ID.nl logo
GIMP als gratis alternatief voor Photoshop
© PXimport
Huis

GIMP als gratis alternatief voor Photoshop

GIMP (GNU Image Manipulation Program) is een opensource grafisch programma, dat prima werkt als een kosteloos alternatief voor het prijzige Adobe Photoshop. Je kunt er foto's mee bewerken, maar ook zelf tekeningen mee maken.

Tip 01: Wat is GIMP?

GIMP is een afkorting die staat voor GNU Image Manipulation Program. Het is een gratis te gebruiken beeldbewerkingsprogramma. De software is het beste te vergelijken met programma's Adobe Photoshop en Corel PaintShop Pro. Je kunt foto's bewerken, zelf afbeeldingen maken, of schilderen en tekenen. Veel van de functies in Photoshop vind je terug in GIMP, inclusief het gebruik van lagen, laagmaskers, paden en selectietools: overstappen is dus relatief eenvoudig.

GIMP is opensource en mag gratis gebruikt worden, zowel thuis als op kantoor. Hoewel het programma niet zo professioneel oogt als bijvoorbeeld Photoshop, zijn de mogelijkheden enorm uitgebreid. Extra functies zijn zelfs handmatig toe te voegen, door het installeren van plug-ins en scripts (zie ook tip 13). GIMP is te downloaden vanaf een groot aantal websites, maar voor de meest actuele en stabiele versie (en zonder toevoegingen van malware en werkbalken), kun je hier terecht. GIMP werkt voor Windows, OS X en Linux.

©PXimport

Tip 01 GIMP is grafische software voor de amateur én professional.

Specificaties

GIMP werkt op vrijwel elk systeem: op oude systemen zoals Gnome 2, KDE 3.2 en Windows 2000, en op alle nieuwere versies van Linux (inclusief Android), Windows en OS X (en alles ertussenin). GIMP heeft slechts 20 tot 30 MB aan opslagruimte nodig en werkt al op een systeem met slechts 128 MB RAM.

Tip 02: Voordelen

Het grootste voordeel van GIMP ten opzichte van Photoshop is uiteraard de prijs: GIMP is volledig gratis. Je hebt dus niet te maken met een proefversie van 30 dagen. Adobe Photoshop kost al snel enkele honderden euro's. De Creative Cloud-versie van Photoshop is alleen als abonnement te koop. Zo'n abonnement kost minimaal 147 euro per jaar in een speciale fotografiebundel met Lightroom.

Daarnaast is GIMP uit te breiden zoals jij het zelf wilt. De broncode van de software is openbaar en dus door iedereen aan te passen. Dat levert een groot scala aan plug-ins en scripts op, die gratis zijn te downloaden. Een grote en fanatieke community is doorlopend bezig het programma door te ontwikkelen. Projecten gemaakt in GIMP zijn te bewaren in allerlei bestandsformaten, waaronder zelfs het Photoshop-bestandsformaat. Een technisch voordeel van GIMP is dat je kunt inzoomen tot maar liefst 25600 procent, terwijl Photoshop niet verder gaat dan 3200 procent. GIMP werkt dus zeer nauwkeurig.

©PXimport

Tip 02 GIMP is gratis, Adobe Photoshop is erg prijzig.

Tip 03: Nadelen

GIMP is volledig reclamevrij en uitbreidingen zijn gratis. Het ontbreken van een duur ontwikkelingsteam bij de maker vertaalt zich alleen in een tikkeltje chaotische lay-out van het programma. Het programma bestaat uit heel veel menu's en knoppen. Doorgewinterde Photoshop-gebruikers herkennen vrij snel waar alle toeters en bellen voor dienen, maar voor een beginnende fotobewerker is de interface nogal overweldigend. Sommige functies, zoals het omlijnen van tekst, zijn ook onnodig lastig. Ondanks de actieve community, komen er maar zelden updates voor GIMP. De laatste versie van GIMP, versie 2.8.10, kwam uit in november 2013.

©PXimport

Tip 03 De standaard lay-out van GIMP is niet gebruiksvriendelijk.

