ID.nl logo
Voorkom dataverlies: alles over RAID-opslag
© Reshift Digital
Zekerheid & gemak

Voorkom dataverlies: alles over RAID-opslag

Regelmatig back-uppen blijft de beste remedie om dataverlies tegen te gaan, maar een raid-opstelling kan weliswaar geen vervanging maar wel een goede aanvulling zijn om je data veiliger te bewaren. Afhankelijk van de opzet kan raid ook voor snellere gegevenstoegang zorgen. Wat is raid precies en hoe ga je ermee aan de slag?

Tip 01: Technologie

Raid staat voor ‘redundant array of independent (of: inexpensive) disks’. De technologie stamt uit de tijd dat goedkope harde schijven niet zo betrouwbaar waren. Om dataverlies tegen te gaan combineerden informatici aan de universiteit van Californië reeds in 1984 verschillende schijven tot een logische en redundante entiteit: een zogenoemde raid array. Het komt erop neer dat data op twee of meer schijven worden opgeslagen en wel op zo’n manier dat er in principe geen gegevens verloren gaan wanneer een schijf crasht. Een raid-controller of speciale software zorgt er tevens voor dat de raid-array automatisch ook wordt heropgebouwd zodra je een defecte schijf door een intact exemplaar vervangt. In de kadertekst lees je meer over enkele typische raid-opstellingen.

Raid-opstellingen

Er zijn verschillende manieren waarop je schijven in een raid-opstelling kunt plaatsen. De eenvoudigste methode is jbod, wat staat voor ‘just a bunch of disks’. Hierbij worden verschillende schijven simpelweg als een enkele schijf benaderd (‘spanning’). Strikt genomen is dat niet eens raid, aangezien er geen sprake is van redundantie. Dat geldt ook voor raid 0, waarbij data wordt opgesplitst (‘striping’) over twee of meer schijven. Een dergelijke configuratie zorgt wel voor betere prestaties, vooral bij grote bestanden. Raid 1 daarentegen zorgt wél voor redundante opslag. Alle gegevens worden namelijk automatisch ook op de andere schijf bewaard (‘mirroring’), maar bij twee schijven verlies je hierdoor wel de helft van de potentiële opslagruimte. Populair is ook raid 5, met minimaal drie schijven. Ook hier worden de data uitgesplitst, maar op elke schijf wordt tevens ruimte gereserveerd voor foutcorrectie (pariteitsinformatie). Deze informatie zorgt ervoor dat de data van een gecrashte schijf op een andere schijf kan worden gereconstrueerd. Wie zich de luxe van minstens vier schijven kan permitteren, kan bijvoorbeeld ook raid 1(+)0 overwegen, een robuuste en snelle combinatie van raid 1 en raid 0.

©PXimport

Hoe meer schijven in een raid-opstelling, hoe sneller en veiliger de opslag

-

Tip 02: Aanpak

Wil je zelf met raid aan de slag, dan moet je over minstens twee fysieke schijven beschikken; voor meer geavanceerde raid-opstellingen (zie kadertekst) kunnen dat er zelfs drie of vier zijn. In de meeste gevallen doe je er goed aan gelijk(w)aardige schijven te gebruiken, met een vergelijkbare opslagcapaciteit en snelheid. Een ssd in combinatie met een klassieke harde schijf is geen slimme zet, omdat je op die manier de snelheid van de ssd degradeert tot die van je harde schijf. Verder heb je ook software nodig die raid-implementatie ondersteunt, of je zet een specifieke raid-controller in.

Houd er tevens rekening mee dat softwarematige raid-oplossingen vaak propriëtair zijn en dus niet compatibel met andere platformen of besturingssystemen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor de twee methodes die we verder in dit artikel bespreken: het concept ‘dynamische schijven’ is alleen bruikbaar binnen Windows 7 of hoger, en ‘opslagruimten’ werken alleen onder Windows 8 of hoger.

Tot slot: voor je met raid aan de slag gaat doe je er goed aan eerst een volledige back-up van je systeemschijf en je data te maken.

©PXimport

©PXimport

Tip 03: Concept

We beginnen onze raid-exploratie met een geheel softwarematige oplossing die al sinds Windows 7 beschikbaar is: dynamische schijven. Mocht je met Windows 8 of 10 werken, bekijk dan zeker ook het alternatief van opslagruimten (zie tip 05 en verder).

