ID.nl logo
3D-fotografie: De diepte in
© CIDimport
Huis

3D-fotografie: De diepte in

Hoewel er steeds meer 3D-televisies verschijnen, zijn er nog maar bar weinig camera’s waarmee u zelf in 3D kunt filmen en fotograferen. Geeft dat? Nee! Computer Idee laat u zien hoe u met uw eigen camera (en de computer uiteraard) de mooiste plaatjes met diepte maakt.

©CIDimport

Zoals gezegd bestaan er al wel enkele camera’s waar automatisch driedimensionale foto’s uit komen rollen. Deze toestellen zijn vrij eenvoudig te herkennen, want aan de voorkant zitten twee lenzen. Voorbeeld is de Fujifilm FinePix Real 3D W3 (en voorloper W1). Deze camera heeft als het ware twee ogen. Zodra u op de ontspanknop drukt, maakt het toestel twee foto’s tegelijk. Ook bewegende voorwerpen zijn daardoor prima in 3D vast te leggen. De lenzen staan zo’n zes centimeter uit elkaar en dat is ongeveer de afstand die er tussen onze ogen zit, zodat de foto’s een voor ons geloofwaardige dieptewerking krijgen. De camera schrijft de twee plaatjes (eentje voor het linkeroog en de andere voor het rechteroog) weg in een fotobestand, een zogeheten mpo-bestand. Dit lijkt de standaard voor 3D-foto’s te gaan worden.

Een mpo-bestand is geen kant-en-klare 3D-foto. Omdat er verschillende technieken bestaan om in 3D te kijken, is ervoor gekozen een apparaatonafhankelijk formaat te bedenken. Het omzetten in 3D gebeurt dan in bijvoorbeeld een 3D-televisie. Overigens maakt zo’n camera meteen ook een dieptefoto in de vorm van een jpg-bestand aan. Dit is een zogeheten anaglyph die op een willekeurig scherm bekeken kan worden, op voorwaarde dat u een brilletje met gekleurde glazen (bijvoorbeeld rood/cyaan) opzet. Trouwens, ook camera’s met slechts één lens blijken fraaie foto’s met dieptewerking te kunnen maken. Zo hebben recente camera’s van Sony een functie genaamd 3D Sweep Panorama. U maakt een zwaaiende beweging waarna het toestel vanzelf een 3D-foto tevoorschijn tovert.
 

Onverwachte hulp
Kent uw camera weinig instelmogelijkheden? Een handige truc die op de meeste (compact)camera’s werkt, is overschakelen naar de panoramastand. Zaken zoals de belichting worden dan constant gehouden. Ook blijft vaak een deel van de vorige opname op het schermpje staan, dat is een handig geheugensteuntje. Omdat u geen panorama maakt maar een 3D-foto, stopt u direct na twee opnamen. Om meerdere 3D-foto’s achter elkaar te maken, start u telkens opnieuw een panorama. Camera’s passen in deze stand vaak de bestandsnaam aan, zo zijn de fotoparen later eenvoudig te herkennen.

3D met een gewone camera
Hoewel het met een echte 3D-camera een stuk makkelijker gaat, kunt u met nagenoeg elke gewone camera ook heel leuke 3D-foto’s maken. Een 3D-camera maakt twee foto’s tegelijkertijd, met een gewone camera maakt u de foto’s vlak na elkaar. U maakt eerst de linkerfoto, verschuift de camera voorzichtig een tikje naar rechts (zo’n zes centimeter) en maakt de tweede foto. U hebt nu twee losse foto’s op het geheugenkaartje staan en de truc is dit fotopaar op uw computer samen te voegen met software die we straks gratis van internet ophalen. Anders dan met een echte 3D-camera kunt u nu helaas geen bewegende objecten
fotograferen.

