ID.nl logo
Zo stek je de planten in je tuin
© Nedopekin Yuriy | maryviolet - stock.adobe.com
Huis

Zo stek je de planten in je tuin

Door zelf planten uit de tuin te stekken, of vermeerderen, kun je gemakkelijk je lievelingsplanten uitbreiden. Door te stekken krijg je namelijk een identieke plant aan de moederplant. Meestal neem je meerdere stekjes, dus als ze aanslaan kun je ze ook weggeven. Leuk en persoonlijk cadeau!


Door planten te stekken vermeerder je ze. Je kweekt zelf eigenlijk ‘klonen’. In dit artikel lees je: Hoe je op verschillende manieren planten stekken kunt, bijvoorbeeld in water, aarde of door de wortels te stekken | Welke planten makkelijk te stekken zijn

Misschien ook interessant voor jou: Zo maak je een moestuin - met stappenplan!


Stekken is het vermeerderen van planten

Stekken is een methode om planten te vermeerderen, oftewel om nieuwe planten te kweken uit een bestaande plant. Het is een eenvoudige en voordelige manier om snel meer planten te krijgen zonder zaadjes te gebruiken.

Bij het stekken worden delen van een bestaande plant afgesneden, zoals takjes of bladeren, en in de grond of water geplaatst om wortels en nieuwe groei te ontwikkelen. Er zijn verschillende manieren om planten te stekken. Deze bespreken we hieronder. Niet iedere plant is geschikt voor elke methode. Sommige stekken kun je bijvoorbeeld het beste dieper in de aarde zetten (olijf) of in een hoek (dus niet verticaal) in de grond (vijg). Bestudeer dus even of jouw gekozen vorm van stekken geschikt is voor de plant die je hebt gekozen.

©Johnstocker - stock.adobe.com

Stekken in water

Bij deze methode worden de stekken in een glas of vaas met water geplaatst totdat er wortels groeien. Dit werkt goed voor planten zoals pijlkruid, klimop en monstera.

Het is een handige en eenvoudige manier om nieuwe planten te kweken, vooral als je nog niet zoveel ervaring hebt met stekken. Met een schone snoeischaar of mesje maak je stekjes van ongeveer vijf tot vijftien centimeter, afhankelijk van de plant. Je zet de stek in een vaasje, lege fles of bijvoorbeeld lege (en schone) jampot. Zorg ervoor dat je de onderste bladeren verwijdert voordat je de stekjes in het water zet. Zo heeft de stek alle energie tot zijn beschikking voor de wortels.

Sommige planten hebben wat extra bescherming nodig, dus als je twijfelt, kun je het uiteinde van je stekje in stekpoeder dopen om het te beschermen tegen bacteriën. En zorg dat je altijd meerdere stekjes tegelijk maakt. Zo weet je zeker dat je genoeg planten hebt, zelfs als er een paar sneuvelen.

Als je stekjes in het water staan, is het belangrijk om geduld te hebben. Het kan even duren voordat de wortels groeien. Het is ook belangrijk om regelmatig het water te verversen en de stekjes in de gaten te houden om te zien of ze stevig blijven. Niet alle stekjes groeien even snel, zelfs niet als ze van dezelfde plant komen.

Als je stekjes ongeveer drie tot vijf centimeter lange wortels hebben, kun je ze overpotten in de aarde. Zorg ervoor dat je de aarde in het begin goed vochtig houdt, zodat de overgang voor je plant niet al te groot is.

©Tylim Mocco

Direct stekken in aarde

Bij deze methode worden de stekken direct in de potgrond gestoken. In de meeste gevallen in een pot, maar in de volle grond kan ook. Dit werkt goed voor planten zoals salie, rozemarijn en lavendel.

Ook als je planten in aarde wilt stekken, is het belangrijk om te beginnen met een schone snoeischaar of schoon mesje. Zo voorkom je dat ziektes en bacteriën zich verspreiden naar andere planten. Zorg er daarnaast voor dat de lengte van je stekjes past bij je doel. Wil je je plant voller maken? Ga dan voor kleine stekjes. Wil je liever dat je plant meer hoogte krijgt? Dan kun je beter langere stekken nemen (ongeveer 15 cm).

