ID.nl logo
Dit mag in je Arduino-gereedschapskist niet ontbreken
© PXimport
Zekerheid & gemak

Dit mag in je Arduino-gereedschapskist niet ontbreken

Knutselen met een Arduino is leerzaam en vooral erg leuk! Voor je het weet heb je van alles in huis voor projecten en experimenten. Maar waar moet je dan zoal aan denken? Wij laten je in dit artikel zien wat je als Arduino-beginneling in ieder geval moet hebben.

Knutselen met een Arduino is erg leuk, maar je hebt al snel een hele verzameling onderdelen zoals leds, weerstanden, potmeters en draadjes op je bureau liggen. Waar dienen al die onderdeeltjes voor en wat moet je weten om er mee aan de slag te gaan? Wij bespreken alle dingen die je zult tegenkomen als je je eerste stappen met de Arduino zet en geven je tips waarmee je deze componenten op de goede manier kunt gebruiken. Lees ook: Wat is Arduino en waarom is het zo leuk?

Breadboard

Het belangrijkste dat je naast een Arduino nodig hebt, is een breadboard. Dit is de basis voor je projecten en je kunt het omschrijven als een plaatje met een groot aantal contactpunten waarin je componenten kunt prikken. Je maakt hierdoor razendsnel een werkend project. Als je een breadboard gaat gebruiken, dan is het handig als je de opbouw begrijpt, zodat je geen kortsluiting maakt. Het breadboard is verdeeld in vier gedeelten of stroken. De twee buitenste stroken met de rode en blauwe aanduidingen zijn strips voor stroomvoorziening en bestaan ieder uit twee lange reeksen waarvan álle contactpunten met elkaar verbonden zijn.

De twee middelste stroken zijn belangrijker en bestaan uit contactpunten die met elkaar verbonden zijn in rijen van vijf contactpunten. Op deze rijen plaats je het merendeel van je componenten. De componenten als leds en weerstanden hebben twee of meer pootjes. Ieder pootje moet verbonden zijn met een ándere rij. Omdat een rij meer contactpunten heeft, kun je schakelingen maken waarin je meerdere componenten met elkaar verbindt. De rijen zijn verdeeld in twee delen, zodat je onderdelen met pootjes parallel aan twee kanten (zoals chips of de door ons gebruikte Arduino Nano) ook op het breadboard kunt plaatsen. De meeste breadboards zijn voorzien van cijfers en letters, zodat je een individueel contactpunt kunt adresseren. Daarnaast zijn de meeste breadboards voorzien van plakband aan de onderkant zodat je ze ergens op kunt plakken. Voor diverse Arduino’s zijn breadboardhouders te koop: doorgaans niet meer dan een plastic plaatje waarop je het breadboard plakt en de Arduino vastschroeft.

Begrijp je hoe de opbouw van een breadboard werkt, dan staat niets je in de weg om componenten naar eigen inzicht te plaatsen. Heb je iets gemaakt dat je daadwerkelijk in gebruik wilt nemen, dan is een breadboard niet echt ideaal. Een draadje of onderdeel schiet immers zo los. Je zult bij langdurige projecten gebruik moeten maken van een ander type breadboard waarop je onderdelen kunt solderen of zelf een eigen printplaatje (pcb) moeten ontwerpen.

©PXimport

Jumperdraden

Om de componenten op je breadboard en de Arduino met elkaar te verbinden, gebruik je jumperdraden. De jumperdraden kunnen er verschillend uitzien: sommige hebben stekkertjes, terwijl andere niet meer zijn dan een draad met twee gestripte uiteinden. Er is wel een groot verschil: een draad met een gestript uiteinde heeft een vaste kern, terwijl een draad met stekkertjes een soepele kern heeft. De variant met vaste kern kun je doordat ook heel korte draden mogelijk zijn, strakker tegen je breadboard zetten en oogt daardoor opgeruimder. De soepele kern gaat langer mee omdat hij beter bestand is tegen buigen en daarmee tegen jouw experimenteren. Het is handig om draden van verschillende lengtes en in verschillende kleuren te hebben, zodat je ook bij ingewikkeldere schakelingen goed kunt zien waar je draadjes heen lopen. Bij het opbouwen van je schakelingen kun je bijvoorbeeld rood gebruiken voor de spanning, zwart voor de aarde en de andere kleuren voor de diverse in- en uitgangen van je Arduino.