Het beste resultaat krijgt u als het fotopaar nagenoeg identiek is, met als enige verschil dat de foto’s uit een iets ander standpunt gemaakt zijn. Belichting, kleurweergave en scherpte moeten liefst zo veel mogelijk hetzelfde zijn. Met een toestel dat handmatig ingesteld kan worden, zoals een spiegelreflexcamera of een uitgebreide compactcamera, is dit het makkelijkst te doen. Kies in dat geval zelf een witbalans en een iso-waarde (lichtgevoeligheid), stel de belichting in (diafragma en sluitertijd) en stel handmatig scherp op het hoofdonderwerp.

Dieptewerking optimaliseren

Dankzij onze beide ogen zien wij de wereld in drie dimensies. Elk oog heeft een net iets andere kijk op de wereld en onze hersenen gebruiken deze informatie om een ruimtelijk beeld te maken van de omgeving. Omdat onze ogen ook weer niet zo heel ver uit elkaar staan, ervaren wij op korte afstand veel meer diepte dan in de verte. Om ook op grote afstand in 3D te kunnen zien, zouden onze ogen enorm ver uit elkaar moeten staan en u en wij zitten echt niet op zo’n groot hoofd te wachten. Gelukkig kunnen onze hersenen diepte ook afleiden aan de hand van licht en schaduw, beweging, perspectief en niet te vergeten ervaring: wij hebben geleerd hoe de wereld in elkaar steekt.

Door hier slim gebruik van te maken, kunt u het diepte-effect in uw foto’s flink versterken. Zoals door naar het onderwerp toe te lopen en niet van een afstandje te fotograferen. Ook is het een goed idee om meerdere voorwerpen in beeld te nemen en een standpunt te kiezen waarin ze zich op verschillende afstanden van u bevinden. Door als het ware met dieptelagen te werken benadrukt u de afstanden tussen de voorwerpen onderling en uzelf. Maak ook zoveel mogelijk gebruik van perspectief. Zo heeft een gebouw recht van voren maar weinig diepte en vanuit een hoekpunt ineens veel meer. Ook het mee fotograferen van een stukje omgeving helpt om het hoofdonderwerp echt los te weken uit de achtergrond.

©CIDimport

Aan de slag!
We laten nu zien hoe u een echte 3D-foto samenstelt uit twee losse foto’s van een gewone camera. Allereerst kopieert u de beelden naar uw computer. Door de foto’s die voor 3D bedoeld zijn bij elkaar in een eigen map te bewaren, zijn ze goed herkenbaar en weet u dat het fotoparen zijn. Dan is het tijd om het gratis programma StereoPhoto Maker op te halen (ste reo.jpn.org/eng/stphmkr/index.html). Onder het kopje Download vindt u de meest recente versie. Voor deze workshop is 4.32 gebruikt, maar er is op het moment dat u dit leest waarschijnlijk al wel een nieuwere versie beschikbaar. Die is – uiteraard – ook goed.

Bewaar het zip-bestand in een map naar keuze en open het in bijvoorbeeld Windows Verkenner. Er is geen installatieprocedure. Het is voldoende het programma stphmkre.exe naar een map te kopiëren, die u eventueel eerst aanmaakt. Om het programma vanaf het bureaublad te starten, maakt u een snelkoppeling aan. Dat kan door met rechts op de programmanaam te klikken, de muisknop ingedrukt te houden en het programma op een lege plek van het bureaublad te laten vallen. Kies in het snelmenu dat verschijnt de optie Hier snelkoppelingen plaatsen.