Tip 04: Installatie

GIMP is eenvoudig te installeren. Voor de Windows-versie surf je naar www.gimp.org: klik in het menu op de link Downloads of op de grote oranje Download-knop, en klik op de volgende pagina op de link Download GIMP 2.8.10 (of het meest recente versienummer als er een nieuwere is). Dubbelklik op het bestand gimp-2.8.10-setup.exe om de installatie te starten. Klik je op de knop Install, dan wordt GIMP in één keer geïnstalleerd. Maar klik je op de knop Customize, dan krijg je een geavanceerdere installatieroutine waarbij je bijvoorbeeld zelf bestandsformaten kunt aanvinken die voortaan standaard geopend moeten worden met GIMP.

Voor alle andere besturingssystemen, klik je op de downloadpagina van GIMP op de link Show other downloads.

©PXimport

Tip 04 Via de aangepaste installatie bepaal je zelf welke bestandsformaten standaard geopend moeten worden met GIMP.

Tip 05: Instellingen

Als je GIMP voor het eerst start, worden drie vensters geopend. Dit zijn van links naar rechts: Gereedschapskist/Gereedschapsopties, het Hoofdvenster en het venster met Lagen - Penselen. Losse vensters zijn handig, wanneer je meerdere monitoren gebruikt. Op één monitor is dit chaotische uiterlijk eenvoudig te veranderen. Klik in het Hoofdvenster op Vensters en kies Enkel venster-modus: de losse vensters worden nu samengevoegd met het hoofdvenster. GIMP heeft nu iets meer het uiterlijk van Photoshop. Vervolgens kijken we naar de instellingen van de software, die te vinden zijn via het menu Bewerken / Voorkeuren.

In dit dialoogvenster vind je diverse categorieën. In de categorie Omgeving kun je eenvoudig het aantal handelingen dat je ongedaan kunt maken, verhogen of verlagen. Je moet dan ook de waarde van de optie Maximum geheugen om bewerkingen op te slaan aanpassen, zodat de computer de handelingen ook echt tijdelijk kan opslaan. Klik vervolgens op de categorie Standaardafbeelding. Hier kun je een standaard sjabloon instellen, dat altijd als eerste getoond wordt bij het maken van een nieuw werkblad (via Bestand / Nieuw).

©PXimport

Tip 05 Stel GIMP af op je eigen voorkeuren voor een optimale prestatie.

Tip 06: Sneltoetsen

Je bewerkt foto's en andere afbeeldingen een stuk sneller met behulp van sneltoetsen op het toetsenbord. In GIMP werken alle standaard computersneltoetsen, zoals Ctrl+N voor het openen van een nieuw document en Ctrl+S om het bestand op te slaan. Ook een bekende Photoshop-combinatie zoals Shift+C (bijsnijden) werkt in GIMP met hetzelfde resultaat. Maar er zijn grote verschillen met de overige sneltoetsen van Photoshop. Zo selecteer je in GIMP met de L-toets geen lasso, maar de kleurverlooplijn. De lasso krijg je in GIMP met F, terwijl F in Photoshop ervoor zorgt dat het scherm in volledige modus verandert.

In GIMP zijn alle toetscombinaties te bekijken en ook handmatig aan te passen in het menu Sneltoetsen configureren, te vinden via Bewerken / Voorkeuren / Bediening / Sneltoetsen. Wil je alle Photoshop-sneltoetsen gebruiken en importeren? Surf dan naar deze website, download het bestand ps-menurc en hernoem het naar menurc. Plaats dit bestand vervolgens in de GIMP-installatiemap. Vrijwel alle sneltoetsen uit Photoshop zijn nu ook te gebruiken in GIMP!

©PXimport

Tip 06 Wat zijn de huidige sneltoetsen en hoe pas je ze aan?

Tip 07: Basishandelingen

De belangrijkste onderdelen van GIMPs interface zijn de gereedschapskist links en de werkbalk bovenin. De werkbalk met daarin handige submenu's zoals Afbeelding, Laag, Kleuren en Gereedschap wordt ook getoond als je met rechts op het werkvlak klikt. We kijken eerst naar de gereedschapskist.

Als je de muis op een pictogram houdt, krijg je een omschrijving te zien waaruit duidelijk wordt waarvoor de toepassing dient. Zo kun je selecteren, knippen, tekenen, schrijven, objecten weghalen en bewerken. Elk gereedschap is uitgebreider in te stellen in het paneel Gereedschapsopties, te vinden onder de gereedschapskist. In het geval van een penseel regel je hier bijvoorbeeld de grootte en intensiteit. Echter, om een type penseel te kiezen, moet je in het paneel rechtsonder zijn en dat is enigszins verwarrend. Voor uitgebreidere zaken, zoals het regelen van de kleuren, het contrast en de helderheid van foto's en afbeelding, moet je in de werkbalk zijn.

