ID.nl logo
Zekerheid & gemak

Fotograferen in 3D

3D is het nu helemaal: bioscoopfilms in 3D trekken volle zalen en een nieuwe generatie televisietoestellen staat te glimmen in het winkelschap. Natuurlijk willen wij ook zelf materiaal in 3D kunnen maken en mondjesmaat verschijnen er al wat 3D-camera's. Maar met élk fototoestel kunt 3D-foto's maken en wij laten zien hoe.

1. Diepte zien

Omdat wij twee ogen hebben, zijn wij in staat om diepte te zien. Elk oog kijkt vanuit een iets ander standpunt naar de wereld en onze hersenen weten daar een driedimensionaal plaatje van te maken. Vooral bij voorwerpen die dichtbij zijn, is het diepte-effect groot. Naarmate voorwerpen zich iets verder van ons af bevinden, neemt het effect snel af. Dat is ook niet zo gek, want de oogpupillen bevinden zich ongeveer zes centimeter van elkaar. Op korte afstand kijkt u daardoor een beetje 'om voorwerpen heen'. Het linkeroog ziet meer van de linkerzijde van objecten en kan zelfs een stukje achtergrond zien dat voor het andere oog verborgen is. Andersom geldt dat ook voor het rechteroog. Met een berg aan de horizon lukt dat niet. Die bevindt zich te ver weg, vandaar dat u daar geen diepte ziet.

2. Twee foto's

Om een foto te maken waarin u diepte ziet, hoeft u eigenlijk alleen maar na te doen wat onze ogen al vanzelf doen. U hebt twee foto's nodig die zo'n zes centimeter uit elkaar zijn gemaakt. Dat kan door twee camera's aan elkaar te koppelen of een echte 3D-camera te gebruiken, maar ook door simpelweg met één toestel vlak na elkaar twee foto's te maken. Vandaar dat 3D-foto's met nagenoeg elke camera te maken zijn. Het is niet echt moeilijk, maar het is wel essentieel dat u zorgvuldig te werk gaat. U maakt met uw camera een foto, blijft staan waar u staat en beweegt de camera heel voorzichtig zes centimeter opzij. Dan maakt u een tweede opname. Nu is het net alsof u met een stereocamera hebt gefotografeerd, want u hebt twee foto's op het geheugenkaartje staan die ongeveer zes centimeter uit elkaar zijn genomen. Het enige verschil is dat ze niet gelijktijdig zijn gemaakt en dat u ze op de een of andere manier met elkaar moet versmelten om er één fantastische 3D-foto van te maken.

©PXimport

U maakt twee opnamen vlak na elkaar.

3. Bijna identiek

Let bij het maken van de twee foto's op de volgende punten. Onze ogen werken feilloos samen. Ze richten zich op hetzelfde punt en dat stelt onze hersenen in staat om ons één gecombineerd plaatje voor te schotelen in plaats van twee losse beelden. Maar kijkt u bijvoorbeeld scheel, dan lukt dat ineens niet meer en ziet u de wereld dubbel. Dit moet u ook tijdens het fotograferen zien te voorkomen. In beide posities moet u de camera precies hetzelfde gericht houden. Kantel of draai het toestel dus niet in een bepaalde richting en zorg dat exact hetzelfde punt zich in het midden van het scherm bevindt. Laat uw armen niet zakken en til de camera ook niet hoger. Misschien een open deur, maar we zeggen het toch: zoom niet in of uit tussen de twee opnamen. Ook belangrijk: omdat er een tijdverschil tussen de opnamen zit, worden foto's waarin iets beweegt niet mooi. U moet het hebben van 'stillevens'.

