ID.nl logo
GIMP als gratis alternatief voor Photoshop
© PXimport
Huis

GIMP als gratis alternatief voor Photoshop

GIMP (GNU Image Manipulation Program) is een opensource grafisch programma, dat prima werkt als een kosteloos alternatief voor het prijzige Adobe Photoshop. Je kunt er foto's mee bewerken, maar ook zelf tekeningen mee maken.

Tip 01: Wat is GIMP?

GIMP is een afkorting die staat voor GNU Image Manipulation Program. Het is een gratis te gebruiken beeldbewerkingsprogramma. De software is het beste te vergelijken met programma's Adobe Photoshop en Corel PaintShop Pro. Je kunt foto's bewerken, zelf afbeeldingen maken, of schilderen en tekenen. Veel van de functies in Photoshop vind je terug in GIMP, inclusief het gebruik van lagen, laagmaskers, paden en selectietools: overstappen is dus relatief eenvoudig.

GIMP is opensource en mag gratis gebruikt worden, zowel thuis als op kantoor. Hoewel het programma niet zo professioneel oogt als bijvoorbeeld Photoshop, zijn de mogelijkheden enorm uitgebreid. Extra functies zijn zelfs handmatig toe te voegen, door het installeren van plug-ins en scripts (zie ook tip 13). GIMP is te downloaden vanaf een groot aantal websites, maar voor de meest actuele en stabiele versie (en zonder toevoegingen van malware en werkbalken), kun je hier terecht. GIMP werkt voor Windows, OS X en Linux.

©PXimport

Tip 01 GIMP is grafische software voor de amateur én professional.

Specificaties

GIMP werkt op vrijwel elk systeem: op oude systemen zoals Gnome 2, KDE 3.2 en Windows 2000, en op alle nieuwere versies van Linux (inclusief Android), Windows en OS X (en alles ertussenin). GIMP heeft slechts 20 tot 30 MB aan opslagruimte nodig en werkt al op een systeem met slechts 128 MB RAM.

Tip 02: Voordelen

Het grootste voordeel van GIMP ten opzichte van Photoshop is uiteraard de prijs: GIMP is volledig gratis. Je hebt dus niet te maken met een proefversie van 30 dagen. Adobe Photoshop kost al snel enkele honderden euro's. De Creative Cloud-versie van Photoshop is alleen als abonnement te koop. Zo'n abonnement kost minimaal 147 euro per jaar in een speciale fotografiebundel met Lightroom.

Daarnaast is GIMP uit te breiden zoals jij het zelf wilt. De broncode van de software is openbaar en dus door iedereen aan te passen. Dat levert een groot scala aan plug-ins en scripts op, die gratis zijn te downloaden. Een grote en fanatieke community is doorlopend bezig het programma door te ontwikkelen. Projecten gemaakt in GIMP zijn te bewaren in allerlei bestandsformaten, waaronder zelfs het Photoshop-bestandsformaat. Een technisch voordeel van GIMP is dat je kunt inzoomen tot maar liefst 25600 procent, terwijl Photoshop niet verder gaat dan 3200 procent. GIMP werkt dus zeer nauwkeurig.

©PXimport

Tip 02 GIMP is gratis, Adobe Photoshop is erg prijzig.

Tip 03: Nadelen

GIMP is volledig reclamevrij en uitbreidingen zijn gratis. Het ontbreken van een duur ontwikkelingsteam bij de maker vertaalt zich alleen in een tikkeltje chaotische lay-out van het programma. Het programma bestaat uit heel veel menu's en knoppen. Doorgewinterde Photoshop-gebruikers herkennen vrij snel waar alle toeters en bellen voor dienen, maar voor een beginnende fotobewerker is de interface nogal overweldigend. Sommige functies, zoals het omlijnen van tekst, zijn ook onnodig lastig. Ondanks de actieve community, komen er maar zelden updates voor GIMP. De laatste versie van GIMP, versie 2.8.10, kwam uit in november 2013.

©PXimport

Tip 03 De standaard lay-out van GIMP is niet gebruiksvriendelijk.

Tip 04: Installatie

GIMP is eenvoudig te installeren. Voor de Windows-versie surf je naar www.gimp.org: klik in het menu op de link Downloads of op de grote oranje Download-knop, en klik op de volgende pagina op de link Download GIMP 2.8.10 (of het meest recente versienummer als er een nieuwere is). Dubbelklik op het bestand gimp-2.8.10-setup.exe om de installatie te starten. Klik je op de knop Install, dan wordt GIMP in één keer geïnstalleerd. Maar klik je op de knop Customize, dan krijg je een geavanceerdere installatieroutine waarbij je bijvoorbeeld zelf bestandsformaten kunt aanvinken die voortaan standaard geopend moeten worden met GIMP.

Voor alle andere besturingssystemen, klik je op de downloadpagina van GIMP op de link Show other downloads.

©PXimport

Tip 04 Via de aangepaste installatie bepaal je zelf welke bestandsformaten standaard geopend moeten worden met GIMP.

Tip 05: Instellingen

Als je GIMP voor het eerst start, worden drie vensters geopend. Dit zijn van links naar rechts: Gereedschapskist/Gereedschapsopties, het Hoofdvenster en het venster met Lagen - Penselen. Losse vensters zijn handig, wanneer je meerdere monitoren gebruikt. Op één monitor is dit chaotische uiterlijk eenvoudig te veranderen. Klik in het Hoofdvenster op Vensters en kies Enkel venster-modus: de losse vensters worden nu samengevoegd met het hoofdvenster. GIMP heeft nu iets meer het uiterlijk van Photoshop. Vervolgens kijken we naar de instellingen van de software, die te vinden zijn via het menu Bewerken / Voorkeuren.