Led

Het onderdeel waar je als beginner het meeste mee zult werken is de led. Led staat voor light-emitting diode en is dus een diode die licht geeft. Net als een diode laat een led elektriciteit maar in één richting door en je moet hem dus correct aansluiten. Sluit je hem verkeerd om aan, dan zal hij geen licht geven. Je kunt op de meeste leds gelukkig aan de pootjes herkennen hoe je hem moet aansluiten. Het lange pootje is de anode en sluit je aan op de spanning (plus), terwijl het korte pootje de kathode is die je aansluit op de aarde (min). Leds zijn er in verschillende kleuren. Let er op dat je een led doorgaans in combinatie met een weerstand aansluit om de stroom door de led te beperken. Bij een te hoge stroom gaat de led stuk.

©PXimport

Weerstand

Een weerstand belemmert de doorgang van elektrische stroom en gebruik je bijvoorbeeld om onderdelen of de Arduino te beschermen tegen een te hoge stroom. In projecten die je uitvoert met je Arduino wordt doorgaans voorgeschreven welke waarde weerstand je nodig hebt. De weerstandswaarde wordt uitgedrukt in ohm (Ω). Hoe hoger deze waarde is, hoe meer weerstand er geboden wordt. Je zult in combinatie met een Arduino al snel een aantal verschillende weerstanden hebben. Om het lastig te maken, staat de waarde niet aangeduid met een cijfer, maar via een combinatie van vier of vijf gekleurde ringen.

De eerste twee of drie ringen staan voor een getal dat je achter neerzet, terwijl de derde of vierde ring een vermenigvuldigingsfactor is waarna je de waarde kunt uitrekenen. Hier zijn tabellen voor, maar het is handiger om een calculator te gebruiken, bijvoorbeeld deze website. Belangrijk is wel om te achterhalen wat de eerste ring is. Soms zit de eerste ring dichter bij het uiteinde dan de laatste, terwijl in andere gevallen de laatste ring breder is of een grotere afstand heeft met de naastgelegen ring. Zie je een zilveren of gouden ring? Dan is dat sowieso de laatste ring. Bij weerstanden met vijf ringen is soms nauwelijks af te lezen wat de waarde is, omdat zowel de eerste als laatste ring bruin zijn. Doorgaans weet je wel wat je gekocht hebt, dus markeer direct na aanschaf de weerstanden. Bij twijfel kun je ze met een multimeter doormeten.

©PXimport

Lichtgevoelige weerstand

De lichtgevoelige weerstand of LDR (light-dependent resistor) is een variabele weerstand waarvan de weerstand beïnvloed wordt door de hoeveelheid licht die op de sensor valt. De weerstandswaarde wordt kleiner als er meer licht op de lichtgevoelige weerstand valt. Oftewel hoe lichter het wordt, hoe meer stroom er wordt doorgelaten.

©PXimport

Condensators

Een elektrolytische condensator of elco doet qua vorm denken aan een batterij en met een beetje fantasie is het ook een soort batterij. In een condensator wordt namelijk energie opgeslagen die later weer vrijgegeven kan worden. Wanneer de spanning in de schakeling hoger is dan die van de condensator wordt energie opgeslagen, terwijl deze weer afgegeven wordt als de spanning lager is. Ga je een project uitvoeren waarbij je een condensator nodig hebt, let dan goed op dat je hem correct aansluit. De condensator heeft een plus en een min, de min staat op de condensator duidelijk aangegeven met een streep of pijl. Wanneer je de condensator verkeerd om aansluit, dan kan hij ontploffen. Naast de elektrolytische condensator zijn er ook keramische condensators. Deze zien er doorgaans uit als een bruin bolletje. Dergelijke keramische condensators hebben een veel lagere capaciteit dan de grotere elektrolytische condensator. Bovendien hebben ze geen polariteit en het maakt dus niet uit hoe je die aansluit.

©PXimport

Potentiometer

Een potentiometer of potmeter is een variabele weerstand die dienst doet als een spanningsdeler. De potmeter heeft drie pinnen waarmee je hem aansluit. De buitenste pinnen zijn in de potmeter verbonden met een vaste weerstand. Het contact van de middelste pin is verbonden met de draaiknop en beweegt over de weerstand. De buitenste pinnen worden verbonden met de spanning en aarde. De middelste pin fungeert dan als uitgangspanning waarvan de spanning varieert als je aan de knop draait. De Arduino kan deze spanning via een analoge ingang uitlezen en aan de hand van de waarde een actie uitvoeren.