©PXimport

Tip 07 Als je een beetje kunt tekenen, is een tekening in GIMP snel gemaakt.

Opslaan

Als je een bestand wilt opslaan in GIMP, dan moet je even opletten. Ga je namelijk naar Bestand / Opslaan of Opslaan als, dan wordt het gehele project (inclusief lagen) opgeslagen in het GIMP-formaat XCF. Je slaat dus niet het plaatje op als eindresultaat, maar als project. Kies de optie Bestand / Export As en voer een bestandsnaam in en klik vervolgens onderaan dit venster op Selecteer bestandstype. Je hebt nu de keuze uit tientallen bestandsformaten, waaronder jpg, png, bmp, tif. Je kunt het zelfs opslaan als Photoshop-bestand (psd), zodat je in Photoshop extra bewerkingen kunt doorvoeren.

©PXimport

Tip 08: Werken met lagen

In een grafisch bewerkingsprogramma is het werken met lagen een belangrijk onderdeel van de workflow. Lagen geven je namelijk de mogelijkheid om objecten los van elkaar te bewerken. Een laag maak je door een bepaald stukje beeld uit een bestaande afbeelding te knippen of door een nieuwe afbeelding te plakken bovenop een al openstaande afbeelding. Laagmaskers zijn tijdelijke lagen: je beschermt als het ware een stukje beeld om juist wel of niet te bewerken. Objecten kun je selecteren, kopiëren en/of knippen met de rechthoekige of ovale selectie, de vrije selectie (lasso), de toverstaf (selecteren op basis van duidelijke contrasten), paden of de slimme schaar.

Met de slimme schaar plaats je bolletjes rondom het te selecteren object. De lijnen worden automatisch naar het object gezogen. Ga na de selectie naar Selecteren / Uit pad. Je maakt een laagmasker via Laag / Masker / Laagmasker toevoegen. Klik in het dialoogvenster op Selection / Toevoegen. De achtergrond is nu onzichtbaar. Wil je het geselecteerde object juist niet bewerken, maar de achtergrond wel? Kies dan niet Uit pad, maar Selecteren / Inverteren. Hierna voeg je alsnog een laagmasker toe. Maak de achtergrond bijvoorbeeld zwart/wit via Kleuren / Tint / verzadiging. Trek de schuifbalk van Verzadiging naar links en sluit af met OK. Rechtsklik vervolgens op de afbeelding. Kies Laag / Masker / Laagmasker verwijderen. Je ziet nu dat alles zwart/wit is, behalve het eerder geselecteerde object.

©PXimport

Tip 08 Lagen en laagmaskers maken het bewerken veel makkelijker.

Tip 09: Rode ogen weg

Rode ogen verwijderen is één van de meest uitgeoefende bewerkingen in fotobewerkingssoftware. In GIMP kun je in principe op twee manieren te werk gaan. De eerste is door de rode ogen te selecteren met de toverstaf. Deze maakt automatisch een cirkel rondom het rode vlak.

Je kunt ook met de ovale selectie een cirkel trekken rondom het rode oog. Houd om ook het tweede oog te selecteren de Shift-toets ingedrukt en trek vervolgens het rondje. Klik nu op Filters / Versterken / Rode ogen verwijderen. Een dialoogvenster verschijnt, waarin je met een schuifbalk kunt aangeven hoeveel rood er verwijderd moet worden. Bevestig met OK. Uiteraard kun je ook een laagmasker aanmaken (zie tip 8) en handmatig met één van de penselen de ogen donkerder maken. In dat geval is het handig om het beeld flink in te zoomen, zodat je pixel voor pixel kunt aanpakken. In- en uitzoomen doe je met de plus- en mintoets op het toetsenbord.

©PXimport

Tip 09 Het filter Rode ogen verwijder doet perfect zijn werk.

Tip 10: Maak animatie

Een animatie maak je in lagen, waarbij elke laag bestaat uit een afbeelding die net even anders is als het plaatje in de vorige laag. Aangezien je in GIMP uitstekend kunt tekenen en schilderen, is zo'n animatie makkelijk in elkaar te zetten. De standaardlaag van GIMP heet Achtergrond. Klik hier met rechts op en klik op Nieuwe laag. Noem deze laag bijvoorbeeld Animatie 1. Teken hierop de eerste afbeelding. Maak vervolgens wederom een nieuwe laag en noem deze Animatie 2.