4. Handmatig instellen

Om een 3D-foto te maken, moeten dus de linker- en rechterfoto er hetzelfde uitzien, behalve dan dat ze uit een iets ander standpunt zijn genomen. Wat u wilt voorkomen, is dat de twee foto's niet bij elkaar passen. Foto's met en zonder flits zien er totaal anders uit, ook wanneer u bij de ene foto dichtbij hebt scherpgesteld en bij de andere in de verte. Dan lukt het niet om er een mooie 3D-foto van te maken. Het is het beste om zo veel mogelijk handmatig uw camera in te stellen, maar dan moet dit wel kunnen en dat is niet bij elk toestel zo. Door niet te lang te treuzelen tussen de beide opnamen en secuur te richten, vergroot u de kans aanzienlijk dat beide opnamen er hetzelfde uit komen te zien (op het standpunt na natuurlijk).

5. Handige hulpmiddelen

Veel camera's kunnen een raster of een paar hulplijnen op het scherm laten zien. Zet die bij voorkeur aan, dat maakt het makkelijker om de twee foto's te maken. Dan plaatst u een bepaald voorwerp bijvoorbeeld op een kruispunt van twee lijnen. Het cirkeltje in het midden van het scherm is ook prima te gebruiken. Dat is ook een goed punt om de camera op te laten scherpstellen, mits uw onderwerp zich daar ergens bevindt. Kunt u niet op het scherm meekijken tijdens het fotograferen, dan blijft alleen de zoeker over en is het een stuk moeilijker om 3D-foto's te maken. U moet dan bijvoorbeeld een stap opzij doen in plaats van dat u alleen de camera hoeft te verplaatsen.

6. Eerst links of rechts

Het maakt weinig verschil of u eerst de linkerfoto en daarna de rechter maakt, of dat u andersom werkt. Het is wel verstandig om uzelf een vaste volgorde aan te leren. Dus altijd beginnen met links, of altijd met rechts. Dan weet u namelijk zeker hoe u de foto's straks moet samenvoegen. Twijfelt u een keer? Op de linkerfoto is op korte afstand net iets van de linkerzijde van voorwerpen te zien. Ook kunt u als het ware net een beetje links om een hoek of rand heen kijken. Bekijkt u een 3D-foto en lijkt alles binnenstebuiten gekeerd, dan zijn de beelden duidelijk verwisseld.

©PXimport

Het verschil tussen de linker en rechter opname is subtiel.

7. Eigen instellingen

Camera's bepalen zelf waarop ze scherpstellen. Er zijn dan meerdere zogeheten scherpstelpunten. Laat het toestel liever alleen het middelste scherpstelpunt gebruiken, zodat u zeker weet dat in beide foto's het juiste deel scherp wordt. Kijk ook welke lichtbron het onderwerp verlicht en stel dan zelf de witbalans in. Bijvoorbeeld zonnig, schaduw, bewolkt of gloeilamp. Zet de flitser uit. Het zal namelijk nooit exact hetzelfde effect in beide opnamen geven. Kies zelf een diafragma en lichtgevoeligheid (iso-waarde) en eventueel ook de sluitertijd. Gebruik (alleen) als u er bekend mee bent liefst de handmatige stand (m-stand). Kijk eventueel eerst in een (half)automatische stand welke belichting de camera adviseert en stel die waardes daarna zelf in.

8. Nepopnames als herkenning

Om later feilloos de foto's te herkennen waarmee u driedimensionale beelden kunt smeden, kunt u het beste eerst een nepopname maken. Bijvoorbeeld door drie vingers op te steken (om aan te geven: let op, 3D-opnamen volgen). Zodra u klaar bent, maakt u weer een nepopname, bijvoorbeeld door twee vingers op te steken (terug naar 2D). U mag ook een andere opname maken, desnoods een zwarte foto door de lensdop erop te laten. Zolang het maar een opvallende opname is zodat u snapt wat de bedoeling is. Later mag u de nepopnames weer weggooien. Het is verstandig alle opnamen die voor 3D-foto's zijn bedoeld in een aparte map op uw pc te bewaren. Dit om te voorkomen dat u een keer per ongeluk een stel opnamen weggooit omdat u (of een huisgenoot) niet snapt waarom alles dubbel is gefotografeerd. Straks laten wij u zien hoe u van twee losse foto's één schitterende 3D-plaat maakt!

