ID.nl logo
Zo kies je het beste alarmsysteem
© parilov
Zekerheid & gemak

Zo kies je het beste alarmsysteem

Als je voor je eigen huis op zoek bent naar een alarmsysteem, dan is er eigenlijk één belangrijke vraag die je moet stellen: wat wil je ermee bereiken? Daar geeft alarmsystemenspecialist Paul van Weelden antwoord op – en hij geeft nog veel meer tips!

Na het lezen van dit artikel ben je veel beter voorbereid op de aanschaf van een alarmsysteem voor in huis. We hebben een interview met een specialist die antwoord geeft op de volgende vragen:

  • Wat is een alarmsysteem en wat kun je ermee (en vooral: wat zou je ermee moeten kunnen)?
  • Welke eisen moet je aan je alarmsysteem stellen?
  • Wat kost een professioneel alarmsysteem?
  • Ook interessant: Alles over smarthome-beveiliging

We spreken met Paul van Weelden, specialist inbraakbeveiliging bij P-Works. Hij stelt dat je het fenomeen alarmsystemen moet opdelen in twee categorieën: de wat eenvoudiger signaleringssystemen en de échte alarmsystemen die aan allerlei voorwaarden moeten voldoen. Daarbij doelen we vooral op vereisten vanuit een verzekeringsmaatschappij. Op basis van de waarde die je wilt verzekeren kijkt zo'n maatschappij naar de manier waarop je jouw huis beveiligt. Bovendien vereist de verzekeraar dat de installatie volledig door een erkend installateur wordt gedaan.

De risicoklasse-indeling van een alarmsysteem

Je verzekeraar kan dit soort dingen van je verlangen op het moment dat je de verzekering afsluit of aanpast (wanneer je bijvoorbeeld een collectie aanvult met waardevolle objecten). De verzekeringsmaatschappij draagt immers het risico van jouw gekoesterde spullen. “Jij hebt die spulletjes thuis liggen, maar iemand gooit heel makkelijk een steen door een ruit, pakt de spullen en gaat weg”, zegt Van Weelden. “Vervolgens zeg jij tegen de verzekeraar: mag ik even vangen?” Daarom eist zo’n bedrijf een zogenaamde risicoklasse: hoe groot is de waarde?

VRKI: Wat is dat? De te verzekeren waarden en welke beveiliging je dan nodig hebt, dat zijn zaken die zijn vastgelegd in de VRKI (Verbeterde RisicoKlasse Indeling). Deze VRKI is onderdeel van de zogeheten BORG-beveiliging: dit document behandelt de onderdelen binnen de VRKI. Aan het alarmsysteem en de componenten die moeten worden gebruikt, zijn allerlei eisen gesteld. Ook het meest eenvoudige alarmsysteem heeft eisen qua projectie (hoe en waar moeten welke onderdelen worden geplaatst) en apparatuur (manipuleerbaarheid, hoeveelheid frequenties, dataoverdrachtssnelheid, protocollen et cetera).

Van Weelden legt uit dat er vier niveaus zijn. “Bij een woning is het anders dan bij een bedrijf. Bij een risicoklasse-indeling kijken ze naar hoe groot de waarde is, waar de spullen staan en hoe gemakkelijk de spullen mee te nemen zijn. En aan de andere kant: hoe kunnen we dat tegengaan?” Zodra een inbreker binnen is en ontdekt dat het alarmsysteem is geactiveerd, dan heeft die een paar minuten de tijd om weg te komen. In die paar minuten kan die inbreker wellicht snel nog iets meenemen, waardoor je op zo’n moment alsnog (een hoop) spullen van waarde kunt verliezen.

Bedraad of draadloos alarmsysteem?

Alarmsystemen zelf zijn trouwens ook weer onder te verdelen in twee categorieën: draadloos en bedraad. Je keuze voor een bepaalde variant is onder meer afhankelijk van je risicoanalyse en het huis waarin je woont. Tot risicoklasse 2 (bij woningen) is draadloos mogelijk; dat is fijn voor mensen met een wat ouder huis. Dan hoeven ze geen gaten in muren te boren, draden te trekken of plastic gootjes te plaatsen. Maar heb je te veel spullen van waarde in huis staan, dan moet je daar toch echt aan geloven. Vanaf risicoklasse 3 dien je voor een alarmsysteem mét draad te kiezen.

