ID.nl logo
GIMP: foto's bewerken met hét alternatief voor Photoshop
© Photographer: Dragos Condrea
Huis

GIMP: foto's bewerken met hét alternatief voor Photoshop

Voor meer geavanceerde fotobewerkingen is Photoshop al jaren toonaangevend. Het pakket is alleen stevig aan de prijs. Met GIMP haal je een gratis alternatief in huis. Ook deze tool beschikt over heel wat krachtige functies voor originele creaties.

GIMP wordt vaak vergeleken met Photoshop, maar is gratis te gebruiken software. Na het lezen van dit artikel weet je of GIMP aan jouw eisen kan voldoen:

  • Navigeren en roteren
  • Horizon rechtzetten
  • Reapreren en klonen
  • Kopiëren en plakken
  • Kleuren verwijderen
  • Werken met laagmaskers

Op zoek naar een ander alternatief? Gratis foto’s bewerken met PhotoDemon

GIMP, voluit GNU Image Manipulation Program, bestaat bijna drie decennia en is uitgegroeid tot een uitgebreid digitaal beeldbewerkingsprogramma. Het is beschikbaar op Linux, macOS en Windows en valt onder de categorie vrije software met een GNU GPL-licentie. Dankzij zijn uitgebreide functionaliteiten en de mogelijkheid tot uitbreiding met diverse plug-ins wordt GIMP vaak vergeleken met Adobe Photoshop. Deze is overigens niet allesomvattend. Zo wordt de beperkte CMYK-ondersteuning van GIMP niet vermeld, wat het minder ideaal maakt voor professioneel drukwerk. Hoewel GIMP niet exact dezelfde mogelijkheden biedt als Photoshop, benadert het de functionaliteit behoorlijk. Dit artikel richt zich op enkele minder bekende en op meer geavanceerde functies, op basis van versie 2.10.36 voor Windows. De installatie is eenvoudig en vergt slechts drie muisklikken.

Hulp zoeken

Om snel vertrouwd te raken met GIMP kun je diverse tutorials raadplegen. Daarnaast is er een offline handleiding beschikbaar. De Amerikaanse versie is compleet, de Nederlandse is voor 30 procent voltooid. Om de handleiding na installatie te gebruiken, ga je in GIMP naar Bewerken, kies je Voorkeuren / Interface / Hulpsysteem en selecteer je bij Gebruikershandleiding de optie Een lokaal geïnstalleerde kopie gebruiken (vooral secties II en III zijn nuttig).

Een krachtige functie is de ingebouwde zoekfunctie. Open een afbeelding, druk op de /-toets en voer een functienaam of deel van een afbeeldingsnaam in. Bij het typen van bijvoorbeeld gaussiaans krijg je meerdere gerelateerde items te zien. Een klik op een van deze items opent direct de bijbehorende functie, wat heel wat zoektijd kan besparen. Erg handig is ook dat je bij het aanwijzen van een of ander menu-item alleen maar op de F1-toets hoeft te drukken voor contextgevoelige hulp.

De zoekfunctie kan je heel wat tijd en klikwerk besparen.

Navigeren en roteren

Om efficiënt naar een bepaald deel van een grote foto te navigeren, gebruik je het navigatievenster, dat je rechtsboven het canvas vindt. Als het niet zichtbaar is, ga je naar Vensters / Dockbare Vensters en kies je voor Navigatie. Hier kun je ook ongeveer vijfentwintig andere vensters activeren.

Je kunt het canvas ook roteren. Dat is handig wanneer je bijvoorbeeld met het penseel een gebied wilt inkleuren en je hiervoor het liefst horizontale bewegingen maakt. Als het gebied dan diagonaal of verticaal ligt, draai je het beeld gewoon om. Dit doe je door de Shift-toets en de middelste muisknop ingedrukt te houden en de muis te draaien. Het canvas volgt de beweging. Om dat terug in de originele positie te krijgen, gebruik je de !-toets of kies je Beeld / Spiegelen en draaien / Spiegelen en draaien ongedaan maken.

In het navigatievenster merk je duidelijk dat het canvas is geroteerd.

Rechttrekken

Het overkomt iedereen weleens: je maakt een foto en achteraf blijkt dat de horizon of een rij huizen niet perfect horizontaal is. Geen zorgen, dit kun je in GIMP eenvoudig rechttrekken. Gebruik hiervoor Passer, deze tool activeer je met Shift+M of via Gereedschap / Passer.