In dit dialoogvenster vind je diverse categorieën. In de categorie Omgeving kun je eenvoudig het aantal handelingen dat je ongedaan kunt maken, verhogen of verlagen. Je moet dan ook de waarde van de optie Maximum geheugen om bewerkingen op te slaan aanpassen, zodat de computer de handelingen ook echt tijdelijk kan opslaan. Klik vervolgens op de categorie Standaardafbeelding. Hier kun je een standaard sjabloon instellen, dat altijd als eerste getoond wordt bij het maken van een nieuw werkblad (via Bestand / Nieuw).

©PXimport

Tip 05 Stel GIMP af op je eigen voorkeuren voor een optimale prestatie.

Tip 06: Sneltoetsen

Je bewerkt foto's en andere afbeeldingen een stuk sneller met behulp van sneltoetsen op het toetsenbord. In GIMP werken alle standaard computersneltoetsen, zoals Ctrl+N voor het openen van een nieuw document en Ctrl+S om het bestand op te slaan. Ook een bekende Photoshop-combinatie zoals Shift+C (bijsnijden) werkt in GIMP met hetzelfde resultaat. Maar er zijn grote verschillen met de overige sneltoetsen van Photoshop. Zo selecteer je in GIMP met de L-toets geen lasso, maar de kleurverlooplijn. De lasso krijg je in GIMP met F, terwijl F in Photoshop ervoor zorgt dat het scherm in volledige modus verandert.

In GIMP zijn alle toetscombinaties te bekijken en ook handmatig aan te passen in het menu Sneltoetsen configureren, te vinden via Bewerken / Voorkeuren / Bediening / Sneltoetsen. Wil je alle Photoshop-sneltoetsen gebruiken en importeren? Surf dan naar deze website, download het bestand ps-menurc en hernoem het naar menurc. Plaats dit bestand vervolgens in de GIMP-installatiemap. Vrijwel alle sneltoetsen uit Photoshop zijn nu ook te gebruiken in GIMP!

©PXimport

Tip 06 Wat zijn de huidige sneltoetsen en hoe pas je ze aan?

Tip 07: Basishandelingen

De belangrijkste onderdelen van GIMPs interface zijn de gereedschapskist links en de werkbalk bovenin. De werkbalk met daarin handige submenu's zoals Afbeelding, Laag, Kleuren en Gereedschap wordt ook getoond als je met rechts op het werkvlak klikt. We kijken eerst naar de gereedschapskist.

Als je de muis op een pictogram houdt, krijg je een omschrijving te zien waaruit duidelijk wordt waarvoor de toepassing dient. Zo kun je selecteren, knippen, tekenen, schrijven, objecten weghalen en bewerken. Elk gereedschap is uitgebreider in te stellen in het paneel Gereedschapsopties, te vinden onder de gereedschapskist. In het geval van een penseel regel je hier bijvoorbeeld de grootte en intensiteit. Echter, om een type penseel te kiezen, moet je in het paneel rechtsonder zijn en dat is enigszins verwarrend. Voor uitgebreidere zaken, zoals het regelen van de kleuren, het contrast en de helderheid van foto's en afbeelding, moet je in de werkbalk zijn.

©PXimport

Tip 07 Als je een beetje kunt tekenen, is een tekening in GIMP snel gemaakt.

Opslaan

Als je een bestand wilt opslaan in GIMP, dan moet je even opletten. Ga je namelijk naar Bestand / Opslaan of Opslaan als, dan wordt het gehele project (inclusief lagen) opgeslagen in het GIMP-formaat XCF. Je slaat dus niet het plaatje op als eindresultaat, maar als project. Kies de optie Bestand / Export As en voer een bestandsnaam in en klik vervolgens onderaan dit venster op Selecteer bestandstype. Je hebt nu de keuze uit tientallen bestandsformaten, waaronder jpg, png, bmp, tif. Je kunt het zelfs opslaan als Photoshop-bestand (psd), zodat je in Photoshop extra bewerkingen kunt doorvoeren.

©PXimport

Tip 08: Werken met lagen

In een grafisch bewerkingsprogramma is het werken met lagen een belangrijk onderdeel van de workflow. Lagen geven je namelijk de mogelijkheid om objecten los van elkaar te bewerken. Een laag maak je door een bepaald stukje beeld uit een bestaande afbeelding te knippen of door een nieuwe afbeelding te plakken bovenop een al openstaande afbeelding. Laagmaskers zijn tijdelijke lagen: je beschermt als het ware een stukje beeld om juist wel of niet te bewerken. Objecten kun je selecteren, kopiëren en/of knippen met de rechthoekige of ovale selectie, de vrije selectie (lasso), de toverstaf (selecteren op basis van duidelijke contrasten), paden of de slimme schaar.

Met de slimme schaar plaats je bolletjes rondom het te selecteren object. De lijnen worden automatisch naar het object gezogen. Ga na de selectie naar Selecteren / Uit pad. Je maakt een laagmasker via Laag / Masker / Laagmasker toevoegen. Klik in het dialoogvenster op Selection / Toevoegen. De achtergrond is nu onzichtbaar. Wil je het geselecteerde object juist niet bewerken, maar de achtergrond wel? Kies dan niet Uit pad, maar Selecteren / Inverteren. Hierna voeg je alsnog een laagmasker toe. Maak de achtergrond bijvoorbeeld zwart/wit via Kleuren / Tint / verzadiging. Trek de schuifbalk van Verzadiging naar links en sluit af met OK. Rechtsklik vervolgens op de afbeelding. Kies Laag / Masker / Laagmasker verwijderen. Je ziet nu dat alles zwart/wit is, behalve het eerder geselecteerde object.

