ID.nl logo
Huis

Tips voor de expert: Geheugenbeheer in Windows

Wanneer je Windows-systeem niet zo vlot blijkt te draaien als je had gehoopt, dan loont het de moeite om eens opnieuw te kijken naar het geheugen. Hoe je alles uit het geheugenbeheer in Windows, lees je hier.

Wanneer je iemand vraagt over hoeveel geheugen zijn systeem beschikt, dan krijg je steevast te horen hoeveel ram erin zit. Windows en de lopende processen beperken zich echter niet noodzakelijk tot het fysieke geheugen, maar werken ook met virtueel geheugen. In deze masterclass komen beide aan bod en geven we ook tools en technieken mee om die te optimaliseren.

Lees ook: RAM kopen - hier moet je op letten

Verschil 32 bit en 64 bit

Laten we beginnen met het fysieke systeemgeheugen. De hoeveelheid fysiek geheugen die Windows kan aanspreken hangt van diverse factoren af, niet in het minst van de Windows-releases zelf. Via www.tiny.cc/winversies krijg je een detailoverzicht van vrijwel alle Windows-versies, zowel van de x86- als de x64-varianten. Je ziet hier bijvoorbeeld dat Windows 7 Home Premium beperkt is tot 4 GB (x86) en 16 GB (x64), dat Windows 8 Professional maximaal 4 GB (x86) en 512 GB (x64) aankan en dat alle versies van Windows 10 overweg kunnen met maximaal 4 GB (x86) dan wel 2 TB (x64; een uitzondering is Windows 10 Home dat maximaal ‘slechts’ 128 GB aankan).

Een opvallende constante is dat geen enkel Windows 32bit-systeem (x86) meer dan 4 GB ram-geheugen kan aanspreken. Immers, 2(32) = 4294967296 bytes oftewel 4 GB. Zowat alle moderne computersystemen hebben echter een 64bit-processor aan boord en daar kun je dus een 64bit-besturingssysteem (x64) op draaien. 64 bits versus 32 bits lijkt misschien slechts een verdubbeling maar een snelle rekensom leert ons dat 2(64) maar liefst 16 EB (exabyte) bedraagt, oftewel meer dan 16 miljard GB. Dat is echter een theoretisch plafond. In de praktijk ondersteunen de diverse Windows x64-systemen veel minder geheugen en bij de meeste moederborden is het maximum vaak nog veel lager.

De 4 GB-limiet

De officiële limiet voor Windows 32 bit ligt op 4 GB ram, maar de werkelijkheid blijkt nog weerbarstiger. Heb je zelf Windows 32 bit draaien, check dan even bij Configuratiescherm / Systeem en beveiliging / Systeem: de kans is groot dat je bij Geïnstalleerd geheugen iets afleest als (3,00 GB beschikbaar), ook al heb je 4 GB (of zelfs meer) ram ingeprikt. Dat komt omdat ook allerlei hardwarecomponenten, zoals de netwerkadapter en de grafische kaart, geheugen innemen en aangezien Windows 32 bit niet weet hoe het geheugengebied boven de 4 GB-grens aan te spreken, wordt ook dat geheugen binnen het 4GB-gebied ingedeeld.

Het gevolg is duidelijk: Windows en de applicaties hebben nog minder geheugen ter beschikking. Wil je exact weten hoeveel ram door hardware wordt afgesnoept, open dan Windows Taakbeheer (met Ctrl+Shift+Esc). Klik hier op Meer details / tabblad Prestaties / Broncontrole openen / tabblad Geheugen. En om te weten te komen welke hardware hiervoor precies verantwoordelijk is, start je Windows Apparaatbeheer (Start / typ devmgmt.msc). Klik op het menu Beeld, selecteer de optie Bronnen op verbinding en open de rubriek Geheugen. Je zult merken: alle hardware op je 32bit-systeem bevindt zich binnen de 4GB-grens (FFFFFFFF in hexadecimale notatie).