Het concept van dynamische schijven biedt enkele voordelen ten opzichte van een standaard- of basisschijf. Zo zijn ze minder corruptiegevoelig, aangezien ze zich van een database met back-up bedienen om allerlei meta-informatie op te slaan. Ook kun je op dynamische schijven volumes creëren die verschillende fysieke schijven overspannen (spanned en striped volume) en zelfs fouttolerante volumes maken (raid 1 en raid 5). Van deze eigenschappen maken we dus dankbaar gebruik om een raid-configuratie op te zetten. We gaan ervan uit de schijven die je hiervoor gebruikt geen (belangrijke) data bevatten en dat je ze op een correcte manier aan je pc hebt gekoppeld.

Druk vervolgens op Windows-toets+R en voer het commando diskmgmt.msc uit: het venster van Schijfbeheer verschijnt en onderaan merk je de schijven op die je in een raid-array wilt opnemen.

©PXimport

Tip 04: Configuratie

Verwijder eerst de eventuele volumes op deze schijven. Dat doe je door er met de rechtermuisknop op te klikken en te kiezen voor Volume verwijderen / Ja. Besef wel dat hierdoor alle aanwezige data op die volumes worden verwijderd. Vervolgens klik je met de rechtermuisknop op een van beide niet-toegewezen ruimtes. In het contextmenu kun je nu normaliter uit drie verschillende raid(-achtige) configuraties kiezen: Nieuwe spanned volume (JBOD), Nieuw striped volume (RAID 0) en Nieuw gespiegeld volume (RAID 1). Is veiligheid voor jou van belang, kies dan bij voorkeur voor de enige echte raid-oplossing in dit trio: RAID 1. Klik op Volgende, selecteer de andere beschikbare schijf (of schijven) en bevestig (telkens) met Toevoegen. Druk op Volgende, voorzie een geschikte stationsletter, druk nogmaals op Volgende, geef het volume een gepaste naam mee, plaats eventueel een vinkje bij Snelformatteren en rond af met Volgende en met Voltooien. Je moet wel nog even bevestigen met JA om de betreffende schijven naar dynamische schijven om te laten zetten; dat is nodig om de raid-configuratie te kunnen opzetten. Even later is de raid-opstelling bruikbaar. Wil je naderhand de raid-configuratie weer weg, open dan het Schijfbeheer, klik met de rechtermuisknop op het gespiegelde volume en kies Mirror verwijderen.

©PXimport

Tip 05: Creatie

In Windows 8 heeft Microsoft het concept ‘opslagruimten’ (storage spaces) geïntroduceerd. Ook dit concept kun je als een soort softwarematige raid beschouwen. We tonen je hoe je hier in Windows 10 mee aan de slag kunt. We gaan ervan uit dat je, naast je systeemschijf met Windows, nog over (minstens) twee andere schijven beschikt. Dat kunnen beide interne of zelfs externe harde schijven of ssd’s zijn.

Druk op de Windows-toets en tik opslagruimten in, waarna je de module Opslagruimten beheren opstart. Hier kies je Een nieuwe groep en opslagruimte maken. Vervolgens plaats je een vinkje bij de stations die je aan deze groep wilt toevoegen. Let wel: wanneer je een reeds geformatteerd station aan een opslaggroep toevoegt, worden alle bestanden op dat station definitief verwijderd. Bevestig met Groep maken, voorzie een geschikte naam voor je opslaggroep en wijs een stationsletter toe. Het bestandstype laat je bij voorkeur ingesteld op NTFS.

©PXimport

Dynamische schijven en opslagruimten zijn softwarematige raid-implementaties in Windows

-

Tip 06: Type

Bij Tolerantietype kun je uit twee types kiezen, althans wanneer je niet meer dan twee schijven aan de opslaggroep hebt toegevoegd: Eenvoudige opslagruimte en Mirror in twee richtingen. De eerste is eigenlijk niets anders dan raid 0 en voorziet dus niet in redundantie. Wel zet die iets betere prestaties neer en is dus vooral geschikt voor tijdelijke opslag van grote bestanden, zoals bij fotobewerking en videorendering.

Met Mirror in twee richtingen wordt eigenlijk raid 1 bedoeld, waarbij je data in principe de crash van een van beide schijven horen te overleven. Onderaan, bij Grootte (maximum), zie je af hoeveel opslagcapaciteit je overhoudt. Stel, je hebt twee schijven van elk 750 GB toegevoegd aan een groep met Mirror in twee richtingen, dan zal daar 750 GB verschijnen, met een totale ‘groepscapaciteit’ van ongeveer 1,5 TB. Bevestig je keuzes met Opslagruimte maken. Even later is de groep ook via de Verkenner beschikbaar onder de toegekende stationsletter. Voeg je minimaal drie stations toe, dan komt ook het type Pariteit naar boven. Dit is vergelijkbaar met raid 5: het type beschermt dus je gegevens door het toevoegen van pariteitsdata.

