ID.nl logo
Welke Raspberry Pi kun je het beste kopen?
© PXimport
Zekerheid & gemak

Welke Raspberry Pi kun je het beste kopen?

Tussen het eerste model van de Raspberry Pi en de meest recente zit een heel verschil. Maar wil je zo'n knutselcomputer in huis halen, dan is de nieuwste Pi niet per se de beste. Het hangt er maar net vanaf wat je ermee wil doen. Vraag je je af welke Raspberry Pi je nodig hebt? We staan stil bij de verschillen en overeenkomsten.

In acht jaar tijd zijn er al heel wat modellen van de Raspberry Pi verschenen, en zelfs de originele Raspberry Pi Model B is voor sommige toepassingen nog bruikbaar. Maar in dit artikel geven we een overzicht van de meer recente modellen en waarvoor je deze kunt inzetten.

Voor we de verschillen bespreken, is het nuttig om nog even aan te stippen wat ze gemeenschappelijk hebben. Alle modellen van de Raspberry Pi hebben een 40pin-gpio-header (behalve het eerste model uit 2012, dat 26 pinnen telt), waarop je uitbreidingsbordjes (HAT’s) kunt aansluiten of zelf elektronische onderdelen kunt solderen of met jumperwires kunt aansluiten. Dat maakt elk model geschikt om met elektronica te experimenteren.

©PXimport

Elk model heeft ook een cameraconnector en een micro-sd-kaart (behalve weer het eerste model, dat gebruikt een grotere sd-kaart).

Aan de softwarekant is vooral Raspberry Pi OS interessant, het officiële besturingssysteem voor de Raspberry Pi. Vroeger heette het besturingssysteem Raspbian. Opvallend is dat de makers achterwaartse compatibiliteit garanderen: de nieuwste versie van Raspberry Pi OS ondersteunt nog altijd het eerste model van de Raspberry Pi.

Dat gezegd hebbende, laten we de individuele Pi's erbij pakken.

Raspberry Pi 4 Model B

©PXimport

De Raspberry Pi 4 Model B, het nieuwste model uit de familie van de minicomputer, is het vlaggenschip. Het processorbordje heeft een krachtige Cortex-A72-processor (ARMv8, quadcore en 64 bit) met een kloksnelheid van 1,5 GHz. Door die processorkracht en hoeveelheid geheugen is het bordje nu eindelijk zelfs comfortabel als desktopcomputer te gebruiken, ook dankzij de twee micro-hdmi-aansluitingen.

De twee usb3.0-poorten en de gigabit-ethernetinterface maken de Raspberry Pi 4B met een externe harde schijf geschikt als nas. Ook als mediacenter, bijvoorbeeld met Kodi op het besturingssysteem LibreELEC, staat dit model zijn mannetje.

Wel is de warmteafvoer een aandachtspunt: de Raspberry Pi 4B wordt aanmerkelijk warmer dan zijn voorgangers en heeft dan ook goede ventilatie of een koelblok nodig. Er zijn ook aluminiumbehuizingen die nauw aansluiten op de processor, zoals de Argon Neo, en daardoor de warmte goed afvoeren.

Raspberry Pi 4-versies

©PXimport

Er zijn versies met drie hoeveelheden intern geheugen in omloop: 2 GB, 4 GB en 8 GB. In het begin was er nog geen versie met 8 GB, maar wel een met 1 GB. Die laatste is inmiddels uit de handel genomen.

Welke versie heb je nodig? Het model met 2 GB volstaat voor de meeste gebruikers: dat is al twee keer zoveel als in zijn voorganger. Een hoeveelheid van 4 GB is handig als je de Raspberry Pi als desktopmachine wilt gebruiken of er veel servertoepassingen op wilt draaien.

Het topmodel met 8 GB is vooral bedoeld voor veeleisende toepassingen zoals kunstmatige intelligentie en videobewerking. Om de volledige 8 GB te kunnen gebruiken, heb je wel de 64bit-versie van Raspberry Pi OS nodig, die momenteel nog een bètaversie is.

Raspberry Pi 3 Model B+

©PXimport

De Raspberry Pi 3 Model B+ is nog steeds een prima bruikbare minicomputer. Hij is voorzien van een Cortex-A53-processor (ARMv8, quadcore en 64 bit) op 1,4 GHz, 1 GB intern geheugen, 4 usb2.0-poorten, een gigabit-netwerkaansluiting (wel via usb 2.0, dus de volle gigabit-snelheid is niet haalbaar), 2,4- en 5GHz-wifi en bluetooth.