9. Echte 3D-camera

3D-foto's maken gaat een stuk makkelijker met een echte 3D-camera, maar daar bestaan er nog maar een paar van (althans, digitale). Zoals de gloednieuwe Fuji FinePix Real 3D W3. Dat is eigenlijk een toestel waarin zich twee camera's bevinden. Aan de voorkant ziet u twee lenzen en binnenin zijn twee beeldsensors te vinden. Aan de achterkant zit echter maar één ruim bemeten scherm en het leuke is dat u daar zonder hulpmiddelen een driedimensionaal beeld op ziet. U hebt dus geen speciaal brilletje nodig en kunt voordat u de foto maakt perfect inschatten of u een foto met een leuk 3D-effect krijgt. Foto's die al op het geheugenkaartje staan, bekijkt u uiteraard net zo makkelijk met diepte.

©PXimport

De Fuji FinePix Real 3D W3 is een echte 3D-camera.

10. In één keer goed

Vergeleken met de methode met één gewone camera, hebt u het met een 3D-camera wel heel gemakkelijk. Want u weet zeker dat een 3D-camera twee identieke foto's maakt die precies bij elkaar passen. Kleur, belichting, scherpte, alles zal exact op elkaar zijn afgestemd en zodra u bijvoorbeeld in- of uitzoomt, bewegen beide lenzen gelijktijdig. U hoeft alleen maar op de ontspanknop te drukken en de twee opnamen worden op exact hetzelfde moment gemaakt en in één fotobestand weggeschreven. Hierdoor kunt u zelfs mensen en snel bewegende voorwerpen in 3D vastleggen. Dat lukt niet goed als u met één camera na elkaar twee opnamen maakt.

11. Ribbelscherm

Op het scherm van de 3D-camera ziet u de wereld in drie dimensies. De truc is dat het scherm geribbeld is, zonder dat het opvalt. De ribbels zijn lensjes en zorgen ervoor dat uw linker- en rechteroog een verschillend beeld zien. Op het scherm worden namelijk gelijktijdig de twee foto's getoond die het 3D-beeld vormen. Net zoals bij ansichtkaarten die als u ze beweegt verschillende foto's laten zien. Dit werkt net zo, behalve dan dat u de twee foto's als één geheel ziet: een foto met dieptewerking.

©PXimport

Op een ribbelscherm zijn de twee beeldjes met elkaar verweven.

12. 'Ouderwetse' foto's

Met een 3D-camera kunt u ook prima 'ouderwetse' 2D-foto's maken. Nu zitten er natuurlijk wel twee lenzen op het toestel. Wat de fabrikanten daarom hebben bedacht, is dat u met één druk op de ontspanknop twee verschillende foto's mag maken. Dat kan helaas niet van verschillende onderwerpen, want u kunt de linkerlens niet in een andere richting laten wijzen dan de rechterlens. Wat wel kan, is twee variaties maken van dezelfde foto. Zoals eentje met en zonder flits, in kleur en zwart-wit, groothoek en telestand. Het is maar net wat de fabrikant verzint en in zijn toestellen bouwt, dus de mogelijkheden kunnen per merk en model verschillen.

13. Op televisie bekijken

Door een 3D-camera op een televisietoestel aan te sluiten, zijn 3D-foto's direct nadat u ze hebt genomen in volle glorie te bekijken. Uw tv moet daar uiteraard wel geschikt voor zijn. U bekijkt de foto's dan met de 3D-bril die bij het televisietoestel hoort. Die moet u meestal apart kopen. U hebt een HDMI 1.4-kabel nodig om de camera met de televisie te verbinden. Let goed op de aansluiting op de camera, er zal vaak een snoer met een microstekkertje nodig zijn.