1. Foto’s laden
Zodra StereoPhoto Maker is gestart, laadt u een fotopaar via optie File, Open Left/Right Images. Een venster verschijnt. Blader hiermee naar de juiste map. Klik eerst op de linkerfoto en daarna op Openen. Klik daarna op de rechterfoto en nogmaals op Openen. De foto’s worden nu naast elkaar op het scherm getoond. Vooral als de foto’s uit de hand gemaakt zijn en niet vanaf een statief, kunnen ze een beetje verschoven of verdraaid zijn ten opzichte van elkaar. Gelukkig kan het programma de twee foto’s netjes voor u uitlijnen, door te klikken op Adjust, Auto alignment. Mocht het programma er niet uitkomen of u vindt het resultaat tegenvallen, dan is handmatig uitlijnen zo gepiept. Kies dan voor Adjust, Alignment Mode. Zodra u de muispijl over een foto beweegt, verschijnen er richtkruizen. Zoek een duidelijk detail in het hoofdonderwerp op, zet het kruispunt van de lijnen erop en klik met links. Doe hetzelfde in de tweede foto. Voordat u de foto’s uitlijnt kunt u het beste inzoomen met de F2-toets.

2. Kijkmethode
Nu bent u klaar om een heuse 3D-foto te genereren. Alleen: er bestaan ontzettend veel manieren waarop een 3D-foto bekeken kan worden en daarom kan het programma tientallen soorten 3D-foto’s genereren. Welke soort u kiest hangt altijd af van de manier waarop u de foto’s wilt bekijken. Is dat de traditionele manier met een gekleurd kartonnen brilletje, dan kiest u Stereo, ColorAnaglyph, color(red/cyan). De 3D-foto wordt meteen op het scherm getoond, dus zet uw brilletje maar alvast op. Heeft de bril andere kleuren, bijvoorbeeld rood/groen, dan is dit in te stellen via Stereo,
ColorAnaglyph, Setting. Deze 3D-foto bewaart u vervolgens via File, Save Stereo Image. Een bruikbare handleiding voor het maken van uw eigen 3D-bril vindt u op bit.ly/8Xr8Aa.
 

Scheelzien
Wilt u foto’s in 3D zien zonder brilletje op uw neus? Met rekbare oogspieren komt u een heel eind. Verwissel in StereoPhoto Maker eerst de twee foto’s op het scherm (sneltoets X) zodat de rechterfoto aan de linkerkant komt te staan. Lijn de plaatjes opnieuw uit. Kijk dan heel scheel naar het scherm tot er in het midden een derde foto verschijnt. Probeer dat scherp te krijgen, soms helpt een beetje knipperen hierbij. Na enig oefenen ziet u zonder hulpmiddelen uw foto in 3D! Staat er bijvoorbeeld nog een anaglyph op uw scherm, kies dan eerst de optie Stereo, Side-by-side, Side-by-side.

3. Universeel bestand
Nu zijn die kartonnen brilletjes best wel ouderwets en een nadeel is dat de kleurweergave minder mooi is. Er worden immers kleuren (zoals rood en cyaan) gebruikt om de plaatjes naar het juiste oog te sturen. Een betere manier is het gebruik van een moderne 3D-bril. Helaas hebt u altijd een speciale 3D-televisie of een computer met een voor 3D geschikte grafische kaart en monitor nodig om met zo’n bril daar uw 3D-foto’s te kijken. Mocht u die spullen al in huis hebben, dan is het in veel gevallen voldoende om uw 3D-foto als MPO-bestand te bewaren. In het programma StereoPhoto Maker kan dit via File, Save MPO File.

4. Op een 3D-televisie
Het is natuurlijk extra leuk om met uw creaties op televisie te pronken. Om met een 3D-televisie ook daadwerkelijk in 3D te kijken, hebt u momenteel een speciale bril nodig: dat kan een sluiterbril of een polarisatiebril zijn. Zonder brilletje kijkt het veel prettiger en in de toekomst zullen er dan ook televisies verschijnen waarvoor u die bril niet meer nodig hebt. Hebt u een echte 3D-
camera (zoals de Fujifilm Real 3D W3 of een Sony camera met 3D Panorama Sweep), dan sluit u het toestel met een hdmi-kabeltje op uw 3D-televisie aan en zijn uw 3D-plaatjes (en 3D-filmpjes!) meteen in volle glorie te bekijken. Bij sommige televisiemerken werkt het ook als u een usb-stick of externe schijf met daarop MPO-bestanden op een usb-poort van de 3D-televisie aansluit. Als dat ook bij uw toestel werkt, zijn de 3D-foto’s die u met een gewoon fototoestel maakt ook af te spelen.