Trek vervolgens met ingedrukte linkermuisknop een lijn langs de scheve horizon of huizenrij. In het statusvenster zie je onder andere de hoek. Ga vervolgens naar het venster van de gereedschapsopties (standaard linksonder de gereedschapskist) en klik op Rechtzetten. Daarna kun je nog met de tool Rechthoekige selectie het gewenste beeldgedeelte selecteren en kiezen voor Afbeelding / Bijsnijden tot selectie om de correctie af te werken.

In het navigatievenster merk je duidelijk dat het canvas is geroteerd.

Transformeren

Als je een foto snel wilt schalen, draaien, kantelen, in perspectief wilt zetten, of zelfs meerdere van deze transformaties tegelijk wilt toepassen, gebruik dan het Geïntegreerd transformeergereedschap. Deze activeer je met Shift+T. Er verschijnen verschillende handvatten rond je foto.

De functie van elk handvat ontdek je door de muisaanwijzer erboven te houden; de statusbalk geeft de nodige info. In een apart venster zie je de matrixwaarden. Houd de Shift-toets ingedrukt voor proportionele wijzigingen. Om de aanpassingen toe te passen, druk je in dit venster op de knop Transformeren.

Schalen, hellen of in perspectief plaatsen: allemaal met één gecombineerd gereedschap.

Repareren en klonen

Heb je een prachtige foto gemaakt maar is er een storende vlek of object op de achtergrond? GIMP biedt uitkomst met zijn hersteltools. Voor kleine oneffenheden, zoals vlekken of krassen, is de Reparatietool (sneltoets H) ideaal. Deze tool neemt de textuur van een gekozen brongebied en combineert die met de kleur en het licht van het doelgebied. Druk de Ctrl-toets in en klik op een deel van de foto dat je als bron wilt gebruiken, laat de Ctrl-toets los en schilder over de ongewenste plek. Je kunt meerdere brongebieden kiezen voor het beste resultaat en speel ook met de instellingen in het gereedschapsvenster.

De Kloontool (sneltoets C) is meer geschikt voor het kopiëren van texturen of patronen. Selecteer met ingedrukte Ctrl-toets een bronpunt, laat los en schilder over het doelgebied. Het kan ook hier nodig zijn met verschillende bronpunten te werken. Probeer beide tools uit om te zien welke het beste voor jouw situatie werkt.

Abracadabra: met de reparatie- en de kloontool doe je ongewenste objecten verdwijnen.

Kopiëren en plakken

Je hebt een object of gebied geselecteerd en wilt dit in een andere selectie van een andere foto plakken. Selecteer het object of gebied en kies Bewerken / Kopiëren of eventueel Knippen. Navigeer dan naar de doelselectie en selecteer Bewerken / Plakken in selectie om de inhoud in het centrum van de doelselectie te plaatsen. Kies voor Plakken op dezelfde positie in selectie om de inhoud op dezelfde coördinaten als de oorspronkelijke selectie te plakken. Daarna kun je het nog verschuiven naar een optimale positie.

Bij het kopiëren en plakken van meerdere selecties of afbeeldingen is het gebruik van benoemde buffers aan te raden. Ga hiervoor naar Vensters / Dokbare vensters / Buffers. Voeg een afbeelding of specifieke selectie toe aan deze buffers via Bewerken / Buffers / Benoemde buffer kopiëren of knippen. Geef de buffer een passende naam en deze verschijnt in het venster. Herhaal voor alle gewenste objecten. Om een buffer ergens anders te plakken, selecteer je deze in het venster en plak je deze via het menu Bewerken of de knoppen onderaan het venster op de gewenste wijze, bijvoorbeeld in een selectie of als nieuwe laag.

Buffers zijn handig wanneer je diverse objecten wilt hergebruiken.

Kleuren weghalen

Zwartwitfoto’s hebben vaak een artistiekere uitstraling dan kleurenfoto’s. GIMP biedt diverse technieken om kleurenfoto’s naar grijswaarden te converteren, die je kunt uitproberen vanuit het menu Kleuren. Eén methode is via Grijswaarden / Grijswaarden, waarbij je zowel Voorbeeld als Voor/na activeert. Je kunt experimenteren met verschillende modi voor het kiezen van grijstinten (standaard is dit Helderheid) en voor het mengproces (standaard Vervangen), inclusief het aanpassen van het dekkingspercentage.

Een andere methode is via Grijswaarden / Kleur naar grijswaarden, die uitgebreidere mogelijkheden biedt maar een langere verwerkingstijd heeft. Als alternatief kun je spelen met de RGB-kleurkanalen van je foto via Componenten / Monochrome mixer, waar schuifregelaars je de controle geven over de specifieke tinten grijs die voortkomen uit elk kleurkanaal.