14. Fotolijstjes

Digitale fotolijstjes zijn er tegenwoordig volop te krijgen. U zet er een paar foto's op of schuift er een usb-stick in en uw mooiste foto's zijn de hele dag te bewonderen. Ook 3D-foto's zijn op deze manier te bekijken. U hebt er een speciale fotolijst voor nodig en momenteel moet u nog wel heel goed zoeken om er eentje te vinden. Fuji levert er een natuurlijk, want ze verkopen ook 3D-camera's. Zonder speciaal brilletje zijn de beelden in 3D te zien. Het is wel belangrijk dat u er goed voor zit, omdat elk oog nu eenmaal het juiste beeld voorgeschoteld moet krijgen. Overigens is het best mogelijk dat er ook fotolijsten komen die u wel met een speciale bril moet bekijken.

15. Liever een afdruk

Hebt u liever echte foto's in handen? Dat kan. Net als gewone foto's kunt u 3D-foto's laten afdrukken. U kunt er nog niet bij alle fotoservices voor terecht, want uw foto's worden op een speciale manier afgedrukt. Er wordt een dun laagje kunststof op aangebracht met een ribbeltjespatroon en u ziet hem al aankomen, ook nu kijkt elk oog naar een andere foto zodat u diepte ziet. Deze afdrukken zijn nog niet echt goedkoop.

16. 3D op de pc

Uiteraard zijn 3D-foto's ook op een computerscherm te bekijken. Allereerst kan het met een speciale grafische kaart en een bijbehorende 3D-bril. Omdat alle componenten heel goed met elkaar moeten samenwerken, hebt u wel een monitor nodig die deze grafische kaart ondersteunt. Gelukkig bestaan er ook andere, veel goedkopere manieren waarmee het op elke kleurenmonitor lukt. Waarschijnlijk is de meest bekende die waarbij u een bril met twee gekleurde glaasjes op uw neus zet. De combinaties rood/groen en rood/blauw (of cyaan) komen vaak voor. De foto's die u hiermee bekijkt, worden anaglyphs genoemd. Let er wel op dat u een brilletje met de juiste kleuren gebruikt en met de glaasjes aan de goede kant.

©PXimport

3D op de computer bekijken kan onder andere met een speciale monitor, grafische kaart en bril.

17. Zelf foto's omzetten in 3D

Als er geen kant-en-klare 3D-foto's uit uw fototoestel komen rollen, is het belangrijk dat u voor uzelf bepaalt hoe u de foto's in 3D op uw computer wilt gaan bekijken. Is dat met een gekleurd brilletje, of wilt u ze met het blote oog bekijken. Het gratis programma StereoPhoto Maker kan vervolgens het klusje voor u klaren. Via de menubalk, een werkbalk met pictogrammen, of met sneltoetsen opent u de twee losse plaatjes. Bijvoorbeeld via File, Open Left/Right Images. Wijs dan de twee foto's aan. Ze verschijnen naast elkaar op het scherm. De foto's moeten eerst uitgelijnd worden, zodat ze mooi tot een 3D-foto versmelten. Dat kan met Adjust, Auto alignment. U mag het echter ook handmatig doen, door met kruisharen een goed herkenbaar punt in beide foto's aan te klikken of door de foto's te verschuiven terwijl u het 3D-effect bekijkt.

©PXimport

Eerst opent u de twee losse foto's, in de juiste volgorde.

©PXimport

Uitlijnen kan automatisch, of door zelf in beide foto's een herkenbaar punt aan te klikken.

18. Kijkmethode kiezen

U moet StereoPhoto Maker wel vertellen hoe u de foto's in 3D wilt gaan bekijken. Daar zijn heel veel mogelijkheden voor. Anaglyph hebben we al even aangestipt, in de tips hieronder bespreken we nog enkele methoden. U maakt uw keuze (bijvoorbeeld) via de menubalk. Zoals: Stereo, ColorAnaglyph, color(red/cyan). U kunt dan meteen uw brilletje opzetten en naar uw 3D-foto kijken. Zodra u tevreden bent, bewaart u met File, Save Stereo Image het 3D-resultaat in een door u gewenst fotoformaat, zoals een jpeg-bestand. Daarna is uw eigengemaakte 3D-foto met een willekeurig fotoprogramma te bekijken, want het is een heel normale foto waarin dankzij kleureffecten diepte is te zien. Vergeet alleen uw brilletje niet op te zetten! Het ontzettend veelzijdige StereoPhoto Maker kent vele knopjes en menuopties. Gelukkig is op de website van de maker flink wat (Engelstalige) documentatie te vinden.