5. 3D op een ‘gewone’ televisie
Ook op een gewone televisie, dus eentje zonder 3D-mogelijkheden, kunt u uw foto’s in 3D bekijken. Dan bekijkt u de foto’s met zo’n gekleurd brilletje (anaglyph), net zoals u dat met een gewone computer doet. Het volstaat de jpg-bestanden op een apparaat te zetten dat op uw televisie aangesloten kan worden, zoals een nas, usb-stick of externe schijf. Kortom, als u op dit moment gewone
foto’s op uw televisie kunt bekijken kan het ook met 3D-foto’s. De kwaliteit is natuurlijk wel een stuk minder dan wanneer u thuis een echte 3D-televisie hebt staan. Wel kunt u zo
alvast van 3D genieten en een start maken met het aanleggen van een flinke voorraad 3D-foto’s. Dit in afwachting van de 3D-televisie die wellicht ooit in (nagenoeg) elke huis-
kamer zal staan.

Links of rechts
Gebruikt u een gewone camera, dan wordt een 3D-foto altijd samengesteld uit twee losse opnamen. Om verwarring te voorkomen, is het verstandig om tijdens het fotograferen óf altijd met de linkerfoto te beginnen óf altijd met de rechterfoto. Eventueel kunt u achteraf de bestandsnamen aanpassen, bijvoorbeeld door een achtervoegsel ‘links’ en ‘rechts’ toe te voegen. Dat is wel een flinke klus als u veel foto’s maakt. In Stereo-Photo Maker ziet u in de titelbalk welke foto’s er geladen zijn. Staan ze in de verkeerde volgorde, dan herstelt u dit met View, Swap Left/Right (of sneltoets X).

Dit artikel komt uit Computer Idee nummer 3, jaargang 2011

▼ Volgende artikel
Luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger: wat helpt het best bij hooikoorts?
© wayhome.studio
Energie

Luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger: wat helpt het best bij hooikoorts?

Onophoudelijke niesbuien, branderige ogen en een niet te tackelen vermoeidheid: voor hooikoortspatiënten is de lente lang niet altijd een pretje. Gelukkig zijn er apparaten die je klachten kunnen verlichten. Wij vertellen je wat het beste werkt: een luchtbevochtiger, luchtontvochtiger of luchtreiniger.

In het kort: Een luchtbevochtiger voegt vocht toe aan een ruimte. Dat is nuttig bij hooikoorts, zou je denken, want door vocht komen pollen naar beneden. Maar een luchtontvochtiger voorkomt schimmel en huisstofmijt in huis, wat ook nuttig kan zijn bij allergische klachten. En dan is er nog de luchtreiniger, die onzuiverheden uit de lucht haalt. Dus: welk van de drie apparaten moet je nu in huis halen? In dit artikel leggen we dat allemaal uit.

Lees ook: Hatsjoe! 💦 Last van hooikoorts? Deze apparaten kunnen je klachten verminderen

Hooikoorts is een allergische reactie op pollen, oftewel stuifmeel van grassen, planten of bomen. Wanneer de temperaturen beginnen te stijgen en de natuur na een koude winter tot bloei komt, verspreiden deze pollen zich via wind in een rap tempo door de lucht. Wie dan op een zonnige dag de deuren en ramen open zet, kan rekenen op een ontelbare hoeveelheid ronddwarrelende pollen in huis. Dat zorgt niet alleen overdag voor vervelende hooikoortsklachten binnenshuis, maar ook je nachtrust kan er flink onder lijden.