©PXimport

Tip 08 Lagen en laagmaskers maken het bewerken veel makkelijker.

Tip 09: Rode ogen weg

Rode ogen verwijderen is één van de meest uitgeoefende bewerkingen in fotobewerkingssoftware. In GIMP kun je in principe op twee manieren te werk gaan. De eerste is door de rode ogen te selecteren met de toverstaf. Deze maakt automatisch een cirkel rondom het rode vlak.

Je kunt ook met de ovale selectie een cirkel trekken rondom het rode oog. Houd om ook het tweede oog te selecteren de Shift-toets ingedrukt en trek vervolgens het rondje. Klik nu op Filters / Versterken / Rode ogen verwijderen. Een dialoogvenster verschijnt, waarin je met een schuifbalk kunt aangeven hoeveel rood er verwijderd moet worden. Bevestig met OK. Uiteraard kun je ook een laagmasker aanmaken (zie tip 8) en handmatig met één van de penselen de ogen donkerder maken. In dat geval is het handig om het beeld flink in te zoomen, zodat je pixel voor pixel kunt aanpakken. In- en uitzoomen doe je met de plus- en mintoets op het toetsenbord.

©PXimport

Tip 09 Het filter Rode ogen verwijder doet perfect zijn werk.

Tip 10: Maak animatie

Een animatie maak je in lagen, waarbij elke laag bestaat uit een afbeelding die net even anders is als het plaatje in de vorige laag. Aangezien je in GIMP uitstekend kunt tekenen en schilderen, is zo'n animatie makkelijk in elkaar te zetten. De standaardlaag van GIMP heet Achtergrond. Klik hier met rechts op en klik op Nieuwe laag. Noem deze laag bijvoorbeeld Animatie 1. Teken hierop de eerste afbeelding. Maak vervolgens wederom een nieuwe laag en noem deze Animatie 2.

Boven de lagen staat Dekking 100,0. Klik in deze schuifbalk ergens halverwege, zodat de laag doorzichtig wordt en je ziet wat eronder zit. Zo zie je precies hoe de volgende animatie anders moet zijn ten opzichte van de vorige laag. Klaar? Klik dan op Bestand / Export as. Kies bij Selecteer bestandstype het type GIF-afbeelding. Klik op Exporteren. In het venster Export Image as GIF plaats je een vinkje naast As animation. De vertraging tussen frames staat standaard op 100 milliseconden, maar de animatiesnelheid kun je aanpassen door zelf het aantal milliseconden in te vullen. Kies vervolgens Exporteren en je GIF is klaar om bekeken te worden!

©PXimport

Tip 10 Animaties zijn eenvoudig zelf te maken.

Tip 11: Filters

Filters maken het bewerken van foto's een stuk makkelijker. Ze geven het geselecteerde object of de hele foto een bepaalde look of vervorming. Het filter Warp, te vinden via Filters / Vervormingen / Warp, geeft je de mogelijkheid om bijvoorbeeld gezichten slanker te maken (zet de vervormingsstraal dan op ongeveer 100) of om het juiste perspectief te krijgen bij architectuurfoto's. Het is jammer dat er geen filtergallerij is, zoals in Photoshop, zodat je een overzicht hebt van wat alle filters doen. Je moet nu afgaan op de namen en met de filters spelen, om een idee te krijgen wat de effecten doen met jouw afbeelding.

©PXimport

Tip 11 Filters zijn volautomatische bewerkfuncties.

Tip 12: Plug-ins

GIMP is uit te breiden met gratis scripts, plug-ins en penselen. De meest populaire scripts en plug-ins vind je op deze website. Als je een plug-in hebt gevonden, download dan het *.scm-bestand. Dit bestand plaats je in de plug-in map van GIMP. Je vindt de locatie van deze map door in GIMP te gaan naar Bewerken / Voorkeuren / Mappen. Per categorie vind je vervolgens de locatie van de map, waarin je de add-on moet plaatsen. In het geval van de plug-in is dat GIMP 2\lib\gimp\2.0\plug-ins. Klik hierna in GIMP op Filters / Script-Fu / Scripts verversen of herstart GIMP.

In de taakbalk verschijnt nu de optie Script-Fu. In dit menu staat de zojuist geïnstalleerde plug-in. Er is ook een officieel GIMP Extension Pack verkrijgbaar, dat vol zit met plug-ins, scripts en animatiemogelijkheden. Dit pack is hier te downloaden.

©PXimport

Tip 12 Add-ons zijn extra functies die je in de scripts- of plug-ins-map van GIMP zet.

Tip 13: Community

Achter GIMP zit een grote gemeenschap met actieve gebruikers en ontwikkelaars. Om op de hoogte te blijven van nieuws, tips en trucs of om bewerkingen gemaakt in GIMP te bewonderen, dan kun je terecht bij de vele community websites. Vaak vind je hier ook plug-ins en scripts, die je niet op de officiële GIMP-pagina tegen komt. Actieve sites zijn onder andere: http://gug.criticalhit.dk, http://www.gimpusers.com, http://gimpchat.com, www.gimptalk.com. Er wordt ook een wiki bijgehouden door de community. Tot slot kun je hier terecht, een site met gratis GIMP-tutorials (cursussen).

Tip 14: Android

Een voordeel van een grote community, is dat er zelfs mensen bezig zijn met het ontwikkelen van GIMP voor Android. Zoek in de Google Play naar GIMP en download desgewenst de app GIMP Inkscape. De app bevat naast GIMP ook het programma Inkscape (een andere gratis tekenprogramma). De app zelf is 10 MB, maar daarna downloadt het een extra 270 MB aan data, waarna de volledige installatie dik 700 MB inneemt op je Android-toestel.