©PXimport

Transistor

Een Arduino kan prima een led laten branden vanuit een pin, maar grotere componenten zoals motoren vereisen vaak meer spanning of vermogen dan de Arduino kan leveren. Door een transistor te gebruiken, kun je een component dat veel vermogen of spanning vraagt toch schakelen. Een transistor werkt als een schakelaar die aangestuurd wordt via een pin van je Arduino (doorgaans de middelste aansluiting van de transistor). De Arduino schakelt de transistor afhankelijk van het type via spanning of stroom waarna de andere twee pootjes van de transistor met elkaar worden verbonden. Zo wordt een onderdeel als een motor aangesloten op de externe voedingsbron of de voedingslijn van de Arduino die meer stroom kan leveren dan de signaalpin. Let er op dat er altijd een weerstand tussen de Arduino en de transistor moet zitten, deze weerstand beschermt je Arduino. De bedenker van het project dat je gaat uitvoeren heeft als het goed is het juiste type transistor (BJT of MOSFET) bepaald en de juiste waarde voor de weerstand tussen de transistor en Arduino uitgerekend.

©PXimport

Tangetje

Een kleine platbektang komt zeker van pas als je aan het knutselen bent met je Arduino. Je kunt het fijne tangetje gebruiken om de pootjes van weerstanden en andere onderdelen netjes te buigen zodat je ze overzichtelijk op het breadboard kunt plaatsen. Het tangetje komt dan ook weer van pas als je diezelfde pootjes weer recht wilt buigen om ze te fatsoeneren. Uiteraard heb je een dergelijk tangetje natuurlijk niet per se nodig, je kunt pootjes ook met je vingers buigen. Met een klein tangetje gaat het wel een stuk eenvoudiger.

©PXimport

Multimeter

Met een multimeter kun je snel achterhalen wat de waarde van een weerstand is als blijkt dat de ringen moeilijk zijn af te lezen. Ook kun je de spanning op je Arduino of schakeling meten. Je kunt met de meeste multimeters ook achterhalen of onderdelen echt met elkaar verbonden zijn (akoestische doorgangs- of continuïteittest) en de stroomkring dus gesloten is. Handig als je een heel ingewikkelde schakeling hebt en niet kunt achterhalen waarom het geheel niet werkt. Deze continuïteitstest zit niet op alle multimeters, maar is wel erg handig. Let hier dus zeker op als je er nog één wilt aanschaffen. Je hebt verder geen heel dure nodig, een goedkoop exemplaar van tien euro voldoet ook. Gebruik dergelijke goedkope multimeters dan wel alleen rondom je Arduino-projecten en steek deze zeker niet in het stopcontact.

©PXimport

Opbergdoosje met vakken

Wanneer je klaar bent met knutselen, wil je alles uiteraard wel netjes opbergen. Een opbergdoosje of koffertje met vakjes komt dan erg goed van pas. Hoe meer vakken, hoe beter. Zo kun je leds, weerstanden, knopjes en andere onderdelen handig sorteren, zodat je snel het juiste onderdeel te pakken hebt.

©PXimport

Kleine schroevendraaiertjes

Een setje precisieschroevendraaiertjes is altijd handig en komt van pas als je bezig bent met je Arduino. Zo kun je met een klein schroevendraaiertje een kleine potmeter instellen, iets dat zonder schroevendraaiertje vrijwel onmogelijk is.

©PXimport

▼ Volgende artikel
Luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger: wat helpt het best bij hooikoorts?
© wayhome.studio
Energie

Luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger: wat helpt het best bij hooikoorts?

Onophoudelijke niesbuien, branderige ogen en een niet te tackelen vermoeidheid: voor hooikoortspatiënten is de lente lang niet altijd een pretje. Gelukkig zijn er apparaten die je klachten kunnen verlichten. Wij vertellen je wat het beste werkt: een luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger.