Om allergische klachten in huis te verlichten, kun je een aantal dingen doen. Horren plaatsen voor deuren en ramen bijvoorbeeld: die houden een deel van de pollen tegen, maar helaas niet alle. Ook met regelmatig stofzuigen haal je een deel van de pollen weg, al geldt dat alleen voor de pollen die al op de grond liggen. Om pollen uit de lucht te verwijderen, kun je een luchtreiniger overwegen. Dit apparaat trekt stof en pollen uit de lucht en blaast vervolgens schone lucht de ruimte in. Ook een luchtbevochtiger of luchtontvochtiger kan helpen bij hooikoortsklachten, afhankelijk van de luchtvochtigheid in je woning en jouw specifieke allergieën.

Luchtbevochtiger

Te droge lucht in huis is absoluut niet fijn bij hooikoorts. Droge lucht veroorzaakt irritatie aan de slijmvliezen, waardoor deze minder goed in staat zijn om stofdeeltjes en allergenen te weren. Bestaande hooikoortsklachten, zoals droge ogen, een kriebelkeel en benauwdheid, kunnen daardoor erger aanvoelen. Bovendien kunnen pollen in een droge ruimte makkelijker blijven rondzweven dan in een goed bevochtigde ruimte. Ga maar na: hoe minder regen er valt, hoe heviger je hooikoortsklachten (waarschijnlijk) zijn. Dat komt omdat pollen er zonder regen langer over doen om naar beneden te komen en je ze dus makkelijker blijft inademen.

©HN Works

Het voordeel van een luchtbevochtiger lijkt dus tweeledig: het vermindert klachten door geïrriteerde slijmvliezen én het voorkomt dat pollen in huis blijven circuleren. Toch zijn luchtbevochtigers meestal niet de eerste keuze als het om hooikoorts gaat. Hun vermogen om pollen daadwerkelijk uit de lucht te halen lijkt beperkt, en bovendien zijn huizen in de lente en zomer – wanneer hooikoortsklachten het ergst zijn – vaak eerder te vochtig dan te droog. Plaats je een luchtbevochtiger in een al vochtig huis, dan kunnen allergische klachten door een toename van schimmels juist verergeren. Een luchtbevochtiger heeft alleen zin bij hooikoortsklachten als de luchtvochtigheid in je woning lager is dan 40 procent. Met een hygrometer kun je dit eenvoudig meten. 

Luchtontvochtiger

Omdat warme lucht vocht vasthoudt, hebben veel huizen in de lente en zomer last van een te hoge luchtvochtigheid. Huisstofmijt en schimmels zijn dol op vochtige omgevingen, wat bijvoorbeeld verklaart waarom je in de zomer doorgaans meer schimmelplekken in huis opmerkt. Voor hooikoortspatiënten is dat helaas (extra) slecht nieuws. Vaak reageert hun overgevoelige immuunsysteem niet alleen op pollen, maar ook op schimmelsporen, mijten en dierenharen. Die combinatie van allergenen zorgt dan voor een extra belasting van het immuunsysteem, waardoor hooikoortsklachten kunnen verergeren. 

Een luchtontvochtiger onttrekt vocht uit de lucht en lijkt dus een goede keuze als je met hooikoorts én een te vochtige woning kampt. Toch kent ook dit apparaat zijn beperkingen als het om hooikoorts gaat. Zo filtert een luchtontvochtiger geen pollen uit de lucht zoals een luchtreiniger dat doet. Daarnaast werkt een luchtontvochtiger alleen als de luchtvochtigheid in huis daadwerkelijk te hoog is, oftewel meer dan 60 procent. Is dat niet het geval, dan loop je het risico dat de lucht in huis juist te droog wordt, waardoor klachten als benauwdheid en een droge keel alleen maar verergeren.

©Sue Tansirimas

Luchtreiniger

Er is één apparaat waar vrijwel iedere hooikoortspatiënt baat bij heeft: de luchtreiniger. Luchtreinigers zijn speciaal ontwikkeld om stof, pollen en andere allergenen uit de lucht te halen. Dat doen ze door verontreinigde lucht aan te zuigen, deze te filteren en vervolgens weer schone lucht uit te blazen. Er zijn verschillende soorten luchtreinigers met elk hun eigen werking, dus als hooikoortspatiënt is het goed om extra aandacht te besteden aan wat voor type luchtreiniger je in huis haalt.