Veel wegen leiden naar Rome - en naar grijswaarden.

Snelmasker toepassen

GIMP biedt de mogelijkheid om een snelmasker te gebruiken. Dat is een bewerkingsmodus die het maken en verfijnen van selecties met penseelgereedschappen of andere tekenmethodes vergemakkelijkt. Dit is bijzonder handig voor nauwkeurige selecties van of rond complexe objecten, die je vervolgens op diverse manieren kunt bewerken.

Je activeert deze modus met de sneltoets Shift+Q of door op het knopje links van de schuifbalk onder je afbeelding te klikken. Zodra geactiveerd, bedekt een rode transparante laag je hele afbeelding. Het is nu de bedoeling dat je gebieden die tot je selectie moeten behoren weer vrijmaakt. Activeer hiervoor het Penseel, selecteer zwart en wit als hoofdkleuren en stel wit in als voorgrondkleur. Gebieden die je met wit schildert, tonen weer de originele kleur van de afbeelding, terwijl gebieden geschilderd met zwart uit je selectie worden verwijderd. Door in en uit te zoomen en de penseelgrootte aan te passen, kun je jouw selectie met grote nauwkeurigheid aanbrengen. Ben je hiermee klaar druk dan nogmaals op Shift+Q: het snelmasker is nu naar een selectie omgezet.

Selecteren met een penseel in een snelmasker.

Laagmasker gebruiken

Je wilt uiteraard iets doen met deze mooie selectie. In ons voorbeeld is het haar van de vrouw geselecteerd en gaan we de haarkleur aanpassen. Daarvoor gebruiken we heel slim de lagenfunctie en specifiek een laagmasker. Open Lagen via de sneltoets Ctrl+L, rechtsklik op de hoofdlaag en kies voor Laag dupliceren. Dubbelklik op deze nieuwe laag en geef deze een toepasselijke naam. Klik rechts op deze laag en selecteer Laagmasker toevoegen.

Kies nu bij Laagmasker initialiseren naar voor Selectie en bevestig met Toevoegen. Verberg nu de oorspronkelijke hoofdlaag door op het oogicoontje naast de laagnaam te klikken, zodat alleen de selectie op de andere laag zichtbaar blijft. Ga vervolgens naar Selecteren / Niets en klik op het laagmasker (zwart-wit icoon). Als je nu bepaalde gebieden, zoals de randen, van de selectie met een zwart penseel bijkleurt, worden deze transparant en verdwijnen uit je laagmasker, mocht dit nodig blijken.

Alleen het laagmasker is nu nog zichtbaar.

Laagmodus instellen

Nu ben je klaar om het haar in te kleuren of anderszins te bewerken. Maak de oorspronkelijke laag weer zichtbaar en kies de gekleurde miniatuur op de andere laag, naast het zwart-witpictogram van het laagmasker. Begin nu over de tekening te verven met een gekozen penseelkleur. Je zult zien dat de inkleuring zich keurig beperkt tot de contouren van je selectie. Een volledig egale inkleuring ziet er helaas vaak niet zo natuurlijk uit. Dit kun je snel aanpassen door met laagmodi te spelen. Houd je ingekleurde laag geselecteerd, klik op het pijlknopje rechtsboven in het laagvenster en er verschijnt een menu met verschillende laagmodi. De standaardinstelling is Normaal, maar experimenteer gerust met opties als HSV Tint, Hard licht of LCh Kleur voor het beste effect.

Een geschikte laagmodus (hier LCh Kleur) laat de lelijke egale kleur verdwijnen.

Inkleuren

Op een soortgelijke manier kun je nu bijvoorbeeld ook oude zwart-wit- of sepiafoto’s zelf inkleuren, een proces dat wel wat tijd vergt. Begin met te controleren of de afbeeldingsmodus op RGB staat ingesteld. Voor elke kleur die je wilt aanbrengen, heb je een aparte laag nodig.

Open dus het laagvenster met Ctrl+L en stel de laagmodus in op Vermenigvuldigen. Kies vervolgens de gewenste voorgrondkleur, eventueel door een referentiefoto te importeren in GIMP en met het Pipet op een geschikte kleur te klikken. Rechtsklik in het lagenvenster, kies Nieuwe laag en geef deze een gepaste naam. Selecteer bij Vullen met de optie Voorgrondkleur. Klik daarna met rechts op zo’n laag en kies Laagmasker toevoegen, waarbij je kiest voor Zwart (volledig transparant). Stel zwart/wit in als hoofdkleuren, met wit als voorgrondkleur. Klik op het laagmasker (zwarte vierkantje) van een van je kleurlagen. Kies het Penseel en stel in het gereedschapsvenster de Hardheid en Kracht niet te hoog in (bijvoorbeeld 30). Kleur nu het gewenste deel in, terwijl je de muisknop ingedrukt houdt tijdens het kleuren.