©PXimport

Tip 07: Aanpassing

Wil je naderhand een bijkomende schijf aan je opslagruimte toevoegen, dan is het een goed idee om het stationsgebruik te optimaliseren. Een gedeelte van de gegevens wordt dan naar het nieuw toegevoegde station verplaatst, zodat de groepscapaciteit optimaal wordt benut. Dit proces kun je handmatig opstarten vanuit de beheermodule voor opslagruimten, waar je Stationsgebruik optimaliseren kiest.

Een schijf uit de opslaggroep verwijderen is eveneens mogelijk. Kies dan voor Instellingen wijzigen / Fysieke stations, selecteer de gewraakte schijf en klik op Voorbereiding voor verwijdering. De gegevens worden dan naar de andere stations in de groep gekopieerd, waarna het station vrijkomt. Dit proces kan behoorlijk arbeids- en tijdsintensief zijn; je laat je pc intussen ingeschakeld.

Een complete opslaggroep verwijderen is ook mogelijk. Selecteer de groep en kies Verwijderen / Opslagruimte verwijderen, waarna je ook Groep verwijderen selecteert. Dit zorgt er wel voor dat alle data op de betreffende schijven worden gewist!

Tip 08: Interne controller

In de meeste gevallen levert een hardwarematige raid-opstelling betere prestaties dan een softwarematige opzet, maar de configuratie is doorgaans iets lastiger. We gaan hier bij wijze van voorbeeld aan de slag met een raid-controller die op een moederbord zit ingebouwd. Een nadeel van zo’n ingebouwde controller is wel dat je wellicht niet meer bij je data kunt als die controller ooit de geest geeft. Bij een externe controller daarentegen kun je vaak wel nog een identiek vervangexemplaar vinden – desnoods tweedehands – waarmee je je data alsnog weer kunt benaderen.

De werkwijze bij onze controller zal misschien niet helemaal identiek zijn aan die van je eigen controller, maar de procedure is vast wel gelijklopend. In onze testopstelling hebben we drie harde schijven aangesloten waarvan één de systeemschijf is. Die willen we echter buiten onze raid-configuratie houden. Om zeker te zijn dat er geen vergissingen gebeuren, ontkoppelen we die schijf eerst.

©PXimport

Tip 09: Creatie

De controller zit op zijn plaats en de (twee) schijven voor de raid-opstelling zijn aangekoppeld. Je kunt nu je pc opstarten, waarbij je de schermberichten goed in het oog houdt. Kort na het opstarten zul je namelijk de melding zien verschijnen dat je via het indrukken van een sneltoets – op ons testsysteem is dat Ctrl+I – het raid-configuratievenster kunt openen. Hier vind je ongetwijfeld een optie terug als Create RAID Volume. Selecteer deze optie, vul een naam voor het raid-volume in en geef aan welk raid-type je wilt. De exacte opties hangen af van het type controller en van het aantal beschikbare schijven, maar je vindt hier vast wel jbod, raid 0 en raid 1 terug. Wellicht wordt je ook nog gevraagd de gewenste schijven te selecteren. Vergeet niet dat alle eventuele data op deze schijven gewist zullen worden. Heb je je keuzes bevestigd, verlaat dan de tool en schakel het systeem uit, waarna je indien nodig je systeemschijf weer kunt aankoppelen.

©PXimport

Je moet je raid-array wel ook nog even configureren in het Windows Schijfbeheer

-

Tip 10: Afwerking

Wanneer je je systeem opnieuw hebt opgestart, zul je de pas toegevoegde raid-opstelling wel nog even moeten initialiseren, partitioneren en formatteren voor je die daadwerkelijk kunt gebruiken. Niets nieuws onder de zon in feite, want dat geldt net zo goed voor een nieuw aangekochte schijf. Dat doe je via het Windows Schijfbeheer (druk op Windows-toets+R en voer diskmgmt.msc uit). Je merkt al meteen dat Windows je raid-opstelling als één fysieke schijf beschouwt. Klik met de rechtermuisknop onderaan links op de naam van die schijf en kies Schijf initialiseren. Bevestig met OK. Vanuit het contextmenu van de schijf selecteer je nu Nieuw eenvoudig volume. Druk op Volgende (3x), voorzie een geschikte volumenaam en rond af met Volgende en Voltooien.

Wil je achteraf de raid-opstelling toch weer kwijt, dan dien je opnieuw het configuratiescherm van je raid-controller te openen. Hier vind je vast een optie als Delete RAID Volume. Uiteraard verlies je hierdoor de data op dat volume.