Dat heeft dan weer onder meer te maken met het idee dat inbrekers speciale zenders kunnen gebruiken om draadloze signalen te verstoren. Als inbrekers dergelijke apparaten gebruiken, werken de signalen van je alarmsysteem niet meer. Aangezien draadloze alarmsystemen uit meerdere onderdelen bestaan, is het funest als de verbinding wegvalt. Ze kunnen dan misschien nog wel bewegingen waarnemen als je niet thuis bent, maar het signaal is niet langer in staat de hoofdunit van het systeem te bereiken. En dan kan het alarm dus niet worden geactiveerd.

Watch on YouTube

Jeroen van ID.nl spreekt met Paul van Weelden, specialist inbraakbeveiliging bij P-Works.

Verschillende onderdelen van een alarmsysteem

Een alarmsysteem heeft altijd een basisunit; die vormt het centrum van het systeem. Hier komen alle waarnemingen van de verschillende sensoren die in huis staan of hangen samen. De basisunit staat meestal in de meterkast. Deze unit draait op speciale software die alles in de gaten houdt en heeft vaak ook poorten voor koppeling met andere apparaten (zoals een router). De betere systemen hebben een ingebouwde back-upmodule, voor zowel de accu als de internetverbinding. In sommige gevallen kun je een simkaart plaatsen, zodat de verbinding actief blijft wanneer de router uitvalt of opnieuw opstart.

Verder heeft het pakket een bedieningspaneel, waarmee je het systeem in- en uitschakelt. Uiteraard zijn er ook verschillende sensoren voor bijvoorbeeld deuren en ramen. Die meten dan wanneer een deur of raam opengaat en geven een signaal af wanneer dat gebeurt. Gebeurt dat op het moment dat het alarm actief is, dan gaat het systeem dus af (tenzij je het bedieningspaneel gebruikt om de boel uit te schakelen). Ook hierbij speelt de risicoklasse een rol: afhankelijk van die klasse is het misschien verplicht meerdere ramen en deuren van sensoren te voorzien.

Let op de sirenes! Alarmsystemen bieden vaak ook sirenes aan voor binnen en buiten. De binnensirenes plaats je vaak in de meterkast en de buitensirenes … nou ja, die plaats je buiten. Maar let op: volgens de meeste plaatselijke verordeningen is het niet toegestaan zo’n buitensirene te installeren. Dat om te voorkomen dat heel de buurt wordt opgeschrikt van het geluid als je een keer niet in staat bent het systeem uit te schakelen. Geloof ons: 100 decibel is een hoop lawaai, zeker voor een lange periode.

Wat kost een goed alarmsysteem?

Maar wat kost zo’n door een monteur geïnstalleerd alarmsysteem nou eigenlijk? Dat is afhankelijk van een aantal factoren. Denk dan voornamelijk aan het klassesysteem en de eisen die daaraan hangen. De waarde van de verzekering, de hoeveelheid ruimtes – noem maar op. Wat kunnen we rekenen voor een gemiddeld huis? “Ik denk dat een gemiddeld huis tussen de twee- en drieduizend euro kwijt is”, berekent Van Weelden. “Dan heb je een goede beveiliging, met een goed systeem dat door een installateur geïnstalleerd is.”

Dan zit je nog met een volgend punt. In veel (draadloze) sensoren zitten kleine batterijen of accu’s. Die moet je dus geregeld vervangen of op z’n minst laten nakijken. Meestal één keer per jaar, en anders eens per twee jaar. Wat dat kost, ligt aan je systeem en wederom je risicoklasse. “Je moet dan denken aan honderd euro tot een paar honderd euro per jaar”, zegt Van Weelden. Onderhoud is belangrijk, want een goed alarmsysteem gaat tien tot vijftien jaar mee. De kwaliteit van de kunststof buitenkant neemt langzaam af, maar intern hoeft er dan niets aan de hand te zijn.

Is een goedkoop alarmsysteem per se slecht?

Dat kan dus flink in de papieren lopen, waardoor die wat goedkopere setjes aantrekkelijker lijken. Die sets, door Van Weelden dus signaleringssystemen genoemd, voldoen vaak niet aan de eisen van een verzekeraar en kunnen dus ook niet als volwaardige alarmsystemen worden gebruikt, al werken ze misschien wel op die manier. Maar zonder erkenning van de verzekering heb je er helaas vrij weinig aan. Tenminste, voor je waardevolle spullen die onder die verzekering vallen dan. Je kunt zo’n systeem natuurlijk gewoon aanschaffen en gebruiken wanneer je dat wilt.