Bij sommige planten, zoals vetplanten, kun je afgebroken bladeren eerst laten drogen voordat je ze op de aarde legt. Dit helpt de wond te genezen en voorkomt infecties. Zorg ervoor dat de aarde van je stekken in het begin goed vochtig is, maar plant stekken nooit met ‘natte voeten’.

Over het algemeen geldt dat je stekjes ongeveer een derde van hun lengte in de aarde steekt. Voor sommige planten kan het echter beter zijn om de stekjes iets dieper te planten, terwijl voor andere planten juist minder diep beter is.

Als je stekjes in potten plant, zorg er dan voor dat de pot groot genoeg is voor de stekken en vul deze met potgrond. Zet de potten op een lichte plek, maar vermijd direct zonlicht, vooral in de zomer. Als je stekjes in de volle grond plant, kies dan een plek met voldoende zonlicht en goed doorlatende grond.

In het begin is het belangrijk om de aarde van de stekjes vochtig te houden. Dit kun je doen door de aarde regelmatig licht te besproeien met water. Je kunt de stekjes afdekken met bijvoorbeeld een plastic zakje om de luchtvochtigheid hoog te houden en zo de overlevingskansen van de stekjes te vergroten. Zodra de stekjes wortels hebben gevormd en nieuwe blaadjes beginnen te groeien, kun je ze langzaam laten wennen aan drogere lucht en minder vaak water geven.

Tip: door een plantenspuit te gebruiken om water te geven, gebruik je niet snel te veel water. Je wilt namelijk niet dat de wortels onder water staan, want dan gaan ze rotten. Gebruik daarom potten met gaten aan de onderkant, zodat overtollig water weg kan lopen. Heb je die niet, vul de onderste laag van de pot dan met hydrokorrels, of doe scherven onderin de pot.


Stekken met de wortel van planten

Je kunt ook wortels stekken. Dat klinkt ingewikkeld, maar het is eigenlijk super simpel.

Allereerst haal je de planten uit de pot en maak je voorzichtig de wortels los. Doe het voorzichtig, zodat je de wortels niet te veel beschadigt. Vervolgens knip je stukken van ongeveer 2 cm van de wortels, net na een 'knoop' of verdikking. Dat is een plek op de wortel waar nieuwe groei begint. Het is meestal een verdikking of een iets breder stuk van de wortel, en het ziet eruit als een soort bultje of knobbel op de wortel.

Dan vul je een pot met stekgrond, leg je de wortelstekken hier plat in en dek je ze af met een laagje grond van ongeveer een centimeter. Besprenkel de grond met water en dek de potten af met plastic of, als je dat hebt, kunnen ze in een kweekkasje.

Als de stekken een aantal blaadjes hebben, zijn ze klaar om overgepot te worden naar een eigen pot. Het kan even duren voordat er genoeg wortels zijn gegroeid, maar het resultaat is het wachten meer dan waard.

Andere manieren om planten te stekken

Er zijn nog andere methoden om te stekken, zoals het gebruik van kleine bakjes (eierdoos) en een enkel blad (bij vetplanten) en het stekken van bladeren op een bedje van vochtige aarde of papieren handdoekjes.

Ook zijn er planten die zelf al stekjes uitzaaien. Je ziet dat bij de pannenkoekplant en aloë vera. Deze hoef je alleen voorzichtig uit te graven of los te snijden en ze in een eigen pot te zetten.

Wanneer moet er een stolp of zak over je stekjes? Je kunt je stekken bedekken met bijvoorbeeld een plastic zakje, doorzichtige pot, plastic fles, stolp of kweekkasje om de luchtvochtigheid te verhogen en zo de kans op wortelvorming te vergroten. Verwijder het zakje of de pot wel regelmatig om te voorkomen dat er schimmelvorming ontstaat.

Deze planten kun jij ook stekken

Zowel kamerplanten, tuinplanten als kruiden kun je stekken. Het is makkelijker dan je denkt, eigenlijk heb je alleen een beetje geduld nodig. Deze planten en kruiden zijn heel makkelijk.

Ananasplant. Deze plant is makkelijk te stekken, en dat is maar goed ook. De plant sterft namelijk na het bloeien af. Je snijdt het bovenste gedeelte van de vrucht (met de bladeren) van de plant af. Je kunt dit ook doen met de top van een ananas die je opeet. Laat de top een aantal dagen laten drogen en zet ‘m in stekgrond of potgrond gemengd met zand. Eerst laten wortelen in water kan ook. Overigens krijgt de ananasplant vaak ook jonge plantjes in de pot, die je kunt afsteken.

