ID.nl logo
Huis

De beste tools voor netwerksnelheid testen

Netwerksnelheid testen? Dat kan op verschillende manieren en online kom je er een hoop tools voor tegen. In dit artikel leggen we je software voor die wat ons betreft in geen enkel netwerkbeheerder-arsenaal mag ontbreken.

Lees ook:Tips om een traag netwerk te optimaliseren

Tools als ping en tracert (zie bovenstaand artikel) zijn weliswaar handig om mogelijke knelpunten in het netwerkverkeer op te sporen, maar ze halen hun informatie eigenlijk alleen uit zogenoemde ‘layer 3’-apparaten: routers dus en eventueel switches met routeringsmogelijkheden, maar deze laatste tref je vooral in wat grotere bedrijfsnetwerken aan. Stel dat het pakketverlies zich voordoet bij de eerste hop, waarbij zich tussen het testtoestel en die hop apparaten bevinden als een switch of draadloos toegangspunt, dan zijn aanvullende tests vereist om de oorzaak vast te stellen.

In dat geval kun je beginnen met het pingen van het toegangspunt. Treedt hier al pakketverlies op, dan kun je een wifi-analyzer als het gratis NetSpot inzetten. Uit de dBm-waarden zou dan weleens kunnen blijken dat het signaal te zwak is, of dat het wordt verstoord, bijvoorbeeld door een naburig draadloos netwerk dat op hetzelfde kanaal opereert.

Blijkt alles in orde, ping dan een clienttoestel dat je met dezelfde switch als dat van je toegangspunt hebt verbonden. Stel je hier pakketverlies vast, dan zou het om een slechte kabel tussen toegangspunt en switch kunnen gaan of – ietwat uitzonderlijk – om een gebrekkige switchpoort, maar net zo goed om foutief ingestelde duplex-modus (een zogenoemde duplex-mismatch). Hierbij zou het ene apparaat op ‘autonegotiation’ (automatisch onderhandelen) kunnen ingesteld zijn, terwijl het andere handmatig is ingesteld op full-duplex. Doorgaans stel je beide apparaten best in op automatisch onderhandelen.

My TraceRoute

Er zijn tools die nog grondiger te werk gaan of die je meer informatie kunnen bezorgen. Eén ervan is het al wat oudere MTR (My TraceRoute), beschikbaar voor diverse platformen. MTR is goed vergelijkbaar met pathping, maar de gebruiker bepaalt zelf hoe vaak de route (opnieuw) wordt getraceerd. Je krijgt bij elke router onder meer de gemiddelde round-trip-time en het percentage pakketverlies te zien.

©PXimport

We kunnen ons zo voorstellen dat heel wat lezers zich afvragen waar Wireshark in dit plaatje past. Nu is het wel zo dat deze populaire en uiterst krachtige tool zich vooral leent voor het analyseren van netwerkdata, maar je kunt die uiteraard ook inzetten voor het meten van latentie (en doorvoersnelheid: zie volgende paragraaf). Heel in kort kun je als volgt aan de slag gaan.

Start Wireshark, open het menu Edit en kies Preferences. Open de rubriek Appearance en selecteer Columns. Druk op het plusknopje, geef de kolom een geschikte titel mee en dubbelklik op het standaardtype (Number) waarna je in het uitklapmenu Delta time selecteert. De zogenoemde delta-tijden verschijnen nu in een afzonderlijke kolom, wat het makkelijk maakt de timings te checken. Via displayfilters kun je nu uiteraard nog verder inzoomen op bepaalde datapakketten.

Doorvoersnelheid meten

Meer dan de latentietijd springt vooral de doorvoersnelheid in het oog bij het evalueren van de netwerkprestaties. Ook daar bestaan verschillende degelijke – en gratis – tools voor. Blijven we nog even bij Wireshark, waar dat op verschillende manieren kan gebeuren. Om zo’n test uit te voeren kun je een capture-sessie initiëren, terwijl je bijvoorbeeld een groot bestand van een of andere website downloadt. Na afloop activeer je desgewenst een display-filter. Vervolgens klik je een geschikt pakket met de rechtermuisknop aan en kies je Conversation filter / TCP om het beoogde verkeer te isoleren.