Doordat het 2GB-model van de Pi 4 Model B vrijwel gelijk is geprijsd, heeft het weinig zin om nog een Pi 3 Model B+ nieuw te kopen. Tenzij je minder rekenkracht nodig hebt en juist iets energiezuinigers zoekt met minder warmteontwikkeling.

Raspberry Pi 3 Model A+

©PXimport

De Raspberry Pi 3 Model A+ is een wat vreemde eend in de bijt. Enerzijds zijn er de processorbordjes op de standaardgrootte en anderzijds de Zero-modellen die veel kleiner zijn. De A-modellen (waarvan de Raspberry Pi 3 Model A+ de tweede versie is) zitten daar qua grootte tussen.

Ook wat prestaties betreft zit dit model in de middenmoot. Er zit dezelfde processor op als in de Raspberry Pi 3 Model B+, maar dan met slechts 512 MB geheugen. Dat maakt het bordje minder krachtig dan de Raspberry Pi 3 en 4, maar wel stukken sneller dan de Raspberry Pi Zero.

Door de kleinere afmetingen zijn er connectoren weggevallen: er is geen ethernet en er is maar één usb2.0-poort. Dat maakt het model vooral geschikt voor (talloze) toepassingen die weinig interfaces, weinig geheugen maar wel wat rekenkracht vereisen. Denk aan een ip-camera of een computerbordje voor een multiroom-audiosysteem.

Ook als domoticacontroller zou de Raspberry Pi 3 Model A+ geschikt kunnen zijn, als je hoogstens één adapter via usb gaat aansluiten en tevreden bent met wifi. De processor is krachtig genoeg om een flinke hoeveelheid gegevens te verwerken en de 512 MB geheugen is voor veel domotica-opstellingen voldoende. Dat kan bijvoorbeeld met Home Assistant.

Raspberry Pi Zero W(H)

©PXimport

De Raspberry Pi Zero W is de kleinste telg van de familie, fysiek de helft van de Raspberry Pi 3 Model A+. De processor is identiek aan de eerste generatie van de Raspberry Pi, maar dan met een kloksnelheid van 1 GHz in plaats van 700 MHz. Ook de hoeveelheid geheugen is identiek: 512 MB. Dit is dan ook geen model om zware taken op uit te voeren.

Het kleine processorbordje heeft een mini-hdmi-connector. Als je hierop een scherm aansluit, zou je de Raspberry Pi Zero W als een informatiescherm kunnen inzetten. Verder is er één micro-usb-aansluiting die usb on-the-go ondersteunt. Uiteraard heb je ook de camera-interface en de gpio-header, al is die laatste in de standaarduitvoering niet op het bordje gesoldeerd.

Heb je de gpio-pinnen nodig, dan dien je de hele 40pin-header nog zelf te solderen of koop je een kant-en-klare Raspberry Pi Zero WH met vooraf gesoldeerde header. Het bordje heeft ook wifi en bluetooth, en in combinatie met zijn kleine afmetingen en lage stroomverbruik is het daardoor ideaal voor allerlei sensortoepassingen.

Je zou het als bluetoothbeacon kunnen inzetten om je aanwezigheid te detecteren aan de hand van het bluetoothsignaal van je telefoon. Of je sluit er met jumperwires of gesoldeerde draden sensoren op aan, die je door de Raspberry Pi Zero WH laat uitlezen en via wifi laat doorsturen.

Dat kan zelfs buiten, als je er een voedingsschakeling met zonnepaneel en batterij op aansluit. Je plaatst het kleine bordje dan in een waterdichte behuizing.

Raspberry Pi Zero

©PXimport

De goedkoopste Pi is de Raspberry Pi Zero. Die is nagenoeg identiek aan de Raspberry Pi Zero, maar dan zonder wifi en bluetooth. Dat lijkt het bordje nogal te beperken, maar toch zijn er veel toepassingen mogelijk, ook zonder netwerkconnectiviteit.

Je kunt er bijvoorbeeld een sensorbordje van maken dat gegevens via een ander draadloos protocol stuurt, met een transceiver die op 433,92 MHz uitzendt. Voor een paar euro koop je zo’n transceiver die je op de Raspberry Pi Zero soldeert. Of je kunt een infraroodontvanger op de Raspberry Pi Zero aansluiten, zodat je het bordje met de afstandsbediening van je tv aanstuurt.

Er bestaan allerlei uitbreidingsbordjes op het formaat van een Raspberry Pi Zero: pHAT’s. Deze prik je eenvoudigweg op de gpio-header van de Raspberry Pi Zero en breiden die dan uit met een schermpje, audio, leds, extra aansluitmogelijkheden enzovoort.