Meer dan 4 GB op 32 bit

Een 64bit-besturingssysteem is dus de logische oplossing voor wie meer dan 4 GB ram effectief wil aanspreken. Toch bestaat er een manier om ook onder Windows 32 bit meer dan 4 GB ram beschikbaar te stellen. Immers, al vanaf de Pentium Pro-processor werd de PAE-techniek (physical address translation) geïntroduceerd waardoor 36 in plaats van 32 adreslijnen beschikbaar komen zodat er (in theorie) 2(36) oftewel 64 GB beschikbaar komt.

Niet alleen de processor, maar ook het besturingssysteem moet hier echter mee overweg kunnen, maar dat is al zo sinds Windows 2000. Deze functie moet je doorgaans wel eerst activeren. Dat kan door als administrator op de opdrachtprompt bcdedit /set pae ForceEnable uit te voeren (met ForceDisable schakel je die weer uit).

Schuw je het experiment (op eigen risico) niet, dan kun je het ook nog proberen met de tool PAEPatch . De kans is aanwezig dat deze tool niet werkt, lees in elk geval eerst het meegeleverde readme.txt-bestand.

Meer RAM kopen?

Je weet intussen hoeveel ram een Windows-systeem maximaal aankan, maar de vraag blijft: wat is de optimale hoeveelheid ram (in de veronderstelling dat je liever geen geld besteedt aan overtollig geheugen). Microsoft zelf stelt dat je voor desktopversies van Windows 10 al wegkomt met 1 GB (32 bit) of 2 GB (64 bit), maar dat zijn uiteraard minimalistische hoeveelheden waar een systeem nauwelijks mee vooruit te branden is.

Het is echter zeer lastig absolute ram-hoeveelheden mee te delen voor een optimaal systeem gezien dat vooral afhangt van hoe (intens) je dat gebruikt.

Je krijgt echter al een aardig idee wanneer je de gebruikelijke applicaties hebt draaien en vervolgens de hoeveelheid beschikbaar geheugen checkt. Dat kan via de eerder vermelde tool Broncontrole, op het tabblad Geheugen. Bij Fysiek geheugen lees je op elk moment af hoeveel geheugen in gebruik is. Het exacte percentage verneem je op het tabblad Overzicht, op de balk Geheugen. Blijkt de hoeveelheid gebruikt fysiek geheugen gedurende langere tijd opvallend hoog – bijvoorbeeld iets in de grootte van 70% – dan is je systeem hoogstwaarschijnlijk gebaat met een geheugenuitbreiding.

Je kunt dit geheugengebruik ook automatisch over een langere periode monitoren met behulp van de ingebouwde Prestatiemeter (druk op Windows-toets+R en voer perfmon uit). Hiervoor gebruik je de functie Gegevensverzamelaarsets. Hier hebben we een extra artikeltje neergezet hoe je met deze tool het geheugen automatisch laat monitoren.

©PXimport

RAM-boosters: Ja of nee?

Op internet vind je tal van tools (ook gratis) die beweren geheugen vrij te kunnen maken, wat dan tot merkbare prestatieverbeteringen zou leiden. Wanneer je zo’n tool gebruikt, zie je vaak de gebruikte hoeveelheid geheugen drastisch verlagen. Maar het is zeer bedenkelijk of je dat vooruit helpt, aangezien het om weinig meer dan een sluwe truc gaat.

Eerst dwingt zo’n tool actieve toepassingen hun werkgeheugen naar het wisselbestand te schrijven, dat uiteraard veel trager is dan ram. Vervolgens eist de tool heel even een pak geheugen voor zichzelf op zodat Windows wordt verplicht de reeds gecachete data uit het geheugen te halen en die eveneens naar het wisselbestand te schrijven. Ten slotte maakt de tool het opgeëiste geheugen weer vrij, met als resultaat een plotse toename in vrij geheugen.

De kans is echter groot dat je systeem hier trager van wordt, omdat allerlei data nu uit het wisselbestand in plaats van uit het ram moet worden ingelezen. Ram-boosters verkopen vooral gebakken lucht.