Boven de lagen staat Dekking 100,0. Klik in deze schuifbalk ergens halverwege, zodat de laag doorzichtig wordt en je ziet wat eronder zit. Zo zie je precies hoe de volgende animatie anders moet zijn ten opzichte van de vorige laag. Klaar? Klik dan op Bestand / Export as. Kies bij Selecteer bestandstype het type GIF-afbeelding. Klik op Exporteren. In het venster Export Image as GIF plaats je een vinkje naast As animation. De vertraging tussen frames staat standaard op 100 milliseconden, maar de animatiesnelheid kun je aanpassen door zelf het aantal milliseconden in te vullen. Kies vervolgens Exporteren en je GIF is klaar om bekeken te worden!

©PXimport

Tip 10 Animaties zijn eenvoudig zelf te maken.

Tip 11: Filters

Filters maken het bewerken van foto's een stuk makkelijker. Ze geven het geselecteerde object of de hele foto een bepaalde look of vervorming. Het filter Warp, te vinden via Filters / Vervormingen / Warp, geeft je de mogelijkheid om bijvoorbeeld gezichten slanker te maken (zet de vervormingsstraal dan op ongeveer 100) of om het juiste perspectief te krijgen bij architectuurfoto's. Het is jammer dat er geen filtergallerij is, zoals in Photoshop, zodat je een overzicht hebt van wat alle filters doen. Je moet nu afgaan op de namen en met de filters spelen, om een idee te krijgen wat de effecten doen met jouw afbeelding.

©PXimport

Tip 11 Filters zijn volautomatische bewerkfuncties.

Tip 12: Plug-ins

GIMP is uit te breiden met gratis scripts, plug-ins en penselen. De meest populaire scripts en plug-ins vind je op deze website. Als je een plug-in hebt gevonden, download dan het *.scm-bestand. Dit bestand plaats je in de plug-in map van GIMP. Je vindt de locatie van deze map door in GIMP te gaan naar Bewerken / Voorkeuren / Mappen. Per categorie vind je vervolgens de locatie van de map, waarin je de add-on moet plaatsen. In het geval van de plug-in is dat GIMP 2\lib\gimp\2.0\plug-ins. Klik hierna in GIMP op Filters / Script-Fu / Scripts verversen of herstart GIMP.

In de taakbalk verschijnt nu de optie Script-Fu. In dit menu staat de zojuist geïnstalleerde plug-in. Er is ook een officieel GIMP Extension Pack verkrijgbaar, dat vol zit met plug-ins, scripts en animatiemogelijkheden. Dit pack is hier te downloaden.

©PXimport

Tip 12 Add-ons zijn extra functies die je in de scripts- of plug-ins-map van GIMP zet.

Tip 13: Community

Achter GIMP zit een grote gemeenschap met actieve gebruikers en ontwikkelaars. Om op de hoogte te blijven van nieuws, tips en trucs of om bewerkingen gemaakt in GIMP te bewonderen, dan kun je terecht bij de vele community websites. Vaak vind je hier ook plug-ins en scripts, die je niet op de officiële GIMP-pagina tegen komt. Actieve sites zijn onder andere: http://gug.criticalhit.dk, http://www.gimpusers.com, http://gimpchat.com, www.gimptalk.com. Er wordt ook een wiki bijgehouden door de community. Tot slot kun je hier terecht, een site met gratis GIMP-tutorials (cursussen).

Tip 14: Android

Een voordeel van een grote community, is dat er zelfs mensen bezig zijn met het ontwikkelen van GIMP voor Android. Zoek in de Google Play naar GIMP en download desgewenst de app GIMP Inkscape. De app bevat naast GIMP ook het programma Inkscape (een andere gratis tekenprogramma). De app zelf is 10 MB, maar daarna downloadt het een extra 270 MB aan data, waarna de volledige installatie dik 700 MB inneemt op je Android-toestel.

De installatie duurt ruim tien minuten, maar je kunt Android ondertussen gewoon gebruiken voor iets anders. Daarna openen GIMP en Inkscape tegelijk in een Linux-omgeving. GIMP start met drie losse vensters, dus voor meer overzicht ga je naar Vensters / Enkel venster-modus. GIMP (en ook Inkscape) werken precies hetzelfde op Android als op je normale computer. Je vinger op het touchscreen werkt als muis, maar je kunt natuurlijk met een usb-kabeltje een 'echte' muis aansluiten voor meer precisie.

