ID.nl logo
Zo gaan je kinderen veilig online
© PXimport
Huis

Zo gaan je kinderen veilig online

Kinderen krijgen op steeds jongere leeftijd toegang tot technologie. Dat is lang niet altijd goed, maar gelukkig ook niet altijd een ramp. Hoe voorkom je problemen? Met wie maak je welke afspraken? En vooral: wat kun je samen met je kind voor leuke dingen doen om van schermtijd ook een gezellige tijd te maken?

Er is een boel veranderd de afgelopen tien jaar. Smartphones, spelcomputers en tablets zijn nu net zo gewoon als een televisie. En dat betekent dat er voor kinderen nu heel andere vormen van amusement beschikbaar zijn. Maar ook nieuwe manieren van communiceren. Voor ouders voelt dat misschien als een bedreiging: wat doet mijn kind eigenlijk online? Kan het kwaad? Zit het internet vol kinderlokkers? En wat moet ik doen als mijn kind online in de problemen komt of een gameverslaving ontwikkelt?

Dat soort spookbeelden zijn begrijpelijk, en niet helemaal onterecht. Gelukkig is het ook allemaal niet zo rampzalig als de meest dramatische krantenkoppen doen vermoeden. Heel veel problemen met mobieltjes, tablets, spelcomputers en internet kun je voorkomen door vooral veel met je kind te praten, samen dingen te doen, maar ook door met andere ouders goede afspraken te maken.

Mobieltjes horen erbij, ook voor kinderen

Een smartphone is inmiddels zo verweven met onze manier van communiceren, dat in Den Haag duizend kinderen van minder vermogende gezinnen een gratis smartphone krijgen. Het project komt tot stand door een samenwerking tussen de gemeente Den Haag en de Stichting Leergeld. Deze stichting helpt kinderen met minder welgestelde ouders om bijvoorbeeld toch lid te worden van een sportclub, of verstrekt (tweedehands) computers. Volgens de stichting is een smartphone van cruciaal belang, omdat steeds meer communicatie via appgroepen gaat, en kinderen anders buitengesloten worden. Voordat de kinderen hun toestel krijgen, moeten ze wel eerst een les bijwonen over veilig gebruik.

©PXimport

01 Te vroeg aan een mobieltje?

Kinderen krijgen op steeds jongere leeftijd een smartphone. En al ver daarvoor mogen ze meestal met de tablet of op de computer spelletjes spelen. Hoewel het samen met je kind YouTube-filmpjes kijken of games spelen helemaal geen probleem is, is het geven van een eigen smartphone wel een heel grote stap. Het is verstandig om dit niet te vroeg te doen. Uit onderzoek blijkt dat veel kinderen al vanaf acht jaar een smartphone krijgen. Vaak is dat het ‘afdankertje’ van de ouders of een broer of zus. Want dat ding ligt toch alleen maar in een la. Acht jaar is echter nog veel te jong, want op die leeftijd kunnen kinderen nog niet overweg met dat enorme informatieaanbod. Dit leidt snel tot overmatig (vaak stiekem) gebruik, binge-watching en contacten die zich buiten het blikveld van de ouders afspelen. Het meeste gevaar schuilt in het feit dat je een kind met een smartphone toegang geeft tot de hele wereld, zonder dat je er als ouder nog zicht op hebt. Vooral als de telefoon (of tablet) onbeperkt gebruikt mag worden buiten je blikveld. Dit is vragen om problemen bij jonge kinderen.

En hoewel ieder kind natuurlijk anders is – en sommige kinderen vroeger ‘klaar’ lijken voor internettoegang – is het goed om te beseffen dat een kinderbrein nog belangrijke ontwikkelingen moet doormaken. Er is bijvoorbeeld nog geen besef dat iets ‘te veel’ kan zijn. Ook is er het risico dat een kind dingen te zien krijgt waar het nog emotioneel niet klaar voor is.