Het lijkt wellicht dat processen die op hetzelfde ogenblik actief zijn, binnen de beschikbare hoeveelheid ram-geheugen moeten passen. Maar dat is dus niet zo: wanneer er op een bepaald ogenblik meer geheugen nodig is dan er fysiek beschikbaar is, dan kan Windows de harde schijf gebruiken om daar tijdelijk data op te slaan die eigenlijk in het ram thuishoren. Die data belanden dan in het zogenoemde paging file (ietwat inaccuraat vertaald als wisselbestand), Microsoft zelf heeft het hier over virtueel geheugen. Het beschikbare fysieke en virtuele geheugen samen vormen dan de totale hoeveelheid geheugen die Windows kan aanspreken.

Nu kun je redeneren: waarom dan (duur) ram erbij prikken als Windows hiervoor de harde schijf kan inzetten? Een harde schijf is echter vele malen trager dan ram. Zelfs een snelle pcie-ssd met nvme is nog altijd vele malen trager dan ram.

Optimale grootte wisselbestand

Het wisselbestand, standaard met de name pagefile.sys, zit al lang in Windows. Echter, met de komst van Windows 8 is er een extra systeembestand met de naam swapfile.sys bijgekomen, dat slechts circa 256 MB groot is. Dit bestand wordt uitsluitend gebruikt voor de echte ‘apps’ van Windows, zoals je die in de Windows Store kunt vinden. In tegenstelling tot de klassieke Windows-toepassingen kan bij deze apps de complete werkset (een verzameling geheugenpagina’s in ram die actief gebruikt worden door een proces) naar schijf geschreven worden, in dit geval naar swapfile.sys en daaruit weer worden opgehaald als de gebruiker naar die app terugschakelt. Het bestand verdwijnt zodra je het gewone wisselbestand uitschakelt, maar zoals je in deze masterclass kunt lezen: dat is geen goed idee.

Wel is het zo dat een groot aantal apps op de achtergrond actief kunnen blijven, bijvoorbeeld om live tegels te updaten, notificaties te ontvangen of nieuwe gegevens op te halen. Dat vraagt natuurlijk ook geheugen (en batterijverbruik op laptops). Je kunt echter zelf bepalen welke apps je die toestemming wilt geven: ga naar Instellingen en open Privacy / Achtergrond-apps. Zet de schakelaar op Uit bij apps die je niet langer op de achtergrond wilt laten draaien.

Je kunt je terecht afvragen wat de optimale grootte van zo’n wisselbestand is. Op internet wordt er druk gegoocheld met allerlei zogenaamde ultieme formules, zoals anderhalf tot tweemaal de hoeveelheid ram-geheugen. De praktijk blijkt echter genuanceerder, want de optimale grootte hangt niet alleen van je systeem af, maar ook van hoe je het systeem gebruikt en welke programma’s er geregeld actief zijn. Standaard is het zo dat Windows de wisselbestandsgrootte zelf beheert en in de praktijk blijkt dat doorgaans erg goed te werken!

Wisselbestand aanpassen

Wil je toch zelf de grootte bepalen (wij raden dat af), dan kan dat onder meer met de gratis tool Process Explorer. Zorg wanneer je de tool start dat ook alle applicaties die je wel vaker tegelijk geopend houdt, volop actief zijn. Open vervolgens het menu View en selecteer System Information. Er verschijnt een nieuw venster waar je het tabblad Memory opent. Focus je hier op de rubriek Commit Charge, met de items Current, Limit en Peak. Merk op dat Current (in kB) overeenkomt met de grafiek System Commit (in GB): dit getal duidt namelijk de hoeveelheid geheugen aan die momenteel in gebruik is. Limit verwijst naar de maximale hoeveelheid beschikbaar geheugen, zowel het fysieke als het virtuele geheugen.