Met de usb-otg-aansluiting gebruik je de Raspberry Pi Zero in gadgetmodus. Als je dan via die usb-poort het bordje op je computer aansluit, kan het zich voordoen als een seriële poort, een netwerkkaart, een opslagapparaat, een midi-apparaat, een toetsenbord, een audioapparaat enzovoort.

Raspberry Pi Compute Module 3+

©PXimport

De Raspberry Pi wordt ook in industriële omgevingen ingezet. Maar daar is het vaak de Compute Module 3+, een versie die je als thuisgebruiker normaal nooit zult tegenkomen. Het processorbordje heeft de vorm van een geheugenmodule en past zelfs in een ddr2-sodimm-connector.

Het is dan ook de bedoeling dat je de Compute Module 3+ in een aangepast moederbord steekt, specifiek ontworpen voor een toepassing. Voor wie wil experimenteren, heeft de Raspberry Pi Foundation een ontwikkelbordje gemaakt, de Compute Module Development Kit.

De Compute Module 3+ is gebaseerd op de Raspberry Pi 3 Model B+, de vorige generatie van de Raspberry Pi. De specificaties komen dan ook overeen. Een belangrijk verschil is dat je geen micro-sd-kaartslot hebt voor je besturingssysteem, maar ingebouwde emmc-flash-opslag (8, 16 of 32 GB). De Compute Module 3+ Lite is een variant zonder emmc. Die gebruik je dan in combinatie met een opslagapparaat op het moederbord.

De Compute Module 3+ heeft toegang tot alle functionaliteit van de BCM2837-chip, en dat betekent dan ook dat er meer gpio-pennen en andere interfaces beschikbaar zijn dan in de standaard Raspberry Pi-modellen. Naast de officiële ontwikkelkit zijn er ook andere moederborden, zoals de balenaFin, die een mini-pcie-slot en simkaartslot toevoegt en twee camera’s ondersteunt.

Wat ga je ermee doen?

Uit deze vergelijking zou duidelijk moeten zijn in welke omstandigheden je het best welk model gebruikt. Maar de software en zelfs de meeste hardware-uitbreidingen zijn doorgaans volledig uitwisselbaar tussen de verschillende modellen. Dat is dan ook de grote kracht van het Raspberry Pi-ecosysteem.

Voor een project dat je met één model hebt uitgewerkt, kun je heel snel en met slechts minimale (vaak zelfs geen) aanpassingen overschakelen naar een ander model. Ook tijdens het experimenteren is dat handig. Als je bijvoorbeeld een robot bouwt die een Raspberry Pi Zero W als hart moet hebben, kun je de software beginnen te programmeren op een Raspberry Pi 4.

Je profiteert dan van de hogere snelheid (handig als je software dient te compileren) en van ethernet zodat je tijdens het ontwikkelen nog geen wifi hoeft op te zetten. Voor de uiteindelijke implementatie van je project steek je dan gewoon het micro-sd-kaartje in een Raspberry Pi Zero W, die je op de robotonderdelen aansluit.

Als je tenslotte nog op zoek bent naar inspiratie voor leuke knutselprojecten, raden we je de Cursus Hardware Programmeren aan.

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.

▼ Volgende artikel
⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping
© Olga Yastremska, New Africa, Africa Studio
Huis

⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping

Vooral in de zomer is het vaak raak: code geel of code oranje wegens onweer. Weet jij wat je wél en juist níet moet doen als er een onweersbui nadert? Thuis kun je veel risico's beperken, maar juist buitenshuis – en zeker op de camping – is het opletten geblazen. In dit artikel lees je hoe je jezelf en anderen beschermt, of je nu binnen, buiten of aan het kamperen bent.


In het kort:

⚡ Onweer & thuis ⚡ Onweer & buiten ⚡ Onweer en kamperen: 🏕️ Tent 🚐 Caravan

Lees ook: Regen, regen en nog eens regen … zo voorkom je wateroverlast

Thuis tijdens onweer: veilig, maar niet zonder risico's

In huis ben je relatief goed beschermd tegen blikseminslag, zeker als het gebouw voorzien is van een goede bliksemafleider. Toch zijn er een paar voorzorgsmaatregelen die je serieus moet nemen. Gebruik bij onweer liever geen apparaten die verbonden zijn met het stroomnet of met leidingen. Denk aan de wasmachine, een vaste telefoon of een bedrade computer. Bliksem kiest daarbij meestal de makkelijkste route naar de grond, en dat zijn vaak metalen onderdelen in huis zoals koperdraden of waterleidingen.

