ID.nl logo
In 14 stappen een optimaal thuisnetwerk
© PXimport
Huis

In 14 stappen een optimaal thuisnetwerk

De meeste thuisnetwerken laten wat te wensen over of zijn incompleet omdat niet alle apparaten die kunnen worden aangesloten ook zijn aangesloten. In dit artikel gaan we alles op elkaar aansluiten en verbinden met internet. Je leest wat het beste is voor jouw situatie.

Tip 1: Netwerkopstelling

In dit artikel gaan we uit van een basis-netwerkopstelling die bij bijna iedereen thuis te vinden is. Internet wordt verzorgd door een breedbandmodem via kabel, ADSL of anders. Er is een router aanwezig (al dan niet geïntegreerd in het breedbandmodem) waarop je apparatuur bedraad (via LAN-poorten) en draadloos (via wifi) kunt aansluiten. We gaan ervan uit dat je wifi-netwerk een veilig wifi-netwerk is. De beveiliging wordt geregeld door een speciale knop WPS-op je router (of modem) of door een sterk wifi-wachtwoord. Het is handig als je je wifi-wachtwoord kent, bijvoorbeeld als je de dekking wilt uitbreiden met een wifi-repeater (tip 8). Het wifi-wachtwoord en de beveiligingstechniek kun je eenvoudig achterhalen met WirelessKeyView. Voer dit programma uit op een computer die succesvol verbonden is met je wifi-netwerk.

©PXimport

Ben je je wifi-wachtwoord kwijt? Achterhaal het met WirelessKeyView.

Tip 2: Bedraad & draadloos

We krijgen regelmatig de vraag: "Wat is beter, bedraad of draadloos?". Het antwoord is volmondig: bedraad. Alles wat je bedraad aansluit op je thuisnetwerk werkt stabieler dan via een draadloos netwerk. Je hebt geen last van problemen met bereik, het vergeten van je wifi-wachtwoord of storingen van andere wifi-netwerken. Ook huishoudelijke apparaten kunnen je wifi-netwerk verknallen. Vaak wordt de magnetron genoemd, maar in de praktijk is er meer aan de hand. Echt problematisch zijn fysieke obstakels, bouw- en constructiematerialen in je huis en goedkope draadloze beveiligingscamera's (of andere apparaten die permanent zenden op dezelfde frequentie). Een ander argument voor een bedrade verbinding is de snelheid. Deze ligt meestal veel hoger als je je apparatuur aansluit met een netwerkkabel, zeker met een zeer snelle internetverbinding.

©PXimport

Een bedraad netwerk is bijna altijd sneller en stabieler dan een draadloos netwerk.

Tip 3: Wanneer wel wifi?

De voorkeur gaat uit naar bedraad, maar echt handig is dit soms niet. Voor tablet en smartphone is een ethernetkabel zelfs onmogelijk en voor de woonkamerlaptop bijzonder onpraktisch. Kies altijd voor een netwerkdraad als het ook praktisch haalbaar is, bijvoorbeeld voor de desktop-pc in de studeerkamer, netwerkprinter of netwerkschijf (NAS). Ook voor je tv, gameconsole of mediastreamer verdient een netwerkkabel de voorkeur boven gerommel met wifi-dongels. Meer hierover lees je bij tip 13. Gebruik je wifi-netwerk voor alle apparatuur waarbij een netwerkkabel geen optie is: smartphone, tablet, Chromecast 1 (hoewel zelfs daar sinds kort een kabel voor is), enzovoort. Of als het gewoon super-onhandig is, bijvoorbeeld je laptop die je op meerdere plekken gebruikt.

©PXimport

Voor je tablet is een ethernetkabel geen optie, maar je kunt wel je wifi verbeteren.

Tip 4: Te weinig poorten

De mogelijkheid om apparatuur bedraad aan te sluiten op je modem/router is meestal beperkt tot maximaal vier LAN-poorten. Als je hier te kort aan hebt, kun je het aantal poorten eenvoudig uitbreiden met een switch. Kies een snel exemplaar die voldoet aan de gigabit-standaard (1000 Mbit/s). Een switch schaf je aan voor een paar tientjes en heeft bijvoorbeeld 5 of 8 extra LAN-poorten. Aansluiten is eenvoudig, want instellingen zijn er niet. Sluit een LAN-poort van de switch aan op een LAN-poort van je modem/router met een standaard netwerkkabel en je hebt extra poorten om je thuisnetwerk bedraad uit te breiden.