©PXimport

Nas

De meeste nas-apparaten (‘network attached storage’) voor thuisgebruik bieden ruimte voor twee of vier schijven. Die wil je in een raid-array plaatsen met het oog op meer snelheid of veiligheid. We nemen hier Synology als voorbeeld, maar de mogelijkheden bij de diverse nas-producenten zijn gelijklopend. Een goed startpunt om een optimale raid-opstelling te vinden, is de raid-calculator. Veelal zal het geautomatiseerde Linux-raidbeheersysteem van Synology (SHR oftewel Synology Hybrid Raid) een optimale keuze blijken, maar je kunt ook voor een klassieke raid-opstelling gaan met bijvoorbeeld raid 0, 1, 5, 6 of 10. Op de site van Synology vind je meer details over SHR. Het is in principe altijd mogelijk een andere raid-opstelling te kiezen, maar dan verlies je wel de opgeslagen data. Je zorgt dus maar beter voor een back-up, bijvoorbeeld via de ingebouwde service Hyper Backup. Een raid-opstelling wijzigen kan als volgt. Ga naar find.synology.com en maak verbinding met je nas. Open het hoofdmenu en kies Opslagbeheer / Volume. Druk op de knop Verwijderen (2x). Vervolgens kies je bovenaan Maken, waarna je de schijven aanduidt die je wilt gebruiken. Bevestig met Volgende en duid de gewenste raid-opstelling aan. Klik opnieuw op Volgende. De nas gaat aan de slag om de array te creëren, een proces dat enkele uren kan duren. Je leest de status af in de rubriek Overzicht.

©PXimport

▼ Volgende artikel
Privacygevoelige gegevens verwijderen uit foto's en bestanden
© ID.nl
Huis

Privacygevoelige gegevens verwijderen uit foto's en bestanden

Mediabestanden, zoals foto’s, audio en diverse documenten, bevatten vaak extra informatie over het bestand zelf, de zogeheten metadata. Niet al die gegevens hoeven natuurlijk voor iedereen leesbaar te zijn. Hoe pas je die gegevens aan, en kun je ze ook helemaal verwijderen?

Wat gaan we doen?

We laten je zien hoeveel informatie er in je foto’s, muziek en documenten verstopt zit. Je ontdekt hoe je die metadata zelf kunt bekijken, wissen of juist aanvullen – met slimme tools en praktische ingrepen.

Metadata betekent letterlijk gegevens over gegevens. Het gaat namelijk om informatie die iets over het bestand zelf zegt, maar geen deel uitmaakt van de hoofdinhoud. Bij foto’s kan dit bijvoorbeeld de opnamedatum zijn, maar ook de locatie, cameramodel en instellingen. Muziekbestanden bevatten dan weer gegevens zoals titel, artiest, album, jaartal, albumhoes en songteksten. In video’s vind je informatie terug zoals gebruikte software, resolutie en lengte. Ook in pdf’s en Office-documenten als pdf zitten vaak extra data, zoals auteursnaam, aanmaakdatum en revisies.

Metadata zijn vaak erg handig. Je kunt je vakantiefoto’s bijvoorbeeld automatisch sorteren op locatie of datum, en als fotoliefhebber kun je instellingen zoals iso of sluitertijd analyseren. In muziekbestanden toont je mediaspeler alle informatie in de afspeellijst (inclusief gesynchroniseerde lyrics) en kun je snel tracks per genre of jaar terugvinden. Bij documenten zie je naast de auteur onder meer ook wanneer het bestand is aangemaakt en welke revisies zijn doorgevoerd.

Metadata bevatten vaak interessante informatie over een bestand.

Waarom bewerken?

Metadata zijn dus zeker handig, maar soms bevatten ze informatie die je liever niet deelt of die simpelweg niet klopt. Denk aan foto’s die je online plaatst: je wilt dan meestal geen locatiegegevens meegeven zoals je thuisadres. En misschien ook liever niet welk toestel je gebruikt of dat je bewerkingen hebt uitgevoerd. Anderzijds wil je voor archiveringsdoelen misschien nog trefwoorden toevoegen of locatiegegevens invoeren bij foto’s die je binnenshuis nam.

In veel muziekbestanden zitten onjuiste tags, zoals verkeerd gespelde album- of artiestnamen. Of je wilt ontbrekende albumhoezen of lyrics aanvullen, of extra tags toevoegen om je collectie beter te structureren per jaar, genre of tracknummer.Bij documenten kan het juist gaan om het verbergen van de auteur of doorgevoerde aanpassingen, of om het wissen van revisies met gevoelige inhoud. Soms wil je ook bepaalde metadata eenduidiger gebruiken in meerdere bestanden, bijvoorbeeld voor professionele doeleinden.

De meeste smartphones en camera’s leggen standaard ook de gps-coördinaten van je foto’s vast.

