Ethische richtlijnen voor kunstmatige intelligentie
Zelfrijdende auto’s op de weg, slimme assistenten in huis en software die bepaalt of je een lening krijgt, het is allemaal geen toekomstmuziek meer. AI heeft een steeds grotere impact op ons dagelijks leven. Reden te meer om eens dieper na te denken over hoe we als maatschappij met AI willen omgaan.
AI (artificial intelligence, ofwel kunstmatige intelligentie) speelt een steeds belangrijker rol in ons dagelijks leven. De technologie biedt heel wat voordelen: slimme assistenten verstaan je spraak, je smartphone verbetert je typefouten, en binnenkort hoeven we misschien zelf niet meer te rijden omdat onze auto dat voor ons doet.
Maar het gebruik van AI roept ook heel wat vragen op. Niet alleen over privacy, maar zelfs nog veel fundamenteler: wíllen we al die taken wel door computers laten uitvoeren? Willen we bijvoorbeeld wel het bepalen van wie een lening krijgt volledig door algoritmes laten gebeuren, zonder enige menselijke inbreng? En nog extremer: willen we wel een drone in oorlogsgebied automatisch laten bepalen of iemand een burger of vijandige soldaat is om die dan neer te schieten?
In april publiceerde de ‘High-Level Expert Group on AI’ van de Europese Commissie ethische richtlijnen voor betrouwbare AI, om een kader aan te bieden om over dit soort vragen na te denken en beslissingen over het gebruik van AI te kunnen nemen die de mensen in hun waarde laten.
De expertgroep baseert zich op grondrechten die in de EU-verdragen, het Handvest van de grondrechten van de EU en de internationale mensenrechtenwetgeving opgenomen zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om respect voor de menselijke waardigheid, vrijheid van het individu, respect voor democratie, justitie en de rechtsstaat, gelijkheid, non-discriminatie en solidariteit en rechten van burgers (zoals het recht op behoorlijk bestuur en het recht op inzage in openbare documenten). Bij de ontwikkeling en het gebruik van AI mogen die grondrechten nooit in het gedrang komen, vindt de expertgroep.
De auteurs noemen in hun rapport vier ethische beginselen die in die grondrechten geworteld zijn en die ontwikkelaars en gebruikers van AI altijd zouden moeten naleven: respect voor de menselijke autonomie, preventie van schade, rechtvaardigheid en verantwoording. Door deze beginselen na te leven, zouden we met AI het individuele en collectieve welzijn kunnen verbeteren.
AI-eisen
Een belangrijk grondrecht is de vrijheid van het individu: ieder is vrij om zijn eigen levenskeuzes te maken. Daaronder vallen ook de vrijheid van meningsuiting en het recht op een privéleven. Een AI-systeem mag mensen daarom niet onterecht onderwerpen of tot iets dwingen, maar ook niet misleiden of manipuleren.
Integendeel, een AI-systeem dat dit ethische beginsel omarmt, zou juist ontworpen moeten zijn om de menselijke cognitieve, sociale en culturele vaardigheden aan te vullen en te versterken. Zo zou een AI-systeem op de werkvloer dat respect heeft voor de autonomie van de werknemers juist ondersteunend zijn en het werk nog zinvoller maken. Bovendien betekent respect voor de menselijke autonomie ook dat er altijd menselijke controle moet zijn op de werkprocessen van het AI-systeem.
Een AI-systeem mag geen schade veroorzaken of vergroten bij mensen, zowel op fysiek als mentaal gebied. Hieronder vallen ook regels dat het systeem robuust en veilig moet zijn, zodat het niet misbruikt kan worden. Maar het gaat verder: een AI-systeem dat bijvoorbeeld ongelijkheid vergroot of de machtsverhoudingen tussen werkgever en werknemers verandert doordat die eerste meer informatie krijgt over zijn werknemers, gaat in tegen deze richtlijn.