©PXimport

02 Afspraken met andere ouders

Een van de eerste vragen is dus: wanneer is het verstandig om mijn kind een mobiele telefoon te geven? Hierbij loop je snel tegen het probleem van de sociale druk op. Want als iedereen in de klas een smartphone heeft, is het vaak lastig om voet bij stuk te houden. Vooral omdat het als enige niet hebben van een telefoon voor het kind dan weer andere sociale problemen op kan leveren: het kind voelt zich buitengesloten van alle online bezigheden van de andere kinderen in zijn/haar omgeving.

Het gebeurt nu al regelmatig dat ouders samen afspraken maken om een kind pas aan het eind van groep 8 een smartphone of tablet te geven. Dat is namelijk ook de leeftijd dat ze eraan toe zijn. Het ideale moment is in zo rond de herfstvakantie van groep 8, omdat het kind dan om leert gaan met zijn toestel samen met zijn basisschool-klasgenoten, voordat hij/zij naar de middelbare school gaat. Op deze leeftijd is een kind ook prima in staat is om dingen over mediagebruik te leren, waardoor het minder snel vervalt in overmatig gebruik of stiekem gedrag. Wacht met het maken van die afspraken niet te lang. Het is verstandig om dit al in groep 4 met andere ouders (in samenspraak met de school) af te spreken.

©PXimport

03 Helpt het afspreken van ‘schermtijd’?

Sommige ouders besluiten om hun kind beperkingen op te leggen voor het gebruik van tablets of mobieltjes: ze mogen maar een beperkte hoeveelheid tijd per dag achter het scherm doorbrengen. Het afspreken van schermtijd blijkt uit onderzoek helaas niet veel op te leveren. De onderzoeken wijzen zelfs uit dat te strikte regels ervoor zorgen dat kinderen grotere kans lopen om op een gegeven moment ‘door te slaan’ en juist extra gevoelig worden voor overmatig gebruik. Als ouder kun je beter vanaf vroege leeftijd beginnen met ‘mediawijsheid’. Dit betekent vooral dat je meekijkt met je kind en er een leuke samen-activiteit van maakt: ga samen leuke filmpjes zoeken op YouTube. Of samen een spelletje spelen. Hierdoor leer je een kind ook op heel natuurlijke wijze om zelf de juiste keuzes te maken over waar ze aan toe zijn en waar niet. En wat eng is en wat niet. Dit gaat vaak vanzelf, als je als ouder meekijkt en met het kind overlegt: “wat gaan we nu kijken? Oh zullen we die maar overslaan, dat ziet er naar uit.” Dit soort natuurlijke gesprekken helpen het kind om zelf beter te leren selecteren.

©PXimport

Bestaat ‘gameverslaving?’

De term ‘gameverslaving’ is eigenlijk niet juist. Want hoewel het wel degelijk gebeurt dat kinderen (en volwassenen) te veel computergames spelen, is hier geen sprake van een verslaving in de gebruikelijke zin van het woord. Beter is het om te spreken van overmatig gamen, waarbij de oorzaak altijd is terug te voeren op een achterliggende reden. Het spel zelf is dus niet het probleem. Het overmatig gebruik is een symptoom dat er ergens in het leven iets misgaat. Misschien wordt het kind gepest en zoekt het daarom vriendschappen online. Misschien gaat het niet goed op school en voelt de vordering in het spel als een soort succes dat het in de klas niet behaalt. Het is in elk geval nooit een oplossing om ‘dan maar’ de spelcomputer in de kast te zetten. Beter is het om te achterhalen waarom het kind te veel gamet. ‘Te veel’ definiëren we als ‘andere aspecten van het leven komen in het gedrang’. Als het kind goede cijfers haalt en normale sociale contacten onderhoudt, is er geen sprake van overmatig gamen. Een goede check is: zou u zich ook zorgen maken als uw kind net zo veel zou lezen als hij gamet? Is het antwoord: ‘nee’ dan is er waarschijnlijk geen aanleiding tot zorg.