De installatie duurt ruim tien minuten, maar je kunt Android ondertussen gewoon gebruiken voor iets anders. Daarna openen GIMP en Inkscape tegelijk in een Linux-omgeving. GIMP start met drie losse vensters, dus voor meer overzicht ga je naar Vensters / Enkel venster-modus. GIMP (en ook Inkscape) werken precies hetzelfde op Android als op je normale computer. Je vinger op het touchscreen werkt als muis, maar je kunt natuurlijk met een usb-kabeltje een 'echte' muis aansluiten voor meer precisie.

©PXimport

Tip 14 GIMP is zelfs op je Android-toestel te gebruiken in een aparte Linux-omgeving.

Tip 15: CinePaint

Showtime, Harry Potter, Planet of the Apes en Spider-Man: zomaar wat films die mede gemaakt zijn door CinePaint. CinePaint is een afgeleide van GIMP en wordt in de filmwereld gebruikt voor het grafisch bewerken van filmbeelden en animaties. CinePaint is gratis te downloaden. De laatste versie is van 2013. CinePaint is ontwikkeld om frames te bewerken die meer dan 8 bits kleur per kanaal hebben. Daarnaast heeft het een uitgebreid kleurbeheersysteem, en ondersteuning voor HDR en hoge kwaliteit zwart-witbeelden. Het wordt ondersteund door professionele ontwikkelaars die werkzaam zijn in, onder andere, de filmwereld. GIMP zelf beschikt (nog) niet over al deze functies. CinePaint toont aan dat je met de broncode van GIMP erg professioneel werk kunt leveren.

©PXimport

Tip 15 CinePaint toont aan dat GIMP zelfs goed werkt voor professionals.

▼ Volgende artikel
Bestanden delen zonder cloud? Dit zijn je opties
© KOB
Huis

Bestanden delen zonder cloud? Dit zijn je opties

Je wilt bestanden delen met jezelf op een ander apparaat in je netwerk of met anderen via internet, bij voorkeur zonder deze data onderweg tijdelijk op te slaan. Je kiest dus voor een directe peer-to-peer overdracht, zonder externe opslagservers in de cloud.

In dit artikel laten we zien hoe je bestanden direct deelt tussen apparaten:

  • Deel bestanden binnen je netwerk met tools als Winpinator, LANDrop of AirDrop
  • Installeer Cx File Explorer op Android om via SMB, FTP of lokale servers bestanden uit te wisselen
  • Richt een eigen FTP-server in met FileZilla
  • Gebruik Magic Wormhole om eenmalig bestanden te versturen
  • Synchroniseer mappen handmatig of automatisch tussen apparaten met Syncthing
  • Installeer een webserver om bestanden beschikbaar te maken via een lokaal ip-adres
  • Zet met Tailscale een eigen VPN op

Lees ook: Grote bestanden versturen? Dit zijn je gratis opties

Veel mensen delen gegevens via cloudopslagdiensten als Google Drive, OneDrive of Dropbox. Dit werkt prima, maar de bestanden worden wel tijdelijk online opgeslagen. Wil je dit vermijden, dan moet je een methode vinden om de data rechtstreeks naar de ontvanger te sturen, desnoods via een relay die enkel als doorgeefluik fungeert en de (bij voorkeur versleutelde) data niet opslaat. Hiervoor bestaan verschillende tools en technieken, zoals een SMB-, FTP- of P2P-verbinding.

In dit artikel bespreken we diverse tools, zodat je op basis van je opzet en technische vaardigheden voor jezelf de beste oplossing kunt kiezen. Eerst komen tools aan bod die vooral geschikt zijn voor directe datatransfers binnen je eigen netwerk. Daarna laten we methodes zien die ook over het internet werken. Op het laatst tonen we je nog hoe je snel een eigen VPN-netwerk opzet, om ook andere servers voor bestanden delen op afstand veilig te kunnen benaderen.

1 Via je thuisnetwerk

Om binnen je thuisnetwerk bestanden te delen, zijn er verschillende mogelijkheden. Windows heeft weliswaar het ingebouwde SMB-protocol (Server Message Block), waarmee je mappen kunt delen en lees- of schrijfrechten kunt instellen, maar in dit artikel richten we ons vooral op externe, gratis tools.

Een eenvoudige oplossing is Winpinator, dat dataoverdrachten tussen Windows-apparaten ondersteunt. Bij File / Preferences / Connection kun je onder meer de netwerkinterface en binnenkomende poorten instellen. Specifiek voor dataoverdrachten tussen iOS- en macOS-apparaten biedt Apple de functie AirDrop aan.

Voor meer flexibiliteit is er LANDrop, beschikbaar voor vrijwel alle platformen, inclusief mobiel. We nemen als voorbeeld een Windows-pc en een Android-apparaat. We installeren de app op onze Windows-pc en geven desgevraagd de firewall toestemming om verbindingen toe te staan. We installeren daarna de mobiele app en zorgen dat beide apparaten met hetzelfde netwerk zijn verbonden. Als alles correct werkt, verschijnen de aangesloten toestellen in de LANDrop-app. We selecteer de bestanden en het doelapparaat, en meteen na de bevestiging start de overdracht.

Bestanden delen tussen apparaten binnen je netwerk, vanuit een grafisch venster.

Firewallregels

Veel tools in dit artikel vereisen firewalltoegang. We gaan uit van de Windows Defender Firewall, waar standaard alle uitgaande verbindingen zijn toegestaan. Je hoeft je dus vooral te richten op binnenkomend verkeer.

