Basler BT-67: Reïncarnatie van sublieme eenvoud
Een vliegtuig dat in de Tweede Wereldoorlog al niet meer modern was, vliegt nog altijd over de hele wereld rond. Het toestel figureerde zelfs in een reality-serie. Wat is het geheim van de eeuwige Basler BT-67?
Op 17 december 1935, precies 32 jaar na de eerste vlucht van de gebroeders Wright, koos in Californië een vliegtuig met de naam DST het luchtruim. DST stond voor Douglas Sleeper Transport. De baas van American Airlines had zijn zinnen gezet op een vliegtuig dat in circa 15 uur van de oost- naar de westkust van de VS zou kunnen vliegen, terwijl de passagiers gerieflijk in bed lagen. In geen enkel verkrijgbaar vliegtuig pasten echter twee bedden naast elkaar met een gangpad ertussen. Vandaar dat vliegtuigfabriek Douglas een bredere versie ontwikkelde van haar bestaande passagiersvliegtuig, de DC-2. De Sleeper sloeg niet echt aan, maar dat nam niet weg dat er veel meer stoelen in pasten dan in concurrerende vliegtuigen. Met een capaciteit tot wel 32 passagiers was de DC-3, zoals het toestel al snel genoemd werd, een gigant. Luchtvaartmaatschappijen roken winst, en binnen luttele jaren gingen er 600 stuks van over de toonbank. In een tijd dat vliegen nog strikt was voorbehouden aan de elite, was dat een ongekend aantal. De KLM gebruikte de DC-3 vanaf 1936 op de tweewekelijkse lijndienst Amsterdam-Batavia-Sydney. Inclusief de overnachtingen in hotels duurde zo’n vlucht niet meer dan zes dagen – drie weken sneller dan per schip.
Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd de prille burgerluchtvaart in de knop gebroken. Passagiersvliegtuigen werden genaast voor vracht- en troepentransport. Niettemin beleefde de DC-3 in deze donkere periode zijn finest hour. De geallieerde strijdkrachten bestelden meer dan 10.000 nieuwe exemplaren, die onder de benaming C-47 – en de bijnaam Dakota – overal aan het front hand- en spandiensten verrichtten. Zo dropten de toestellen tijdens de invasie van Normandië zo’n 50.000 parachutisten. Onder de naam Lisoenov Li-2 bouwden de Russen nog eens ruim 6000 licentie-exemplaren.
©PXimport
Ice Pilots
Na de oorlog werden de militaire Dakota’s op grote schaal omgebouwd tot civiele toestellen, waarmee de burgerluchtvaart nieuw leven werd ingeblazen. in 1948 en 1949 werden de toestellen ingezet voor de luchtbrug naar West-Berlijn, die succesvol de Sovjet-blokkade doorbrak. Tegen die tijd rolden er al veel modernere passagiersvliegtuigen van de band, zoals de DC-6 en de Lockheed Constellation. Deze toestellen waren niet alleen veel groter, maar beschikten ook over drukcabines. Daardoor konden ze over het weer heen vliegen, in plaats van er dwars doorheen. Daar kwam bij dat de nieuwe toestellen veel langere afstanden konden afleggen, waardoor vluchten tussen Europa en de VS routine werden.
Maar de DC-3 liet zich niet naar het museum verbannen. Naar de door de grote luchtvaartmaatschappijen afgedankte toestellen bleek heel veel vraag. Tegenwoordig vliegen er volgens ruwe schattingen nog altijd zo’n 170 exemplaren rond. Wellicht de beroemdste daarvan zijn de toestellen van Buffalo Air, de Canadese cowboymaatschappij van de voormalige reality-serie Ice Pilots. Buffalo onderhoudt met de antieke toestellen een lijndienst, maar vervoert er ook de gekste dingen mee naar de meest onherbergzame oorden. Wie een paar afleveringen van Ice Pilots bekeken heeft, begrijpt waarom het toestel nog altijd in gebruik is: de DC-3 is subliem in z’n eenvoud.