©PXimport

Met een switch breid je het aantal LAN-poorten uit en geef je je thuisnetwerk extra bedrade aansluitmogelijkheden.

Tip 5: Snelheid onderling

Gigabit is de standaardsnelheid van dit moment voor bedrade thuisnetwerken. Het kan voorkomen dat je modem/router een lagere snelheid ondersteunt, bijvoorbeeld 10/100 Mbit. Dit kan ervoor zorgen dat bepaalde netwerkapparatuur niet optimaal functioneert. Goede voorbeelden zijn de NAS (netwerkopslag) en de mediastreamer op je tv: hierbij is het fijn om op een zo hoog mogelijke snelheid te werken. De aanschaf van een switch zoals besproken bij de vorige tip kan uitkomst bieden om bijvoorbeeld je desktop-pc en NAS sneller met elkaar te laten communiceren. Sluit beide apparaten bedraad aan op de gigabit-switch en verbind deze bedraad met je modem/router. Zo heb je onderling de hoogst haalbare snelheid. Benader je de NAS via wifi? Dan vervalt de snelheidswinst. De maximale snelheid is altijd afhankelijk van de langzaamste tussenschakel.

©PXimport

Kies altijd voor een bedrade gigabitverbinding voor apparaten waarbij een hoge snelheid wenselijk is.

Tip 6: Terugschakelen

Als je computer bedraad is aangesloten op een switch of modem/router, ben je misschien nieuwsgiering naar de maximale snelheid. Dit is de snelheid die de op elkaar aangesloten apparaten met elkaar 'afspreken' te gebruiken.

AdapterWatch toont deze gegevens in de kolom Interface speed. Er staat een lang getal. Als je de laatste zes nullen weghaalt, heb je de snelheid in Mbit (megabit). Bij een draadloze adapter kan de snelheid steeds verspringen omdat de verbinding afhankelijk is van allerlei externe factoren.

Als je bij een bedrade netwerkverbinding een lagere snelheid ziet dan verwacht, bijvoorbeeld 100 Mbit in plaats van 1000 Mbit, kan dit meerdere oorzaken hebben. Als je computer of switch slechts 100 Mbit aankan en het andere apparaat 1000 Mbit, wordt er automatisch teruggeschakeld naar een lagere snelheid. Als aan beide kanten 1000 Mbit mogelijk is, kan bij slechte bekabeling of ondeugdelijke aansluitstekkertjes de snelheid alsnog naar beneden worden bijgesteld om stabiliteit te behouden. Dit kun je uitdokteren door een kortere netwerkkabel te proberen.

Tip 7: Wifi verplaatsen

De beste oplossing om problemen met het bereik van je wifi-netwerk op te lossen, is door het wifi-toegangspunt fysiek te verplaatsen. Meestal is de beste plek een centrale plaats in je woning. Dit gaat het eenvoudigst als je modem en wifi-router gescheiden kastjes zijn, omdat een modem verplaatsen lastig is in de praktijk (die moet namelijk zo dicht mogelijk zitten bij de plek waar je internetverbinding je huis binnenkomt.

©PXimport

Voor het beste bereik verplaats je je wifi-modem of wifi-router naar een centrale plek huis.

Tip 8: Meer wifi-bereik

Als het fysiek verplaatsen van je wifi-netwerk niet mogelijk is of je wilt geen lelijke kabels trekken door je huis, dan kun je een wifi-repeater overwegen. Een wifi-repeater kost niet meer dan een paar tientjes en heeft alleen een stopcontact nodig. Het instellen is eenvoudig als je de handleiding van de fabrikant zo braaf mogelijk opvolgt. Kort door de bocht pakt een wifi-repeater je bestaande wifi-netwerk op en zendt het opnieuw uit. Voor de configuratie heb je mogelijk de beveiligingscode nodig van je wifi-netwerk nodig en moet je weten welke beveiligingstechniek (WPA, WPA2 of anders) er wordt gebruikt (zie tip 1). Het enige nadeel van een repeater is wel, dat je 'verlengde' wifi-netwerk maar de helft van de snelheid van je gewone wifi-netwerk is.