©PXimport
Ook tussen een bedrijf en zijn klanten/consumenten of tussen een overheid en zijn burgers is er die scheeftrekking van de machtsverhoudingen. We zien dan ook momenteel dat veel bedrijven en overheden AI juist (willen) inzetten om hun macht te vergroten, en dat is een rechtstreekse inbreuk op dit beginsel.
Rechtvaardigheid is een breed begrip dat ook nog eens cultureel bepaald is. Dit is waarschijnlijk dan ook het moeilijkste ethische beginsel om in de praktijk te brengen. Toch zijn er enkele algemene regels: een AI-systeem zou niemand mogen discrimineren, stigmatiseren, ongelijke kansen geven of arbitrair in zijn keuzevrijheid beperken.
Discriminatie hoeft overigens niet bewust ingebouwd te zijn: het kan ook een ‘bug’ zijn. Zo werkt gezichtsherkenning doorgaans minder goed op een donkere huid, waardoor gekleurde personen vaker verkeerd geïdentificeerd worden.
Rechtvaardigheid betekent ook dat tegengestelde belangen altijd afgewogen moeten worden en dat de inzet van een AI-systeem evenredig moet zijn met het doel. Gezichtsherkenning inzetten om wie door een rood licht het zebrapad oversteekt publiekelijk aan de schandpaal te nagelen, is bijvoorbeeld een onevenredig gebruik van de technologie en dus niet rechtvaardig. Tenminste in Europa; in China vindt men dit heel normaal …
Minstens zo belangrijk als de vorige beginselen is dat de werking van een AI-systeem verantwoord moet kunnen worden. De processen van het systeem dienen transparant te zijn en de mogelijkheden en het doel dienen openbaar te zijn.
Bovendien moeten de beslissingen die een AI-systeem neemt te verklaren zijn voor wie er de gevolgen van ondervindt. Als je een aanvraag voor een lening doet en die door het systeem geweigerd wordt, heb je recht op een betere verklaring dan “Computer says no”. De computer moet een redenering kunnen geven als: je bent geweigerd omdat je loon te laag is en je in het verleden een lening tijdelijk niet hebt afbetaald. Als je zo’n antwoord krijgt, kun je dit tenminste aanvechten door tegenargumenten te geven.
In de praktijk
Allemaal goed en wel, maar dat blijven vrij vage ethische richtlijnen. Hoe werk je dat in de praktijk uit? Verrassend genoeg biedt het rapport van de Europese Commissie aan de voorgaande beginselen ook heel praktische richtlijnen in de vorm van een lijst met zeven concrete vereisten waaraan elk AI-systeem zou moeten voldoen. Bovendien worden bij elk van deze vereisten methodes vermeld die bedrijven kunnen gebruiken om hun AI-systeem aan de vereisten te laten voldoen.
Eén van die concrete vereisten is bijvoorbeeld het belang van privacy en ‘data governance’ (gegevenskwaliteitsbeheer). Het rapport beklemtoont dat gegevens die over personen verzameld zijn vertekend, onvolledig, onnauwkeurig, of fout kunnen zijn. Dit moet verholpen worden vóórdat het systeem met deze gegevens getraind wordt.
Bovendien moet elke stap, zoals het plannen, trainen, testen en installeren, getest en gedocumenteerd worden om de integriteit te waarborgen. En de algoritmes, gegevens en ontwerpprocessen moeten te evalueren zijn door interne en externe controleurs.
©PXimport
Bij de vereisten staat ook dat een AI-systeem zich tegenover een gebruiker niet als mens mag voordoen: het moet altijd als AI-systeem herkenbaar zijn. Bovendien moet een AI-systeem toegankelijk zijn voor iedereen ongeacht, leeftijd, geslacht of beperkingen. Opmerkelijk is ook dat het rapport erop wijst dat de energieconsumptie tijdens het trainen van een AI-systeem geminimaliseerd moet worden.