Handmatig inkleuren kun je het beste doen met laagmaskers (en de nodige tijd).

Plug-ins Je hebt waarschijnlijk al gemerkt dat GIMP van zichzelf al veel krachtige functies biedt, maar het systeem van plug-ins maakt de tool nog veelzijdiger. Terwijl we wachten op de herintegratie van de oude plug-in Registry van GIMP, moet je zelf op zoek naar gewenste plug-ins. Een zoektocht via Google naar gimp plugins geeft al snel veel resultaten. Ook in opensource-communities, zoals GitHub en in GIMP (www.gimpchat.com en www.gimp-forum.net vind je nuttige informatie en de plug-ins. Controleer telkens wel of de plug-in compatibel is met je GIMP-versie.

Meestal download je een plug-in als zip-bestand. Pak dit uit en kopieer de inhoud naar de Plug-ins-map van GIMP. Standaard is dit

C:\Users<je-accountnaam>\AppData\Roaming\GIMP\2.10\plug-ins

Je kunt dit ook verifiëren in GIMP via Bewerken / Voorkeuren, bij Mappen.

Neem bijvoorbeeld de plug-in G’MIC. Plaats alle uitgepakte bestanden in de plug-ins-map. Na het herstarten van GIMP vind je deze plug-in bij Filters / G’MIC Qt, waar je kunt kiezen uit zo’n vijfhonderd filters, verdeeld over ongeveer twintig categorieën, met vele aanpasbare parameters.

Honderden filters in meer dan twintig rubrieken: daar ben je wel even zoet mee.

Watch on YouTube
▼ Volgende artikel
10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen
© Mustafa_Art
Huis

10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen

Een robotstofzuiger scheelt flink wat werk, maar alleen als je hem goed gebruikt. Wie er net een in huis heeft, merkt al snel dat hij niet alles vanzelf doet. En ook als je al langer een robotstofzuiger gebruikt, valt er vaak nog winst te halen. Met deze tien praktische tips werkt je robotstofzuiger beter – en hoef jij minder te doen!

In het kort

Een robotstofzuiger kan je flink wat werk uit handen nemen, maar alleen als je hem goed gebruikt. Met deze 10 slimme tips werkt hij beter, blijft hij langer mee gaan en past hij zich aan jouw huishouden aan. Van zones instellen tot onderhoud: zo maak je er écht een huishoudhulp van.

Lees ook: Hier moet je op letten wanneer je een robotstofzuiger wilt kopen

1. Laat hem eerst je huis leren kennen

Veel robotstofzuigers kunnen een plattegrond van je woning maken. Dat kost eenmalig wat tijd, maar levert daarna veel gemak op. Tijdens zo'n verkenningsronde reinigt hij meestal nog niet, maar scant hij alleen. Geef hem de ruimte en zorg dat er geen spullen over de vloer slingeren. Als de kaart eenmaal is aangemaakt, kun je zones instellen, schoonmaakschema's maken en no-go-gebieden markeren.

2. Zorg voor voldoende licht

Robotstofzuigers met optische sensoren hebben licht nodig om goed te navigeren. Als je hem 's avonds laat rijden terwijl de lampen uit zijn, herkent hij obstakels minder goed. Plan het schoonmaken liever overdag of laat een lamp aan in de ruimte waar hij aan het werk is. Als het apparaat regelmatig moeite heeft om meubels of muren goed te herkennen, komt dat mogelijk door te weinig licht.

Licht, laser & optische sensoren

De lichtbehoefte van robotstofzuigers verschilt sterk per navigatiesysteem. Modellen met LiDAR-technologie (lasernavigatie) werken uitstekend in het donker omdat ze zelf licht uitstralen om obstakels te detecteren. Camera-gebaseerde robots daarentegen zijn afhankelijk van omgevingslicht om hun omgeving te kunnen 'zien' en hebben problemen in donkere ruimtes. Goedkopere modellen met alleen infrarood- of aanrakingssensoren navigeren weliswaar zonder licht, maar werken veel minder nauwkeurig en rijden vaker tegen obstakels aan.