Tip 9: Bruggenbouwer

Er zijn wifi-repeaters te koop met een extra ethernetaansluiting. Door te kiezen voor een zogenaamde 'bridge mode' kun je op deze manier het draadloos netwerk 'omzetten' naar een ethernetaansluiting.

Samengevat wordt je wifi-netwerk opgepakt door de wifi-repeater in 'bridge mode' en is vanaf hier beschikbaar als bedrade netwerkaansluiting. Deze opstelling heeft geen voordelen voor hogere snelheid, maar biedt wel andere mogelijkheden. Als bijvoorbeeld een 'smart-apparaat' (controlecentrum van zonnepanelen, weerstation, dvd-speler etc.) geen wifi ondersteunt of slecht bereikbaar is voor een gewone netwerkkabel, kun je met deze truc het apparaat alsnog opnemen in je thuisnetwerk.

©PXimport

Dankzij een wifi-repeater in 'bridge mode' verbind je apparatuur met een netwerkkabel via wifi met je thuisnetwerk.

Tip 10: Usb-dongel

Als het wifi-bereik net niet optimaal is vanuit bijvoorbeeld de keuken en het verplaatsen van een je wifi-router of wiki-accesspoint geen opties zijn, kunnen pc- of laptop-gebruikers een trucje uithalen. Koop voor een tientje een usb-wifi-dongel. Sluit de dongel aan via een usb-verlengkabel en je hebt een soort 'verplaatsbare wifi-antenne'. Zo werk je toch via wifi en kun je een lastig bereikbaar draadloos toegangspunt beter oppikken. Deze truc werkt ook goed in een hotelkamer, op de camping of om vanuit een vakantie-appartement een hotspot op te pikken.

©PXimport

Wifi soms wel of niet bereikbaar? Gebruik een usb-wifi-dongel met usb-verlengkabel.

Tip 11: Homeplug

Voor elke situatie waarbij wifi niet mogelijk is of te veel stoort, en (extra) kabels trekken geen optie is, bestaat er een derde mogelijkheid: HomePlug (ook wel powerlan genoemd). Hierbij wordt een bedraad netwerk getransporteerd via het stopcontact en de elektriciteitskabels. Het werkt als volgt: een HomePlug heeft minimaal twee adapters (stekkers). De ene HomePlug-adapter sluit je aan op je modem/router via een netwerkkabel. De andere HomePlug-adapter sluit je met een netwerkkabel aan op het apparaat dat de netwerkverbinding nodig heeft. Door beide adapters in het stopcontact te steken en een eenmalige koppelprocedure (pairing) op te volgen, wordt de verbinding gelegd en je netwerksignaal semi-draadloos door je huis getransporteerd via het elektriciteitsnetwerk. Een HomePlug-setje kost circa zeventig euro.

©PXimport

HomePlug brengt je thuisnetwerk op plekken waar wifi niet toereikend is en kabels trekken geen optie is.

Tip 12: HomePlug-opties

De snelheid van HomePlug is afhankelijk van vele factoren en dat geldt ook voor de stabiliteit. Vermijd dubbelstekkers en stekkerblokken. Een HomePlug hoeft niet direct in de buurt aangesloten te worden van je modem/router, het kan op elke netwerkkabel. De HomePlug-techniek is een uitstekende aanvulling voor moeilijk bereikbare plekjes waar je apparatuur wilt aansluiten. Je kunt bijvoorbeeld dankzij HomePlug een netwerkprinter uit het zicht plaatsen (in de garage, schuur of op zolder) zonder dat je kabels hoeft te trekken. HomePlug-setjes zijn er in allerlei variaties, bijvoorbeeld met een geïntegreerde switch zodat je meer dan één apparaat kunt aansluiten of met een ingebouwde wifi-accesspoint.