Locatiegegevens in foto's

Laten we starten met foto’s en in het bijzonder met locatiegegevens, want deze kunnen voor veel gebruikers belangrijk zijn. De kans is groot dat je smartphone deze informatie standaard bewaart bij elke foto. Je kunt dit controleren en aanpassen. Op Android open je de camera-app, tik je op het tandwielpictogram voor Instellingen, zoek je naar Locatie opslaan, GPS-tags of Geotagging en schakel je de functie uit. Op sommige toestellen kun je ook instellen dat telkens eerst om je toestemming wordt gevraagd.

Op een iPhone open je Instellingen en ga je naar Privacy en beveiliging. Tik op Locatievoorzieningen, scrol naar Camera en kies Nooit of Vraag volgende keer of wanneer ik deel, om telkens zelf te beslissen.

Bij de meeste digitale fotocamera’s werkt het net zo. Ze gebruiken een gps-module of bluetooth met je smartphone om locatiegegevens toe te voegen. Via het menu kun je deze functie ook hier uitschakelen.

Je kunt in Android via de camera-app aangeven dat je de locatie (niet) wilt opslaan.

Metadata foto’s

Om de vaak talrijke metadata van foto’s gestructureerd te bewaren en weer te geven, zijn er in de loop der jaren verschillende metadata-frameworks ontstaan. Het eerste dat echt als standaard doorbrak, was EXIF (EXchangeable Image File format). Vrijwel alle digitale camera’s en smartphones voegen dit automatisch toe, met informatie zoals datum, tijd, gps-coördinaten, cameramerk en diafragma. Om gebruikers ook zelf metadata te laten toevoegen, werd eind vorige eeuw het IPTC-IIM-formaat ontwikkeld (International Press Telecommunications Council - Information Interchange Model), voor gegevens zoals copyright en beschrijvende tags. Hierop volgden nog diverse uitbreidingen.

Begin deze eeuw lanceerde Adobe XMP (eXtensible Metadata Platform), vooral bedoeld voor metadata tijdens fotobewerking. Deze worden ook opgeslagen in het fotobestand zelf of in een apart xmp-bestand (een sidecar genoemd). Alles bij elkaar is dit dus behoorlijk complex, vooral omdat er in één foto metadata van deze drie frameworks tegelijk kunnen voorkomen.

Locatie aanpassen

Sommige apps en diensten verwijderen locatiegegevens automatisch uit foto’s. WhatsApp bijvoorbeeld stript standaard alle metadata. Toch is het veiliger om gevoelige informatie vooraf zelf te wissen. Op een iPhone doe je dat vanuit de Foto’s-app: selecteer de foto, tik op het info-icoon of veeg omhoog. Je ziet een kaart met locatie, en via Pas aan kun je de locatie wijzigen of instellen op Geen locatie. Met Voeg een locatie toe kun je ook zelf gegevens toevoegen. Op Android is dit wat lastiger. Google Foto’s biedt geen optie om locatiegegevens te verwijderen of aan te passen als die al in de EXIF-metadata zitten. Zelf locatiegegevens toevoegen kan wel, maar slechts beperkt. Externe apps bieden dan meer mogelijkheden.

Photo Metadata Remover geeft je de mogelijkheid om een of meerdere foto’s tegelijk te strippen van locatie en andere metadata. Je kiest de bronmap en de doellocatie voor de opgeschoonde bestanden. Wil je metadata wijzigen in plaats van verwijderen, dan gebruik je een gratis app als Photo EXIF Editor - Metadata. Open een fotomap, selecteer een foto en je ziet een reeks EXIF-tags, zoals Geolocation, Captured time, Aperture en Exposure time. Tik op een tag om deze aan te passen. Bij Geolocation krijg je een kaart te zien waarop je een nieuwe locatie aanduidt, die je bevestigt met het vinkje en het diskette-icoontje.

Losse bestanden in XnView

Het is prettiger om de metadata van je foto’s op je pc te bewerken. In beperkte mate kan dat via Verkenner: klik met rechts op een foto, kies Eigenschappen, open het tabblad Details en beweeg je muis over de kolom Waarde om te zien welke items je kunt aanpassen. Voor meer mogelijkheden zijn er gratis externe tools beschikbaar. We denken bijvoorbeeld aan de uitgebreide opdrachtregeltool ExifTool, de flexibele fotobeheerder XnView MP of het Adobe Lightroom-alternatief darktable.Hier focussen we op de handigste functies binnen XnView MP. Start de tool (ook als portable versie beschikbaar) en open een foto via het menu Bestand of de ingebouwde bestandsbrowser. Icoontjes op de miniatuur tonen welke metadata aanwezig zijn (xmp, ipct-iim en exif). Helemaal onderaan vind je het tabblad Info met de metadata op aparte tabbladen. Op het tabblad Kaart bekijk je de locatie. Controleer in het menu Beeld of alle gewenste opties bij Info panelen zijn aangevinkt.