©PXimport

Er bestaan heel wat methoden om een 3D-foto op een gewoon scherm te bekijken.

19. Zonder bril kijken

De hele tijd met een bril op uw neus kijken is niet prettig en als u brildragend bent, is een extra 3D-bril vaak passen en meten. Stel dat u met een gewoon computerscherm of op gewoon papier alsnog zonder brilletje diepte in uw foto's kon zien. Dat zou dan echt een verademing zijn. Welnu, dat is mogelijk! U moet er wel wat moeite voor doen. De truc is dat u de twee foto's naast elkaar op het scherm of op een vel papier zet. U hoeft er dan alleen nog maar voor te zorgen dat elk oog het juiste plaatje ziet. Maar daar zit hem nu net het probleem...

©PXimport

Een anaglyph (rood/cyaan).

20. Parallel

Zet u de foto die voor het linkeroog bestemd is links en de rechterfoto rechts, dan kijkt u via de zogeheten parallel methode. Ontspan uw ogen en probeer rechtuit te kijken. Stel niet scherp op het papier of scherm, maar doe alsof u naar een punt enkele meters achter de foto's kijkt. Een (dag)dromerige blik is ook goed. Helaas klinkt dat makkelijker dan het is. Uiteindelijk verschijnt er in het midden een derde foto. Dat is uw dieptebeeld. Probeer dat scherp te krijgen. Met wat oefenen wordt u er steeds handiger in. Jaren geleden was deze truc nodig om boeken met 3D-tekeningen te bekijken. Het was een enorme rage.

21. Kruislings

Bijna op dezelfde manier gebruikt u de kruislingse methode (cross-eyed, oftewel scheel kijken). Ditmaal verwisselt u de foto's. De foto voor het linkeroog staat nu rechts, het plaatje voor het rechteroog links. U gaat comfortabel zitten en kijkt flink scheel naar het papier of beeldscherm. Stel scherp op de middelste foto, dat is weer de samensmelting van de buitenste foto's. Lukt het niet om het beeld scherp in 3D te zien, knipper dan een paar keer zonder uw ogen te bewegen. Anders dan bij een anaglyph is er bij deze methode geen kleurverlies (door de gekleurde brilglazen) en kunt u immens grote foto's bekijken, mits u uw oogspieren zover kunt 'oprekken' en voldoende afstand van de foto's neemt. Met de parallel methode zijn alleen relatief kleine foto's te bekijken. Want u ontspant uw ogen zodat ze rechtuit kijken en dat beperkt het blikveld.

©PXimport

Kruislings kijken door (flink) scheel te kijken.

22. Verwisselbare lens

Er zijn losse lenzen te koop waarmee u een gewone (spiegelreflex)camera omtovert in een 3D-camera. De kwaliteit van dit soort lenzen is echter vaak een stuk minder dan wat u van een echte 3D-camera mag verwachten. Het is wel een leuke en relatief goedkope manier om met 3D te experimenteren. Zo'n lens bestaat uit twee kleinere lenzen die in één behuizing zijn gestopt, zodat u gelijktijdig twee opnamen maakt. Er zit maar één beeldsensor in uw camera, dus worden de twee beeldjes naast elkaar geprojecteerd (in portretstand, samen vormen ze een liggend beeld). U hebt uiteraard software nodig om daar een leuke 3D-foto van te maken. De resolutie van de uiteindelijke foto zal lager zijn dan wat uw camera aangeeft, omdat u met één sensor twee foto's tegelijk maakt. Ook is het resultaat niet in 3D op een gewoon camerascherm te bekijken. U ziet er de twee verticale foto's op.

©PXimport

Deze verwisselbare lens past op een systeemcamera van Panasonic.

©PXimport

Zelfs een gewone spiegelreflexcamera kan 3D-foto's maken met deze losse lens.