Zelf een alarmsysteem installeren?

Dat kan natuurlijk ook, er is keuze genoeg!

Maar dat doe je dan vooral omdat je het leuk vindt om daarmee bezig te zijn. En dan nog moet je over een hoop zaken nadenken. Hoe bedien je zo’n systeem, met een app of een paneel? Is het systeem betrouwbaar? Wat voor sensoren wil je gebruiken? En waar plaats je die sensoren? Hoe zit het met je huisdieren of kinderen die bewegen wanneer je slaapt of op je werk bent? Hoe zit het met de stroomtoevoer of internetback-up? Het zijn allemaal zaken die professionele installateurs uit handen kunnen nemen. Maar als je hier voldoening uit kunt halen en je verzekering geen eisen stelt, dan kan het natuurlijk geen kwaad.

▼ Volgende artikel
Inbouwapparatuur in je keuken? Zo meet je de juiste maten
© RossandHelen
Huis

Inbouwapparatuur in je keuken? Zo meet je de juiste maten

Voordat je een nieuwe oven, koelkast of vaatwasser aanschaft, is één ding belangrijk: de juiste maten weten. Een paar millimeter kan het verschil maken tussen een strakke keuken of een dure miskoop. Hoe meet je de nis precies op? Hoeveel ventilatieruimte is nodig? En waar moet je rekening mee houden bij aansluitingen?

Wil je je inbouwapparatuur tot op de millimeter nauwkeurig installeren, dan is precies meten onmisbaar. In dit artikel lees je over: • Algemene meetprincipes • Waar je precies op moet letten bij een ⋄ inbouwkoelkast of -vriezer  ⋄ inbouwoven en -magnetron  ⋄ inbouwvaatwasser ⋄ inbouw-espressomachine  • Welke veelgemaakte fouten je moet zien te vermijden • Wat je altijd als laatste moet doen

Ook interessant: Een inbouwkoelkast kopen: waar moet je op letten?

Bij het kiezen van inbouwapparatuur voor je keuken is precisie alles. Een afwijking van slechts een paar centimeter kan ervoor zorgen dat je nieuwe koelkast, oven, of vaatwasser onmogelijk in de daarvoor bestemde ruimte past. Of het nu gaat om een inbouwkoelkast, een espressomachine of een diepe oven: een haastig genomen maat is zelden een goed idee. Laten we daarom stap voor stap kijken hoe je dit voorkomt, zodat je straks geen verrassingen tegenkomt tijdens de installatie.

Algemene meetprincipes 

Voordat je begint met meten, is het slim om een paar basisregels aan te houden. Gebruik een precieze rolmaat en een digitale schuifmaat voor de beste resultaten. Meet niet alleen de buitenkant van je keukenkasten, maar focus op de binnenafmetingen van de nis: breedte, hoogte en diepte. Houd daarnaast rekening met de benodigde ventilatieruimte, meestal 2 tot 5 centimeter aan de achter- en zijkanten. Check ook waar stopcontacten, wateraansluitingen en doorvoeren voor kabels zitten. Deze details zijn minstens zo belangrijk als de afmetingen zelf.

©Andrey Sinenkiy

Hier let je op bij een:

Inbouwkoelkast of -vriezer 

Bij koelkasten en vriezers is de nishoogte een cruciale maat, die per model sterk kan verschillen. Veelvoorkomende hoogtes zijn 88, 140 en 178 centimeter, maar er zijn uitzonderingen. Let ook goed op het deursysteem: een sleepdeurmechanisme heeft doorgaans 1 tot 2 centimeter extra ruimte in de breedte nodig. Voor de diepte geldt dat 55 centimeter meestal volstaat, al kan dat oplopen tot 60 centimeter bij modellen met een ventilator aan de achterzijde.

Inbouwoven en -magnetron 

Hoewel deze toestellen op het eerste gezicht standaard lijken, kunnen de afmetingen verschillen. De nisbreedte is meestal 56 centimeter, terwijl de voorzijde van het toestel vaak 59,5 centimeter breed is. Dit zorgt ervoor dat het front mooi aansluit op de keukenkast. De hoogte is een belangrijk aandachtspunt: compacte ovens beginnen bij 45 centimeter, terwijl standaardmodellen 60 centimeter nodig hebben. Bij magnetrons is het slim om rekening te houden met bedieningspanelen die kunnen uitsteken en extra ruimte bovenin vragen.