In het kort: Een luchtbevochtiger voegt vocht toe aan een ruimte. Dat is nuttig bij hooikoorts, zou je denken, want door vocht komen pollen naar beneden. Maar een luchtontvochtiger voorkomt schimmel en huisstofmijt in huis, wat ook nuttig kan zijn bij allergische klachten. En dan is er nog de luchtreiniger, die onzuiverheden uit de lucht haalt. Dus: welk van de drie apparaten moet je nu in huis halen? In dit artikel leggen we dat allemaal uit.

Lees ook: Hatsjoe! 💦 Last van hooikoorts? Deze apparaten kunnen je klachten verminderen

Hooikoorts is een allergische reactie op pollen, oftewel stuifmeel van grassen, planten of bomen. Wanneer de temperaturen beginnen te stijgen en de natuur na een koude winter tot bloei komt, verspreiden deze pollen zich via wind in een rap tempo door de lucht. Wie dan op een zonnige dag de deuren en ramen open zet, kan rekenen op een ontelbare hoeveelheid ronddwarrelende pollen in huis. Dat zorgt niet alleen overdag voor vervelende hooikoortsklachten binnenshuis, maar ook je nachtrust kan er flink onder lijden.

Om allergische klachten in huis te verlichten, kun je een aantal dingen doen. Horren plaatsen voor deuren en ramen bijvoorbeeld: die houden een deel van de pollen tegen, maar helaas niet alle. Ook met regelmatig stofzuigen haal je een deel van de pollen weg, al geldt dat alleen voor de pollen die al op de grond liggen. Om pollen uit de lucht te verwijderen, kun je een luchtreiniger overwegen. Dit apparaat trekt stof en pollen uit de lucht en blaast vervolgens schone lucht de ruimte in. Ook een luchtbevochtiger of luchtontvochtiger kan helpen bij hooikoortsklachten, afhankelijk van de luchtvochtigheid in je woning en jouw specifieke allergieën.

Luchtbevochtiger

Te droge lucht in huis is absoluut niet fijn bij hooikoorts. Droge lucht veroorzaakt irritatie aan de slijmvliezen, waardoor deze minder goed in staat zijn om stofdeeltjes en allergenen te weren. Bestaande hooikoortsklachten, zoals droge ogen, een kriebelkeel en benauwdheid, kunnen daardoor erger aanvoelen. Bovendien kunnen pollen in een droge ruimte makkelijker blijven rondzweven dan in een goed bevochtigde ruimte. Ga maar na: hoe minder regen er valt, hoe heviger je hooikoortsklachten (waarschijnlijk) zijn. Dat komt omdat pollen er zonder regen langer over doen om naar beneden te komen en je ze dus makkelijker blijft inademen.

©HN Works

Het voordeel van een luchtbevochtiger lijkt dus tweeledig: het vermindert klachten door geïrriteerde slijmvliezen én het voorkomt dat pollen in huis blijven circuleren. Toch zijn luchtbevochtigers meestal niet de eerste keuze als het om hooikoorts gaat. Hun vermogen om pollen daadwerkelijk uit de lucht te halen lijkt beperkt, en bovendien zijn huizen in de lente en zomer – wanneer hooikoortsklachten het ergst zijn – vaak eerder te vochtig dan te droog. Plaats je een luchtbevochtiger in een al vochtig huis, dan kunnen allergische klachten door een toename van schimmels juist verergeren. Een luchtbevochtiger heeft alleen zin bij hooikoortsklachten als de luchtvochtigheid in je woning lager is dan 40 procent. Met een hygrometer kun je dit eenvoudig meten. 

Luchtontvochtiger

Omdat warme lucht vocht vasthoudt, hebben veel huizen in de lente en zomer last van een te hoge luchtvochtigheid. Huisstofmijt en schimmels zijn dol op vochtige omgevingen, wat bijvoorbeeld verklaart waarom je in de zomer doorgaans meer schimmelplekken in huis opmerkt. Voor hooikoortspatiënten is dat helaas (extra) slecht nieuws. Vaak reageert hun overgevoelige immuunsysteem niet alleen op pollen, maar ook op schimmelsporen, mijten en dierenharen. Die combinatie van allergenen zorgt dan voor een extra belasting van het immuunsysteem, waardoor hooikoortsklachten kunnen verergeren. 