Open de app Windows Defender Firewall met geavanceerde beveiliging en ga naar Regels voor binnenkomend verkeer. Als je tijdens de installatie van bijvoorbeeld LANDrop toestemming gaf, zijn er standaard twee regels met landrop.exe aangemaakt. Onder Eigenschappen zie je op het tabblad Protocollen en poorten dat alle poorten openstaan, één regel voor TCP en één regel voor UDP.

Het kan ook gebeuren dat je voor sommige tools zelf firewallregels moet toevoegen. Klik dan in het rechterdeelvenster op Nieuwe regel, kies Programma en verwijs naar de app met binnenkomend verkeer. Selecteer vervolgens De verbinding toestaan en kies de gewenste netwerkprofielen, op z’n minst Privé.

Deze methode opent standaard alle lokale poorten voor de app. Wil je dit beperken, kies dan bij Nieuwe regel de optie Poort of Aangepast. Zo kun je precies bepalen welke poorten en protocollen worden toegestaan, wat veiliger is. Vaak vind je in (de helpbestanden van) zo’n programma om welke poorten het gaat (bij LANDrop kun je dit instellen bij Preferences / Listening Port).

Voor de meeste dataoverdracht-diensten moet je wel een gaatje in je firewall prikken.

2 Android

Wissel je regelmatig bestanden uit tussen je Android-apparaat en andere apparaten in je netwerk, zoals Windows-pc’s, dan is de gratis bestandsbeheerder Cx File Explorer een handige oplossing. Deze app, beschikbaar in de Google Play Store, is ook geschikt voor lokaal bestandsbeheer op Android.

Start de app, ga naar Network en tik op New Location. Via Cloud kun je bestanden delen via cloudopslagdiensten, maar voor ons doel kies je Remote. Hier vind je verschillende protocollen voor netwerktoegang en bestandsdeling. Local Network en SMB werken beide via het Windows-protocol SMB. De eerste optie detecteert netwerkshares automatisch, terwijl je bij de tweede handmatig de hostnaam of het ip-adres en inloggegevens invoert om toegang te krijgen tot gedeelde mappen op bijvoorbeeld een Windows-pc. Het WebDAV-protocol laten we buiten beschouwing, aangezien het buiten NAS-omgevingen weinig wordt gebruikt.

De opties FTP en SFTP veronderstellen dat er elders in je netwerk al een (S)FTP-server draait waarmee je kunt verbinden (meer hierover lees je in de volgende paragraaf). Maar je kunt het ook makkelijk omkeren en op je Android-apparaat een FTP-server opzetten. Ga opnieuw naar Network en kies Access from network. Bevestig met Start service en je krijgt een url (bijvoorbeeld ftp://192.168.0.165:6094) en de inloggegevens te zien. Neem deze gegevens over in een FTP-client, zoals FileZilla, op een ander apparaat in je netwerk om bestanden in beide richtingen uit te wisselen. Na afloop klik je op Stop service.

Met Cx File Explorer wissel je op verschillende manieren data uit, waaronder met FTP.

3 FTP

Dataoverdracht-tools zoals LANDrop zijn minder geschikt voor grote bestanden of langdurige overdrachten, en bieden geen gescheiden toegang per apparaat of gebruiker. In zo’n geval is een eigen FTP-server een betere optie. Dit kan eenvoudig met het gratis FileZilla, waarvan zowel de server- als clientversie beschikbaar is op www.filezilla-project.org.

Installeer de servercomponent met de standaardopties en stel een beheerwachtwoord in. De server kan automatisch met Windows starten, zelfs zonder dat je bent aangemeld. Start de tool, klik op Connect to Server, en bevestig met OK en Ja.

Ga naar Server / Configure en voeg onder Users via Add een nieuwe gebruiker toe, bij voorkeur met een wachtwoord. Bij Mount points klik je op Add, stel je bij Native path de map in die je wilt delen (bijvoorbeeld C:\fotos) en geef je bij Virtual path een duidelijke naam (bijvoorbeeld /gedeeldefotos). Kies bij Access Mode voor Read only of Read+Write en bevestig met OK.

Installeer nu een FTP-client, zoals FileZilla, op een ander apparaat in je netwerk of gebruik de FTP-functie van Cx File Explorer. Vul de connectiegegevens in: de hostnaam of het interne ip-adres van de server, standaardpoort 21, gebruikersnaam en wachtwoord. Als de firewall aan serverzijde de verbinding blokkeert, voeg dan een regel toe die TCP-poorten 20 en 21 doorlaat (zie kader ‘Firewallregels’).

Een FTP-server met FileZilla heb je snel opgezet, met gescheiden gebruikersrechten.

4 Magic Wormhole

We hebben ons tot nu toe gericht op bestandsuitwisselingen binnen het thuisnetwerk. Dit is veiliger en technisch eenvoudiger, omdat de router aan de publieke zijde niet hoeft te worden gepasseerd. In het vervolg van dit artikel gaat het over het delen van data met een apparaat op het internet, zonder online opslag te gebruiken.

Laten we beginnen met het gratis en opensource Magic Wormhole. Deze tool verstuurt bestanden tussen apparaten zonder complexe netwerkconfiguratie zoals portforwarding. Hoe dit precies werkt, lichten we toe in het kader ‘Relay’.