04 Mijn kind wil niet meer samen met mij kijken

Vanaf een jaar of acht, negen, willen kinderen vooral alleen op internet, of met een vriendje. Dit is geen stiekem gedrag en ook niet meteen schadelijk. Het is een teken van zelfstandigheid. In plaats van dat te verbieden, vraag je kind regelmatig of hij of zij wat leuks heeft gezien en of je dat ook mag kijken. Vraag waarom hij dingen kijkt en wat er zo leuk aan is. Ook dit is een manier om het kind tegelijk te begeleiden en te helpen om zelfstandig verantwoorde mediakeuzes te maken. Het verbieden heeft geen zin, omdat je daarmee alleen maar stiekem gedrag in de hand werkt.

In plaats daarvan is het beter om je kind duidelijk te maken dat je hem/haar vertrouwt, en dat je niet boos wordt als ze iets zien waar ze nog niet aan toe zijn. Laat hen weten dat ze dan beter naar je toe kunnen komen om het te vertellen, zodat je dingen kan uitleggen of je kind kan helpen als hij ergens van geschrokken is. Boos worden werkt ook hier averechts. Het kan er juist voor zorgen dat een kind niets meer met je deelt over zijn internetgedrag, waardoor je ook niet meer kunt helpen om vervelende dingen van een context te voorzien.

Grooming

Helaas bestaat het risico dat kinderen slachtoffer worden van online misbruikers. Dit zijn meestal volwassenen die zich voordoen als leeftijdsgenoten, en op die manier een relatie opbouwen. Langzaam maar zeker lokken ze het kind uit om handelingen te verrichten voor de webcam, en die beelden worden vervolgens gebruikt als chantagemiddel om het kind tot nog meer te dwingen. Dit proces wordt ook wel ‘grooming’ genoemd, en kan maanden duren. Mede daarom is het belangrijk om kinderen duidelijk te maken dat ze niet automatisch moeten aannemen dat de persoon aan de andere kant van de verbinding is wie hij zegt dat hij is. Praat over dit soort onderwerpen en leer je kind om vooral nooit dingen te doen waar het zich ongemakkelijk over voelt. Zorg dat je kind weet dat je niet boos wordt als het naar je toe komt na een vervelende ervaring. Groomers proberen je kind in een fuik te laten lopen en het gevoel te geven dat het kind geïsoleerd is. Voorkom dat door te praten over met wie ze online contact hebben en hoe dat verloopt.

©PXimport

05 Online pesten

Het is een misverstand om te denken dat ‘online’ en ‘offline’ twee verschillende werelden zijn. We vinden immers een telefoongesprek ook geen ‘andere wereld’. Communicatie is communicatie. Of dat nu face-to-face, via telefoon of via WhatsApp gebeurt. Dit betekent ook dat online communicatie net zo’n grote impact kan hebben als offline gesprekken of gebeurtenissen.

Online pesten is dan ook vaak een voortzetting van pestgedrag op het schoolplein, met als extra nare eigenschap dat het 24 uur per dag doorgaat. Kinderen maken hierbij gebruik van vreselijke methoden om klasgenoten te terroriseren.

Hierbij maakt de moderne techniek het helaas heel makkelijk om ook op lange termijn veel schade aan te richten. Bijvoorbeeld door geheimen te delen in een groepschat, het delen of online plaatsen van genante foto’s (al dan niet bewerkt) of het doelbewust treiteren van anderen met gemene berichten. Dit soort gedrag is uiteraard zeer schadelijk, ook voor de dader en voor ‘omstanders’. Die laatste groep is namelijk zeker medeschuldig aan het proces. Het alleen aanspreken van de daders is dus niet genoeg. Het is belangrijk om de hele klas op dergelijk gedrag aan te spreken en duidelijk te maken dat niets zeggen ervoor zorgt dat het treiteren door kan blijven gaan. Trek hierover dus zeker aan de bel bij de leerkacht.