Inbouwvaatwasser 

Bij vaatwassers draait het vooral om de hoogte. Die varieert tussen 81,5 en 87 centimeter, maar dankzij verstelbare poten heb je hier wel wat 'bewegingsruimte'. Minstens zo belangrijk is de plinthoogte: meet van de vloer tot de onderkant van de kast en niet alleen de zichtbare plint. Vergeet ook de waterslang niet—reken op zo'n 5 centimeter extra diepte om voldoende ruimte te houden voor de aansluiting.

Inbouw-espressomachine 

Espressomachines zijn compact, maar nauwkeurig meten blijft belangrijk. De standaardbreedte ligt meestal rond de 56 centimeter, maar de diepte kan variëren. Afhankelijk van het model neemt het waterreservoir aan de achterkant 40 tot 55 centimeter in beslag. Let ook op de kleppen: bij een machine die naar voren opent, is extra ruimte nodig om koffiebonen of cups eenvoudig te vervangen.

©Cristina Villar Martin | Ladanifer

Voorkom deze veelgemaakte fouten 

Een veelvoorkomend probleem is dat apparatuur nét niet past, ondanks zorgvuldig meten. Dit komt vaak doordat ventilatieruimte of aansluitingen over het hoofd worden gezien. Een handige tip: plak een stuk tape op de vloer op de plek waar de achterkant van het toestel komt en markeer daarop de positie van stekkers en leidingen. Controleer ook of de nis waterpas is, vooral bij koelkasten met schuiflades. Een scheve ondergrond kan voor problemen zorgen, dus stel de keukenkast indien nodig bij voordat je gaat installeren.

Bij renovaties spelen vaak afwijkende maten een rol. Oudere keukens kunnen dikkere kastwanden of ongewone nisdieptes hebben. Meet daarom niet alleen de huidige situatie, maar vergelijk deze met de afmetingen van het nieuwe toestel. Twijfel je? Overweeg dan advies van een keukenexpert, zeker bij complexe combinaties zoals een oven met een ingebouwde magnetron.

En dit moet je echt altijd als laatste doen...

Het klinkt als een open deur, maar het blijft de beste garantie op succes: meet alles minimaal twee keer. Schrijf de maten op en leg ze naast de technische specificaties van het apparaat. Let daarbij op details als verstelbare poten, een uitklapbaar bedieningspaneel of deuruitsparing. Zo voorkom je dat je keukenproject verandert in een puzzel met ontbrekende stukken. Want uiteindelijk draait het erom dat alles naadloos samenvalt – letterlijk én figuurlijk.

▼ Volgende artikel
Dit zijn dé tuinklussen om te doen in april
© Leika production
Huis

Dit zijn dé tuinklussen om te doen in april

Het heeft even geduurd, maar de winter is eindelijk (zo goed als) voorbij. De zomertijd is ingegaan, 's morgens vroeg hoor je de vogels weer en de zon zien we ook steeds vaker. Tijd dus om lekker veel buiten te zijn om je tuin helemaal zomerklaar te maken. Dit zijn de tuinklusjes die je in april allemaal kunt doen.

Dit doe je in april: 🌻 Planten afharden 🌻 Rozen, bodembedekkers en zomerbollen planten 🌻 Heggen snoeien en bemesten 🌻 Meeldauw voorkomen en bestrijden 🌻 Het gazon: maaien, bijzaaien en bemesten

📆Handig: onze tuinkluskalender voor heel het jaar rond

Planten afharden

Planten die je in de afgelopen maanden binnen hebt gehouden, kun je nu langzaam laten wennen aan de lagere buitentemperaturen. Begin in de tweede helft van april door ze overdag buiten te zetten en 's avonds weer naar binnen te halen, bijvoorbeeld in de schuur of garage. Hoewel de lente begonnen is, kunnen de nachten nog koud zijn, zeker omdat de IJsheiligen nog niet voorbij zijn. Sommige nachten kan het zelfs nog vriezen. Geef kuipplanten een meststof met langdurige werking, zodat ze voldoende voeding hebben voor de komende maanden. Bescherm eenjarige planten, jonge gewassen en bloesembomen tegen nachtvorst met een vliesdoek.