Trek bij voorkeur de stekkers uit het stopcontact van kwetsbare apparatuur zoals computers, tv's of de router. Een stekkerdoos met overspanningsbeveiliging biedt wel wat bescherming, maar niet bij een directe inslag. Ga liever ook niet douchen of in bad, want waterleidingen kunnen de elektrische spanning van een blikseminslag geleiden.

Ramen kun je gewoon dicht houden, en als je wilt kijken naar het natuurgeweld, doe dat dan vanaf een veilige plek binnenshuis. Zorg dat huisdieren binnen zijn en zet het alarmsysteem even uit als dat storingsgevoelig is bij blikseminslag.

Buiten bij onweer: voorkom dat je zelf bliksemafleider bent

Ben je onderweg of buiten als het begint te donderen, dan is het zaak om snel te handelen.

Onthoud: als je de bliksem ziet en binnen 10 seconden de donder hoort, zit je binnen de gevarenzone. Zoek dan zo snel mogelijk een veilige schuilplek.

De veiligste plek is een gebouw met muren en een dak – bijvoorbeeld een winkel, huis of station. Een auto met metalen carrosserie is ook een prima optie. Die werkt als een kooi van Faraday en geleidt de stroom om je heen in plaats van door je heen.

Vermijd tijdens onweer open velden zoals weilanden of sportterreinen, want daar ben je letterlijk het hoogste punt. Ook hooggelegen plekken zoals duinen of heuveltoppen vormen een risico. Zoek geen beschutting onder een boom die in z'n eentje op een veld staat – dat is juist een bliksemmagneet. Blijf verder uit de buurt van metalen objecten zoals hekken, masten of fietsen, en houd afstand van water – of dat nu een meer, sloot of zwembad is.

Kun je nergens heen? Maak jezelf dan zo klein mogelijk: hurk neer op je voetzolen, houd je voeten tegen elkaar en wikkel je armen om je knieën. Ga niet liggen; zo vergroot je je contactoppervlak met de grond, wat het risico op aardstroom vergroot.

©ID.nl

Kamperen met onweer: extra opletten in tent of caravan

Kamperen geeft een gevoel van vrijheid, maar bij onweer ben je juist extra kwetsbaar. Een tent biedt geen enkele bescherming tegen bliksem, hoe stevig het doek ook is. Het metalen frame vergroot het risico juist, vooral als je op een open veld kampeert of vlak bij een losse boom staat.

Als er onweer op komst is, zoek dan zo snel mogelijk een veilig onderkomen. Een stenen sanitairgebouw, de receptie of je auto bieden veel meer bescherming dan een tent. Zit je in een camper of caravan met een metalen buitenkant? Dan ben je redelijk veilig, mits je ramen en deuren gesloten houdt en geen contact maakt met metalen delen. Stacaravans met een houten of kunststof omhulsel bieden die bescherming niet: het klopt dat ze geen stroom geleiden, maar ze voeren die ook niet af. Daardoor kan een blikseminslag via leidingen of metalen onderdelen binnen alsnog gevaarlijk uitpakken. Tijdens onweer blijf je dus beter uit de buurt van dat soort constructies.

Laat ook je elektronische spullen niet in de tent of aan opladers zitten. Berg ze los op, zonder kabels of contact met de grond.

Staan er bomen op de camping? Zorg dat je tent daar niet direct onder staat. Bij inslag kunnen takken afbreken of kan de bliksem via de wortels naar de grond doorslaan. Ook op campings in de bergen of aan open water is het risico op blikseminslag extra hoog – check bij aankomst wat de aanbevolen schuilplaatsen zijn.

En hoe zit het met de tentstokken?

Metalen tentstokken zijn niet per definitie gevaarlijk, maar ze kunnen wel extra risico opleveren bij onweer. Omdat tenten vrijwel altijd met metalen haringen in de grond staan, is er al snel sprake van een geleidende verbinding met de bodem. Bij een blikseminslag kan de stroom zich dan via het frame en de haringen verspreiden, met risico voor wie zich in de tent bevindt. Daarom blijft het advies: verlaat bij onweer de tent en zoek een écht veilige plek op.

Tot slot: een goede voorbereiding helpt

Kijk altijd naar de weersvoorspelling voordat je op pad gaat. Veel weerapps geven een melding bij onweerskansen, vaak met een tijdsindicatie en locatie. Op de camping is het handig om bij aankomst al te weten waar je naartoe kunt bij slecht weer.

Zorg ook dat je zaklamp, powerbank en radio of noodaccu paraat hebt als je kampeert, voor het geval de stroom uitvalt. En vooral: blijf rustig. Onweer is gevaarlijk, maar met de juiste kennis en voorzorgsmaatregelen voorkom je ongelukken.

🔦 Voor als de stroom uitvalt

Licht in de duisternis!