Magic Wormhole is vooral handig voor incidentele, maar veilige bestandsoverdrachten. Het is beschikbaar voor macOS en Linux en kan ook met enkele extra stappen op Windows worden geïnstalleerd. De eenvoudigste manier is via de pakketbeheerder Chocolatey. Installeer deze door PowerShell als administrator te openen en het volgende commando uit te voeren:

Set-ExecutionPolicy Bypass -Scope Process -Force; iex ((New-Object System.Net.WebClient).DownloadString('https://community.chocolatey.org/install.ps1'))

Open daarna de Opdrachtprompt als administrator en voer deze commando’s uit:

choco install -y python
call RefreshEnv
pip install magic-wormhole

Hiermee installeer je de benodigde onderdelen. Gebruik de volgende opdrachten om een bestand of een volledige map (die automatisch gezipt wordt) te verzenden:

wormhole send <volledig_pad_naar_bestand>
wormhole send <volledig_pad_naar_map>

Je krijgt nu een code te zien. Op het ontvangende apparaat, waar Magic Wormhole ook geïnstalleerd moet zijn, voer je het onderstaande commando uit om de overdracht te voltooien:

wormhole receive <ontvangen_code>

Bij elke datatransfer via Wormhole hoort een unieke code.

Relay

De verzender genereert een unieke en leesbare code. Deze wordt handmatig gedeeld met de ontvanger. Zodra de ontvanger dezelfde code invoert, wordt de PAKE-sleutel (Password-Authenticated Key Exchange) berekend. Met deze sleutel wordt een veilige sessie opgezet waarin beide apparaten elkaar kunnen vinden. Indien mogelijk wordt direct een P2P-verbinding opgezet via NAT Traversal-technieken. Lukt dit niet, omdat de apparaten zich bijvoorbeeld achter een strikte NAT of firewall bevinden, dan verloopt de overdracht via een ‘transit relay server’. Deze fungeert uitsluitend als doorgeefluik en slaat geen bestanden op. De data worden bovendien altijd via end-to-end-encryptie verzonden. Dit alles maakt Magic Wormhole een veilige oplossing.

Op deze pagina vind je meer technische details.

5 Syncthing

Wil je bestanden (continu) selectief beschikbaar stellen voor meerdere apparaten, dan is Magic Wormhole minder geschikt. De gratis en opensource synchronisatie-tool Syncthing is hiervoor een betere mogelijkheid. Dankzij TLS kunnen je data veilig versleuteld blijven en net als Magic Wormhole probeert Syncthing apparaten eerst direct te verbinden. Lukt dat niet, ondanks NAT Traversal-technieken, zoals STUN, UPnP en NAT-PMP, dan worden publieke relayservers ingezet, zonder de verstuurde data op te slaan.

Ga naar www.syncthing.net/downloads (macOS, Windows, Linux). Download de Windows-versie door op Latest te klikken en syncthing-windows-setup.exe op te halen. Installeer deze met een dubbelklik. De standaardwaarden kun je behouden en indien gewenst start Syncthing automatisch met Windows op. Bevestig indien gevraagd of de firewall automatisch mag worden aangepast. Even later is de server toegankelijk in je browser via 127.0.0.1:8384.

De Syncthing-server heb je in een oogwenk klaar voor gebruik.

6 Beheer Syncthing

Via Acties / Instellingen kun je op het tabblad GUI een gebruikersnaam en wachtwoord instellen om de GUI-beheermodule af te schermen. Op het tabblad Verbindingen begrens je desgewenst de download- en uploadtransfers. Laat alle opties, zoals NAT traversalinschakelen en Relaying inschakelen, het best geactiveerd. Bevestig je aanpassingen met Opslaan.

In het hoofdvenster selecteer je een map om via Syncthing met andere apparaten te delen. Klik op +Maptoevoegen, vul een naam in bij Maplabel, kies een Map-ID en geef bij Maplocatie het pad op, zoals C:\GedeeldeData. Bevestig met Opslaan. Klik op de toegevoegde map voor details. Gebruik Bewerken voor aanpassingen of om de map eventueel te verwijderen.

Je kunt mooi volgen welke mappen je (hoe) hebt gedeeld.

7 Delen met Syncthing

De map is klaar, maar je moet Syncthing nog vertellen met welke apparaten je deze wilt delen. Daarvoor is minstens een tweede apparaat nodig. Laten we een Android-apparaat als voorbeeld nemen. Download en installeer de Syncthing Fork-app uit de officiële Play Store. Geef met Machtiging verlenen toestemming voor toegang tot je lokale bestanden. Een locatiemachtiging is niet nodig, tenzij je Syncthing alleen op geselecteerde wifi-netwerken wilt gebruiken. De optie Notification Permission schakel je liefst wel in.

Wil je dataverbruik beperken, tik linksboven op het menu-icoon, open Instellingen / Uitvoervoorwaarden en stel Run on Wi-Fi selecteren in (of eventueel Run on specifieke Wi-Fi-netwerken).

Nu moeten beide apparaten elkaar vinden. Open op je pc de Syncthing-beheermodule, ga naar Acties / ID weergeven, en noteer of kopieer dit. Ga op je mobiele apparaat naar Apparaat-ID, open het tabblad Apparaten, tik op de plus-knop, en vul de ID en een geschikte apparaatnaam in. Als beide apparaten in hetzelfde netwerk zitten, wordt de ID waarschijnlijk automatisch ingevuld. Bevestig je invoer.

Herhaal dit op je pc via +Extern apparaat toevoegen in het hoofdvenster. Open daarna een gedeelde map, kies Bewerken, ga naar het tabblad Delen, vink het gekoppelde apparaat aan en bevestig met Opslaan. Accepteer de meldingen in de Syncthing-app op je mobiele apparaat en in het dashboard om de koppeling en het delen te voltooien. De synchronisatie kan beginnen.

Je moet de gevraagde mapsynchronisatie wel nog even bevestigen.