In het menu Metagegevens kies je bij Opschonen welke soorten metadata je wilt verwijderen. Andere opties, die geen verdere toelichting behoeven, zijn GPS-gegevens bewerken en Tijdstempel wijzigen. Met IPTC bewerken en XMP bewerken pas je metadata aan via meerdere tabbladen. Klik hier op Schrijven om je wijzigingen toe te passen. In het Info-paneel zul je merken dat veel aanpassingen tegelijk op zowel ITPC-IIM- als XMP-niveau doorgevoerd worden.

Je kunt metadata verwijderen, maar ook zelf bewerken in XnView MP.

Batch-aanpassingen in XnView

Met XnView MP kun je metadata ook in meerdere foto’s tegelijk aanpassen of verwijderen. Open Hulpmiddelen / Reeks converteren (Ctrl+U) en voeg bestanden of een hele map toe met Bestanden toevoegen of Map toevoegen. Ga daarna naar het tabblad Acties, klik op Actie toevoegen, kies Metagegevens en selecteer een optie als IPTC-IMM/XMP, Metagegevens wissen of XMP. We gaan even uit van deze laatste. Vul de tagvelden die verschijnen naar wens in.

Op het tabblad Uitvoer bepaal je waar de gewijzigde bestanden terechtkomen (dit hoeft zeker niet de bronmap te zijn). Bevestig met Converteren om de aangepaste metadata op te slaan in de geselecteerde foto’s. Je controleert dit via het Info-paneel op het tabblad XMP (onder meer bij het onderdeel dc). Op vergelijkbare manier kun je ook IPTC-IIM-metadata aan meerdere foto’s toevoegen of aanpassen.

Je kunt metadata in één keer ook in meerdere fotobestanden toevoegen.

Metadata in audio

Net als bij foto’s kunnen ook audiobestanden metadata opslaan, in verschillende headers en op uiteenlopende manieren. Het bekendste formaat is ID3 (voornamelijk bij mp3), met informatie als titel, artiest, album, genre en jaar. De latere versie, ID3v2, ondersteunt ook songteksten, albumhoezen en eigen velden. Andere populaire formaten zijn APE en Vorbis Comments, onder meer gebruikt bij FLAC- en OGG-bestanden.

Zoals eerder genoemd zijn er verschillende praktische redenen om metadata in audiobestanden aan te passen of toe te voegen. Twee uitstekende en gratis tools hiervoor zijn TagScanner en Mp3tag. We nemen deze laatste als voorbeeld. Laat je niet afschrikken door de naam: de tool ondersteunt verschillende audio- en metadataformaten, waaronder de drie hierboven genoemde.

De metadata van een mp3-bestand kan onder andere de albumhoes bevatten die getoond wordt als je het bestand afspeelt.

Losse bestanden in Mp3tag

Download en installeer Mp3tag onder Windows (eventueel als portable versie) en start de app. Sleep een audiobestand naar het hoofdvenster en selecteer het. In het linkerdeelvenster zie je de metadata zoals Titel, Artiest, Album en Jaar. In de kolom Tag verneem je het type metadata, bijvoorbeeld Vorbis Comment, ID3v2.4 of APE. Je past de metadata aan door in een tagveld te klikken en de inhoud te wijzigen of aan te vullen. Klik met rechts op het veld met het cd-icoon, kies Cover toevoegen en verwijs naar een geschikte afbeelding. Gebruik Bestand / Tag opslaan (Ctrl+S) om je wijzigingen te bewaren.

Je kunt ook metadata ophalen via online databases. Mp3tag ondersteunt standaard drie bronnen: freedb (of beter: opvolger gnudb, aangezien freedb niet langer operationeel is), Discogs en MusicBrainz. Deze opties vind je in het menu Tagbronnen. Bij het eerste gebruik van Discogs meld je je aan met een gratis account en autoriseer je Mp3tag met een code. Voor MusicBrainz en freedb is dat niet nodig, al vul je voor freedb wel bij voorkeur een (willekeurig) e-mailadres in via Bestand / Opties bij Tagbronnen / Freedb (de overige gegevens kun je ongewijzigd laten). Je kunt nu allerlei metadata, inclusief coverart, opvragen via deze bronnen.

Je kunt metadata handmatig aanpassen, maar ook online bronnen ter hulp roepen.