Rozen, bodembedekkers en zomerbollen planten

Heb je nog geen rozen of heesters geplant? Dan is dit het moment om dat alsnog te doen, zodat ze deze zomer in volle bloei staan. Is het lekker weer in april? Op zonnige dagen kun je ook heiligenbloem of lavendel in de grond zetten. Zorg er wel voor dat je eerst onkruid verwijdert en de bodem losmaakt.

Wil je borderplanten aanplanten? Begin dan met bodembedekkers. Dit is bovendien een ideaal moment om de beplanting een voedingsboost te geven met mest. Heb je in maart eenjarige, tweejarige of vaste planten binnen gezaaid? Dan kun je ze nu voorzichtig verpotten. Nog niet gezaaid? Dat kan nog steeds.

Vanaf half april is het ook een goed moment om zomerbollen te planten. Denk aan lelies, dahlia's, siergember, canna's en gladiolen. Bloembollen die meerdere jaren in de grond blijven, geef je extra voeding met organische mest en een laagje compost. Wil je direct meer kleur in de tuin? Zet dan bakken en potten vol met bloeiende planten. Die zijn nu volop verkrijgbaar bij tuincentra.

🧄🌷🧄🌷 De zomer(bollen) in je hoofd?

Kijk & kies

©Alexander Raths

Heggen en klimplanten

Haal de heggenschaar maar tevoorschijn, want dit is het moment om hagen zoals taxus, conifeer, liguster en leylandii te snoeien. Zo houd je ze in vorm en voorkom je dat ze te breed uitgroeien. Geef de hagen meteen een speciale haagmeststof en leg een laag bodembedekking, houtsnippers of mulch rondom de wortels. Dit helpt de grond vocht vast te houden in de zomer en verbetert de bodemstructuur. Bovendien remt het de groei van onkruid.

Dunne en dode takken in heesters kun je nu ook verwijderen. De hoofdtakken mag je flink terugsnoeien om de struik voller te laten groeien. Dit geldt ook voor winterjasmijn en forsythia, die na de bloei een snoeibeurt kunnen gebruiken. Winterbloeiende heide knip je eenvoudig terug met een heggenschaar. Vergeet niet om klimplanten, zoals clematis, goed vast te zetten. Het kan deze maand namelijk nog flink waaien.

Meeldauw voorkomen en bestrijden

Meeldauw is een plantenziekte die wordt veroorzaakt door een schimmel. Vooral bij warm en droog weer, in combinatie met vochtige nachten door dauw, kan deze ziekte zich snel verspreiden. De schimmel laat een wit, poederachtig laagje achter op de bladeren. Dit is niet alleen lelijk, maar ook schadelijk. De schimmel dringt diep door in het plantenweefsel en onttrekt voedingsstoffen, waardoor de plant minder goed groeit. Rozen, ridderspoor, kamperfoelie, begonia's, aardbeien, tomaten, komkommers, courgette en druiven zijn extra gevoelig voor meeldauw.

Om meeldauw te voorkomen is het belangrijk om bij droog weer extra water te geven en ervoor te zorgen dat er voldoende ruimte tussen de planten blijft. Aangetaste bladeren kun je het beste meteen wegknippen en in de vuilnisbak gooien, zodat de schimmel zich niet verder verspreidt. Gooi ze niet op de composthoop! Daarnaast is het verstandig om meeldauwgevoelige planten niet te plaatsen op plekken waar eerder meeldauw heeft gezeten. Mocht een plant toch helemaal onder deze schimmel zitten, dan is een bestrijdingsmiddel de beste oplossing.

©cocci65

Het gazon: maaien, bijzaaien en bemesten

Controleer of het gazon zieke of kale plekken heeft. Wil je die direct aanpakken? Steek de aangetaste plek dan in een vierkante vorm uit en leg er een nieuw, op maat gesneden grasmat in. Opnieuw inzaaien is natuurlijk ook een optie. Vanaf nu kun je het gras weer maandelijks maaien. Lang gras langs de randen werk je bij met een grastrimmer of kantenknipper, zodat het gazon er weer strak uitziet.

Bemesting is belangrijk voor een gezond gazon. Dit doe je in de periode van maart tot en met september minstens drie keer. Heb je in maart nog niet bemest? Dan is het nu de hoogste tijd. Sluit daarnaast de buitenkraan weer aan, zodat de sproeiers in de tuin klaar zijn voor gebruik.

Lees ook: Grasmaaien: fluitje van een cent met deze tips