Kies in elk geval een luchtreiniger met HEPA-filter. Dit type filter haalt zelfs de kleinste stofdeeltjes en pollen uit de lucht én voorkomt dat deze opnieuw de lucht in worden geblazen. Ook nuttig bij hooikoortsklachten is een luchtreiniger met ionisator: die voegt negatief geladen deeltjes toe aan de lucht, waardoor pollen onschadelijk worden gemaakt en naar beneden vallen. Met een ionisator is de kans heel klein dat er toch nog pollen in de lucht blijven zweven.

Of kies beide

Soms is een combinatie van apparaten het beste om je hooikoortsklachten aan te pakken. Is de lucht in jouw woning te droog? Zet dan een luchtreiniger én luchtbevochtiger neer. Bij een te hoge vochtigheid kies je voor een luchtreiniger en luchtontvochtiger. Zo pak je het probleem aan twee kanten aan en zul je waarschijnlijk de meeste verlichting merken.

▼ Volgende artikel
Sapcentrifuge versus slowjuicer: welke moet je kiezen?
© africaimages.com (Olga Yastremska, Africa Images)
Huis

Sapcentrifuge versus slowjuicer: welke moet je kiezen?

Als je gezonde verse sapjes wilt maken, heb je een sapcentrifuge of slowjuicer nodig. Hoewel deze apparaten op het eerste gezicht erg op elkaar lijken, zijn ze zeker niet hetzelfde. Weet je niet welk van de twee je moet kiezen? Wij helpen je op weg! 

In het kort: twijfel je tussen een sapcentrifuge en een slowjuicer? Beide apparaten maken gezonde sapjes, maar werken heel anders. Daardoor is het sap uit het ene apparaat gezonder dan het sap uit het andere. Ook het soort ingrediënten dat je in sapcentrifuges en slowjuicers kunt verwerken, verschilt. In dit artikel leggen we het allemaal uit.

Lees ook: 7 fruitsoorten die je het beste kunt eten als je wilt afvallen

Voor de duidelijkheid: er is een verschil tussen sapjes en smoothies. Smoothies maak je met een blender en bestaan meestal uit gepureerd fruit met een vloeistof, zoals water, melk of yoghurt. Omdat in een blender hele stukken fruit of groenten worden verwerkt, is de structuur van een smoothie wat dikker. Een sapje is daarentegen vloeibaar en vaak helder. Je maakt het met een sapcentrifuge of slowjuicer. Het verschil tussen die twee? Een sapcentrifuge creëert helder sap met weinig vezels, een slowjuicer maakt geconcentreerd sap waarin de vezels behouden blijven. Daardoor is het sap uit een slowjuicer iets gezonder, maar een slowjuicer is ook duurder. Daarnaast vindt niet iedereen het sap uit een slowjuicer vanwege de vezelige structuur even lekker. 

Benieuwd naar de grootste verschillen tussen sapcentrifuges en slowjuicers? Dit zijn ze! 

Werking

Sapcentrifuges en slowjuicers persen beide op een andere manier. In een sapcentrifuge zit een rasp die snel ronddraait. Gooi je een stuk fruit in de vulopening, dan begint de rasp te draaien en wordt het sap uit het fruit geperst. De natte pulp die daarbij overblijft, wordt van het sap gescheiden. Het resultaat is een helder gekleurd sapje waar je bijna doorheen kunt kijken. Een sapcentrifuge werkt heel snel; binnen enkele seconden tot een minuut staat er een heerlijk vitaminebommetje voor je klaar. En dankzij de brede vulopening hoef je je fruit en groenten niet eerst te snijden – ook wel zo makkelijk. 