Om de doorvoersnelheid te zien, open je daarna het menu Statistics en kies je Protocol Hierarchy. Je krijgt nu de doorvoersnelheid per protocol te zien, waarna je maar naar het gewenste protocol hoeft te gaan, zoals TCP. Je leest de snelheid af bij (M)bits/s. Een snellere manier is via Statistics / Capture File Properties, waar je de gezochte informatie vindt bij Average (M)bits/s.

NetStress

Vind je Wireshark toch wat overkill voor het meten van de doorvoersnelheid van je netwerk, dan kun je een meer specifieke tool inzetten. Er zijn genoeg (ook gratis) tools beschikbaar, waaronder NetStress, Netperf, iPerf en TTCP. We lichten NetStress en iPerf kort toe.

NetStress is bedoeld voor Windows en komt met een fraaie grafische interface. Om ermee aan de slag te kunnen moet je wel eerst .NET Framework 3.5 activeren in Windows: dat doe je vanuit het Configuratiescherm waar je achtereenvolgens Programma’s en onderdelen / Windows-onderdelen in- of uitschakelen selecteert en de optie .NET Framework 3.5 (inclusief .NET 2.0 en 3.0) inschakelt. Je zult je firewall ook duidelijk moeten maken dat NetStress wel degelijk een bonafide tool is.

©PXimport

NetStress werkt, zoals veel vergelijkbare tools, met een zender en ontvanger om zo de netwerkprestaties tussen twee clients te kunnen meten door datatransfers zowel via tcp als udp te genereren. Die data zijn afkomstig uit gebufferd geheugen zodat schijflatentie vermeden wordt.

Wil je het ene toestel als ‘zender’ laten fungeren, dan moet je op die computer bovenaan 0.0.0.0 (bij Remote Receiver IP) aanklikken en daar het ip-adres van de bedoelde ontvanger invullen. Vervolgens kun je de meting starten: de dataflow is wel unidirectioneel en alleen ipv4 wordt getest. Via het instellingenvenster kun je zowel de pakketgrootte, het aantal pakketten per seconde (pps) voor zowel tcp- als udp-streams, als de ‘maximum transmission unit’ (mtu) aanpassen. Deze laatste waarde laat je normaliter wel best ingesteld op de standaardwaarde (1500 bytes voor breedbandconnecties; een bezoek aan Speedguide vertelt je de actuele waarde).

iPerf

Het portable iPerf is iets minder gelikt, maar is wel beschikbaar voor zowat alle mogelijke platformen (Linux, macOS, Windows, iOS, Android). We tonen hoe je met iPerf3 aan de slag gaat. Deze tool meet de doorvoersnelheid van tcp, sctp en udp, zowel via ipv4 als ipv6, en laat zich via allerlei parameters (rond timing, protocollen en buffers) nauwgezet fijnregelen. iPerf3 werkt volgens het server-client-model. Aan ‘serverzijde’ voer je dan een commando uit als iperf3 -s > testiperf3sv.txt.

Dat houdt in dat alles wat iPerf3 op deze machine van de client ontvangt in het bestand testiperf3sv.txt in de actuele map wordt gelogd. Op de clientmachine voer je een commando uit als iperf3 -c <ip-adres iperf-server> > testiperf3cl.txt. Standaard neemt zo’n test 10 seconden in beslag, maar dat valt aan te passen: iperf3 -t 300 bijvoorbeeld zorgt voor een test van 5 minuten (300 seconden).

©PXimport

Op deze pagina vind je alle mogelijke parameters waarmee iPerf3 zich vanaf de opdrachtregel laat aansturen. We raden je aan die lijst zeker even door te lopen, want zoals gezegd zijn heel wat opties instelbaar. Enkele voorbeelden aan clientzijde:

-u (gebruik udp in plaats van tcp);

-k n (aantal te versturen pakketten);

-P n (het aantal simultane verbindingen die je met de server wilt opzetten; standaard is dat één connectie);

-6 (gebruik alleen ipv6).

Jammer genoeg vinden heel wat gebruikers pas de weg naar zulke tools op het moment dat ze netwerk(prestaties)problemen ondervinden. Toch doe je goed aan zulke tests ook enkele keren uit te voeren wanneer je netwerk wel optimaal presteert. Immers, je kunt die testresultaten dan gebruiken als ijkpunt wanneer je zo’n test nogmaals uitvoert op een moment dat je netwerk het minder lijkt te doen.