Elon Musk beweert graag dat het beste onderdeel géén onderdeel is. Aan de DC-3 zit inderdaad geen klinknagel teveel. Het toestel heeft maar twee motoren, waar zijn opvolgers er veelal vier hadden. Dat beperkt het laadvermogen, maar daar staat tegenover dat die dingen ook maar half zo vaak stuk gaan. Het landingsgestel is in te trekken, maar een klein deel van de banden blijft altijd uitsteken: handig als de wielen weigeren uit te klappen. De DC-3 heeft geen drukcabine. Dat scheelt niet alleen allerlei onderdelen, maar verhindert ook dat de aluminium huid van het vliegtuig in de loop der jaren verzwakt vanwege het telkens weer onder druk zetten van de romp. Een romp overigens die, net als de vleugels, door de ingenieurs van Douglas voor de veiligheid robuuster ontworpen werd dan strikt noodzakelijk werd geacht. Tot slot wordt de DC-3 niet bestuurd via een hydraulisch systeem, maar gewoon met kabels. Ook dat scheelt in het onderhoud.
Tech-tycoon Elon Musk beweert graag dat het beste onderdeel géén onderdeel is. Aan de DC-3 zit inderdaad geen klinknagel teveel
-
Dertig wrakken
Een vliegtuig uit de oorlog is uiteraard uitgerust met motoren uit de oorlog. De 14-cilinder Pratt & Whitney R-1830 Twin Wasp is met 173.618 exemplaren de meest geproduceerde vliegtuigmotor ooit, en diende ook als krachtbron van onder andere de Amerikaanse B-24-bommenwerper. Het prettige gevolg is dat er nog altijd volop reserveonderdelen verkrijgbaar zijn. Maar ja, het blijft een ouderwetse zuigermotor: relatief storingsgevoelig en dorstig naar ouderwetse, loodhoudende vliegtuigbenzine die niet overal meer goed verkrijgbaar is. Hoe mooi zou het niet zijn als er voor de DC-3 gekozen kon worden voor een moderne, betrouwbare en onderhoudsarme turbinemotor die alomtegenwoordige kerosine verbrandt? Welnu, dat kan.
Het Amerikaanse bedrijf Basler Turbo Conversions bouwt DC-3’s om tot zogeheten Basler BT-67’s. Ongeveer een derde van alle nog vliegende toestellen heeft inmiddels een dergelijke metamorfose ondergaan. De Pratt & Whitney Canada PT6-turbopropmotor maakt het toestel niet alleen 30 procent sneller, maar vergroot ook het laadvermogen met zo’n 30 procent. Het maximale vliegbereik is een imposante 3700 km – oftewel een vlucht van 13 uur. Basler benadrukt dat de BT-67 meer is dan een opgevoerde DC-3. Meer dan 90 procent van het oorspronkelijke vliegtuig wordt weggegooid, zegt het bedrijf. Alleen de basisstructuur van de romp en de vleugels wordt behouden. De rest is nieuw. “Omdat het eruitziet als een C-47, hebben mensen de neiging om te zeggen: ‘O, dat is een 80 jaar oud vliegtuig’,” aldus een woordvoerder van het bedrijf, “maar dat is het echt niet.”
Daarmee hanteert Basler het vreemdste productieconcept binnen de luchtvaartindustrie. De fabriek in Oshkosh, Wisconsin, bewaart zo’n dertig wrakken die te zijner tijd zullen transformeren tot gloednieuwe vliegtuigen. Daarnaast weet het bedrijf her en der in de wereld nog minstens 150 tot 200 andere wrakken te liggen – een getal dat volgens Basler mettertijd kan stijgen. Het bedrijf bouwt twee tot vier BT-67’s per jaar, dus het aantal Dakota’s zal in de toekomst niet zal afnemen, maar toenemen! Als er één vliegtuig een dergelijke reïncarnatie verdient, dan is het inderdaad de sublieme Douglas DC-3.