06 Praten over (online) pesten

Veel ouders vinden het erg lastig om met hun kinderen over pesten te praten. Toch is dit de beste manier om problemen op te lossen en te voorkomen. Herken afwijkend gedrag door regelmatig te praten over wat je kind online doet en bespreekt. Als het kind zich boos of teruggetrokken gedraagt terwijl hij online is, is dat wellicht een reden om eens over de schouder mee te kijken. Bespreek ook wat dit soort dingen bij een ander kunnen aanrichten. Kinderen hebben nog niet genoeg ervaring om in te zien hoeveel schade ze berokkenen. En ook realiseren ze zich niet dat berichten die je online plaatst, er bijna onmogelijk weer af te halen zijn.

En mocht je kind vertellen dat een klasgenoot gepest wordt, betekent dat niet dat je jouw kind, als ‘omstander’ ook als dader moet bestempelen. Omstanders maken het pesten dan wel mogelijk, maar ze doen dat vaak niet bewust. Ze zouden vaak best iets willen doen, maar weten niet wat en weten niet met wie ze erover kunnen praten.

©PXimport

07 Vloggers, YouTubers en Twitch-streamers

Vloggers en YouTubers zijn immens populair. Dit is niet vreemd, want deze ‘internet-televisie’ wordt gemaakt door jongeren waar kinderen zich mee kunnen identificeren. Het feit dat hun helden ook nog eens succesvol zijn en rijk worden met het maken van grappen of het spelen van videospelletjes, maakt van YouTubers en vloggers ware idolen. Toch zijn er ook risico’s. Voor kinderen tot een jaar of twaalf is het heel moeilijk om het verschil te zien tussen reclame en echt. Vloggers doen heel vaak aan ‘product placement’ zonder dat ze er duidelijk bij vertellen dat ze betaald worden om positief over een product te zijn. Kinderen gaan ervan uit dat wat de vlogger zegt echt waar is. Vraag daarom je kind of je mee mag kijken en praat ook over de reclame. Leg uit dat hij ervan uit moet gaan dat als een vlogger iets aanprijst, hij dit doet omdat hij ervoor betaald wordt. Maar besef dat zelfs als je dit goed uitlegt, kinderen dit heel moeilijk vinden om te accepteren.

©PXimport

08 Slaap problemen

Ons dag-nachtritme wordt voor een groot deel bepaald door licht. Als het gaat schemeren wordt het donkerder, maar wordt het licht ook roder. Dit is voor het brein een teken om te beginnen met de aanmaak van melatonine. Dit is een hormoon dat ervoor zorgt dat we slaperig worden. Ons brein wordt klaargemaakt voor slaap. Het is helaas heel makkelijk om dit proces te verstoren. Beeldschermen geven namelijk licht waar veel blauw in zit. Blauw licht zorgt er voor dat de aanmaak van melatonine wordt tegengegaan.

Moderne smartphones en tablets hebben een nachtstand, zoals Nightshift op iOS, of je kunt er een app voor downloaden. Deze nachtstand verandert ’s avonds de kleur van het scherm, zodat er minder blauw licht in onze ogen valt. Voor computers kun je het gratis programma f.lux downloaden en installeren, dat hetzelfde doet.

Behalve dit fysiologische proces, zorgt schermgebruik ook op andere manieren voor een verstoorde nachtrust. De opwinding van een spannend spelletje of een druk chatgesprek kan het inslapen moeilijker maken. Als je ontdekt dat je kind minder goed inslaapt, kan het helpen om anderhalf uur voor het slapengaan mobieltjes en computerspellen te verbieden. Kinderen die wel goed slapen kunnen volstaan met een halfuur voor bedtijd stoppen met internetten en/of gamen.

©PXimport

Afschermen of weerbaar maken?

