ID.nl logo
Zo doe je dat: Netwerkproblemen oplossen
© PXimport
Huis

Zo doe je dat: Netwerkproblemen oplossen

Wanneer je netwerkproblemen hebt, is het als zoeken naar een speld in een hooiberg om de oorzaak te vinden. Veel van wat er op een netwerk gebeurt, is onzichtbaar en voor velen moeilijk te begrijpen. Daardoor zijn netwerkproblemen lastiger op te lossen, maar niet als je te werk gaat met deze tools.

Tip 01: Netwerkcentrum

De gereedschappen die Microsoft in Windows stopt om de netwerkconfiguratie te controleren, veranderen met elke versie van het besturingssysteem. Ze worden er niet altijd beter op. Zo waren we best blij met het Netwerkcentrum. Je opent het door met de rechtermuisknop te klikken op het symbool van de netwerkverbinding in het systeemvak van de Taakbalk, kies dan Netwerkcentrum.

Heb je Windows 7 dan zie je een kaart van het netwerk en is ook in één oogopslag duidelijk of de verbinding met het internet werkt of niet. In Windows 8 ontbreken deze onderdelen helaas alweer en is er alleen wat informatie te vinden over de actieve netwerken. In beide vensters vind je wel de optie Problemen oplossen waarmee je Windows de netwerkconfiguratie en netwerkverbinding kunt laten controleren. Dit proces levert echter alleen in standaardsituaties bruikbare informatie op. Toch is het altijd een goede eerste stap.

©PXimport

Tip 01 Het Netwerkcentrum in Windows 8 (voorgrond) is er in vergelijking met Windows 7 (achtergrond) helaas niet beter op geworden.

Tip 02: Netwerkadapter

Essentieel voor een goede netwerkverbinding is de eigen netwerkconfiguratie. Om problemen in je netwerk op te kunnen lossen, is het belangrijk dat je weet hoe het netwerk is opgebouwd en waar je bepaalde instellingen kunt aanpassen. We bekijken eerst de verschillende netwerkadapters. Dit doe je door in het Netwerkcentrum te kiezen voor Adapterinstellingen wijzigen. Je ziet dan de verschillende netwerkadapters.

Op de meeste pc's zie je in elk geval een LAN-verbinding en een draadloze netwerkverbinding, het kunnen er ook meer of minder zijn.

De LAN-verbinding is de netwerkadapter waarmee je de computer via een kabel met het netwerk kunt verbinden, de draadloze netwerkverbinding is de netwerkadapter voor een verbinding met een draadloos netwerk. Bij elke adapter zie je al een status.

Een rood kruis betekent dat die adapter niet verbonden is. Vaak zie je dan ook een melding als "Netwerkkabel niet aangesloten" of "Niet verbonden". Klik met de rechtermuisknop op de verbindingen en kies Status voor een overzicht van de huidige configuratie. Klik op Details voor nog meer informatie.

©PXimport

Tip 02 Het statusoverzicht van een netwerkadapter geeft nuttige informatie over de verbinding en de configuratie van een netwerkadapter.

Tip 03: Netwerkconfiguratie

Zit er een probleem in de configuratie van een netwerkadapter? Of moet je de configuratie van een netwerkadapter wijzigen om een netwerkprobleem op te lossen? Open dan het Netwerkcentrum en klik op Adapterinstellingen wijzigen. Klik dan met de rechtermuisknop op de adapter waarvan je de instellingen wil wijzigen en kies Eigenschappen. De belangrijkste instellingen zijn die van het netwerkprotocol. Dat bepaalt de IP-configuratie: de combinatie IP-adres, subnet en standaardgateway. Selecteer in de lijst Internet Protocol versie 4 en klik op Eigenschappen.

Wil je toegang krijgen tot een onbekend netwerk, zet dan beide opties op Automatisch. Wil je een specifieke configuratie maken kies dan Het volgende IP-adres gebruiken en voer eronder het IP-adres van de computer, het subnetmasker en de standaardgateway in. Geef ook de IP-adressen van de DNS-servers op. Bevestig met OK en Sluiten.