Bedrijven die met AI bezig zijn, vinden in het rapport een checklist van dit soort vragen die ze zichzelf kunnen stellen. De Europese Commissie spoort elk bedrijf aan om intern de checklist uit te testen en feedback te geven over de toepasbaarheid, volledigheid en relevantie, zodat er begin 2020 een herziene versie opgesteld kan worden.
Van ethiek naar wetgeving
Ethische richtlijnen zijn nuttig, maar volgens digitale burgerrrechtenorganisatie Acces Now en consumentenverenigingen ANEC en BEUC, die alle drie een lid in de expertgroep hadden, is dit maar een eerste stap. Zonder bijbehorende wetgeving en controles kunnen we niet verzekeren dat AI-systemen de rechten van gebruikers respecteren.
Access Now klaagt ook aan dat de Europese Commissie in de expertgroep voornamelijk vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven heeft geplaatst, en dat de richtlijnen daardoor niet voldoende de mens centraal stellen. De organisatie stelt ook voor om de uitdagingen rond AI meer in termen van mensenrechten te bespreken, zoals ze vorig jaar hebben gedaan in hun publicatie ‘Human rights in the age of artificial intelligence’.
Iets anders waar het rapport van de Europese Commissie aan voorbijgaat, is het probleem van verantwoordelijkheid. Als een zelfrijdende auto door een fout een dodelijk ongeval veroorzaakt, wie is dan de ‘schuldige’? De auto? Maar apparaten zijn geen levende wezens, dus daar kunnen we geen verantwoordelijkheid aan toekennen.
De producent dan? Op zich verschilt een AI-systeem zoals een zelfrijdende auto niet zoveel van elk ander product. Als een klassieke auto door een fout plots tijdens een manoeuvre blokkeert en daardoor een ongeval veroorzaakt, zal de producent verantwoordelijk gesteld worden. Zo ook bij een zelfrijdende auto.
©PXimport
Maar het is veel complexer dan dat: een zelfrijdend systeem bestaat uit zoveel subsystemen van zoveel andere bedrijven, en is getraind op zoveel data uit allerlei bronnen, dat het heel moeilijk te bepalen is wat juist de fout veroorzaakt heeft. Misschien ligt de fout wel in een verkeerde training door een werknemer die op een vrijdagavond vroeger naar huis wilde, waardoor de auto de situatie verkeerd ingeschat heeft.
Of misschien kwam de auto in een situatie waarin er gewoon geen juiste oplossing was. Stellen we dan degene die de keuze in een algoritme gegoten heeft verantwoordelijk voor elke dode die uit die keuze voortvloeit?
En die complexiteit leidt weer tot andere problemen. Elon Musk heeft aangegeven dat Tesla de verantwoordelijkheid aanvaardt in het geval van een ongeval, op voorwaarde dat de software een fout gemaakt heeft. En hoe bepaal je dat? Door de auto tijdens het rijden continu alle mogelijke gegevens te laten verzamelen en naar Tesla te sturen. We kopen de verantwoordelijkheid van de producent dus af met onze privacy.
Te veel vertrouwen in AI
Producenten van AI-systemen stellen de capaciteiten altijd mooier voor dan ze zijn. Daardoor hebben politici, overheidsdiensten maar ook wij allemaal te veel vertrouwen in AI, terwijl veel systemen nog helemaal niet zo goed werken dat we ze in de plaats van menselijke experts zouden kunnen gebruiken.
Je kunt je schouder ophalen met de boodschap dat het allemaal wel zal verbeteren, maar ondertussen wordt AI wel in heel wat domeinen toegepast of overwogen waar het juist tot extra risico’s leidt. Het ‘Berkman Klein Center for Internet & Society’ van de universiteit van Harvard publiceerde vorig jaar een overzicht van de risico’s in het rapport ‘Artificial Intelligence & Human Rights: Opportunities & Risks’.