Batch-aanpassingen in Mp3tag

Soms wil je metadata van meerdere muziekbestanden tegelijk aanpassen of toevoegen, bijvoorbeeld nummers van dezelfde cd. Dat kan ook in Mp3tag: sleep een map met nummers naar het hoofdvenster of open die via Bestand / Map toevoegen. Selecteer de bestanden die je tegelijk wilt aanpassen; met Ctrl+A selecteer je alles. In het linkerdeelvenster verschijnt dan standaard <houden> bij tagvelden die al ingevuld zijn. Laat je <houden> staan, dan wijzigt Mp3tag dat veld niet. Klik je op het pijlknopje, dan kun je <wissen> kiezen om het veld te legen, een bestaande tag selecteren of zelf iets invoeren. Bevestig ook hier met Ctrl+S om je wijzigingen op te slaan.

Je kunt metadata ook automatisch laten invullen op basis van bestandsnamen. Die bevatten soms bruikbare informatie terwijl de metatags zelf leeg zijn. Selecteer de juiste bestanden en kies Converteren / Bestandsnaam - Tag. Pas het veld Formattering aan zodat het overeenkomt met de structuur van je bestandsnamen, bijvoorbeeld %track% - %artist% - %title%. Onderaan zie je de overeenkomende tags. Klik op Voorbeeld en bevestig met OK. Het omgekeerde kan trouwens ook, via Tag - Bestandsnaam.

Stel je metadata samen op basis van de bestandsnamen (of omgekeerd).

Metadata in documenten

Niet alleen mediabestanden bevatten metadata, dit geldt net zo goed voor ‘gewone’ documenten. Deze informatie kan bijvoorbeeld handig zijn bij het ordenen, zoals op auteur of trefwoorden, en bij het archiveren en zoeken. We beperken ons hier tot twee populaire formaten: pdf en docx. Om de metadata van een pdf te bekijken, open je die in een gratis applicatie als Adobe Acrobat Reader. Klik met rechts op het document en kies Document properties (Ctrl+D). Op het tabblad Description kun je tags invullen zoals Title, Author, Subject en Keywords.

Voor docx-bestanden kun je Verkenner gebruiken: klik met rechts op het bestand, kies Eigenschappen en blader op het tabblad Details door de metadata. Je kunt dit uiteraard ook rechtstreeks in Microsoft Word doen: open het document, ga naar Bestand, kies Info en klik op Alle eigenschappen weergeven.

Ook vanuit Verkenner kun je allerlei metadata van (bijvoorbeeld) docx-bestanden bekijken.

Documenten bewerken

Bij docx-bestanden kun je metadata niet alleen bekijken, maar vaak ook aanpassen, zowel via Verkenner als in Word. Beweeg je muiscursor over een veld en verschijnt er een kader, dan kun je de inhoud wijzigen of wissen. Wil je meerdere metadata tegelijk verwijderen, dan kies je beter een andere aanpak. Dit kan via het tabblad

Details in het eigenschappenvenster van het bestand. Klik onderaan op Eigenschappen en persoonlijke gegevens verwijderen. In het dialoogvenster staat standaard ingesteld dat er een kopie wordt gemaakt zonder eigenschappen, maar je kunt ook de optie De volgende eigenschappen uit dit bestand verwijderen kiezen. Vink dan de gewenste metadata aan of klik op Alles selecteren, en bevestig met OK.

Je kunt ook bewerken vanuit Word: ga naar Bestand, kies Info en klik op Controleren op problemen / Document controleren. Laat alle onderdelen aangevinkt en klik op Controleren. Vervolgens kies je Alles verwijderen bij de onderdelen die je uit het document wilt halen. Rond af met Sluiten.

Vanuit Word kun je aangeven welke extra elementen, waaronder metadata, je uit het document wilt verwijderen.

PDF-bestanden bewerken

Voor het gratis bewerken van metadata in een pdf-bestand gebruik je bijvoorbeeld PDF24 Creator. Start de tool na installatie. In de toolbox onderaan zie je onder meer de knoppen Remove PDFMetadata en Edit PDF metadata. Sleep een of meerdere pdf’s naar het venster. Met de eerste knop verwijder je alle metadata in één keer, met de tweede pas je velden aan zoals Title, Author, Subject en Keywords. Je kunt hiermee helaas geen eigen metadata toevoegen.

Dat kan wel met een zeldzame gratis (online-)tool zoals Sejda. Klik op Change metadata (ook Remove all metadata is hier beschikbaar), vul de gewenste velden in of klik op + Add new field, en geef een naam en waarde op. Bevestig met Add Field en Update PDF Metadata, en download de aangepaste pdf. Je kunt deze eigen velden bekijken met Acrobat Reader, via Document properties op het tabblad Custom.

PDF24 bevat een indrukwekkende toolbox voor pdf-bewerkingen, waaronder verwijderen en aanpassen van metadata.

