracht op 'S25 'of 'Galaxy S25', maar alleen op het typenummer SM-S931B. Dat typenummer wordt echter bijna nergens gecommuniceerd en is ook niet wat Samsung communiceert in bijvoorbeeld marketing-uitingen.

Ook kun je niet zoeken op EAN-code, terwijl die code juist kan worden gebruikt om een exact model van een bepaald product te kunnen vinden. Kortom: wat het zoeken van de gegevens van een smartphone betreft kan de EU nog wel wat verbeteren.

De EU wil dat smartphones langer meegaan en eenvoudiger te herstellen zijn – zowel door professionele reparateurs als (in bepaalde gevallen) door consumenten zelf. De eisen met betrekking tot repareerbaarheid blijven minimaal zeven jaar gelden na het einde van de verkoop van een model.

©WICHAN SHOP

Als het aan de EU ligt, moeten consumenten ook zelf telefoons kunnen repareren.

Een fabrikant van een smartphone moet garanties kunnen geven met betrekking tot de ondersteuning van een telefoon. Als een toestel op de Europese markt wordt uitgebracht, mag de consument verwachten dat een telefoon zeven jaar na het verschijnen van de telefoon op de markt nog steeds gerepareerd kan worden.

Onderdelen

De reparatie- of 'vervangarantie' geldt voor alle essentiële onderdelen van een smartphone of tablet, zoals de accu, camera's, externe poorten voor audio en opladen, de microfoons en luidsprekers, de knoppen en de scharnieren als het een opklapbare telefoon betreft. De fabrikant moet zelfs de schroefjes op voorraad hebben als de originele niet meer kunnen worden gebruikt.

De bovenste onderdelen kunnen door een fabrikant of een telefoonreparateur worden gerepareerd, maar de EU vindt dat ook consumenten zelf onderdelen moeten kunnen bestellen en vervangen, zoals de accu, de achterzijde, de hele beeldschermunit en de oplader. Voor die zelfrepareerbaarheid krijgt een telefoon ook een waardering van A t/m E. De fabrikant is daarnaast verplicht om aan te geven waar reserveonderdelen te verkrijgen zijn, welk gereedschap er nodig is om de reparatie te kunnen uitvoeren en waar je de benodigde handleidingen kunt vinden.

Hoelang de telefoon wordt ondersteund qua software-updates en interne onderdelen wordt ook vermeld en de telefoon krijgt hiervoor een eigen classificatie.

Reparatie-index

Telefoonfabrikanten moeten dus uitgebreide informatie geven over hoe je je smartphone kunt repareren, maar ook over de complexiteit van de reparatie. Zijn de onderdelen die je wilt vervangen bijvoorbeeld makkelijk te bereiken, of moet je eerst andere onderdelen verwijderen om erbij te kunnen? Ook dat wordt allemaal opgenomen in de uiteindelijke classificering van de telefoon: hoe minder stappen er nodig zijn, des te hoger is de score die wordt toegekend.

Hoe makkelijk is een telefoon te repareren en hoelang zijn reserve-onderdelen beschikbaar? Dat geeft dit onderdeel van het energielabel aan.

Tot slot

De Europese Unie heeft met het nieuwe energielabel voor smartphones een goede stap gezet in de richting van duurzaamheid. Het uiteindelijke doel is om ervoor te zorgen dat fabrikanten meer hun best gaan doen om een zo makkelijk mogelijk te repareren telefoon uit te brengen. Deze strengere regels in de EU betekenen ook dat deze toestellen in andere landen buiten de EU makkelijker te repareren zullen zijn, omdat een telefoonfabrikant waarschijnlijk niet compleet verschillende uitvoeringen van een model smartphone gaat maken. Maar of consumenten in landen buiten de EU ook zo makkelijk zelf aan onderdelen kunnen komen, is dan nog maar de vraag; deze mate van tegemoetkoming aan of bescherming van de consument gelden vaak niet in andere landen. Fabrikanten hoeven deze informatie dus niet beschikbaar te stellen in landen buiten de EU.