Het rapport gaat in zes domeinen in op de impact van AI op mensenrechten. Opvallend is dat er maar één domein is waarin de auteurs de positieve impact groter zien dan de negatieve impact: diagnostiek in de gezondheidszorg. In het strafrecht, de financiële sector, onderwijs, online content moderation en human resources weegt momenteel de negatieve impact door of is de impact nog onduidelijk.
De problemen zijn afhankelijk van het domein, maar hetzelfde komt vaak terug: het systeem beoordeelt iemand nog te vaak fout en er is geen enkel verweer tegen doordat de beslissing niet transparant genomen wordt. Omdat de gebruikers (politiemensen, rechters, hr-personen, bankiers) blindelings vertrouwen in de technologie waarmee ze mensen beoordelen, zijn ze niet geneigd om de bezwaren van de slachtoffers serieus te nemen. Het is nu eenmaal gemakkelijk om de verantwoordelijkheid voor een moeilijke beslissing naar een computer door te schuiven.
AI in Nederland
Dit is geen ver-van-mijn-bedshow. In Nederland koppelt de overheid sinds 2014 persoonsgegevens van burgers uit verschillende databases aan elkaar om risicoprofielen op te stellen. Het systeem heet SyRI (Systeem Risico Indicatie) en is ondanks grote bewaren van het toenmalige College Bescherming Persoonsgegevens en de Raad van State ingevoerd, zonder enige vorm van inzicht in wat er met de gegevens van burgers gebeurt.
De gemeenten, het UWV, de Sociale Verzekeringsbank, de Inspectie SZW en de Belastingdienst kunnen allemaal van SyRI gebruikmaken als ze bijvoorbeeld fraude met uitkeringen, toeslagen of belastingen vermoeden. Het systeem gaat dan aan het rekenen en bepaalt zo welke adressen een verhoogd risico op fraude hebben. Dat kan niet zomaar: er is een hele procedure. Een gemeente kan bijvoorbeeld toestemming vragen om een specifieke wijk te onderzoeken.
©PXimport
In de vijf jaar dat het systeem actief is, hebben vijf gemeenten dat gedaan, maar uit onderzoek van de Volkskrant blijkt dat bij geen van die algoritmische onderzoeken een fraudegeval ontdekt werd. Gegevens waren vaak niet meer actueel of verkeerd ingevuld, of er was te weinig personeel. SyRI is bovendien helemaal niet transparant: bewoners van ‘zwakkere’ wijken komen onder een vergrootglas te liggen terwijl ze helemaal niet weten welke privacygevoelige gegevens over hen gebruikt worden. Door het groeiende protest over de gang van zaken besloot Rotterdam om het fraudeonderzoek met SyRI stop te zetten.
Google AI
Ondertussen profiteren bedrijven zoals Google, Facebook en Amazon van de grote hoeveelheden gegevens waarover ze beschikken om krachtige AI-toepassingen te trainen, die zelden in het voordeel van gebruikers zijn. Als je de website Google AI zou bezoeken, zou je niet geloven dat dit hetzelfde bedrijf is dat 80% van het webverkeer traceert met cookies of trackers.
Als we even voorbijgaan aan de privacy-inbreuken van Google, bevat de website van Google AI een interessante houding tegenover AI. Google wil met AI naar eigen zeggen technologieën ontwikkelen die belangrijke problemen oplossen en mensen in hun dagelijks leven helpen.
Het bedrijf somt zelfs enkele principes op die het volgt in zijn keuze om specifieke AI-toepassingen al dan niet te ontwikkelen. Zo mag een AI-technologie volgens Google geen vooroordelen creëren of versterken, moet ze verantwoording kunnen geven en moet ze de maatschappij van voordeel zijn. Google heeft ook een People + AI Guidebook gepubliceerd voor wie zelf een AI-systeem ontwikkelt en daarbij wil weten hoe dit het best de mens centraal stelt.