©PXimport

Om het wisselbestand te controleren of aan te passen, open je het Windows Configuratiescherm en kies je achtereenvolgens Systeem en beveiliging / Systeem / Geavanceerde systeeminstellingen / Geavanceerd / Instellingen (bovenste knop) / Geavanceerd / Wijzigen. De kans is echter groot dat de meeste opties niet beschikbaar zijn. Dat komt omdat er een vinkje staat bij Wisselbestandsgrootte voor alle stations automatisch beheren. Dat houdt in dat Windows zelf de huishouding van het wisselbestand beheert en zoals gezegd is dat in de meeste gevallen een goede oplossing.

Wil je toch aan de instellingen sleutelen, verwijder dit vinkje dan. Doorgaans kies je hier de Windows-partitie als locatie voor het wisselbestand: C in de meeste gevallen. Alleen wanneer je een tweede fysieke schijf hebt aangesloten die minstens even snel is als de systeemschijf kun je het wisselbestand daar plaatsen, zoals op een ssd. Je hoeft niet echt bang te zijn dat zo’n wisselbestand de levensduur van je ssd drastisch zal inkorten (ondanks dat sommige internetpagina’s anders beweren).

Vast of dynamisch wisselbestand

In het venster Virtueel geheugen hoef je slechts het gewenste station te selecteren, Aangepaste grootte te selecteren en een geschikte waarde in te vullen (in MB) bij Begingrootte en Maximale grootte. Bij Maximale grootte zou je in principe dezelfde waarde als bij Begingrootte kunnen invullen. Dit heeft alvast het voordeel dat het wisselbestand constant blijft en niet wordt gefragmenteerd. Het nadeel van zo’n vast wisselbestand is echter dat het niet kan meegroeien met de behoefte van het moment. Je kunt daarom ook een hogere waarde invullen, bijvoorbeeld het dubbele van de Begingrootte (voor ons eerdere voorbeeld zou dat respectievelijk 2048 MB en 4096 MB kunnen zijn). Bevestig je wijzigingen met Instellen en met OK, waarna je de pc herstart.

Voor wie het wisselbestand zelf wil bekijken: standaard bewaart Windows dat in de rootmap als een verborgen systeembestand. Om het zichtbaar te maken in Windows Verkenner open je het menu Beeld en kies je Opties / Weergave, waarna je het vinkje weghaalt bij de optie Beveiligde besturingssysteembestanden verbergen (aanbevolen).

▼ Volgende artikel
Luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger: wat helpt het best bij hooikoorts?
© wayhome.studio
Energie

Luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger: wat helpt het best bij hooikoorts?

Onophoudelijke niesbuien, branderige ogen en een niet te tackelen vermoeidheid: voor hooikoortspatiënten is de lente lang niet altijd een pretje. Gelukkig zijn er apparaten die je klachten kunnen verlichten. Wij vertellen je wat het beste werkt: een luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger.

In het kort: Een luchtbevochtiger voegt vocht toe aan een ruimte. Dat is nuttig bij hooikoorts, zou je denken, want door vocht komen pollen naar beneden. Maar een luchtontvochtiger voorkomt schimmel en huisstofmijt in huis, wat ook nuttig kan zijn bij allergische klachten. En dan is er nog de luchtreiniger, die onzuiverheden uit de lucht haalt. Dus: welk van de drie apparaten moet je nu in huis halen? In dit artikel leggen we dat allemaal uit.

Lees ook: Hatsjoe! 💦 Last van hooikoorts? Deze apparaten kunnen je klachten verminderen

Hooikoorts is een allergische reactie op pollen, oftewel stuifmeel van grassen, planten of bomen. Wanneer de temperaturen beginnen te stijgen en de natuur na een koude winter tot bloei komt, verspreiden deze pollen zich via wind in een rap tempo door de lucht. Wie dan op een zonnige dag de deuren en ramen open zet, kan rekenen op een ontelbare hoeveelheid ronddwarrelende pollen in huis. Dat zorgt niet alleen overdag voor vervelende hooikoortsklachten binnenshuis, maar ook je nachtrust kan er flink onder lijden.