©279photo

Een slowjuicer is, zoals de naam al zegt, een stuk minder snel. In dit apparaat worden ingrediënten heel langzaam gekneusd met een vijzel. Op die manier komt er tijdens het persen minder warmte en oxidatie vrij, waardoor vitaminen, vezels en antioxidanten zo goed mogelijk behouden blijven. Daardoor blijft er ook iets meer pulp in het sap van een slowjuicer achter dan in het sap van een sapcentrifuge. Een slowjuicer vergt door zijn kleine vulopening daarnaast iets meer voorbereidend werk; je moet je groenten en fruit eerst in grove stukken snijden voordat je ze in het apparaat stopt. Maar daar krijg je dus wel wat voor terug: een sapje bomvol vitaminen en vezels. 

Soorten groenten en fruit 

Een ander voordeel aan slowjuicers is dat je er heel veel kanten mee op kunt. De vijzel in een slowjuicer werkt namelijk zo krachtig en zorgvuldig dat hij zelfs uit de meest vochtarme groenten en fruit sap weet te persen. Je kunt met een (goede) slowjuicer dus ook sap maken uit bladgroenten en bananen. Als je wilt, kun je er zelfs notenpasta mee maken. Een sapcentrifuge krijgt door zijn snelle en lichtere werking alleen sap uit groenten en fruit met een hoog vochtgehalte, zoals appels, sinaasappelen en bleekselderij. 

Gezondheid

Zoals gezegd is het sap uit een slowjuicer iets gezonder dan het sap uit een sapcentrifuge. Dat komt omdat in het sap uit een slowjuicer naast de vitaminen ook de vezels beter behouden blijven. Vezels zijn goed voor de spijsvertering en zorgen voor een langzamere opname van de natuurlijke suikers in fruit, waardoor de bloedsuikerspiegel stabiel blijft. Maar dat betekent niet dat het sap uit een sapcentrifuge helemaal niet gezond is. Je profiteert immers nog steeds van de vele vitaminen en antioxidanten. En zolang je niet te veel fruit ten opzichte van groente in je sapje verwerkt, zal het met die schommelende bloedsuikerspiegel wel meevallen. Een goede verhouding is 70 procent groenten, 30 procent fruit. 

©Maridav

Prijs 

Aan de krachtige pers van een slowjuicer en de supergezonde sapjes die daaruit komen, hangt wel een flink prijskaartje. Voor een goede slowjuicer leg je namelijk al snel zo'n 200 tot 400 euro neer. Er zijn ook slowjuicers van slechts een paar tientjes, maar het risico van deze goedkopere modellen is dat ze vaak minder efficiënt persen en sneller stukgaan. Een goede sapcentrifuge heb je daarentegen al voor nog geen 100 euro of iets meer dan dat. Maar laat het prijskaartje nooit leidend zijn: uiteindelijk gaat het erom wat je wilt met het apparaat. Het zou zonde zijn als een sapcentrifuge voor jou uiteindelijk toch te beperkt blijkt en je alsnóg een dure slowjuicer moet aanschaffen. 

Dus: wat kies je? 

Een sapcentrifuge is fijn als je van helder sap houdt, je alleen fruit en groenten met een hoog vochtgehalte gaat persen en je niet te veel geld wilt uitgeven. Een slowjuicer kies je als je extra gezonde, vezelrijke sapjes wilt en je ook van plan bent bladgroenten, vochtarm fruit en eventueel noten te gaan persen. Kies je voor een sapcentrifuge, maar wil je toch af en toe vochtarme ingrediënten in je sapjes verwerken? Maak dan eerst sap met je sapcentrifuge en doe dit vervolgens samen met de vochtarme ingrediënten in een blender. Heeft een slowjuicer jouw voorkeur, maar houd je niet zo van vezelige sapjes? Zeef je sapje na het juicen nog eens door een fijne zeef of theedoek. Zo heb je alsnog een helder sapje zonder pulp.