Drakenklimop. Deze plant groeit snel, wat de beginnende stekker enorm aanmoedigt. Knip een tak met minstens een blad en een luchtwortel (het kleine zwarte puntje op de stengel) af en zet deze in een glas met water. Zorg dat de wortel onder water staat, maar het blad goed boven water uitsteekt. Als de wortels zo’n drie centimeter lang zijn, kun je de stek in de aarde zetten. Houd die de eerste tijd wel goed vochtig, om de overgang te maken.

Ook de gatenplant, beter bekend onder zijn Latijnse naam Monstera, groeit hard en is daarmee een fijne plant om te stekken. Soms is dat ook nodig, omdat deze plant best uit z’n pot kan groeien. Uit de Monstera groeien bruine luchtwortels. Hieronder kun je een tak afsnijden, die je vervolgens in water verder laat wortelen. Zodra de wortels gegroeid zijn, kan de nieuwe Monstera in een pot.

©Justyna - stock.adobe.com

De Sansevieria is ook makkelijk te stekken. Je snijdt een stuk stengel af van een paar centimeter en dit laat je enkele dagen drogen op een stuk keukenpapier. Kies een lichte plek, maar niet in directe zon. Als de stengel mooi droog is, kan de stek direct in de aarde. Geef regelmatig water. Kom niet in de verleiding om aan de stek te trekken om te zien of deze al geworteld is: dit duurt een aantal weken en je kunt hiermee de nieuwe worteltjes beschadigen.

Vijgcactus. De vijgcactus is nog zo’n plant waar stekken bijna niet mis kan gaan. Je knipt een schijf af, in het smalle gedeelte. Pas op de stekels, handschoenen zijn aan te raden. Laat de afgeknipte schijf eerst drogen en zet ‘m dan in een pot. Meng potgrond met zand of zet de stek in speciale cactusaarde. Je kunt bamboestokjes of grote satéprikkers aan de zijkanten zetten, voor stevigheid. Geef de cactus af en toe een klein beetje water.

Basilicum. Ook gemerkt dat basilicumplantjes uit de supermarkt meestal niet lang leven? Dat komt omdat er vaak meerdere plantjes in een potje staan. Je kunt de kluit delen, door deze door te scheuren. Zet de delen in verschillende potjes. Of dun de plant uit en zet de afgeknipte takken in water, om later lekkere gerechten mee op smaak te brengen.

©Jiri Hera

Salie. Knip een top af en verwijder de onderste bladeren. Kies een stek zonder bloemen: de bloemen nemen teveel energie, je wilt dat deze naar de nieuwe wortels gaat. Je kunt salie, net als de meeste kruiden, zowel in water laten wortelen als direct in de pot. Je kunt de pot dan wel het beste afdekken. Zet de stekken niet direct in de zon. Ga je je stekken na een poosje in de tuin planten? Laat de jonge planten dan eerst aan de zon ‘wennen’, door ze er even neer te zetten en dit langzaam steeds langer te maken. Salie kun je ook afleggen: je buigt een lange stengel naar de grond, waar je deze vastzet. Dat kan bijvoorbeeld met een tentharing. Na een tijdje krijgt de plant daar wortels. Je knipt de tak los en je hebt twee salieplanten.

Tips voor beginnende stekkers

De beste tip die we je kunnen geven: begin gewoon. Misschien mislukt het, maar zet in op verschillende soorten planten en kies verschillende manieren om te stekken. Op een gegeven moment lukt het, zeker met deze tips.

  • Kies potjes met gaten aan de onderkant. Zo kan overtollig water weglopen. De potjes waarin plantjes zitten die je bij een tuincentrum koopt kun je bijvoorbeeld goed gebruiken, of je kunt goede bloempotten kopen.

  • Je kunt meerdere stekken in een potje zetten. Gaan ze groeien, dan groeien de wortels waarschijnlijk ook. Je kunt ze dan overpotten in een eigen pot, of direct in de tuin. Doe dit niet net voor de winter, want vorst is voor jonge plantjes meestal niet goed.

  • Knip de stekken af bij een blad en verwijder de onderste bladeren. Zo gaat de energie naar het maken van wortels en niet naar bladeren. De ‘wond’ waar het blad weggeknipt is, is vaak de plek waar wortels uitgroeien.