©PXimport

Tip 03 De netwerkconfiguratie kunnen aanpassen is een belangrijke voorwaarde om netwerkproblemen op te kunnen lossen.

Tip 04: Commando's

Een hulpje dat Microsoft gelukkig nog altijd ongemoeid laat, is de opdrachtprompt. Je start deze via Start / Alle programma's / Bureau-accessoires / Opdrachtprompt maar de echte netwerknerd typt natuurlijk cmd in het zoekvenster van het startmenu en drukt op Enter. Typ dan in het opdrachtvenster het commando ipconfig en druk op Enter. Je krijgt nu de IP-configuratie van de computer te zien. Belangrijk daarvan zijn vooral het IP-adres en standaardgateway.

Een eerste essentiële netwerktest is het controleren van de verbinding met de standaardgateway, de router, de deur naar het volgende netwerk en het internet. Je controleert de verbinding met de default gateway met het commando ping gevolgd door het IP-adres van de default gateway. Bijvoorbeeld ping 192.168.1.254. Je moet dan vier keer een antwoord krijgen. Krijg je geen antwoord, dan dien je als eerste de netwerkverbinding van de computer met het eigen netwerk te controleren.

©PXimport

Tip 04 "Request timed out" en "Desination host unreachable" zijn ping-foutmeldingen die laten zien dat de verbinding met de router niet goed werkt.

Tip 05: Meer commando's

Ben je de kabels in een verbinding aan het controleren, dan kan het al snel handig zijn continu de verbinding met de default gateway te controleren. Dat kan door in de opdrachtprompt het commando ping gevolgd door het IP-adres van de router en dan -t te typen. Bijvoorbeeld ping 192.168.1.254 -t. De computer blijft nu pakketjes naar de router sturen en zal telkens een antwoord of een foutmelding geven. Je stopt het commando via Ctrl+C.

Een ander geavanceerd commando is nslookup waarmee je kunt opvragen welk IP-adres bij de naam van een website hoort. Bijvoorbeeld nslookup www.google.com. Krijg je nu netjes een IP-adres terug, dan weet je dat de DNS-service op je netwerk, die alle computers bij het surfen gebruiken, werkt. Bovendien kun je het IP-adres dan weer pingen om de verbinding met het internet te controleren. Met het commando tracert gevolgd door het IP-adres van een site op internet, kun je tot slot de route naar die site controleren. Je ziet dan alle tussenliggende stations in de weg tussen je computer en die site, met je eigen standaardgateway als eerste.

©PXimport

Tip 05 Vraag met nslookup het IP-adres van een site op en ping en trace die dan om de verbinding te testen.

De netwerkshell

Netsh is een hulpprogramma dat je kunt starten binnen de opdrachtprompt. Je kunt het gebruiken om heel specifieke informatie over de netwerkconfiguratie te krijgen. Het is vooral handig ook bij het zoeken van fouten in een draadloos netwerk. Daarvoor heeft het namelijk een paar leuke commando's in huis die dan veel meer informatie geven dan Windows standaard laat zien.

Open eerst de Opdrachtprompt via Start / Alle programma's / Bureau-accessoires / Opdrachtprompt. Met het commando netsh en dan een druk op Enter schakel je nu over naar de 'netwerkshell', de prompt in het venster verandert nu ook van de standaard C:\-prompt in een netsh>-prompt. Met het commando wlan show interfaces plus Enter krijg je een overzicht van de beschikbare draadloze netwerkadapters en met wlan show all plus Enter krijg je een overzicht van alle beschikbare draadloze netwerken. Heel handig is dat dit laatste commando direct bij elk draadloos netwerk heel nauwkeurig de signaalsterkte toont plus het ondersteunde netwerkprotocol, de beveiliging en het gebruikte kanaal.

Door een vraagteken (?) te typen gevolgd door een druk op Enter, krijg je een overzicht van alle andere opties. Om de netwerkshell te verlaten typ je het commando bye gevolgd door Enter.