Smartphone-apps

Tot nog toe zijn in dit artikel mobiele tools voor netwerkanalyse nauwelijks aan bod gekomen – op een kleine verwijzing naar de iPerf-apps na. Toch bestaan er tegenwoordig heel aardige apps waarmee je ook flink wat netwerkproblemen kunt analyseren. Veel van deze apps zijn bovendien gratis, hoewel je dan vaak de nodige advertenties voor lief moet nemen. Een prima app die zowel voor Android als iOS beschikbaar is, is het gratis Fing, weliswaar alleen geschikt voor ipv4.

Bij een scan worden alle gedetecteerde netwerkapparaten overzichtelijk opgesomd, inclusief hostnaam, ip-adres, producent, mac-adres. Tik je zo’n apparaat aan, dan verschijnen extra functies als wake-on-lan, ping en traceroute. Je kunt het apparaat ook laten scannen op beschikbare netwerkservices als ftp, telnet, http, netbios, enz. Die kun je dan inzetten om bepaalde diensten of functies te troubleshooten.

Een andere veelzijdige tool voor Android en iOS is he.net (Network Tools, Hurricane Electric). Op het dashboard tref je heel wat tools aan, waaronder iPerf (2 en 3), poortscanner, een arp- en ndp-browser (voor het vinden van lokale apparaten, respectievelijk via ipv4 en ipv6), dns-lookup, en uiteraard ook de obligate ping en traceroute.

Een echte monitoringfunctie tref je in he.net niet aan, maar die vind je dan wel weer bij de gratis PingTools Network Utilities, beschikbaar voor Android en ook weer boordevol handige functies. Blijken bepaalde apparaten niet langer bereikbaar, dan kun je via de optie Monitor een systeemmelding ontvangen. iOS-gebruikers kunnen hiervoor de gratis Joe’s Network Diagnostics & Scanner Utility overwegen.

▼ Volgende artikel
Wat is local dimming en waarom is het belangrijk?
© ER | ID.nl
Huis

Wat is local dimming en waarom is het belangrijk?

Het gebrek aan een rijk contrast is een van de grootste ergernissen bij lcd- en ledtelevisies. Fabrikanten hebben daarom een slimme techniek bedacht die het contrast aanzienlijk verbetert: local dimming. In dit artikel leggen we uit hoe deze techniek van jouw grijze nachtlucht weer een inktzwarte sterrenhemel maakt.

Het contrast van je televisie is misschien wel de belangrijkste eigenschap voor mooi beeld. We willen dat wit verblindend wit is en zwart echt inktzwart. Bij oledtelevisies is dat makkelijk, want daar geeft elke pixel zelf licht. Maar de meeste televisies in de Nederlandse huiskamers zijn nog steeds lcd- of ledschermen (inclusief QLED). Die werken met een lamp achter het scherm, de zogeheten backlight. Local dimming is de techniek die probeert de nadelen van die achtergrondverlichting op te lossen.

Om te begrijpen waarom local dimming nodig is, moet je eerst weten hoe een standaard led-tv werkt. Simpel gezegd is het een groot paneel met pixels die zelf geen licht geven, maar alleen van kleur veranderen. Achter die pixels brandt een grote lichtbak. Als het beeld zwart moet zijn, sluiten de pixels zich om het licht tegen te houden. Helaas lukt dat nooit voor de volle honderd procent; er lekt altijd wat licht langs de randjes. Hierdoor zien donkere scènes er vaak wat flets en grijzig uit. De achtergrondverlichting staat immers vol aan, ook als het beeld donker moet zijn.

Nooit meer te veel betalen? Check Kieskeurig.nl/prijsdalers!

De lampen dimmen waar het donker is

Local dimming pakt dit probleem bij de bron aan. In plaats van één grote lichtbak die altijd aan staat, verdeelt deze techniek de achtergrondverlichting in honderden (en bij duurdere tv's soms duizenden) kleine zones. De televisie analyseert de beelden die je kijkt continu. Ziet de processor dat er linksboven in beeld een donkere schaduw is, terwijl rechtsonder een felle explosie te zien is? Dan worden de lampjes in de zone linksboven gedimd of zelfs helemaal uitgeschakeld, terwijl de lampjes rechtsonder juist fel gaan branden.