Een luchtontvochtiger onttrekt vocht uit de lucht en lijkt dus een goede keuze als je met hooikoorts én een te vochtige woning kampt. Toch kent ook dit apparaat zijn beperkingen als het om hooikoorts gaat. Zo filtert een luchtontvochtiger geen pollen uit de lucht zoals een luchtreiniger dat doet. Daarnaast werkt een luchtontvochtiger alleen als de luchtvochtigheid in huis daadwerkelijk te hoog is, oftewel meer dan 60 procent. Is dat niet het geval, dan loop je het risico dat de lucht in huis juist te droog wordt, waardoor klachten als benauwdheid en een droge keel alleen maar verergeren.

©Sue Tansirimas

Luchtreiniger

Er is één apparaat waar vrijwel iedere hooikoortspatiënt baat bij heeft: de luchtreiniger. Luchtreinigers zijn speciaal ontwikkeld om stof, pollen en andere allergenen uit de lucht te halen. Dat doen ze door verontreinigde lucht aan te zuigen, deze te filteren en vervolgens weer schone lucht uit te blazen. Er zijn verschillende soorten luchtreinigers met elk hun eigen werking, dus als hooikoortspatiënt is het goed om extra aandacht te besteden aan wat voor type luchtreiniger je in huis haalt.

Kies in elk geval een luchtreiniger met HEPA-filter. Dit type filter haalt zelfs de kleinste stofdeeltjes en pollen uit de lucht én voorkomt dat deze opnieuw de lucht in worden geblazen. Ook nuttig bij hooikoortsklachten is een luchtreiniger met ionisator: die voegt negatief geladen deeltjes toe aan de lucht, waardoor pollen onschadelijk worden gemaakt en naar beneden vallen. Met een ionisator is de kans heel klein dat er toch nog pollen in de lucht blijven zweven.

Of kies beide

Soms is een combinatie van apparaten het beste om je hooikoortsklachten aan te pakken. Is de lucht in jouw woning te droog? Zet dan een luchtreiniger én luchtbevochtiger neer. Bij een te hoge vochtigheid kies je voor een luchtreiniger en luchtontvochtiger. Zo pak je het probleem aan twee kanten aan en zul je waarschijnlijk de meeste verlichting merken.

▼ Volgende artikel
Sapcentrifuge versus slowjuicer: welke moet je kiezen?
© africaimages.com (Olga Yastremska, Africa Images)
Huis

Sapcentrifuge versus slowjuicer: welke moet je kiezen?

Als je gezonde verse sapjes wilt maken, heb je een sapcentrifuge of slowjuicer nodig. Hoewel deze apparaten op het eerste gezicht erg op elkaar lijken, zijn ze zeker niet hetzelfde. Weet je niet welk van de twee je moet kiezen? Wij helpen je op weg! 

In het kort: twijfel je tussen een sapcentrifuge en een slowjuicer? Beide apparaten maken gezonde sapjes, maar werken heel anders. Daardoor is het sap uit het ene apparaat gezonder dan het sap uit het andere. Ook het soort ingrediënten dat je in sapcentrifuges en slowjuicers kunt verwerken, verschilt. In dit artikel leggen we het allemaal uit.

Lees ook: 7 fruitsoorten die je het beste kunt eten als je wilt afvallen

Voor de duidelijkheid: er is een verschil tussen sapjes en smoothies. Smoothies maak je met een blender en bestaan meestal uit gepureerd fruit met een vloeistof, zoals water, melk of yoghurt. Omdat in een blender hele stukken fruit of groenten worden verwerkt, is de structuur van een smoothie wat dikker. Een sapje is daarentegen vloeibaar en vaak helder. Je maakt het met een sapcentrifuge of slowjuicer. Het verschil tussen die twee? Een sapcentrifuge creëert helder sap met weinig vezels, een slowjuicer maakt geconcentreerd sap waarin de vezels behouden blijven. Daardoor is het sap uit een slowjuicer iets gezonder, maar een slowjuicer is ook duurder. Daarnaast vindt niet iedereen het sap uit een slowjuicer vanwege de vezelige structuur even lekker. 

Benieuwd naar de grootste verschillen tussen sapcentrifuges en slowjuicers? Dit zijn ze! 