©PXimport

Het commando netsh is vooral in combinatie met draadloze netwerken handig.

Tip 06: Verbinding bewaken

Het programma WinMTR is een gratis hulpprogramma om de verbinding met een site op het internet continu te controleren. Het voert een combinatie van ping en tracert uit en laat grafisch de resultaten zien. WinMTR is gratis te gebruiken en is in een 32- en 64bit-versie te downloaden. Download de versie van je keuze.

Open het archiefbestand (zip) en klik op Alles uitpakken. Ga dan naar de juiste map en klik op het bestand WinMTR.exe om het programma te starten. Typ nu bij Host de naam of het IP-adres van de site die je wil controleren. Gebruik bijvoorbeeld google.com of het IP-adres daarvan, wanneer je de verbinding met internet wil bewaken. Klik op Start. Om de actie te stoppen klik op Stop, om het programma te verlaten op Exit. Via de kopieer- en exporteerfuncties kun je de gegevens van het programma in een ander programma gebruiken.

©PXimport

Tip 06 WinMTR geeft een live beeld van de kwaliteit van een verbinding naar een site op internet.

Tip 07: DNS uitvragen

DNS staat voor Domain Name System. Het is de naam van het systeem en tevens het netwerkprotocol dat de naam van een site vertaalt naar een IP-adressen. DNS speelt ook een belangrijke rol bij e-mail. Van elk e-mailbericht dat je verstuurt, wordt via DNS bepaald naar welk IP-adres van de e-mailserver het bericht moet worden gestuurd. Centraal in het systeem staan de Domain Name Servers die grote tabellen bijhouden met namen van websites en IP-adressen.

Wanneer je aan zo'n server een naam vraagt, krijg je het IP-adres en andersom. Zo'n DNS-server een vraag stellen kun je doen via het commando nslookup dat je gebruikt in het venster van de Opdrachtprompt. Bijvoorbeeld nslookup www.google.com (zie ook tip 5). Maar het gaat uitgebreider met het programma DNSDataView.

Ga naar http://tipsentrucs.link.idg.nl/dnsdv. Klik op Download DNSDataView en open het zip-bestand. Klik op Alles uitpakken en start dan DNSDataView.exe. Typ nu in het venster bij Domain List de namen van de sites die je wil onderzoeken. Klik op OK. Je ziet dan van de gevraagde domeinnamen alle relevante informatie. Vergelijk deze met die van de nslookup. Soms zijn er verschillen die vooral bij ftp tot fouten kunnen leiden. Vaak is het dan de schuld van de provider, die je opvraging via nslookup (de manier van de computer) niet correct afhandelt.

Reageert helemaal niets, zet dan de router uit en aan. De router is namelijk veelal de DNS-forwarder in het thuisnetwerk die alle DNS-vragen doorstuurt.

©PXimport

Tip 07 Echt geïnteresseerd in de werking van DNS? Op Wikipedia vind je goede uitleg over de verschillende soorten records.

Tip 08: Netwerkgebruikers

Steeds meer apparaten gebruiken het draadloos netwerk. Draadloos betekent ook onzichtbaar, want wie zit er allemaal op het draadloos netwerk? Fing maakt die gebruikers zichtbaar. Ga naar www.overlooksoft.com en klik op Download Now. Selecteer je besturingssysteem (waarschijnlijk Windows). Download het programma naar de pc en start daarna de installatie. Start dan het programma Fing via de snelkoppeling in het startmenu.

Fing heeft op Windows geen mooi grafisch scherm, het gebruikt tekstopdrachten in een opdrachtprompt. Het programma stelt je een aantal vragen over wat het moet doen.

Weet je niet wat je moet kiezen, druk dan Enter voor het standaard antwoord. Kies bijvoorbeeld D voor Discovery, druk op Enter bij het netwerk, kies 1 voor het aantal rondes, N bij de Domain Names, Text als outputformaat, T voor tabelformaat, C voor output op het scherm en Y om de opdracht nu uit te voeren. Even later zie je netjes alle op dat moment actieve gebruikers van het draadloos netwerk met IP-adres, MAC-adres en het soort apparaat.