Om allergische klachten in huis te verlichten, kun je een aantal dingen doen. Horren plaatsen voor deuren en ramen bijvoorbeeld: die houden een deel van de pollen tegen, maar helaas niet alle. Ook met regelmatig stofzuigen haal je een deel van de pollen weg, al geldt dat alleen voor de pollen die al op de grond liggen. Om pollen uit de lucht te verwijderen, kun je een luchtreiniger overwegen. Dit apparaat trekt stof en pollen uit de lucht en blaast vervolgens schone lucht de ruimte in. Ook een luchtbevochtiger of luchtontvochtiger kan helpen bij hooikoortsklachten, afhankelijk van de luchtvochtigheid in je woning en jouw specifieke allergieën.

Luchtbevochtiger

Te droge lucht in huis is absoluut niet fijn bij hooikoorts. Droge lucht veroorzaakt irritatie aan de slijmvliezen, waardoor deze minder goed in staat zijn om stofdeeltjes en allergenen te weren. Bestaande hooikoortsklachten, zoals droge ogen, een kriebelkeel en benauwdheid, kunnen daardoor erger aanvoelen. Bovendien kunnen pollen in een droge ruimte makkelijker blijven rondzweven dan in een goed bevochtigde ruimte. Ga maar na: hoe minder regen er valt, hoe heviger je hooikoortsklachten (waarschijnlijk) zijn. Dat komt omdat pollen er zonder regen langer over doen om naar beneden te komen en je ze dus makkelijker blijft inademen.

©HN Works

Het voordeel van een luchtbevochtiger lijkt dus tweeledig: het vermindert klachten door geïrriteerde slijmvliezen én het voorkomt dat pollen in huis blijven circuleren. Toch zijn luchtbevochtigers meestal niet de eerste keuze als het om hooikoorts gaat. Hun vermogen om pollen daadwerkelijk uit de lucht te halen lijkt beperkt, en bovendien zijn huizen in de lente en zomer – wanneer hooikoortsklachten het ergst zijn – vaak eerder te vochtig dan te droog. Plaats je een luchtbevochtiger in een al vochtig huis, dan kunnen allergische klachten door een toename van schimmels juist verergeren. Een luchtbevochtiger heeft alleen zin bij hooikoortsklachten als de luchtvochtigheid in je woning lager is dan 40 procent. Met een hygrometer kun je dit eenvoudig meten. 

Luchtontvochtiger

Omdat warme lucht vocht vasthoudt, hebben veel huizen in de lente en zomer last van een te hoge luchtvochtigheid. Huisstofmijt en schimmels zijn dol op vochtige omgevingen, wat bijvoorbeeld verklaart waarom je in de zomer doorgaans meer schimmelplekken in huis opmerkt. Voor hooikoortspatiënten is dat helaas (extra) slecht nieuws. Vaak reageert hun overgevoelige immuunsysteem niet alleen op pollen, maar ook op schimmelsporen, mijten en dierenharen. Die combinatie van allergenen zorgt dan voor een extra belasting van het immuunsysteem, waardoor hooikoortsklachten kunnen verergeren. 

Een luchtontvochtiger onttrekt vocht uit de lucht en lijkt dus een goede keuze als je met hooikoorts én een te vochtige woning kampt. Toch kent ook dit apparaat zijn beperkingen als het om hooikoorts gaat. Zo filtert een luchtontvochtiger geen pollen uit de lucht zoals een luchtreiniger dat doet. Daarnaast werkt een luchtontvochtiger alleen als de luchtvochtigheid in huis daadwerkelijk te hoog is, oftewel meer dan 60 procent. Is dat niet het geval, dan loop je het risico dat de lucht in huis juist te droog wordt, waardoor klachten als benauwdheid en een droge keel alleen maar verergeren.