  • Vetplanten en cactussen stek je direct in aarde, in elk geval niet in water. Daar doen deze succulenten het niet goed in.

  • Zorg voor een lichte plek, maar vermijd direct zonlicht. Zet de stekken bijvoorbeeld voor een raam op het noorden of oosten.

  • Geef de stekken niet te veel voeding in het begin. Ze hebben genoeg aan de voedingsstoffen die al in de aarde zitten.

  • Planten met houtachtige stengels, zoals lavendel, knip je af met een hieltje. Dat is een stukje van de grote stengel, waar de stek oorspronkelijk aan vast zat. Deze planten wortelen ook niet goed in water. Voor deze (en andere soorten) kun je stekpoeder gebruiken. Hierin zitten voedingsstoffen die wortelvorming bevorderen. Je kunt dit ook zelf maken, bijvoorbeeld door aspirine met water te vermengen. Honing en aloë vera houden schimmels tegen.

  • Het duurt soms wel 6 weken totdat je stek ‘aanslaat’. Geef dus niet te snel op.

  • Zodra je stekken de volle grond in gaan, is het vooral belangrijk dat ze voldoende water krijgen. Zorg dus voor een goede sproeier, of ga voor een automatisch bewateringssysteem.


Professionele hulp nodig in jouw tuin?

Vraag een offerte aan voor hovenier:

▼ Volgende artikel
10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen
© Mustafa_Art
Huis

10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen

Een robotstofzuiger scheelt flink wat werk, maar alleen als je hem goed gebruikt. Wie er net een in huis heeft, merkt al snel dat hij niet alles vanzelf doet. En ook als je al langer een robotstofzuiger gebruikt, valt er vaak nog winst te halen. Met deze tien praktische tips werkt je robotstofzuiger beter – en hoef jij minder te doen!

In het kort

Een robotstofzuiger kan je flink wat werk uit handen nemen, maar alleen als je hem goed gebruikt. Met deze 10 slimme tips werkt hij beter, blijft hij langer mee gaan en past hij zich aan jouw huishouden aan. Van zones instellen tot onderhoud: zo maak je er écht een huishoudhulp van.

Lees ook: Hier moet je op letten wanneer je een robotstofzuiger wilt kopen

1. Laat hem eerst je huis leren kennen

Veel robotstofzuigers kunnen een plattegrond van je woning maken. Dat kost eenmalig wat tijd, maar levert daarna veel gemak op. Tijdens zo'n verkenningsronde reinigt hij meestal nog niet, maar scant hij alleen. Geef hem de ruimte en zorg dat er geen spullen over de vloer slingeren. Als de kaart eenmaal is aangemaakt, kun je zones instellen, schoonmaakschema's maken en no-go-gebieden markeren.

2. Zorg voor voldoende licht

Robotstofzuigers met optische sensoren hebben licht nodig om goed te navigeren. Als je hem 's avonds laat rijden terwijl de lampen uit zijn, herkent hij obstakels minder goed. Plan het schoonmaken liever overdag of laat een lamp aan in de ruimte waar hij aan het werk is. Als het apparaat regelmatig moeite heeft om meubels of muren goed te herkennen, komt dat mogelijk door te weinig licht.

Licht, laser & optische sensoren

De lichtbehoefte van robotstofzuigers verschilt sterk per navigatiesysteem. Modellen met LiDAR-technologie (lasernavigatie) werken uitstekend in het donker omdat ze zelf licht uitstralen om obstakels te detecteren. Camera-gebaseerde robots daarentegen zijn afhankelijk van omgevingslicht om hun omgeving te kunnen 'zien' en hebben problemen in donkere ruimtes. Goedkopere modellen met alleen infrarood- of aanrakingssensoren navigeren weliswaar zonder licht, maar werken veel minder nauwkeurig en rijden vaker tegen obstakels aan.

3. Stel schoonmaakzones en kamers in

In de app van de meeste modellen kun je na de kaartopbouw aangeven welke kamers of delen van het huis wanneer moeten worden schoongemaakt. Dat is handig als je bijvoorbeeld elke ochtend de gang en keuken wilt laten doen, maar de slaapkamers alleen op zaterdag. Door het schoonmaken slim te verdelen, werkt de robotstofzuiger efficiënter en hoeft hij tussendoor minder vaak op te laden.