©PXimport

Tip 08 De Windows-versie van Fing is wat spartaans maar geeft waardevolle informatie.

Tip 09: DHCP-reserveringen

Behalve de gebruikers van het draadloos netwerk, kunnen ook de gebruikers van het bedrade netwerk soms lastig te vinden zijn. Of juist omgekeerd: je krijgt bij een ping antwoord van een apparaat maar je hebt geen idee welk apparaat dat is. Het eerste dat je kunt doen is inloggen op de router.

Sommige routers hebben zelf grafisch overzicht van alle gebruikers van het netwerk. Een andere mogelijkheid is de DHCP-serverlogging te bekijken. De DHCP-server draait op de router en geeft alle apparaten die zich op het netwerk melden een IP-adres. Vaak kun je op de router zien welke apparaten een IP-adres hebben gekregen. Open je browser en typ in de adresbalk het IP-adres van de router.

Log in met gebruikersnaam en wachtwoord. Zoek dan naar DHCP-reserveringen dat vaak bij het onderdeel Netwerk of LAN zit. Open het onderdeel en je ziet een overzicht van de apparaten die op dat moment actief zijn of enkele dagen ervoor nog actief zijn geweest op het netwerk en die via DHCP een IP-adres hebben gekregen. Dat zijn ze dus niet allemaal, maar vaak wel de meeste.

©PXimport

Tip 09 De lijst met DHCP-reserveringen toont niet de actuele gebruikers maar wel de meest recente gebruikers van het netwerk.

Tip 10: PortScan

De DHCP-reserveringslijst toont dus niet het actuele overzicht van de gebruikers van het netwerk. Ook gebruiken de belangrijke apparaten vaak geen DHCP maar hebben deze een vast IP-adres. Dat maakt het vinden van een apparaat op het netwerk soms toch nog lastig.

Een programma dat dan kan helpen is PortScan & Stuff. Dit programma snuffelt op het netwerk naar apparaten, en doet dat op een slimme manier. Steeds meer apparaten zijn zo ingesteld dat ze op een ping-verzoek bijvoorbeeld al niet meer antwoorden, bijvoorbeeld computers met een standaard Windows-firewall doen dat al niet meer. Die apparaten moeten op een andere manier opgespoord worden. Bijvoorbeeld door te kijken of er services actief zijn op een IP-adres, of er gedeelde mappen zijn of dat UPnP actief is.

PortScan & Stuff bekijkt dit allemaal. Ga naar http://tipsentrucs.link.idg.nl/ports. Klik op Download portscan.zip en bewaar het bestand op de pc. Sommige antivirusprogramma's slaan aan bij deze site: ze vertrouwen hem niet. Dit komt niet door malware, maar doordat sommige functies van het programma ook door bijvoorbeeld hackers gebruikt worden.

©PXimport

Tip 10 De downloadsite van PortScan & Stuff wordt door sommige antivirusprogramma's niet helemaal vertrouwd.

Tip 11: Netwerk scannen

PortScan & Stuff heeft geen verdere installatie nodig. Je kunt het dus ook op een usb-stick plaatsen om een ander netwerk onder de loep te nemen (bijvoorbeeld als vrienden je vragen om een oplossing voor hun problemen).

Start het programma via een dubbelklik op PortScan.exe. Het programma kent meerdere tabbladen. Het eerste is Scan Ports waar je een Start IP Address en een End IP Address kunt opgeven. Daarnaast kun je de scanmethode kiezen, alleen op IP-adres via Scan only IP Addresses of uitgebreider via Scan only common ports en Scan all ports.

Voer als beginadres het eerste adres van de IP-reeks van je thuisnetwerk in en als eindadres het laatste. Bijvoorbeeld 192.168.0.1 tot en met 192.168.0.255. Laat het vinkje bij Check SMB Shares staan om ook op gedeelde mappen te controleren. Klik dan Scan om de scan uit te voeren. De lijst met apparaten zal zich langzaam vullen. Je ziet de hosts en van sommige apparaten krijg je ook aanvullende gegevens zoals een naam, het MAC-adres en het type apparaat.