▼ Volgende artikel
Review Philips Hue Bridge Pro: dé bridge voor de toekomst
© Rens Blom
Zekerheid & gemak

Review Philips Hue Bridge Pro: dé bridge voor de toekomst

De Philips Hue Bridge Pro volgt de tien jaar oude Bridge op en doet dat met verve. Het apparaat biedt nieuwe functies en is toekomstbestendig, wat hem boeiend maakt voor bestaande én nieuwe Philips Hue-gebruikers. In deze review leggen we je uit waarom.

Fantastisch
Conclusie

De Philips Hue Bridge Pro is naar onze mening dé bridge om te kopen als je start met Philips Hue. Heb je nu de normale Bridge, dan biedt de Pro-versie zo veel verbeteringen dat wij het (op termijn) upgraden de eenmalige investering waard vinden.

Plus- en minpunten
  • Werkt via wifi en ethernet
  • Veel krachtiger en dus toekomstbestendiger
  • Kan veel meer lampen, accessoires en lampen aansturen
  • Migreren vanaf reguliere Bridge is zo gepiept
  • Eenmalige meerprijs t.o.v. normale Bridge

Als je thuis slimme verlichting van Philips Hue hebt, is de kans groot dat je gebruikmaakt van de witte Hue Bridge. Dit kleine kastje verbindt met je lampen en bijbehorende accessoires en stelt je in staat om de verlichting ook te bedienen als het internet even is uitgevallen. Na een decennium is er nu een Bridge Pro, goed te herkennen aan zijn zwarte ontwerp. De Bridge Pro kost 90 euro, waar de reguliere Bridge (versie 2.1) circa 50 euro kost. Ja, dat is een relatief forse meerprijs, maar als je het systeem tien jaar wilt gebruiken juist weer een kleine extra investering.

©Rens Blom

De oude, witte bridge naast de nieuwe Bridge Pro.

Veel meer lampen

De Bridge Pro biedt belangrijke voordelen ten opzichte van de normale Bridge, zowel voor bestaande als nieuwe gebruikers. Zo kun je hem nog steeds via ethernet gebruiken, maar is dat niet verplicht. Er is namelijk ook - nieuw - wifi-ondersteuning. De voeding is bovendien geen specifieke stroomkabel meer, maar een usb-c-kabel. Die kun je eenvoudiger vervangen.

©Rens Blom

De belangrijkste vernieuwing? Een compleet nieuwe processor, meer werkgeheugen en meer opslagcapaciteit, waardoor de Hue Bridge Pro veel krachtiger is dan zijn voorganger. Dat is geen mooie marketingpraat, maar goed zichtbaar aan het totaal aantal gadgets dat de bridge kan aansturen. Bij de reguliere Bridge zijn dat 50 lampen en 12 accessoires (zoals draadloze afstandsbedieningen), waar de Bridge Pro 150 lampen en 50 accessoires ondersteunt. Heb je een huis (en misschien ook tuin) vol Hue-producten, dan loop je bij de normale Bridge waarschijnlijk (snel) tegen de limieten aan. Bij de Bridge Pro moet je daar echt je best voor doen.

Je kunt met de Bridge Pro ook veel meer scènes (500) opslaan in de Hue-app dan met de normale Bridge (200), wat voor sommigen handig zal zijn. De Bridge Pro biedt ook nieuwe optionele foefjes, zoals je lampen inzetten als bewegingssensoren om je te attenderen bij beweging in bepaalde kamers. Ook is de Bridge Pro standaard geschikt voor Matter, het nieuwe smarthomeprotocol waar veel merken ondersteuning voor bieden.

©Rens Blom

Overzetten is zo gebeurd

Van oude technologie naar nieuwe technologie overstappen kan soms frustrerend zijn, maar dat geldt zeker niet wanneer je de Bridge verruilt voor de Bridge Pro. De stappen in de Philips Hue-app zijn duidelijk en wij waren binnen tien minuten klaar, waarna de app op de achtergrond veertig minuten nodig had voor de echte migratie.

Al onze instellingen zijn behouden, de accessoires en lampen zijn overgezet en de reguliere Bridge mag na tien jaar met pensioen. Begin je pas met Philips Hue, dan stel je de Bridge Pro vanzelfsprekend in als je eerste bridge. Ook dat is een fluitje van een cent.

©Rens Blom

Conclusie: Philips Hue Bridge Pro kopen?

De Philips Hue Bridge Pro is naar onze mening dé bridge om te kopen als je start met Philips Hue. Heb je nu de normale Bridge, dan biedt de Pro-versie zo veel verbeteringen dat wij het (op termijn) upgraden de eenmalige investering waard vinden.