©Sue Tansirimas

Luchtreiniger

Er is één apparaat waar vrijwel iedere hooikoortspatiënt baat bij heeft: de luchtreiniger. Luchtreinigers zijn speciaal ontwikkeld om stof, pollen en andere allergenen uit de lucht te halen. Dat doen ze door verontreinigde lucht aan te zuigen, deze te filteren en vervolgens weer schone lucht uit te blazen. Er zijn verschillende soorten luchtreinigers met elk hun eigen werking, dus als hooikoortspatiënt is het goed om extra aandacht te besteden aan wat voor type luchtreiniger je in huis haalt.

Kies in elk geval een luchtreiniger met HEPA-filter. Dit type filter haalt zelfs de kleinste stofdeeltjes en pollen uit de lucht én voorkomt dat deze opnieuw de lucht in worden geblazen. Ook nuttig bij hooikoortsklachten is een luchtreiniger met ionisator: die voegt negatief geladen deeltjes toe aan de lucht, waardoor pollen onschadelijk worden gemaakt en naar beneden vallen. Met een ionisator is de kans heel klein dat er toch nog pollen in de lucht blijven zweven.

Of kies beide

Soms is een combinatie van apparaten het beste om je hooikoortsklachten aan te pakken. Is de lucht in jouw woning te droog? Zet dan een luchtreiniger én luchtbevochtiger neer. Bij een te hoge vochtigheid kies je voor een luchtreiniger en luchtontvochtiger. Zo pak je het probleem aan twee kanten aan en zul je waarschijnlijk de meeste verlichting merken.

▼ Volgende artikel
Sapcentrifuge versus slowjuicer: welke moet je kiezen?
© africaimages.com (Olga Yastremska, Africa Images)
Huis

Sapcentrifuge versus slowjuicer: welke moet je kiezen?

Als je gezonde verse sapjes wilt maken, heb je een sapcentrifuge of slowjuicer nodig. Hoewel deze apparaten op het eerste gezicht erg op elkaar lijken, zijn ze zeker niet hetzelfde. Weet je niet welk van de twee je moet kiezen? Wij helpen je op weg! 

In het kort: twijfel je tussen een sapcentrifuge en een slowjuicer? Beide apparaten maken gezonde sapjes, maar werken heel anders. Daardoor is het sap uit het ene apparaat gezonder dan het sap uit het andere. Ook het soort ingrediënten dat je in sapcentrifuges en slowjuicers kunt verwerken, verschilt. In dit artikel leggen we het allemaal uit.

Lees ook: 7 fruitsoorten die je het beste kunt eten als je wilt afvallen

Voor de duidelijkheid: er is een verschil tussen sapjes en smoothies. Smoothies maak je met een blender en bestaan meestal uit gepureerd fruit met een vloeistof, zoals water, melk of yoghurt. Omdat in een blender hele stukken fruit of groenten worden verwerkt, is de structuur van een smoothie wat dikker. Een sapje is daarentegen vloeibaar en vaak helder. Je maakt het met een sapcentrifuge of slowjuicer. Het verschil tussen die twee? Een sapcentrifuge creëert helder sap met weinig vezels, een slowjuicer maakt geconcentreerd sap waarin de vezels behouden blijven. Daardoor is het sap uit een slowjuicer iets gezonder, maar een slowjuicer is ook duurder. Daarnaast vindt niet iedereen het sap uit een slowjuicer vanwege de vezelige structuur even lekker. 

Benieuwd naar de grootste verschillen tussen sapcentrifuges en slowjuicers? Dit zijn ze! 

Werking

Sapcentrifuges en slowjuicers persen beide op een andere manier. In een sapcentrifuge zit een rasp die snel ronddraait. Gooi je een stuk fruit in de vulopening, dan begint de rasp te draaien en wordt het sap uit het fruit geperst. De natte pulp die daarbij overblijft, wordt van het sap gescheiden. Het resultaat is een helder gekleurd sapje waar je bijna doorheen kunt kijken. Een sapcentrifuge werkt heel snel; binnen enkele seconden tot een minuut staat er een heerlijk vitaminebommetje voor je klaar. En dankzij de brede vulopening hoef je je fruit en groenten niet eerst te snijden – ook wel zo makkelijk. 