Tip 13: Creatief aansluiten

De beste oplossing om je thuisnetwerk zo goed mogelijk aan elkaar te knopen begint bij het uitdenken van een plannetje. Veel scenario's hebben meer dan één oplossing, maar welke kies je? Wees creatief en zet stabiliteit altijd op de eerste plaats. Een voorbeeld: je hebt ooit één netwerkkabel getrokken naar de tv. Nu loopt je tegen deze beperking aan, want alle apparaten rond je tv hebben een netwerkaansluiting. In dit geval kun je een dure HomePlug-set aanschaffen met ingebouwde switch of je apparatuur via wifi-dongels of -repeaters aan de praat proberen te knutselen. Onnodig instabiel en foutgevoelig! De beste oplossing voor dit scenario is een goedkope switch (tip 4). Sluit deze aan op de netwerkkabel bij je tv en verbind alle apparatuur bedraad met de switch. Zo kun je via één netwerkkabel toch je smart-tv, gameconsole, Raspberry Pi, DVR, blu-ray-speler, Chromecast 2 en andere apparaten aansluiten.

©PXimport

Allerlei apparaten aansluiten op één netwerkkabel? Dankzij een simpele switch is het zo geregeld!

Tip 14: Oude router

Als afsluiting van dit artikel een tip die alleen geschikt is voor experts die ergens nog een oude router hebben liggen. Laat deze niet verstoffen, je kunt hier leuke dingen mee doen voor je thuisnetwerk. Door de DHCP-server en wifi uit te schakelen houd je een gratis switch over. Als je je wifi aan laat staan (DHCP wel uitschakelen!) en de oude router aansluit via een LAN-poort, heb je een extra wifi-toegangspunt. Verander eventueel de kanaalinstellingen van het extra wifi-netwerk om storingen te voorkomen.

Tot slot is er de 'superfirmware' van DD-WRT. Als je geluk hebt, kun je dit installeren op je router. DD-WRT is er voor veel populaire routers van verschillende fabrikanten. Met DD-WRT maak je van een router van 50 euro er eentje met de mogelijkheden van een router van 500 euro. Je netwerk krijgt allerlei extra functies, zoals een repeater, bridge, VLAN's en andere dingen waar experts verzot op zijn. Zoals je al leest aan de terminologie is DD-WRT absoluut niet geschikt voor beginners. Het updaten van je router firmware is altijd een risico. In het meest positieve geval levert het je een superrouter op met veel extra functies. De kans dat je van je router een baksteen maakt door een storing of verkeerde firmware-flash is helaas ook aanwezig.

©PXimport

DD-WRT maakt van een simpele router er één met heel veel mogelijkheden.

▼ Volgende artikel
Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!
© andrey
Huis

Zelf je elektrische kookplaat aansluiten? Zo doe je dat slim en veilig!

Hoewel koken op gas voorlopig nog mag, is duidelijk dat de toekomst elektrisch is. Veel mensen stappen nu al over op elektrisch koken – vaak in combinatie met inductie. Ben jij toe aan een nieuwe kookplaat of wil je van het gas af? Dan is het goed om te weten hoe je zo’n elektrische kookplaat aansluit, waar je op moet letten en wanneer je beter een professional kunt inschakelen.

Na het lezen van dit artikel weet je:
  • Dat er 1-, 2- en 3-fase-aansluitingen en -kookplaten zijn
  • Hoe je met de multimeter bepaalt wat voor aansluiting jij hebt
  • Hoe je de elektrische kookplaat aansluit

Dit vind je vast ook interessant: Wat voor soort kookplaten zijn er?

Eén, twee of drie fasen: wat betekent dat?

In tegenstelling tot een gaskookplaat, die je simpelweg aan een gasaansluiting koppelt, is een elektrische kookplaat net iets technischer. Zo'n kookplaat kan worden aangesloten op één, twee of drie elektrische fasen. Welke van de drie je nodig hebt, hangt af van het vermogen van je kookplaat én van de aansluiting in je keuken.

Een 1-fase kookplaat is het eenvoudigst. Die werkt op een gewone stekker met twee pinnen, precies zoals je gewend bent van andere apparaten in huis. Deze modellen hebben een beperkt vermogen – maximaal 3680 watt – maar zijn vaak krachtig genoeg voor wie niet al te fanatiek kookt. Aansluiten is simpel: stekker erin en je kunt aan de slag.

Voor een 2-fase kookplaat heb je een zogenoemde perilex-stekker nodig, met vijf pinnen. Die zie je vooral bij iets krachtigere inductiekookplaten. Meestal worden dit soort kookplaten zonder stekker geleverd, en is het slim om een elektricien in te schakelen voor de installatie. Het benodigde vermogen ligt tussen de 3681 en 7360 watt.