3. Stel schoonmaakzones en kamers in

In de app van de meeste modellen kun je na de kaartopbouw aangeven welke kamers of delen van het huis wanneer moeten worden schoongemaakt. Dat is handig als je bijvoorbeeld elke ochtend de gang en keuken wilt laten doen, maar de slaapkamers alleen op zaterdag. Door het schoonmaken slim te verdelen, werkt de robotstofzuiger efficiënter en hoeft hij tussendoor minder vaak op te laden.

©Wesley Akkerman | ID.nl

4. Gebruik virtuele afbakeningen waar nodig

Veel modellen bieden de mogelijkheid om virtuele grenzen aan te maken: gebieden waar de robotstofzuiger niet mag komen. Denk aan een speelkleed met speelgoed, een losse kabel achter de bank of een plek waar de vloer nat kan zijn. In plaats van zo'n verboden plek elke keer handmatig af te schermen, door er bijvoorbeeld iets voor te zetten, stel je die zones gewoon één keer digitaal in. Het apparaat houdt daar vanaf dan automatisch rekening mee en weet dat hij daar niet meer mag komen.

5. Dweilen? Wees voorzichtig met schoonmaakmiddelen

Kan jouw robotstofzuiger ook dweilen? Gebruik dan alleen het aanbevolen reinigingsmiddel of gewoon water. Veel gewone schoonmaakmiddelen zijn te sterk of laten resten achter, waardoor leidingen of sproeiers kunnen verstoppen. Sommige robotstofzuigers hebben een speciaal reservoir voor schoonmaakmiddel, maar dat geldt niet voor elk model. Iets om naar te kijken voordat je een robotstofzuiger gaat kopen.

6. Maak borstels, wieltjes en sensoren regelmatig schoon

Haren, stof en vuil hopen zich snel op rond de draaiende onderdelen van de robotzuiger. Vooral huisdierharen kunnen oor problemen zorgen. Maak elke week de hoofdborstel los, controleer de zijborstels en veeg vuil weg met een droge doek of meegeleverd hulpstuk. Vergeet ook de val- en navigatiesensoren niet: die kunnen door stof minder goed functioneren, wat de navigatie beïnvloedt.

©Vershinin Evgenii

7. Leeg het stofreservoir af en toe ook zelf

Veel robotstofzuigers hebben een zelflegende functie. Handig, maar ook dan is het slim om af en toe zelf te controleren of alles goed blijft werken. Het stofreservoir is meestal klein en raakt sneller verstopt dan je denkt. Leeg het na een paar schoonmaakbeurten, zeker als je merkt dat hij minder vuil opzuigt of als hij zelf aangeeft dat het reservoir leeg is, maar je toch nog stof en kruimels op de vloer ziet liggen.

8. Zet het laadstation op een vaste plek

Een robotstofzuiger onthoudt zijn omgeving en zoekt na elke beurt zijn laadstation op. Verplaats je dat station naar een andere plek, dan moet hij opnieuw leren waar hij zich bevindt. Zet het station dus op een centrale, bereikbare plek waar voldoende ruimte is en laat het daar staan. Zo voorkom je dat hij de weg kwijt raakt of fouten maakt bij het navigeren.

9. Pas op bij huisdieren

Een ongelukje van een huisdier kan vervelende gevolgen hebben als de stofzuiger erdoorheen rijdt. Laat hem daarom liever schoonmaken op momenten dat je huisdieren buiten zijn of je zeker weet dat de vloer schoon is. Zo voorkom je niet alleen vieze sporen, maar ook schade aan het apparaat en extra schoonmaakwerk achteraf.

©Надія Коваль - stock.adobe.com

10. Automatiseer waar het kan, maar houd controle

Robotstofzuigers zijn bedoeld om werk uit handen te nemen. Toch blijft het verstandig om regelmatig de app te openen, meldingen te controleren en updates uit te voeren. Soms kun je met een kleine aanpassing – zoals het verplaatsen van een kabel, het instellen van een extra schoonmaakbeurt op vrijdag – het resultaat flink verbeteren.

Robotstofzuiger klaar? Zuigen maar!

Het is simpel: hoe beter je robotstofzuiger weet wat hij moet doen, hoe beter hij zijn werk doet. Met deze tips zorg je ervoor dat dat het geval is. En ja, je moet zelf ook af en toe nog wat doen, zoals het stofreservoir controleren of dierenhaar uit de wieltjes te peuteren, maar dat kost hooguit een paar minuutjes van je tijd. Want je weet nu hoe je ervoor zorgt dat de omstandigheden zo goed mogelijk zijn én hoe je hem 'traint'. En daarmee komt hij dicht in de buurt van je ideale huishoudhulp!


🤖 🧹 Accessoires voor je robotstofzuiger?

Je vindt ze

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.