©279photo

Een slowjuicer is, zoals de naam al zegt, een stuk minder snel. In dit apparaat worden ingrediënten heel langzaam gekneusd met een vijzel. Op die manier komt er tijdens het persen minder warmte en oxidatie vrij, waardoor vitaminen, vezels en antioxidanten zo goed mogelijk behouden blijven. Daardoor blijft er ook iets meer pulp in het sap van een slowjuicer achter dan in het sap van een sapcentrifuge. Een slowjuicer vergt door zijn kleine vulopening daarnaast iets meer voorbereidend werk; je moet je groenten en fruit eerst in grove stukken snijden voordat je ze in het apparaat stopt. Maar daar krijg je dus wel wat voor terug: een sapje bomvol vitaminen en vezels. 

Soorten groenten en fruit 

Een ander voordeel aan slowjuicers is dat je er heel veel kanten mee op kunt. De vijzel in een slowjuicer werkt namelijk zo krachtig en zorgvuldig dat hij zelfs uit de meest vochtarme groenten en fruit sap weet te persen. Je kunt met een (goede) slowjuicer dus ook sap maken uit bladgroenten en bananen. Als je wilt, kun je er zelfs notenpasta mee maken. Een sapcentrifuge krijgt door zijn snelle en lichtere werking alleen sap uit groenten en fruit met een hoog vochtgehalte, zoals appels, sinaasappelen en bleekselderij. 

Gezondheid

Zoals gezegd is het sap uit een slowjuicer iets gezonder dan het sap uit een sapcentrifuge. Dat komt omdat in het sap uit een slowjuicer naast de vitaminen ook de vezels beter behouden blijven. Vezels zijn goed voor de spijsvertering en zorgen voor een langzamere opname van de natuurlijke suikers in fruit, waardoor de bloedsuikerspiegel stabiel blijft. Maar dat betekent niet dat het sap uit een sapcentrifuge helemaal niet gezond is. Je profiteert immers nog steeds van de vele vitaminen en antioxidanten. En zolang je niet te veel fruit ten opzichte van groente in je sapje verwerkt, zal het met die schommelende bloedsuikerspiegel wel meevallen. Een goede verhouding is 70 procent groenten, 30 procent fruit. 

©Maridav

Prijs 

Aan de krachtige pers van een slowjuicer en de supergezonde sapjes die daaruit komen, hangt wel een flink prijskaartje. Voor een goede slowjuicer leg je namelijk al snel zo'n 200 tot 400 euro neer. Er zijn ook slowjuicers van slechts een paar tientjes, maar het risico van deze goedkopere modellen is dat ze vaak minder efficiënt persen en sneller stukgaan. Een goede sapcentrifuge heb je daarentegen al voor nog geen 100 euro of iets meer dan dat. Maar laat het prijskaartje nooit leidend zijn: uiteindelijk gaat het erom wat je wilt met het apparaat. Het zou zonde zijn als een sapcentrifuge voor jou uiteindelijk toch te beperkt blijkt en je alsnóg een dure slowjuicer moet aanschaffen. 

Dus: wat kies je? 

Een sapcentrifuge is fijn als je van helder sap houdt, je alleen fruit en groenten met een hoog vochtgehalte gaat persen en je niet te veel geld wilt uitgeven. Een slowjuicer kies je als je extra gezonde, vezelrijke sapjes wilt en je ook van plan bent bladgroenten, vochtarm fruit en eventueel noten te gaan persen. Kies je voor een sapcentrifuge, maar wil je toch af en toe vochtarme ingrediënten in je sapjes verwerken? Maak dan eerst sap met je sapcentrifuge en doe dit vervolgens samen met de vochtarme ingrediënten in een blender. Heeft een slowjuicer jouw voorkeur, maar houd je niet zo van vezelige sapjes? Zeef je sapje na het juicen nog eens door een fijne zeef of theedoek. Zo heb je alsnog een helder sapje zonder pulp.