Een 3-fase kookplaat vraagt nog meer stroom en werkt op krachtstroom. Ook hier gebruik je een perilex-stekker met vijf pinnen, maar je moet wel eerst controleren of je meterkast daar op is voorbereid. De aansluitwaarde ligt boven de 7360 watt en het is belangrijk dat de aansluiting klopt – anders werkt de kookplaat niet of loop je zelfs risico op overbelasting. Laat dit daarom bij voorkeur aan een vakman over.

©vectorizer88 - stock.adobe.com

Een kookplaat voor 1- en 2-fase

Je kunt ook kiezen voor een kookplaat met powermanagement. Dat is een kookplaat die je op een normaal stopcontact of op een perilex-stopcontact aansluit. Deze kookplaat kun je in de toekomst uitbreiden, als je dat wilt, maar hiervoor hoef je nu nog niet meteen de aanpassingen in de meterkast en aansluiting door te voeren. Als je wel de aanpassingen in de meterkast laat doen, heb je profijt van de kracht van een 2-fase kookplaat.

Hoe weet je welke kookplaat bij je keuken past?

Wat je kunt aansluiten, hangt af van het type stopcontact in je keuken. Heb je een standaard wandcontactdoos met twee gaten? Dan past daar alleen een 1-fase kookplaat op. Die worden meestal geleverd met stekker en snoer, zodat je hem meteen kunt gebruiken.

Zie je een perilex-stopcontact (met vijf gaten)? Dan is je keuken in principe geschikt voor een 2- of 3-fase kookplaat. Alleen weet je dan nog niet of je meterkast daadwerkelijk drie fasen aankan. Dat kun je op twee manieren controleren: met een multimeter of door in je meterkast te kijken.

Zo check je de aansluiting met een multimeter

Heb je een multimeter in huis? Dan kun je precies meten hoeveel fasen je aansluiting ondersteunt. Teken op een papier het patroon van het perilex-stopcontact en noteer per gat wat je meet. Prik met één pin in het middelste gat (de aarde) en meet met de andere pin de overige vier. Krijg je twee keer 230 volt en twee keer 0? Dan heb je een 2-fase aansluiting. Meet je drie keer 230 volt en één keer 0? Dan is het een 3-fase aansluiting. Label de gaten met ‘L’ voor stroom en ‘N’ voor nul, zodat je straks precies weet wat waar hoort.

©Dmitriy

Voordat je een kookplaat aanschaft, check je eerst de nismaat van je aanrechtblad. Meet met een rolmaat eerst de nis op in het aanrechtblad. Doe dit voor de breedte, de diepte en de hoogte. Komen de afmetingen niet overeen met de kookplaat die je graag wilt? Kijk dan of je het aanrechtblad kunt aanpassen.

Geen multimeter? Kijk in de meterkast

Heb je geen meetapparatuur? Dan kun je in de meterkast zien hoeveel fasen er beschikbaar zijn. Bij een 2-fase aansluiting zie je twee gekoppelde groepen met een hendel ertussen. Zie je vier gekoppelde groepen? Dan is er krachtstroom aanwezig en kun je dus ook een 3-fase kookplaat aansluiten – mits het stopcontact daar geschikt voor is.

©auremar

Zelf een kookplaat aansluiten

Ga je zelf aan de slag? Dan is het belangrijk dat je weet wat je doet. Elektriciteit is geen speelgoed, dus bij twijfel: bel een vakman. Heb je een 1-fase kookplaat met powermanagement die je op een normaal stopcontact wilt aansluiten? Dan moet je deze eerst correct instellen.

Leg om te beginnen een stuk piepschuim onder de kookplaat, zodat je hem veilig kunt omdraaien zonder krassen of barsten. Plak daarna de afdichtband rondom het apparaat, bij voorkeur zo dicht mogelijk bij de glasrand. Begin aan de achterkant, zodat de naad niet in het zicht valt.

Open het aansluitcompartiment onder de kookplaat en controleer het aansluitschema dat daar staat. Gebruik de bijgeleverde bruggetjes om de juiste verbindingen te maken. Sluit het snoer aan: bruin op L, blauw op N en geelgroen op aarde. Zet het snoer vast met trekontlasting en sluit het klepje.