©Wesley Akkerman | ID.nl

4. Gebruik virtuele afbakeningen waar nodig

Veel modellen bieden de mogelijkheid om virtuele grenzen aan te maken: gebieden waar de robotstofzuiger niet mag komen. Denk aan een speelkleed met speelgoed, een losse kabel achter de bank of een plek waar de vloer nat kan zijn. In plaats van zo'n verboden plek elke keer handmatig af te schermen, door er bijvoorbeeld iets voor te zetten, stel je die zones gewoon één keer digitaal in. Het apparaat houdt daar vanaf dan automatisch rekening mee en weet dat hij daar niet meer mag komen.

5. Dweilen? Wees voorzichtig met schoonmaakmiddelen

Kan jouw robotstofzuiger ook dweilen? Gebruik dan alleen het aanbevolen reinigingsmiddel of gewoon water. Veel gewone schoonmaakmiddelen zijn te sterk of laten resten achter, waardoor leidingen of sproeiers kunnen verstoppen. Sommige robotstofzuigers hebben een speciaal reservoir voor schoonmaakmiddel, maar dat geldt niet voor elk model. Iets om naar te kijken voordat je een robotstofzuiger gaat kopen.

6. Maak borstels, wieltjes en sensoren regelmatig schoon

Haren, stof en vuil hopen zich snel op rond de draaiende onderdelen van de robotzuiger. Vooral huisdierharen kunnen oor problemen zorgen. Maak elke week de hoofdborstel los, controleer de zijborstels en veeg vuil weg met een droge doek of meegeleverd hulpstuk. Vergeet ook de val- en navigatiesensoren niet: die kunnen door stof minder goed functioneren, wat de navigatie beïnvloedt.

©Vershinin Evgenii

7. Leeg het stofreservoir af en toe ook zelf

Veel robotstofzuigers hebben een zelflegende functie. Handig, maar ook dan is het slim om af en toe zelf te controleren of alles goed blijft werken. Het stofreservoir is meestal klein en raakt sneller verstopt dan je denkt. Leeg het na een paar schoonmaakbeurten, zeker als je merkt dat hij minder vuil opzuigt of als hij zelf aangeeft dat het reservoir leeg is, maar je toch nog stof en kruimels op de vloer ziet liggen.

8. Zet het laadstation op een vaste plek

Een robotstofzuiger onthoudt zijn omgeving en zoekt na elke beurt zijn laadstation op. Verplaats je dat station naar een andere plek, dan moet hij opnieuw leren waar hij zich bevindt. Zet het station dus op een centrale, bereikbare plek waar voldoende ruimte is en laat het daar staan. Zo voorkom je dat hij de weg kwijt raakt of fouten maakt bij het navigeren.

9. Pas op bij huisdieren

Een ongelukje van een huisdier kan vervelende gevolgen hebben als de stofzuiger erdoorheen rijdt. Laat hem daarom liever schoonmaken op momenten dat je huisdieren buiten zijn of je zeker weet dat de vloer schoon is. Zo voorkom je niet alleen vieze sporen, maar ook schade aan het apparaat en extra schoonmaakwerk achteraf.

©Надія Коваль - stock.adobe.com

10. Automatiseer waar het kan, maar houd controle

Robotstofzuigers zijn bedoeld om werk uit handen te nemen. Toch blijft het verstandig om regelmatig de app te openen, meldingen te controleren en updates uit te voeren. Soms kun je met een kleine aanpassing – zoals het verplaatsen van een kabel, het instellen van een extra schoonmaakbeurt op vrijdag – het resultaat flink verbeteren.

Robotstofzuiger klaar? Zuigen maar!

Het is simpel: hoe beter je robotstofzuiger weet wat hij moet doen, hoe beter hij zijn werk doet. Met deze tips zorg je ervoor dat dat het geval is. En ja, je moet zelf ook af en toe nog wat doen, zoals het stofreservoir controleren of dierenhaar uit de wieltjes te peuteren, maar dat kost hooguit een paar minuutjes van je tijd. Want je weet nu hoe je ervoor zorgt dat de omstandigheden zo goed mogelijk zijn én hoe je hem 'traint'. En daarmee komt hij dicht in de buurt van je ideale huishoudhulp!


🤖 🧹 Accessoires voor je robotstofzuiger?

Je vindt ze

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.