Er is niets mis met het daadwerkelijk beschermen van je kind tegen het zien van inhoud waar het nog niet aan toe is. Hoewel sommigen denken dat je kinderen vooral weerbaar moet maken, heeft dit op jonge leeftijd gewoon nog geen zin. Er is geen voordeel aan het blootstellen van kinderen aan inhoud die eng of sexueel getint is. Ze worden er niet ‘hard van’, ze hebben de emotionele ervaring niet om het een plaats te geven. Scherm jonge kinderen dus vooral af van nare beelden, of dat nu online is of op tv.

09 Spelen kinderen nog wel buiten?

Er wordt weleens beweerd dat kinderen met een smartphone of spelcomputer minder buitenspelen. Dit blijkt niet zo te zijn. Hoeveel een kind buiten aan het spelen is, heeft vooral te maken met de leefomgeving. Kinderen in steden hebben nu eenmaal minder ruimte en er is minder groen om in te ravotten. Het is vooral dankzij de steeds verder toenemende vraag naar parkeerplaatsen en wegen, dat kinderen geen (veilige) plek meer hebben om buiten te spelen. Dit blijkt ook uit het feit dat kinderen in dorpen nog gewoon veel buiten spelen. Ook als ze een spelcomputer hebben. Er is dus geen verband aangetoond tussen smartphone/spelcomputergebruik en buitenspeeltijd.

▼ Volgende artikel
Waarom jouw zuinige A+++-wasdroger straks zomaar een C-label krijgt
© fotomek
Huis

Waarom jouw zuinige A+++-wasdroger straks zomaar een C-label krijgt

Denk je net goed bezig te zijn met een A+++-wasdroger, blijkt die vanaf juli 2025 opeens een magere C te scoren. Wat is hier aan de hand? Geen paniek: je apparaat is niet plotseling minder efficiënt geworden, het energielabel wordt een stuk strenger. In dit artikel lees je waarom de regels zijn veranderd, wat het nieuwe label precies meet en hoe je wél de juiste conclusies trekt bij je volgende aankoop.

Partnerbijdrage - in samenwerking met Bemmel & Kroon

Vanaf 1 juli 2025 – morgen dus! – verandert het energielabel van wasdrogers in heel Europa. De bekende klassen als A+, A++ en A+++ verdwijnen en maken plaats voor een overzichtelijker schaal van A tot en met G. Hierdoor krijgen veel huidige A+++-drogers voortaan een label C. Niet omdat ze slechter presteren, maar omdat de normering strenger en toekomstbestendiger wordt.

Waarom een nieuw energielabel nodig was

Het oude systeem was zijn doel voorbijgeschoten. Doordat fabrikanten steeds energiezuinigere apparaten ontwikkelden, werden er voortdurend plussen aan de A-klasse toegevoegd. Daardoor ontstond een wildgroei aan energielabels die de consument eerder in verwarring bracht dan hielp. Met het nieuwe label keert de rust terug: één heldere schaal die opnieuw ruimte laat aan de top. De zuinigste klasse A blijft voorlopig zelfs leeg, zodat alleen uitzonderlijk efficiënte apparaten die plek mogen innemen.

©Bemmel & Kroon

Wat je ziet op het nieuwe label

Het nieuwe energielabel bevat veel meer informatie dan alleen een letter. Naast de energieklasse geeft het label nu ook inzicht in het verbruik per honderd droogbeurten, gemeten volgens een gestandaardiseerd Eco-programma. Ook de programmaduur, het maximale vulgewicht van de trommel, het geluidsniveau in decibel en de condensatie-efficiëntie staan erop vermeld. Via een QR-code kun je bovendien extra technische details opzoeken in de Europese EPREL-database. Deze toevoegingen zorgen ervoor dat je als consument beter kunt inschatten welk apparaat past bij jouw huishouden en gebruik. Meer informatie vind je op deze pagina.