Draai nu de kookplaat weer om en steek de stekker in het stopcontact. Leg de kookplaat op z’n plek in het aanrechtblad. Houd de pauzeknop vijf seconden ingedrukt om het menu te openen. Zoek via de plusknop naar het onderdeel ‘PO’ (power) en stel het vermogen in op 3.7 in plaats van 7.4. Bevestig dit door de pauzeknop nog eens vijf seconden ingedrukt te houden. Je kookplaat is nu geschikt voor een standaard aansluiting.

Houd de stekker op de juiste positie tijdens het meten met de multimeter. Kijk hoe je de stekker in het getekende stopcontact zou steken, zodat je de juiste kleuren van de draden noteert op je tekening.

Een 2-fase kookplaat aansluiten: zo werkt het

Heb je een 2-fase kookplaat? Dan moet je eerst bepalen welke kleur draad bij welk contact hoort. Meet het snoer door met een multimeter, op de piepstand of op de Ohm-stand. Noteer welke draad bij welke stekkerpin hoort en gebruik die info bij het aansluiten.

Open vervolgens het aansluitvak onder de kookplaat en kijk welk aansluitschema je moet gebruiken. L1 en L2 koppel je aan de juiste stroomdraden, 01 en 02 aan de juiste nuldraad. Maak de trekontlasting los, sluit de draden aan zoals je eerder hebt gemeten, en zet alles weer stevig vast.

Steek daarna de stekker in het stopcontact en plaats de kookplaat netjes in het blad. Dankzij de afdichtband blijft alles goed op z'n plek. Zet vervolgens de kookplaat aan en test of alle kookzones werken. Krijg je een foutmelding? Dan is er waarschijnlijk iets misgegaan bij het aansluiten. Geen foutmelding? Dan is je kookplaat klaar voor gebruik.

©S.Engels

Het is gebruikelijk dat de pannen een licht tikkend of zoemend geluid maken tijdens het koken. Dit heeft te maken met het magnetisch veld van de kookplaat. Ruik je een vreemde geur na het installeren van de kookplaat? Dit is ook gebruikelijk en de geur trekt uiteindelijk weg.

▼ Volgende artikel
⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping
© Olga Yastremska, New Africa, Africa Studio
Huis

⛈️ Wat te doen bij onweer: thuis, buiten en op de camping

Vooral in de zomer is het vaak raak: code geel of code oranje wegens onweer. Weet jij wat je wél en juist níet moet doen als er een onweersbui nadert? Thuis kun je veel risico's beperken, maar juist buitenshuis – en zeker op de camping – is het opletten geblazen. In dit artikel lees je hoe je jezelf en anderen beschermt, of je nu binnen, buiten of aan het kamperen bent.


In het kort:

⚡ Onweer & thuis ⚡ Onweer & buiten ⚡ Onweer en kamperen: 🏕️ Tent 🚐 Caravan

Lees ook: Regen, regen en nog eens regen … zo voorkom je wateroverlast

Thuis tijdens onweer: veilig, maar niet zonder risico's

In huis ben je relatief goed beschermd tegen blikseminslag, zeker als het gebouw voorzien is van een goede bliksemafleider. Toch zijn er een paar voorzorgsmaatregelen die je serieus moet nemen. Gebruik bij onweer liever geen apparaten die verbonden zijn met het stroomnet of met leidingen. Denk aan de wasmachine, een vaste telefoon of een bedrade computer. Bliksem kiest daarbij meestal de makkelijkste route naar de grond, en dat zijn vaak metalen onderdelen in huis zoals koperdraden of waterleidingen.

Trek bij voorkeur de stekkers uit het stopcontact van kwetsbare apparatuur zoals computers, tv's of de router. Een stekkerdoos met overspanningsbeveiliging biedt wel wat bescherming, maar niet bij een directe inslag. Ga liever ook niet douchen of in bad, want waterleidingen kunnen de elektrische spanning van een blikseminslag geleiden.

Ramen kun je gewoon dicht houden, en als je wilt kijken naar het natuurgeweld, doe dat dan vanaf een veilige plek binnenshuis. Zorg dat huisdieren binnen zijn en zet het alarmsysteem even uit als dat storingsgevoelig is bij blikseminslag.