Via het tabblad Search Devices kun je van elk apparaat nog meer gegevens uitvragen zoals ook de versies van software en het model. Hier zie je ook of er mappen worden gedeeld en of een apparaat via de browser benaderd kan worden.

©PXimport

Tip 11 PortScan & Stuff vindt bijna alle apparaten op het netwerk doordat het ook op andere manieren zoekt dan alleen via ping.

Netwerkgereedschap voor de Mac

Ook voor Mac OS X, het besturingssysteem van Apple-computers, zijn er netwerktools beschikbaar die helpen bij het oplossen van netwerkproblemen. Voor een algemene indruk van het netwerk start je de Finder en kies dan Ga / Netwerk. Via Programma's in de linker zijlijn van de Finder kun je de Terminal openen waar je de commando's ping, traceroute en nslookup vindt. Ping blijft op de Mac altijd oneindig doorgaan, afbreken gaat via Ctrl+C. Typ in het zoekvak het woord Netwerk en je vindt Netwerkhulpprogramma.

Dit biedt grafische versies van de genoemde commando's, maar ook nieuwe zoals Whois om uit te zoeken wie de eigenaar van een IP-adres op internet is, en Portscan. Met deze laatste vraag je de services die geopend zijn op een bepaalde computer uit, door het IP-adres of de domeinnaam in te typen en op Portscan te klikken. Een mooi stuk gereedschap voor de analyse van draadloze netwerken is NetSpot.

De gratis versie van dit programma geeft een mooi overzicht van de draadloze netwerken en de instellingen die gebruikt worden. Ook zie je bij elk netwerk de signaalsterkte weergegeven.

©PXimport

Het Netwerkhulpprogramma van Mac OS X biedt een grafische schil voor bekende netwerkcommando's.

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.

▼ Volgende artikel
⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping
© Olga Yastremska, New Africa, Africa Studio
Huis

⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping

Vooral in de zomer is het vaak raak: code geel of code oranje wegens onweer. Weet jij wat je wél en juist níet moet doen als er een onweersbui nadert? Thuis kun je veel risico's beperken, maar juist buitenshuis – en zeker op de camping – is het opletten geblazen. In dit artikel lees je hoe je jezelf en anderen beschermt, of je nu binnen, buiten of aan het kamperen bent.


In het kort:

⚡ Onweer & thuis ⚡ Onweer & buiten ⚡ Onweer en kamperen: 🏕️ Tent 🚐 Caravan

Lees ook: Regen, regen en nog eens regen … zo voorkom je wateroverlast

Thuis tijdens onweer: veilig, maar niet zonder risico's

In huis ben je relatief goed beschermd tegen blikseminslag, zeker als het gebouw voorzien is van een goede bliksemafleider. Toch zijn er een paar voorzorgsmaatregelen die je serieus moet nemen. Gebruik bij onweer liever geen apparaten die verbonden zijn met het stroomnet of met leidingen. Denk aan de wasmachine, een vaste telefoon of een bedrade computer. Bliksem kiest daarbij meestal de makkelijkste route naar de grond, en dat zijn vaak metalen onderdelen in huis zoals koperdraden of waterleidingen.

Trek bij voorkeur de stekkers uit het stopcontact van kwetsbare apparatuur zoals computers, tv's of de router. Een stekkerdoos met overspanningsbeveiliging biedt wel wat bescherming, maar niet bij een directe inslag. Ga liever ook niet douchen of in bad, want waterleidingen kunnen de elektrische spanning van een blikseminslag geleiden.

Ramen kun je gewoon dicht houden, en als je wilt kijken naar het natuurgeweld, doe dat dan vanaf een veilige plek binnenshuis. Zorg dat huisdieren binnen zijn en zet het alarmsysteem even uit als dat storingsgevoelig is bij blikseminslag.

Buiten bij onweer: voorkom dat je zelf bliksemafleider bent

Ben je onderweg of buiten als het begint te donderen, dan is het zaak om snel te handelen.