©PXimport

Tip 14 GIMP is zelfs op je Android-toestel te gebruiken in een aparte Linux-omgeving.

Tip 15: CinePaint

Showtime, Harry Potter, Planet of the Apes en Spider-Man: zomaar wat films die mede gemaakt zijn door CinePaint. CinePaint is een afgeleide van GIMP en wordt in de filmwereld gebruikt voor het grafisch bewerken van filmbeelden en animaties. CinePaint is gratis te downloaden. De laatste versie is van 2013. CinePaint is ontwikkeld om frames te bewerken die meer dan 8 bits kleur per kanaal hebben. Daarnaast heeft het een uitgebreid kleurbeheersysteem, en ondersteuning voor HDR en hoge kwaliteit zwart-witbeelden. Het wordt ondersteund door professionele ontwikkelaars die werkzaam zijn in, onder andere, de filmwereld. GIMP zelf beschikt (nog) niet over al deze functies. CinePaint toont aan dat je met de broncode van GIMP erg professioneel werk kunt leveren.

©PXimport

Tip 15 CinePaint toont aan dat GIMP zelfs goed werkt voor professionals.

▼ Volgende artikel
10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen
© Mustafa_Art
Huis

10 tips om meer uit je robotstofzuiger te halen

Een robotstofzuiger scheelt flink wat werk, maar alleen als je hem goed gebruikt. Wie er net een in huis heeft, merkt al snel dat hij niet alles vanzelf doet. En ook als je al langer een robotstofzuiger gebruikt, valt er vaak nog winst te halen. Met deze tien praktische tips werkt je robotstofzuiger beter – en hoef jij minder te doen!

In het kort

Een robotstofzuiger kan je flink wat werk uit handen nemen, maar alleen als je hem goed gebruikt. Met deze 10 slimme tips werkt hij beter, blijft hij langer mee gaan en past hij zich aan jouw huishouden aan. Van zones instellen tot onderhoud: zo maak je er écht een huishoudhulp van.

Lees ook: Hier moet je op letten wanneer je een robotstofzuiger wilt kopen

1. Laat hem eerst je huis leren kennen

Veel robotstofzuigers kunnen een plattegrond van je woning maken. Dat kost eenmalig wat tijd, maar levert daarna veel gemak op. Tijdens zo'n verkenningsronde reinigt hij meestal nog niet, maar scant hij alleen. Geef hem de ruimte en zorg dat er geen spullen over de vloer slingeren. Als de kaart eenmaal is aangemaakt, kun je zones instellen, schoonmaakschema's maken en no-go-gebieden markeren.

2. Zorg voor voldoende licht

Robotstofzuigers met optische sensoren hebben licht nodig om goed te navigeren. Als je hem 's avonds laat rijden terwijl de lampen uit zijn, herkent hij obstakels minder goed. Plan het schoonmaken liever overdag of laat een lamp aan in de ruimte waar hij aan het werk is. Als het apparaat regelmatig moeite heeft om meubels of muren goed te herkennen, komt dat mogelijk door te weinig licht.

Licht, laser & optische sensoren

De lichtbehoefte van robotstofzuigers verschilt sterk per navigatiesysteem. Modellen met LiDAR-technologie (lasernavigatie) werken uitstekend in het donker omdat ze zelf licht uitstralen om obstakels te detecteren. Camera-gebaseerde robots daarentegen zijn afhankelijk van omgevingslicht om hun omgeving te kunnen 'zien' en hebben problemen in donkere ruimtes. Goedkopere modellen met alleen infrarood- of aanrakingssensoren navigeren weliswaar zonder licht, maar werken veel minder nauwkeurig en rijden vaker tegen obstakels aan.

3. Stel schoonmaakzones en kamers in

In de app van de meeste modellen kun je na de kaartopbouw aangeven welke kamers of delen van het huis wanneer moeten worden schoongemaakt. Dat is handig als je bijvoorbeeld elke ochtend de gang en keuken wilt laten doen, maar de slaapkamers alleen op zaterdag. Door het schoonmaken slim te verdelen, werkt de robotstofzuiger efficiënter en hoeft hij tussendoor minder vaak op te laden.