Andere servers

Er zijn nog veel andere servers die je op je pc kunt installeren om bestanden, foto’s en andere data uit te wisselen. Een mogelijke optie is bijvoorbeeld een webserver zoals de gratis Abyss Webserver. Je kunt die met een paar muisklikken installeren en gebruikt standaard poort 8080. Mappen die je vervolgens in de document-rootmap plaatst (standaard C:\Abyss Web Server\htdocs) zijn dan meteen bereikbaar via <hostnaam_of_ip-adres>:8080/<mapnaam>.

Helaas ondersteunen deze webserver en de meeste andere servers voor het delen van data geen NAT Traversal-technieken, laat staan relayservers, waardoor ze van buitenaf moeilijk bereikbaar zijn. Je kunt dan portforwarding op je router instellen, eventueel met DDNS of beter nog: met een VPN. Dit laatste is veiliger, maar technisch uitdagender.

Van binnenuit is deze (web)server alvast makkelijk bereikbaar.

8 Set-up Tailscale

Een eenvoudige oplossing om snel een eigen VPN-netwerk op te zetten is een dienst als Tailscale. Deze vereist aan beide kanten een beperkte configuratie en gebruikt onderliggend ook het WireGuard-protocol om een versleuteld privé-VPN-netwerk op te zetten. Een Tailscale-relayserver zorgt ervoor dat je apparaat bereikbaar is vanaf internet, in principe zonder firewall-instellingen aan te passen of routerpoorten door te sturen.

Ga naar www.tailscale.com/download en download de app voor je besturingssysteem (Linux, macOS, Windows, iOS of Android). We gaan aan de slag met Windows. De installatie verloopt met een paar muisklikken. Start de app en klik nu eerst op Sign up om een account aan te maken. Je kunt hiervoor onder meer een Google- of Microsoft-account gebruiken (voor Personal Use). Terug in de app klik je op Sign in to your network. Na aanmelding klik je op Connect en maakt je apparaat deel uit van het privé-VPN-netwerk van Tailscale, met een ip-adres dat typisch begint met 100.). Aangemeld op de Tailscale-website kun je de status van je netwerk altijd bekijken.

Het eerste apparaat is aan het Tailscale-VPN-netwerk toegevoegd.

9 Externe toegang Tailscale

Een VPN-netwerk met slechts één apparaat heeft weinig zin, dus voegen we snel een tweede toe. We nemen een Android-apparaat als voorbeeld. Download en installeer de Tailscale-app uit de officiële Google Play Store en start deze op. Tik op Get Started / OK / Get Started. Meld je aan met je Tailscale-account en klik na succesvol inloggen op Connect. In het dashboard op de site zie je nu dat je toestel met het VPN-netwerk is verbonden.

Wil je apparaten van andere gebruikers tijdelijk toegang geven tot je VPN-netwerk zonder je eigen inloggegevens te delen, ga dan naar het dashboard op de site en open Users. Klik op Invite external users en vul het e-mailadres van de ontvanger in. Standaard wordt deze als Member toegevoegd, maar je kunt bijvoorbeeld ook Admin selecteren.

Let op: Heb je jezelf via een Google-account aangemeld, dan moet het e-mailadres van de ontvanger ook aan een Google-account gekoppeld zijn om zich hiermee te kunnen aanmelden. De ontvanger hoeft enkel de link in het e-mailbericht te openen, Tailscale te downloaden, zich met dit e-mailadres aan te melden en zijn apparaat aan het VPN-netwerk te koppelen.

Je kunt ook anderen uitnodigen om zich met je Tailscale-netwerk te verbinden.

10 Overdracht met Tailscale

Stel nu dat je op je apparaat een server op poort 8080 hebt draaien (zoals Abyss Webserver), dan kun je deze via Tailscale voortaan makkelijk extern bereiken. Vul in je browser het Tailscale ip-adres van dat apparaat in, gevolgd door het poortnummer, bijvoorbeeld 100.66.72.65:8080. Alle datatransfers van en naar die server verlopen nu veilig binnen de VPN-tunnel van Tailscale.

Via het Tailscale VPN-netwerk is onze server nu ook van buitenaf bereikbaar.

Watch on YouTube
▼ Volgende artikel
Hoe kies je de beste inbouw-magnetron?
© v74
Huis

Hoe kies je de beste inbouw-magnetron?

Een inbouw-magnetron is ideaal als je op zoek bent naar een vaste plek voor je magnetron in een strakke, opgeruimde keuken. Maar hoe weet je welke je moet kiezen? De opties zijn uitgebreid: van compacte solo-magnetrons tot volwaardige combi-magnetrons met stoomfunctie. In dit artikel lees je waar je op moet letten zodat je een model vindt dat past bij jouw keuken én bij de manier waarop je kookt!

Dit is belangrijk bij het kiezen van een inbouw-magnetron
  • Nishoogte, nisbreedte en nisdiepte
  • Solo-magnetron of combi-magnetron?
  • Bediening: draaiknop of touch?
  • Aansluitingen ventilatie

Meten = weten

Een inbouw-magnetron moet precies passen in de nis van je keukenmeubel. Daarom is het belangrijk om goed naar de afmetingen te kijken. Fabrikanten vermelden altijd de benodigde nishoogte, nisbreedte en nisdiepte in de specificaties. De standaard nishoogtes zijn meestal 38 cm of 45 cm. Sommige modellen zijn hoger, maar dan gaat het vaak om combi-ovens of apparaten met extra functies.