23. Filmen in 3D

Met een echte 3D-camera kunt u meer doen dan alleen 3D-foto's maken. Want wat dacht u van 3D-films! Net als foto's zijn ze rechtstreeks op het camerascherm in 3D te bekijken en af te spelen. Via een HDMI-kabel bekijkt u ze weer op een 3D-televisie. Een eigen 3D-film maken is dus geen enkel probleem. Eindelijk hoeft u niet meer lijdzaam af te wachten tot er weer eens een nieuwe 3D-film of 3D-uitzending voor uw televisie geprogrammeerd staat!

©PXimport

Een voorbeeld van een anaglyph. Om diepte te zien is een speciaal 3D-brilletje nodig.

▼ Volgende artikel
10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen
© Mustafa_Art
Huis

10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen

Een robotstofzuiger scheelt flink wat werk, maar alleen als je hem goed gebruikt. Wie er net een in huis heeft, merkt al snel dat hij niet alles vanzelf doet. En ook als je al langer een robotstofzuiger gebruikt, valt er vaak nog winst te halen. Met deze tien praktische tips werkt je robotstofzuiger beter – en hoef jij minder te doen!

In het kort

Een robotstofzuiger kan je flink wat werk uit handen nemen, maar alleen als je hem goed gebruikt. Met deze 10 slimme tips werkt hij beter, blijft hij langer mee gaan en past hij zich aan jouw huishouden aan. Van zones instellen tot onderhoud: zo maak je er écht een huishoudhulp van.

Lees ook: Hier moet je op letten wanneer je een robotstofzuiger wilt kopen

1. Laat hem eerst je huis leren kennen

Veel robotstofzuigers kunnen een plattegrond van je woning maken. Dat kost eenmalig wat tijd, maar levert daarna veel gemak op. Tijdens zo'n verkenningsronde reinigt hij meestal nog niet, maar scant hij alleen. Geef hem de ruimte en zorg dat er geen spullen over de vloer slingeren. Als de kaart eenmaal is aangemaakt, kun je zones instellen, schoonmaakschema's maken en no-go-gebieden markeren.

2. Zorg voor voldoende licht

Robotstofzuigers met optische sensoren hebben licht nodig om goed te navigeren. Als je hem 's avonds laat rijden terwijl de lampen uit zijn, herkent hij obstakels minder goed. Plan het schoonmaken liever overdag of laat een lamp aan in de ruimte waar hij aan het werk is. Als het apparaat regelmatig moeite heeft om meubels of muren goed te herkennen, komt dat mogelijk door te weinig licht.

Licht, laser & optische sensoren

De lichtbehoefte van robotstofzuigers verschilt sterk per navigatiesysteem. Modellen met LiDAR-technologie (lasernavigatie) werken uitstekend in het donker omdat ze zelf licht uitstralen om obstakels te detecteren. Camera-gebaseerde robots daarentegen zijn afhankelijk van omgevingslicht om hun omgeving te kunnen 'zien' en hebben problemen in donkere ruimtes. Goedkopere modellen met alleen infrarood- of aanrakingssensoren navigeren weliswaar zonder licht, maar werken veel minder nauwkeurig en rijden vaker tegen obstakels aan.

3. Stel schoonmaakzones en kamers in

In de app van de meeste modellen kun je na de kaartopbouw aangeven welke kamers of delen van het huis wanneer moeten worden schoongemaakt. Dat is handig als je bijvoorbeeld elke ochtend de gang en keuken wilt laten doen, maar de slaapkamers alleen op zaterdag. Door het schoonmaken slim te verdelen, werkt de robotstofzuiger efficiënter en hoeft hij tussendoor minder vaak op te laden.