©Bemmel & Kroon

1. QR-code met link naar de EU database
2. Energie-efficiëntieklasse
3. Energieverbruik in kWh/100 droogcycli*
4. Condensatie-efficiëntieklasse en -percentage

5. Geluidklasse en geluidemissie in dB(A)**
6. Maximale laadcapaciteit (nominale capaciteit in kg)**
7. Duur in uren en minuten**

* Waarden gelden voor een gewogen gemiddelde van halve en volle ladingen met een verhouding van 0,62 (24x volle lading, 76x halve lading).
** Droogcyclus van katoen eco-programma bij volle lading.

Het lastige van vergelijken

Oude en nieuwe energielabels kun je niet zomaar naast elkaar leggen. Een A+++-droger uit 2024 kan volgens de nieuwe testmethodes een label C krijgen, terwijl het apparaat in de praktijk nog steeds even zuinig is. Dat verschil komt puur door de aangescherpte meetnormen, en niet door een verandering in prestaties. Laat je dus niet misleiden door een ogenschijnlijke 'verslechtering' van het label, maar kijk naar de echte verbruiksgegevens en technische kenmerken van jouw wasdroger.

Wat dit voor jouw keuze betekent

Bij het kopen van een nieuwe droger is het dus belangrijk om verder te kijken dan alleen de letter op het label. De vermelding van het energieverbruik per honderd droogcycli geeft je een veel concreter beeld van de stroomkosten op jaarbasis. Ook het geluidsniveau, de capaciteit van de trommel en de duur van het droogprogramma bepalen in sterke mate hoe comfortabel en efficiënt het apparaat in de praktijk is. Dankzij de QR-code kun je bovendien snel en eenvoudig controleren of de technische gegevens aansluiten bij je verwachtingen.

©Viktoria

Slim kiezen met het nieuwe label

De vernieuwde energielabels maken het makkelijker om een slimme, bewuste keuze te maken. Niet alleen zie je in één oogopslag hoe energiezuinig een apparaat is volgens de nieuwste normen, je hebt ook toegang tot de details die er écht toe doen. Zo kun je jouw keuze afstemmen op wat je belangrijk vindt: lage kosten, weinig geluid, korte droogtijd of een groot vulgewicht. Door te letten op de werkelijke prestaties in plaats van alleen op een letter, maak je een duurzame keuze die ook op de lange termijn rendeert.

Wil je hulp bij het kiezen van een energiezuinige droger of persoonlijk advies over welk type het best bij jouw huishouden past? Laat je dan informeren door een specialist, zodat je met vertrouwen de juiste keuze maakt voor nu én de toekomst.

Op zoek naar een écht zuinige droger?

Bekijk de beste deals bij Bemmel & Kroon!
▼ Volgende artikel
Inbouwapparatuur in je keuken? Zo meet je alles precies goed op
© zephyr_p
Huis

Inbouwapparatuur in je keuken? Zo meet je alles precies goed op

Een nieuwe oven, koelkast of vaatwasser kiezen begint niet bij het design of de functies – het begint met een meetlint. Want hoe mooi of geavanceerd een apparaat ook is, als het nét niet past, zit je met een kostbare misser. Een paar millimeter speling kan het verschil maken tussen een perfect passende keuken en een frustrerende inbouwervaring. Met deze meetinstructies weet je zeker dat je straks niet voor verrassingen komt te staan.

Wil je je inbouwapparatuur tot op de millimeter nauwkeurig installeren, dan is precies meten onmisbaar. In dit artikel lees je over:

• Algemene meetprincipes • Waar je precies op moet letten bij een ⋄ inbouwkoelkast of -vriezer  ⋄ inbouwoven en -magnetron  ⋄ inbouwvaatwasser ⋄ inbouw-espressomachine  • Welke veelgemaakte fouten je moet zien te vermijden • Wat je altijd als laatste moet doen

Ook interessant: Een inbouwkoelkast kopen: waar moet je op letten?

Goed meten is het halve werk

Voordat je aan de slag gaat met meten, is het slim om een paar basisregels aan te houden. Gebruik altijd een betrouwbare rolmaat en eventueel een digitale schuifmaat voor extra precisie. Meet de binnenafmetingen van de nis (dus niet de buitenkant van je keukenkast) en noteer breedte, hoogte én diepte.