De nisbreedte is vrijwel altijd 56 cm. 60 cm komt ook voor, maar dat is eigenlijk meer geschikt voor een volledige oven dan voor een inbouw-magnetron. De nisdiepte varieert tussen de 55 en 58 cm. Meet de beschikbare ruimte goed op, inclusief de diepte van de achterwand en eventuele obstakels zoals elektriciteitsleidingen. Zit er een plint of deur onder? Controleer dan ook of de klep van de magnetron volledig open kan. Hieronder lees je nog wat meer over de afmetingen.

Nishoogte, nisbreedte en nisdiepte: dit zijn de gangbare maten

✅ Nishoogte 38 cm (ca. 380 mm): gangbare maat voor solo-magnetrons. Wordt vaak ingebouwd boven een oven of in een hoge kast. 45 cm (ca. 450 mm): gebruikelijk voor combi-magnetrons. Deze hoogte heb je nodig als je naast de gewone magnetronfuncties (ontdooien/opwarmen) ook wilt grillen of met hetelucht wilt bakken. 60 cm (ca. 590 mm): deze hoogte heb je nodig voor een volwaardige oven met magnetronfunctie. Let op: de magnetronfunctie werkt meestal minder krachtig dan bij een echte magnetron. ✅ Nisbreedte 56 cm (meestal 560 mm nismaat) is standaard. De frontbreedte van het apparaat is dan vaak rond de 595 mm, zodat het mooi aansluit op de omliggende kastfronten. ✅ Nisdiepte 55 tot 56 cm is standaard bij een diepe kast. Sommige apparaten passen al vanaf 50 cm diepte, vooral als de stekker naar beneden kan worden weggewerkt.

©RossandHelen

Solo of combi: welk type magnetron heb je nodig?

Een solo-magnetron gebruik je voor het opwarmen van voedsel, het ontdooien van diepvriesproducten of het bereiden van eenvoudige gerechten. Dit type magnetrons is eenvoudig in gebruik, vaak goedkoper en verbruikt minder stroom. Gebruik je de ovenfunctie nauwelijks, dan is dit een logische keuze.

Een combi-magnetron combineert de magnetronfunctie met een heteluchtoven. Je kunt er dus ook pizza's, taarten of ovenschotels in maken. Sommige combi-magnetrons hebben zelfs een grillstand of een stoomfunctie , waardoor je meerdere keukenapparaten kunt vervangen door één toestel. Houd er wel rekening mee dat een combi-magnetron doorgaans iets duurder is en iets langer nodig heeft om voor te verwarmen dan een volwaardige oven.

Voorbeeld: kook je veel met verse groenten en vis, dan is een model met stoomfunctie interessant. Warm je vooral soep en kant-en-klaarmaaltijden op, dan is een solo-magnetron vaak meer dan voldoende.

Bediening: draaiknop of touch?

Het gebruiksgemak verschilt per model. Traditionele modellen hebben vaak draaiknoppen: één voor het vermogen, één voor de tijd. Simpel en overzichtelijk, vooral geschikt als je de magnetron hoofdzakelijk gebruikt voor opwarmen en ontdooien.

Moderne inbouw-magnetrons zijn vaak uitgerust met touchbediening of zelfs een touchscreen. Je selecteert dan via het display het programma, de temperatuur of het gewicht. Sommige modellen hebben automatische programma's die zelf de bereidingstijd en het vermogen aanpassen. Handig, maar soms ook wat omslachtiger bij simpele taken.

Tip: probeer in een winkel of showroom hoe intuïtief het menu aanvoelt. Kies een bediening die past bij hoe jij graag kookt.

©Tom Baker | tab62

Let op de aansluiting en ventilatie

Een inbouw-magnetron werkt op een standaard stopcontact (230 volt), maar let goed op het vermogen. Sommige combi-modellen hebben een hoger piekverbruik; zorg dat de groep waarop je het aansluit dit aankan. Kijk ook waar de stekker zit: die moet je kwijt kunnen achter het meubel of via een uitsparing in de achterwand.

Daarnaast is ventilatie belangrijk. Tijdens het gebruik komt warmte vrij. In de handleiding van het apparaat staan minimale ventilatieruimtes aangegeven, bijvoorbeeld 2 cm boven en 5 cm achter. Houd je je daar niet aan, dan kan de magnetron oververhit raken of minder lang meegaan. Zit er al een oven onder of boven de plek waar je de magnetron wilt inbouwen? Controleer dan of de gecombineerde warmteafvoer goed geregeld is.

Praktische keuzehulp

Stel jezelf de volgende vragen voor je een keuze maakt:

☐ Waar komt de magnetron precies? In een hoge kast, boven een oven of op ooghoogte?
☐ Gebruik je nu vooral de magnetronfunctie of bak je ook regelmatig in de oven?
☐ Heb je al een aparte oven? Dan heb je vaak voldoende aan een solo-magnetron
☐ Wil je kunnen grillen of stomen?
☐ Wil je eenvoudige bediening of juist veel automatische programma's?
☐ Komt de magnetron in een bestaande nis of kastenwand, of wordt de keuken nog gebouwd?

Een voorbeeld: stel, je woont alleen, kookt snel en gebruikt de oven amper. Dan is een solo-magnetron van 38 cm hoog met draaiknoppen prima. Heb je een gezin, kook je gevarieerd en wil je ruimte besparen? Dan is een combi van 45 cm met grill en stoomfunctie een betere match.

Conclusie

Een inbouw-magnetron kiezen begint bij de afmetingen, maar gaat vooral over hoe jij kookt. Warm je snel iets op, dan is een eenvoudige solo-magnetron vaak genoeg. Bak je graag of heb je weinig ruimte, dan loont het om te investeren in een goede combi-magnetron. Let altijd op de inbouwmaten, ventilatie en bediening. Zo voorkom je verrassingen en haal je het meeste uit je keuken.