©Wesley Akkerman | ID.nl

4. Gebruik virtuele afbakeningen waar nodig

Veel modellen bieden de mogelijkheid om virtuele grenzen aan te maken: gebieden waar de robotstofzuiger niet mag komen. Denk aan een speelkleed met speelgoed, een losse kabel achter de bank of een plek waar de vloer nat kan zijn. In plaats van zo'n verboden plek elke keer handmatig af te schermen, door er bijvoorbeeld iets voor te zetten, stel je die zones gewoon één keer digitaal in. Het apparaat houdt daar vanaf dan automatisch rekening mee en weet dat hij daar niet meer mag komen.

5. Dweilen? Wees voorzichtig met schoonmaakmiddelen

Kan jouw robotstofzuiger ook dweilen? Gebruik dan alleen het aanbevolen reinigingsmiddel of gewoon water. Veel gewone schoonmaakmiddelen zijn te sterk of laten resten achter, waardoor leidingen of sproeiers kunnen verstoppen. Sommige robotstofzuigers hebben een speciaal reservoir voor schoonmaakmiddel, maar dat geldt niet voor elk model. Iets om naar te kijken voordat je een robotstofzuiger gaat kopen.

6. Maak borstels, wieltjes en sensoren regelmatig schoon

Haren, stof en vuil hopen zich snel op rond de draaiende onderdelen van de robotzuiger. Vooral huisdierharen kunnen oor problemen zorgen. Maak elke week de hoofdborstel los, controleer de zijborstels en veeg vuil weg met een droge doek of meegeleverd hulpstuk. Vergeet ook de val- en navigatiesensoren niet: die kunnen door stof minder goed functioneren, wat de navigatie beïnvloedt.

©Vershinin Evgenii

7. Leeg het stofreservoir af en toe ook zelf

Veel robotstofzuigers hebben een zelflegende functie. Handig, maar ook dan is het slim om af en toe zelf te controleren of alles goed blijft werken. Het stofreservoir is meestal klein en raakt sneller verstopt dan je denkt. Leeg het na een paar schoonmaakbeurten, zeker als je merkt dat hij minder vuil opzuigt of als hij zelf aangeeft dat het reservoir leeg is, maar je toch nog stof en kruimels op de vloer ziet liggen.

8. Zet het laadstation op een vaste plek

Een robotstofzuiger onthoudt zijn omgeving en zoekt na elke beurt zijn laadstation op. Verplaats je dat station naar een andere plek, dan moet hij opnieuw leren waar hij zich bevindt. Zet het station dus op een centrale, bereikbare plek waar voldoende ruimte is en laat het daar staan. Zo voorkom je dat hij de weg kwijt raakt of fouten maakt bij het navigeren.

9. Pas op bij huisdieren

Een ongelukje van een huisdier kan vervelende gevolgen hebben als de stofzuiger erdoorheen rijdt. Laat hem daarom liever schoonmaken op momenten dat je huisdieren buiten zijn of je zeker weet dat de vloer schoon is. Zo voorkom je niet alleen vieze sporen, maar ook schade aan het apparaat en extra schoonmaakwerk achteraf.

©Надія Коваль - stock.adobe.com

10. Automatiseer waar het kan, maar houd controle

Robotstofzuigers zijn bedoeld om werk uit handen te nemen. Toch blijft het verstandig om regelmatig de app te openen, meldingen te controleren en updates uit te voeren. Soms kun je met een kleine aanpassing – zoals het verplaatsen van een kabel, het instellen van een extra schoonmaakbeurt op vrijdag – het resultaat flink verbeteren.

Robotstofzuiger klaar? Zuigen maar!

Het is simpel: hoe beter je robotstofzuiger weet wat hij moet doen, hoe beter hij zijn werk doet. Met deze tips zorg je ervoor dat dat het geval is. En ja, je moet zelf ook af en toe nog wat doen, zoals het stofreservoir controleren of dierenhaar uit de wieltjes te peuteren, maar dat kost hooguit een paar minuutjes van je tijd. Want je weet nu hoe je ervoor zorgt dat de omstandigheden zo goed mogelijk zijn én hoe je hem 'traint'. En daarmee komt hij dicht in de buurt van je ideale huishoudhulp!


🤖 🧹 Accessoires voor je robotstofzuiger?

Je vindt ze

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.