Werking

Sapcentrifuges en slowjuicers persen beide op een andere manier. In een sapcentrifuge zit een rasp die snel ronddraait. Gooi je een stuk fruit in de vulopening, dan begint de rasp te draaien en wordt het sap uit het fruit geperst. De natte pulp die daarbij overblijft, wordt van het sap gescheiden. Het resultaat is een helder gekleurd sapje waar je bijna doorheen kunt kijken. Een sapcentrifuge werkt heel snel; binnen enkele seconden tot een minuut staat er een heerlijk vitaminebommetje voor je klaar. En dankzij de brede vulopening hoef je je fruit en groenten niet eerst te snijden – ook wel zo makkelijk. 

©279photo

Een slowjuicer is, zoals de naam al zegt, een stuk minder snel. In dit apparaat worden ingrediënten heel langzaam gekneusd met een vijzel. Op die manier komt er tijdens het persen minder warmte en oxidatie vrij, waardoor vitaminen, vezels en antioxidanten zo goed mogelijk behouden blijven. Daardoor blijft er ook iets meer pulp in het sap van een slowjuicer achter dan in het sap van een sapcentrifuge. Een slowjuicer vergt door zijn kleine vulopening daarnaast iets meer voorbereidend werk; je moet je groenten en fruit eerst in grove stukken snijden voordat je ze in het apparaat stopt. Maar daar krijg je dus wel wat voor terug: een sapje bomvol vitaminen en vezels. 

Soorten groenten en fruit 

Een ander voordeel aan slowjuicers is dat je er heel veel kanten mee op kunt. De vijzel in een slowjuicer werkt namelijk zo krachtig en zorgvuldig dat hij zelfs uit de meest vochtarme groenten en fruit sap weet te persen. Je kunt met een (goede) slowjuicer dus ook sap maken uit bladgroenten en bananen. Als je wilt, kun je er zelfs notenpasta mee maken. Een sapcentrifuge krijgt door zijn snelle en lichtere werking alleen sap uit groenten en fruit met een hoog vochtgehalte, zoals appels, sinaasappelen en bleekselderij. 

Gezondheid

Zoals gezegd is het sap uit een slowjuicer iets gezonder dan het sap uit een sapcentrifuge. Dat komt omdat in het sap uit een slowjuicer naast de vitaminen ook de vezels beter behouden blijven. Vezels zijn goed voor de spijsvertering en zorgen voor een langzamere opname van de natuurlijke suikers in fruit, waardoor de bloedsuikerspiegel stabiel blijft. Maar dat betekent niet dat het sap uit een sapcentrifuge helemaal niet gezond is. Je profiteert immers nog steeds van de vele vitaminen en antioxidanten. En zolang je niet te veel fruit ten opzichte van groente in je sapje verwerkt, zal het met die schommelende bloedsuikerspiegel wel meevallen. Een goede verhouding is 70 procent groenten, 30 procent fruit. 

©Maridav

Prijs 

Aan de krachtige pers van een slowjuicer en de supergezonde sapjes die daaruit komen, hangt wel een flink prijskaartje. Voor een goede slowjuicer leg je namelijk al snel zo'n 200 tot 400 euro neer. Er zijn ook slowjuicers van slechts een paar tientjes, maar het risico van deze goedkopere modellen is dat ze vaak minder efficiënt persen en sneller stukgaan. Een goede sapcentrifuge heb je daarentegen al voor nog geen 100 euro of iets meer dan dat. Maar laat het prijskaartje nooit leidend zijn: uiteindelijk gaat het erom wat je wilt met het apparaat. Het zou zonde zijn als een sapcentrifuge voor jou uiteindelijk toch te beperkt blijkt en je alsnóg een dure slowjuicer moet aanschaffen. 

Dus: wat kies je? 

Een sapcentrifuge is fijn als je van helder sap houdt, je alleen fruit en groenten met een hoog vochtgehalte gaat persen en je niet te veel geld wilt uitgeven. Een slowjuicer kies je als je extra gezonde, vezelrijke sapjes wilt en je ook van plan bent bladgroenten, vochtarm fruit en eventueel noten te gaan persen. Kies je voor een sapcentrifuge, maar wil je toch af en toe vochtarme ingrediënten in je sapjes verwerken? Maak dan eerst sap met je sapcentrifuge en doe dit vervolgens samen met de vochtarme ingrediënten in een blender. Heeft een slowjuicer jouw voorkeur, maar houd je niet zo van vezelige sapjes? Zeef je sapje na het juicen nog eens door een fijne zeef of theedoek. Zo heb je alsnog een helder sapje zonder pulp.