Onthoud: als je de bliksem ziet en binnen 10 seconden de donder hoort, zit je binnen de gevarenzone. Zoek dan zo snel mogelijk een veilige schuilplek.

De veiligste plek is een gebouw met muren en een dak – bijvoorbeeld een winkel, huis of station. Een auto met metalen carrosserie is ook een prima optie. Die werkt als een kooi van Faraday en geleidt de stroom om je heen in plaats van door je heen.

Vermijd tijdens onweer open velden zoals weilanden of sportterreinen, want daar ben je letterlijk het hoogste punt. Ook hooggelegen plekken zoals duinen of heuveltoppen vormen een risico. Zoek geen beschutting onder een boom die in z'n eentje op een veld staat – dat is juist een bliksemmagneet. Blijf verder uit de buurt van metalen objecten zoals hekken, masten of fietsen, en houd afstand van water – of dat nu een meer, sloot of zwembad is.

Kun je nergens heen? Maak jezelf dan zo klein mogelijk: hurk neer op je voetzolen, houd je voeten tegen elkaar en wikkel je armen om je knieën. Ga niet liggen; zo vergroot je je contactoppervlak met de grond, wat het risico op aardstroom vergroot.

©ID.nl

Kamperen met onweer: extra opletten in tent of caravan

Kamperen geeft een gevoel van vrijheid, maar bij onweer ben je juist extra kwetsbaar. Een tent biedt geen enkele bescherming tegen bliksem, hoe stevig het doek ook is. Het metalen frame vergroot het risico juist, vooral als je op een open veld kampeert of vlak bij een losse boom staat.

Als er onweer op komst is, zoek dan zo snel mogelijk een veilig onderkomen. Een stenen sanitairgebouw, de receptie of je auto bieden veel meer bescherming dan een tent. Zit je in een camper of caravan met een metalen buitenkant? Dan ben je redelijk veilig, mits je ramen en deuren gesloten houdt en geen contact maakt met metalen delen. Stacaravans met een houten of kunststof omhulsel bieden die bescherming niet: het klopt dat ze geen stroom geleiden, maar ze voeren die ook niet af. Daardoor kan een blikseminslag via leidingen of metalen onderdelen binnen alsnog gevaarlijk uitpakken. Tijdens onweer blijf je dus beter uit de buurt van dat soort constructies.

Laat ook je elektronische spullen niet in de tent of aan opladers zitten. Berg ze los op, zonder kabels of contact met de grond.

Staan er bomen op de camping? Zorg dat je tent daar niet direct onder staat. Bij inslag kunnen takken afbreken of kan de bliksem via de wortels naar de grond doorslaan. Ook op campings in de bergen of aan open water is het risico op blikseminslag extra hoog – check bij aankomst wat de aanbevolen schuilplaatsen zijn.

En hoe zit het met de tentstokken?

Metalen tentstokken zijn niet per definitie gevaarlijk, maar ze kunnen wel extra risico opleveren bij onweer. Omdat tenten vrijwel altijd met metalen haringen in de grond staan, is er al snel sprake van een geleidende verbinding met de bodem. Bij een blikseminslag kan de stroom zich dan via het frame en de haringen verspreiden, met risico voor wie zich in de tent bevindt. Daarom blijft het advies: verlaat bij onweer de tent en zoek een écht veilige plek op.

Tot slot: een goede voorbereiding helpt

Kijk altijd naar de weersvoorspelling voordat je op pad gaat. Veel weerapps geven een melding bij onweerskansen, vaak met een tijdsindicatie en locatie. Op de camping is het handig om bij aankomst al te weten waar je naartoe kunt bij slecht weer.

Zorg ook dat je zaklamp, powerbank en radio of noodaccu paraat hebt als je kampeert, voor het geval de stroom uitvalt. En vooral: blijf rustig. Onweer is gevaarlijk, maar met de juiste kennis en voorzorgsmaatregelen voorkom je ongelukken.

🔦 Voor als de stroom uitvalt

Licht in de duisternis!