Het resultaat is direct zichtbaar. Zwart wordt weer echt zwart, simpelweg omdat er geen licht meer achter dat deel van het scherm brandt. Tegelijkertijd blijven de lichte delen van het scherm helder. Dat zorgt voor een veel groter contrast en geeft het beeld meer diepte. Vooral bij het kijken van HDR-films en -series is dat van belang. Zonder local dimming kan een led-tv eigenlijk geen goed HDR-beeld weergeven, omdat het verschil tussen licht en donker dan te klein blijft.

©ER | ID.nl

Niet alle local dimming is hetzelfde

Het klinkt als een wonderoplossing, maar de uitvoering verschilt enorm per televisie. Het grote toverwoord hierbij is het aantal zones. Hoe meer zones de tv onafhankelijk van elkaar kan aansturen, hoe preciezer het licht kan worden geregeld. Goedkopere televisies gebruiken vaak edge lit local dimming. Hierbij zitten de lampjes alleen in de rand van de tv. Dat werkt redelijk, maar is niet heel nauwkeurig. Je ziet dan soms dat een hele verticale strook van het beeld lichter wordt, terwijl er eigenlijk maar één klein object moest worden verlicht.

De betere variant heet full array local dimming. Hierbij zitten de lampjes over de hele achterkant van het scherm verspreid. De allernieuwste en beste vorm hiervan is miniLED. Daarbij zijn de lampjes zo klein geworden dat er duizenden in een scherm passen, wat de precisie van oled begint te benaderen. Als er te weinig zones zijn, kun je last krijgen van zogenaamde 'blooming'. Dat zie je bijvoorbeeld bij witte ondertiteling op een zwarte achtergrond: er ontstaat dan een soort wazige lichtwolk rondom de letters, omdat de zone groter is dan de tekst zelf.

Welke merken gebruiken local dimming?

Bijna elke grote televisiefabrikant past deze techniek inmiddels toe, maar ze doen dat voornamelijk in hun middenklasse en topmodellen. Samsung is een van de voorlopers, zeker met hun QLED- en Neo QLED-televisies, waarbij ze in de duurdere series gebruikmaken van geavanceerde miniLED-techniek voor zeer precieze dimming. Ook Sony staat bekend om een uitstekende implementatie van full array local dimming, die vaak geprezen wordt om de natuurlijke weergave zonder overdreven effecten. Philips past het eveneens toe in hun (mini)ledmodellen, vaak in combinatie met hun bekende Ambilight-systeem voor een extra contrastrijk effect.

Ga voor de full monty!

Local dimming is dus geen loze marketingkreet, maar een dankbare techniek voor iedereen die graag films of series kijkt op een led- of QLED-televisie. Het maakt het verschil tussen een flets, grijs plaatje en een beeld dat van het scherm spat met diepe zwartwaarden. Ben je in de markt voor een nieuwe tv? Vraag dan niet alleen óf er local dimming op zit, maar vooral of het gaat om full array dimming. Je ogen zullen je dankbaar zijn tijdens de volgende filmavond!

Vijf fijne televisies die full array local dimming ondersteunen

▼ Volgende artikel
Waar voor je geld: 5 robotstofzuigers voor een extra schone vloer
© ID.nl
Huis

Waar voor je geld: 5 robotstofzuigers voor een extra schone vloer

Bij ID.nl zijn we gek op producten waar je niet de hoofdprijs voor betaalt of die zijn voorzien van bijzondere eigenschappen. Met een robotstofzuiger wordt de vloer schoongehouden, terwijl je er niet bij hoeft te zijn. En stofzuigen is dan wel het minste dat ze kunnen, want ook dweilen is voor veel modellen geen proleem. We vonden vijf geavanceerde exemplaren.