©Wesley Akkerman | ID.nl

4. Gebruik virtuele afbakeningen waar nodig

Veel modellen bieden de mogelijkheid om virtuele grenzen aan te maken: gebieden waar de robotstofzuiger niet mag komen. Denk aan een speelkleed met speelgoed, een losse kabel achter de bank of een plek waar de vloer nat kan zijn. In plaats van zo'n verboden plek elke keer handmatig af te schermen, door er bijvoorbeeld iets voor te zetten, stel je die zones gewoon één keer digitaal in. Het apparaat houdt daar vanaf dan automatisch rekening mee en weet dat hij daar niet meer mag komen.

5. Dweilen? Wees voorzichtig met schoonmaakmiddelen

Kan jouw robotstofzuiger ook dweilen? Gebruik dan alleen het aanbevolen reinigingsmiddel of gewoon water. Veel gewone schoonmaakmiddelen zijn te sterk of laten resten achter, waardoor leidingen of sproeiers kunnen verstoppen. Sommige robotstofzuigers hebben een speciaal reservoir voor schoonmaakmiddel, maar dat geldt niet voor elk model. Iets om naar te kijken voordat je een robotstofzuiger gaat kopen.

6. Maak borstels, wieltjes en sensoren regelmatig schoon

Haren, stof en vuil hopen zich snel op rond de draaiende onderdelen van de robotzuiger. Vooral huisdierharen kunnen oor problemen zorgen. Maak elke week de hoofdborstel los, controleer de zijborstels en veeg vuil weg met een droge doek of meegeleverd hulpstuk. Vergeet ook de val- en navigatiesensoren niet: die kunnen door stof minder goed functioneren, wat de navigatie beïnvloedt.

©Vershinin Evgenii

7. Leeg het stofreservoir af en toe ook zelf

Veel robotstofzuigers hebben een zelflegende functie. Handig, maar ook dan is het slim om af en toe zelf te controleren of alles goed blijft werken. Het stofreservoir is meestal klein en raakt sneller verstopt dan je denkt. Leeg het na een paar schoonmaakbeurten, zeker als je merkt dat hij minder vuil opzuigt of als hij zelf aangeeft dat het reservoir leeg is, maar je toch nog stof en kruimels op de vloer ziet liggen.

8. Zet het laadstation op een vaste plek

Een robotstofzuiger onthoudt zijn omgeving en zoekt na elke beurt zijn laadstation op. Verplaats je dat station naar een andere plek, dan moet hij opnieuw leren waar hij zich bevindt. Zet het station dus op een centrale, bereikbare plek waar voldoende ruimte is en laat het daar staan. Zo voorkom je dat hij de weg kwijt raakt of fouten maakt bij het navigeren.

9. Pas op bij huisdieren

Een ongelukje van een huisdier kan vervelende gevolgen hebben als de stofzuiger erdoorheen rijdt. Laat hem daarom liever schoonmaken op momenten dat je huisdieren buiten zijn of je zeker weet dat de vloer schoon is. Zo voorkom je niet alleen vieze sporen, maar ook schade aan het apparaat en extra schoonmaakwerk achteraf.

©Надія Коваль - stock.adobe.com

10. Automatiseer waar het kan, maar houd controle

Robotstofzuigers zijn bedoeld om werk uit handen te nemen. Toch blijft het verstandig om regelmatig de app te openen, meldingen te controleren en updates uit te voeren. Soms kun je met een kleine aanpassing – zoals het verplaatsen van een kabel, het instellen van een extra schoonmaakbeurt op vrijdag – het resultaat flink verbeteren.

Robotstofzuiger klaar? Zuigen maar!

Het is simpel: hoe beter je robotstofzuiger weet wat hij moet doen, hoe beter hij zijn werk doet. Met deze tips zorg je ervoor dat dat het geval is. En ja, je moet zelf ook af en toe nog wat doen, zoals het stofreservoir controleren of dierenhaar uit de wieltjes te peuteren, maar dat kost hooguit een paar minuutjes van je tijd. Want je weet nu hoe je ervoor zorgt dat de omstandigheden zo goed mogelijk zijn én hoe je hem 'traint'. En daarmee komt hij dicht in de buurt van je ideale huishoudhulp!


🤖 🧹 Accessoires voor je robotstofzuiger?

Je vindt ze

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.