Houd daarnaast rekening met de ventilatieruimte: meestal is 2 tot 5 cm aan de achterkant en zijkanten nodig. En check of er ruimte is voor stopcontacten, wateraansluitingen en kabeldoorvoeren – die bepalen vaak óók of het apparaat goed kan worden geplaatst.

©Andrey Sinenkiy

Waar moet je op letten per apparaat?

Elk soort inbouwapparaat heeft zijn eigen eisen en aandachtspunten. Hieronder lees je per type waar je bij het opmeten en installeren specifiek op moet letten. Zo kom je niet voor verrassingen te staan.

Inbouwkoelkast of -vriezer

De hoogte van de nis is hier allesbepalend. Veelvoorkomende maten voor inbouwkoelkasten en -vriezers zijn 88, 140 en 178 cm, maar afwijkingen komen vaak voor. Let op het deursysteem: een sleepdeurmechanisme vraagt meestal om iets meer ruimte in de breedte. Diepte is vaak 55 cm, maar modellen met een ventilator achterop kunnen richting de 60 cm gaan.

Inbouwoven of -magnetron

Standaard? Niet helemaal. De nisbreedte is meestal 56 cm, terwijl het frontpaneel iets breder is (ca. 59,5 cm) voor een nette aansluiting. Hoogtes verschillen: compacte ovens zijn 45 cm hoog, standaardmodellen 60 cm. Magnetrons vragen soms extra ruimte aan de bovenkant voor uitstekende bedieningspanelen.

Inbouwvaatwasser

Hier draait het vooral om hoogte. Die varieert tussen 81,5 en 87 cm, met verstelbare poten voor wat speling. Meet ook de plinthoogte (van vloer tot onderkant kast), en vergeet de watertoevoer niet – reken op zo’n 5 cm extra ruimte in de diepte voor de slang.

Inbouw-espressomachine

Kleiner apparaat, maar niettemin precisiewerk. De breedte is vaak rond de 56 cm, maar de diepte varieert sterk. Let vooral op het waterreservoir (dat tot 55 cm diep kan zijn) en op kleppen of deurtjes die naar voren openen: die hebben extra werkruimte nodig.

©Cristina Villar Martin | Ladanifer

Veelgemaakte fouten die je makkelijk voorkomt

Zelfs met zorgvuldige metingen kan het misgaan, vaak doordat kleine details worden vergeten. Denk aan ventilatieruimte, uitstekende stekkers of leidingen die net in de weg zitten. Een handige tip: plak een strook tape op de vloer op de plek waar de achterkant van het apparaat komt, en markeer waar stekkers en leidingen zitten. Zo zie je snel of er iets in de weg zit.

Ook niet onbelangrijk: controleer of de nis waterpas is! Zeker bij koelkasten met uitschuiflades kan een scheve ondergrond voor problemen zorgen. Pas waar nodig je kast of ondervloer aan voordat je installeert.

Bij renovaties gelden vaak afwijkende maten. Oudere keukens hebben soms dikkere wanden of ongebruikelijke dieptes. Meet dus altijd de huidige situatie én de specificaties van je nieuwe apparaat. Twijfel je? Schakel een keukenexpert in, zeker bij combinaties zoals een oven met magnetron, waarbij elk detail telt.

En tot slot: de allerbelangrijkste stap

Het klinkt als een open deur, maar het voorkomt de meeste problemen: meet altijd twee keer! Schrijf je maten op en leg ze naast de officiële productspecificaties. Let daarbij op details als verstelbare voetjes, uitsparingen voor de deur of een uitschuifbaar bedieningspaneel. Zo weet je zeker dat jouw nieuwe inbouwapparaat niet alleen technisch past, maar ook mooi aansluit bij de rest van je keuken. Want uiteindelijk draait het om één ding: alles moet kloppen – tot op de millimeter.