Buiten bij onweer: voorkom dat je zelf bliksemafleider bent

Ben je onderweg of buiten als het begint te donderen, dan is het zaak om snel te handelen.

Onthoud: als je de bliksem ziet en binnen 10 seconden de donder hoort, zit je binnen de gevarenzone. Zoek dan zo snel mogelijk een veilige schuilplek.

De veiligste plek is een gebouw met muren en een dak – bijvoorbeeld een winkel, huis of station. Een auto met metalen carrosserie is ook een prima optie. Die werkt als een kooi van Faraday en geleidt de stroom om je heen in plaats van door je heen.

Vermijd tijdens onweer open velden zoals weilanden of sportterreinen, want daar ben je letterlijk het hoogste punt. Ook hooggelegen plekken zoals duinen of heuveltoppen vormen een risico. Zoek geen beschutting onder een boom die in z'n eentje op een veld staat – dat is juist een bliksemmagneet. Blijf verder uit de buurt van metalen objecten zoals hekken, masten of fietsen, en houd afstand van water – of dat nu een meer, sloot of zwembad is.

Kun je nergens heen? Maak jezelf dan zo klein mogelijk: hurk neer op je voetzolen, houd je voeten tegen elkaar en wikkel je armen om je knieën. Ga niet liggen; zo vergroot je je contactoppervlak met de grond, wat het risico op aardstroom vergroot.

©ID.nl

Kamperen met onweer: extra opletten in tent of caravan

Kamperen geeft een gevoel van vrijheid, maar bij onweer ben je juist extra kwetsbaar. Een tent biedt geen enkele bescherming tegen bliksem, hoe stevig het doek ook is. Het metalen frame vergroot het risico juist, vooral als je op een open veld kampeert of vlak bij een losse boom staat.

Als er onweer op komst is, zoek dan zo snel mogelijk een veilig onderkomen. Een stenen sanitairgebouw, de receptie of je auto bieden veel meer bescherming dan een tent. Zit je in een camper of caravan met een metalen buitenkant? Dan ben je redelijk veilig, mits je ramen en deuren gesloten houdt en geen contact maakt met metalen delen. Stacaravans met een houten of kunststof omhulsel bieden die bescherming niet: het klopt dat ze geen stroom geleiden, maar ze voeren die ook niet af. Daardoor kan een blikseminslag via leidingen of metalen onderdelen binnen alsnog gevaarlijk uitpakken. Tijdens onweer blijf je dus beter uit de buurt van dat soort constructies.

Laat ook je elektronische spullen niet in de tent of aan opladers zitten. Berg ze los op, zonder kabels of contact met de grond.

Staan er bomen op de camping? Zorg dat je tent daar niet direct onder staat. Bij inslag kunnen takken afbreken of kan de bliksem via de wortels naar de grond doorslaan. Ook op campings in de bergen of aan open water is het risico op blikseminslag extra hoog – check bij aankomst wat de aanbevolen schuilplaatsen zijn.

En hoe zit het met de tentstokken?

Metalen tentstokken zijn niet per definitie gevaarlijk, maar ze kunnen wel extra risico opleveren bij onweer. Omdat tenten vrijwel altijd met metalen haringen in de grond staan, is er al snel sprake van een geleidende verbinding met de bodem. Bij een blikseminslag kan de stroom zich dan via het frame en de haringen verspreiden, met risico voor wie zich in de tent bevindt. Daarom blijft het advies: verlaat bij onweer de tent en zoek een écht veilige plek op.

Tot slot: een goede voorbereiding helpt

Kijk altijd naar de weersvoorspelling voordat je op pad gaat. Veel weerapps geven een melding bij onweerskansen, vaak met een tijdsindicatie en locatie. Op de camping is het handig om bij aankomst al te weten waar je naartoe kunt bij slecht weer.

Zorg ook dat je zaklamp, powerbank en radio of noodaccu paraat hebt als je kampeert, voor het geval de stroom uitvalt. En vooral: blijf rustig. Onweer is gevaarlijk, maar met de juiste kennis en voorzorgsmaatregelen voorkom je ongelukken.

🔦 Voor als de stroom uitvalt

Licht in de duisternis!