Philips HomeRun 7000 Series XU7100/01

De Philips HomeRun 7000 Series XU7100/01 is ontworpen om grote ruimtes aan te kunnen. Het apparaat heeft een stofzak van 3 liter en een werktijd tot 180 minuten in de laagste stand. In tegenstelling tot veel kleinere robots is deze HomeRun uitgerust met een stille motor; de opgave van 66 dB maakt hem relatief stil.

Er zit een dweilfunctie in zodat je de robot na het stofzuigen ook direct kunt laten dweilen. Via de app kies je voor een van de modi of plan je een schoonmaakprogramma in. De robot kan zichzelf navigeren, obstakels omzeilen en keert na gebruik terug naar het laadstation. Omdat de opvangbak groot is hoef je niet vaak te legen en dankzij de Li‑ion‑accu is hij geschikt voor grotere woningen. Het apparaat is van recente datum en daarom nog volop verkrijgbaar.

Dreame L10s Pro Ultra Heat

Deze robot combineert een groot stofreservoir van 3,2 liter met een lange werktijd van ongeveer 220 minuten. Dankzij de geïntegreerde dweilfunctie verwijdert hij niet alleen stof maar kan hij ook nat reinigen. De L10s Pro Ultra Heat gebruikt een zak in het basisstation, waardoor je het reservoir minder vaak hoeft te legen.

De Dreame is voorzien van een Li‑ion‑batterij aanwezig en de robot keert automatisch terug naar het station voor opladen en legen. De sensortechnologie helpt bij het vermijden van obstakels en het nauwkeurig schoonmaken van zowel harde vloeren als tapijt. Dankzij de meegeleverde app stuur je de schoonmaak aan, stel je no‑go‑zones in of plan je een dweilrondje.

Philips HomeRun 3000 Series Aqua XU3100/01

Deze Philips‑robot is bedoeld voor wie minder vaak handmatig wil schoonmaken. Hij beschikt over een gecombineerde stofzuig‑ en dweilfunctie en kan zichzelf legen via het automatische station. Met een gebruiksduur tot 200 minuten in de laagste stand en een geluidsniveau van 66 dB kan hij urenlang zijn werk doen zonder al te veel herrie. De stofcontainer van 35 cl is kleiner dan bij de HomeRun 7000, maar door het automatische leegmechanisme is dat geen probleem.

Je bedient het apparaat via de app en kunt daar zowel een schema programmeren als zones instellen. De Aqua XU3100/01 is een model uit de recente 3000‑serie en doordat hij een mop‑pad heeft kan hij zowel droog als nat reinigen, wat handig is voor harde vloeren zoals tegels en laminaat.

iRobot Roomba Combo j9+

De Roomba Combo j9+ is een model dat je vloeren zowel kan stofzuigen als dweilen. De Combo j9 beschikt over een opvangbak van 31 cl en hij kan zelf zijn inhoud legen in het automatische basisstation dat bij de set hoort. De Li‑ion‑accu zorgt voor een lange gebruiksduur en de robot maakt een routeplanning zodat elke ruimte efficiënt wordt schoongemaakt.

Via de app kun je zones instellen waar de robot niet mag komen en het dweilelement in‑ of uitschakelen. In de basis maakt de Combo j9+ zelfstandig een kaart van je woning en keert terug naar het station wanneer de accu moet opladen of de stofcontainer vol is. De robot is bedoeld voor huishoudens die gemak belangrijk vinden en biedt naast stofzuigen ook een dweilfunctie voor hardere vloeren.

MOVA Tech P50 Ultra

De MOVA Tech P50 Ultra is een forse robotstofzuiger met een basisstation. Het apparaat heeft een stofreservoir van 30 cl en wordt geleverd met een basisstation waarin je het stof eenvoudig kunt verwijderen. De robot produceert een geluidsniveau van 74 dB, iets hoger dan de Philips‑modellen, en weegt inclusief station ruim 13 kg.

Hij kan uiteraard ook automatisch terugkeren naar het station om op te laden of te legen. In de specificaties staat dat de MOVA is voorzien van een Li‑ion‑batterij en dat hij zowel kan stofzuigen als dweilen. De meegeleverde app maakt het mogelijk om routes in te stellen en zones te blokkeren. Met een vermogen van 700 W is hij krachtig genoeg voor tapijten en harde vloeren. Het is geschikt voor mensen die een uitgebreid station met automatische functies willen.